Start: Welk dier hoort bij...?
Druk op de deksel van het muziekdoosje. Luister naar het geluid. Welk dier is dit? (Cavia) Zoek ze in de stal. Kijk eens goed, hebben alle cavia s dezelfde jas (vacht) aan? Voel de verschillende vachten. Als het nu niet lukt de cavia s te aaien dan kun je het met hulp van een dierverzorger aan het einde van de les nog proberen. Opdracht 1: vacht (Het aaien is overigens niet verplicht.)
Cavia s maken ook veel geluid als ze weten dat ze iets lekkers krijgen. Doe jullie ogen dicht en rammel met het bakje met brokjes. Luister naar de cavia s. Ze praten met elkaar. Geef de cavia s een paar brokjes (niet het hele bakje!) Probeer met elkaar het geluid van de cavia s na te doen. Opdracht 2: Caviapraat
Probeer de kinderen in deze opdracht te laten merken dat de (droge) poep van planteneters niet alleen vies is. Wel na afloop van de les altijd goed de handen wassen met zeep. Kijk eens naar de poepjes van de cavia s. Neem er een paar op je hand en laat ze van dichtbij zien. Zijn ze hetzelfde als onze poep? (nee, kleine keuteltjes en droog). Als jullie al bij de konijnen geweest zijn: Wat is het verschil met konijnenkeutels? (Cavia, lang en dun. Konijn, ronde balletjes) Opdracht 3: poep Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het bovenin het kistje. Loop met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje.
Start: Welk dier hoort bij...?
Laat het hoefijzer aan de kinderen zien Welk dier kan deze schoenen dragen? (Pony,ezel, de pony s en ezels op de stadsboerderij hebben geen hoefijzers) Zoek ze op. Als pony s en paarden en ezels veel over straat lopen slijten hun hoeven te snel. Daarom krijgen ze hoefijzers onder hun hoeven. Bekijk de hoeven van de pony en/of ezels maar eens. Op welk tekening lijken ze? (de 1e tekening, de hoeven zijn enkel en dus niet gespleten) Opdracht 1: schoenen
Wie is de pony en wie is de ezel? Zie je de verschillen? Let daarbij op: de oren (bij de ezel langer) de staart de poep Opdracht 2: verschillen Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met het hoefijzer bovenin het kistje. Loop met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje.
Start: Welk dier hoort bij...?
Wat zit er in het zakje? Laat alle kinderen met hun ogen dicht ruiken. Laat alle kinderen met hun ogen dicht voelen. Laat ze dan kijken. Wat is het? (Wol) Van welk dier is dit? (Schaap) Ga naar dit dier toe. Opdracht 1: wol
Hebben alle schapen dezelfde kleur wol? Als je heel rustig naar de schapen toeloopt kun je de schapen aanraken. Voelen alle schapen hetzelfde? Voel eens aan je eigen haren, voelen die net zo als wol? Ruik nog eens aan de wol. Ruikt het schaap het zelfde als de wol? Wat kan je van wol maken? wel: bijvoorbeeld, gebreide trui, sjaal, muts, vloerkleed, dekbedvulling, ook vilt wordt van wol gemaakt. Opdracht 2: voelen niet: bijvoorbeeld, t-shirt, (gemaakt van katoen, van een plant) panty, (gemaakt van kunststof, in de fabriek).
Kennen jullie een liedje over schapen? Zing het met z n allen. Loop al zingend met het kistje terug naar de grote kist. Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met het zakje wol bovenin het kistje. Haal daar een nieuw kistje. Opdracht 3: liedjes schaapje, schaapje, heb je witte wol? slaap kindje slaap... daar buiten loopt een schaap.
Start: Welk dier hoort bij...?
Welk dier heeft zulke horens? (geit of dwerggeit, dwerg betekent klein) Zoek ze maar. Kijk eens goed naar de geiten. Hebben ze allemaal horens op hun hoofd? Zijn alle horens even groot? Welke kleur(en) hebben ze? Zijn ze hard of zacht? Waarvoor dienen de horens? (om indruk mee te maken en om te vechten) Een mannetjesgeit heet een bok. Bokken en geiten kunnen allebei horens hebben. Opdracht 1: horens Horens zijn van hetzelfde materiaal gemaakt als onze nagels.
Voel met je ogen dicht aan de verschillende vachten op het plankje. Welke hoort bij de geit, denk je? Probeer de geiten te aaien. Voelt het hetzelfde als de vacht op het plankje? Opdracht 2: voelen
Kijk goed naar de poten van de geit. Hebben ze dezelfde voeten als jij? (nee, hoeven) Ken je nog meer dieren met zulke hoeven? (bijvoorbeeld schaap, varken, koe, hert) Wat voor geluid maken geiten? Probeer ze na te doen. Misschien gaan de geiten wel met jullie mee mekkeren. Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met de hoorn bovenin het kistje. Loop met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje. Opdracht 3: voeten en geluid mekkeren!
