Rapportage Bureau CoAct-consult "Analyse instroom Bureau Jeugdzorg Zeeland"

Vergelijkbare documenten
Wat zijn de feiten rondom de jeugdzorg in Zeeland? Wat zijn de feiten rondom de jeugdzorg in Zeeland?

De Limburgse Jeugdmonitor

Pedagogen in de Centra voor Jeugd en Gezin

Aanmeldformulier vrij toegankelijke jeugdzorg

de jeugd is onze toekomst

Voorstel aan : Gemeenteraad van 26 januari 2009 Door tussenkomst. Nummer : Onderwerp : Startnotitie Centrum Jeugd en Gezin Bijlage(n) : 1

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Wmo-2015 Hoe gaat gemeente Hulst hiermee om?

Presentatie. Kortdurende Pedagogische Hulpverlening in het Centrum voor Jeugd en Gezin te Apeldoorn. CJG structuur Interventie

De2e begrotingswijziging 2017 wordt besluitvormend geagendeerd voor de vergadering van het Algemeen Bestuur op 14 juli 2017.

Jeugdbeleid en de lokale educatieve agenda

Jeugdmonitor Zeeland: OPGROEIEN EN OPVOEDEN IN HET GEZIN

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN - VROUWEN VAN 60 JAAR EN OUDER

Jeugdzorg verandert. Decentralisatie +

- coördinator doorstart Eindhoven - consulent Humanitas district Zuid

Cijfers over opvoedingsvragen en -problemen

Themarapport NR4 ZICHT OP RISICOGEZINNEN EN HULP. Ouders Jonge Kinderen. maart 2011

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Wat zijn mogelijke oorzaken voor de toename?

27 januari 2004 Nr , W Nummer 2/2004

Vraaggericht, actief-anticiperend en detecterend. Surveillance van gezondheid, groei en ontwikkeling

2010D Lijst van vragen totaal

Jaarverslag Regionaal Bureau Leerplicht/RMC Oosterschelderegio

Jeugdigen en Gezinnen Versterken Dichtbij kind en gezin, meer samenhang en kwaliteit

Centrum voor Jeugd en Gezin

MET CARDEA KUN JE VERDER

Evaluatie convenanten met gemeenten inzake aansluiting jeugdzorg en jeugdbeleid

Jeugdhulp Benchmark 1.0 Gemeente: Dummy. Regio: Regio Dummy Provincie: Provincie Dummy

Oplegnotitie Verlenging regionale Beleidsplan Jeugdhulp voor de periode

Factsheet pedagogische hulp in de stadsregio Rotterdam : welke plaats in het nieuwe jeugdbeleid?

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Sluitende aanpak. voor risico- en. probleemjongeren

Transitie Jeugdzorg. Van zorgen voor naar zorgen dat. Informatiebijeenkomst voor raadsleden Elburg 7 mei 2012

Gebruik jeugdzorg in Zuidwest-Friesland, 1e half jaar Feitenblad

Inhoudsopgave. Pagina. Voorwoord 3. Missie 4. Het jaar Registratie gegevens 6. Het jaar

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Crisisopvang. onderzoek naar het oneigenlijk gebruik

Zelftest Basisteam Jeugd -

Met een goede start naar de basisschool

Jeugdzorg naar gemeenten

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Contouren van een nieuw jeugdstelsel

NHG-Standpunt. Huisartsenzorg en jeugd. Kom, we gaan naar de dokter... standpunt

Imago-onderzoek 2014 Centrum voor Jeugd en Gezin Gemeente Apeldoorn

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP

Instructie cliëntprofielen

SNELINFORMATIE ARBEIDSMARKTREGIO ZEELAND

Medisch specialist ziekenhuis

Welke kansen geeft decentralisatie van de Jeugdzorg voor Welzijn? Voorjaarsworkshop Verdiwel 7 april 2011 Inleiding Wiel Janssen

Alleen als het echt niet anders kan

Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp

Actualisatie verdeelmodel jeugdzorg 2009

Inhoud 2. Hulp aan de ouders ten behoeve van de kinderen Vroegdiagnostiek Hulp aan het gezin ons specifiek hulpaanbod

Verwijsindex risico s jeugdigen Utrecht

Factsheet pedagogische hulp in Haaglanden 2013: welke plaats in het nieuwe jeugdbeleid?