Start: Welk dier hoort bij...?
Zoek het dier dat bij het ei hoort. (Kip) Heeft een kip haren of veren? (Veren, het is een vogel) Wie wil kan proberen een kip aan te raken. Doe heel rustig en ren er niet achteraan. Er zijn verschillende soorten veren. Kijk maar eens in het kistje naar de veren en voel eraan. Donsveren worden gebruikt in kussens en dekbedden. Opdracht 1: ei en veren
Strooi wat voer uit het bakje en kijk hoe de kip eet. Je kan de kippen ook uit je hand laten eten. Heeft een kip tanden en kiezen? (Nee, vogels hebben alleen een harde snavel. Steentjes in hun maag helpen het voedsel te malen) Kijk eens goed in het hok. Waar kunnen de kippen drinken? Waar zouden ze hun eieren leggen? Als je een ei vindt mag je dat aan de verzorger van de dieren geven. Opdracht 2: tanden?
Hen (vrouwtje), haan (mannetje) en kuiken (kind) maken ieder hun eigen geluid. Druk op de deksel van het muziekdoosje. In welke volgorde hoor je de geluiden? Antwoord: 1. haan 2. hen 3. kuikentjes Opdracht 3: kraaien Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met het ei bovenin het kistje. Loop met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje.
Start: Welk dier hoort bij...?
Zoek het dier dat deze drank maakt. (Koe) Als de koe in de buurt staat kun je proberen de koe aan te raken. Als er geen koe in de buurt is, kan je het vachtje laten voelen. Is de vacht zacht of hard? Opdracht 1: melk
Ruik aan de bakjes met hooi en stro. Welke vind je het lekkerst ruiken? Welke eet de koe? (hooi, stro is om op te liggen) Als de koe in de buurt is, zoek een pluk hooi en geef het aan de koe. Mensen eten met mes, lepel en vork. Hoe pakt de koe zijn eten? (met zijn tong, zijn tong is heel lang) Opdracht 2: hooi en stro
Zie je de uier van de koe? Hoeveel spenen zie je? (4) Als de boer met de hand de koe melkt, drukt en trekt hij voorzichtig aan de spenen. Zo komt de melk eruit. Als de houten koe er staat mag je ook eens proberen te melken. Er komt dan geen melk uit maar water. Opdracht 3: melken Stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg samen met het pak melk bovenin het kistje. Loop met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje.
Start: Welk dier hoort bij...?
Als jullie willen mogen jullie de oren opzetten. (Let op: niet doen als er hoofdluis heerst.) Zoek het dier met lange oren. (Konijn) Bekijk de konijnen goed. Zijn ze allemaal even groot? (nee) Hebben ze allemaal dezelfde kleur? (nee) Kunnen konijnen met hun neus bewegen? (ja) En jij? probeer jij eens met je neus te bewegen. Opdracht 1: oren
Laat de kinderen onder begeleiding voorzichtig een konijn aanraken. Voelt het zacht of hard? (zacht) Voelt het koud of warm? (warm) Voelt jouw huid ook zo? (nee) Wat zijn de konijnen aan het doen? (wassen, lopen, springen, eten, drinken, horen, ruzie maken, graven) Opdracht 2: vacht en gedrag
Probeer de kinderen in deze opdracht te laten merken dat de (droge) poep van planteneters niet alleen vies is. Wel na afloop van de les altijd goed de handen wassen met zeep. Hoe zien de poepjes van het konijn eruit? Wijs ze aan in het keuteldoosje. Leuk om aan de kinderen te laten zien: als je de keutels breekt of fijn wrijft vind je restjes (planten)voedsel terug. Spring met konijnensprongen met het kistje terug naar de grote kist. Opdracht 3: poep Doe de oren af en stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met de oren bovenin het kistje. Haal daar een nieuw kistje.
Start: Welk dier hoort bij...?
Zet de neuzen op. Zoek het dier met zo n neus. (Varken) Een varken is een heel slim en net dier. Hoe ruikt het varken? Kan het varken zijn neus bewegen? (ja, hij wroet ermee in de grond) Waarin wil het varken het liefst wroeten? (modder) Opdracht 1: neus
Kijk eens goed naar het varken. Heeft het varken haren? Denk je dat de haren hard of zacht zijn. Voel aan de haren op de huid in het kistje. (deze zijn van een wild zwijn een varken dat in Nederland nog in de natuur voorkomt, wildzwijnharen zijn nog harder en stugger dan van een tam varken) Van varkensharen worden kwasten gemaakt. Opdracht 2: haar
Maakt het varken geluid? (ja, knorren, een varken kan wel op meer dan 20 verschillende manieren knorren) Probeer het knorren na te doen. Zet de neuzen af en stop alle spullen terug in het kistje. Draai de startpagina van het opdrachtenboekje voor en leg het samen met de varkens neuzen bovenin het kistje. Loop knorrend met het kistje terug naar de grote kist. Haal daar een nieuw kistje. Opdracht 3: knorren