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

Kenniskring Entree van zorg

Presentatie verdiepingssessie inkoop Jeugd-AWBZ. Vrijdag 13 juni 2014

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Klanttevredenheidsonderzoek 1-op-1 Relaties Trajecten

INFORMATIE VERWIJSINDEX RISICOJONGEREN. Dit memo bevat inhoudelijke informatie. De procesaanpak wordt toegelicht in de presentatie

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

Reactie op advies Platform Samenleving IJsselstein op ceo Jeugd over zaaknummer augustus 2018 blad 1 van D.A.

FACTSHEET #2. TRANSFORMATIEMONITOR JEUGD Moerdijk. Inleiding. maart 2016

Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland

Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur

De kracht van pedagogisch adviseren

Inhoud 1. Intensieve Ondersteuning Gezin (IOG) Inhoud en doelgroep Beoogd eindresultaat Werkwijze Aanpak

Voor wie? Hoe werkt het?

Strategische Ontwikkeling. De Deventer Jeugd in Beeld Editie 1

Rapportage Opvoed- en hulpvragen CJG 2010

Presentatie t.b.v. studiedag 16 mei 2013

Centrum Jeugd & Gezin Maasland

Aanpak: CJG-aanpak. Beschrijving

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Raadsvoorstel. Kadernotitie Centrum Jeugd en Gezin Oostzaan oktober 2009 Maatschappelijke participatie

Onderwijs- en jeugdbeleid 24 september Terug naar eerste pagina

Effectieve opgroei- en opvoedhulp

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL 11G / K. Fiselier BP OA. Intensivering project 'Eigen Kracht in het CJG' Zorg voor de mens

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

Aanpak: Interventieteam Gezinnen. Beschrijving

Themarapport. Criminaliteit & Veiligheid NR4. Enquête Jongvolwassenen. januari Gedragingen

HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG

Lezen, bibliotheek en jongeren

1 Regeling voorziening gezinsondersteuning kinderopvang gemeente Renkum Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum,

Transcriptie:

bericht op brief van: uw kenmerk: De voorzitter van Provinciale Staten van Zeeland P/a Statengriffier ons kenmerk: 08010501/4 afdeling: Welzijn bijlage(n): -1- behandeld door: P.W. Moerdijk doorkiesnummer: (0118) 63 14 41 onderwerp: Rapportage Bureau CoAct-consult "Analyse instroom Bureau Jeugdzorg Zeeland" verzonden: Middelburg, 8 april 2008 Geachte voorzitter, In de Commissie Welzijn heeft gedeputeerde Van Heukelom toegezegd de rapportage van CoAct-consult "Analyse instroom Bureau jeugdzorg Zeeland" aan de Commissie toe te zullen sturen. Deze rapportage treft u hierbij aan. Hoogachtend, gedeputeerde staten,,voorzitter,secretaris V3.5

Analyse instroom Bureau Jeugdzorg Zeeland In opdracht van de Provincie Zeeland * P.H.Kwakkelstein COACT Consult * Warder, juni 2007 1

1. Inleiding Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het omvangrijke project Naar een nieuwe inrichting van jeugdzorg in Zeeland 2006-2008 dat in 2006 van start is gegaan in opdracht van de Provincie Zeeland. Het doel van dit project is om door een nieuwe aanpak en organisatie van de jeugdzorg in Zeeland meer jeugdigen (en ouders) sneller te voorzien van zorg die op hun behoefte is toegesneden en die daardoor verergering van de problemen voorkomt. In dat kader wordt de jeugdzorg in Zeeland gemodelleerd en ingericht volgens de aanpak Intensief Pedagogische Thuishulp die door COACT Consult is ontwikkeld voor de jeugdzorg. Om een beter inzicht te verkrijgen in de cliëntenstroom die zich aandient bij het bjzz is in 2006 een instroomanalyse uitgevoerd van cliënten bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland. Dit rapport geeft een overzicht van de bevindingen van het onderzoek. 1.1 Instroomanalyse Ten behoeve van dit onderzoek is in de eerste maanden van 2006 aan 118 cliënten die zich bij Bureau Jeugdzorg Zeeland aanmeldden een aantal vragen gesteld. Deze vragen betreffen ondermeer de voorafgaande hulpverlening, de wijze van aanmelding, de dagbesteding van de cliënten, de samenstelling van het gezin en bijzondere omstandigheden in het gezin. Daarnaast is aan de betrokken medewerkers van het Bureau Jeugdzorg Zeeland gevraagd om door middel van een ernsttaxatie-instrument de ernst van de problemen van de aangemelde cliënten te duiden. Om dit instrument te kunnen hanteren zijn de medewerkers door COACT Consult getraind. De uitgevoerde analyse kan inzichtelijk maken of bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland veel cliënten worden aangemeld die eigenlijk door voorzieningen in de niet-geïndiceerde jeugdzorg (zgn. voorliggende voorzieningen) geholpen hadden kunnen worden. Ook kan zichtbaar worden gemaakt of er cliënten zijn die, gezien de zwaarte van hun problematiek eigenlijk niet in de jeugdzorg terecht behoeven te komen, daar toch naar worden verwezen door het Bureau Jeugdzorg Zeeland. 1.2 Contextuele Overwegingen De lezer van deze rapportage dient zich te realiseren dat van een afstemming tussen voorliggende voorzieningen en de jeugdzorg tot op heden nauwelijks sprake is. De herinrichting van de jeugdzorg die met de invoering van de wet op de jeugdzorg in 2006 eerst goed op gang is gekomen beperkt zich hoofdzakelijk tot het bereik van de geïndiceerde jeugdzorg. Met de instelling van het provinciale bureau jeugdzorg is een loket geschapen waarbij iedereen zich kan aanmelden om hulp te vragen voor problemen met de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen. En daarvan wordt sindsdien ook in ruime mate gebruik gemaakt. Dit heeft in het algemeen drie belangrijke consequenties gehad: 1. Het bureau jeugdzorg is de plaats geworden waar de schifting plaats vindt van klachten en problemen die wél en die níet in de geïndiceerde jeugdzorg thuishoren. 2. Door het ontbreken van een samenhangend en gekoppeld beleid gericht op vroegtijdige signalering door- en zorg vanuit voorliggende voorzieningen worden er 2

cliënten met geëscaleerde problematiek bij het bureau jeugdzorg aangemeld waarvan moet worden geconstateerd dat een eerdere signalering en eerder aangeboden hulp vanuit voorliggende voorzieningen de gang naar de jeugdzorg had kunnen voorkomen. 3. Hoewel het bureau jeugdzorg in een aantal gevallen constateert dat een indicatie voor jeugdzorg niet nodig zou moeten zijn wordt in het belang van het kind bij gebrek aan alternatieven in de sfeer van voorliggende voorzieningen toch een jeugdzorgindicatie vertrekt. In de Provincie Zeeland is parallel aan de herziening van het jeugdzorgstelsel in 2006 een project op gang gebracht gericht op het samenhangend functioneren van voorliggende voorzieningen. Daartoe is een Provincie-brede Taskforce Jeugd bestaande uit gemeentelijke en provinciale bestuurders in het leven geroepen. Deze Taskforce stelt zich tot doel om voor heel Zeeland in de komende jaren een basisinfrastructur van jeugdvoorzieningen tot stand te brengen. Dit betekent dat het gehele stelsel van hulp en ondersteuning voor jeugdigen (en ouders) in Zeeland, geïndiceerde- en niet geïndiceerde jeugdzorg, als een onderling samenhangend stelsel benaderd gaat worden. De verwachting is dat wanneer in de nabije toekomst deze samenhang in het stelsel van voorzieningen voor jeugdigen wordt geëffectueerd, problemen in de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen in een vroegtijdig stadium kunnen worden getraceerd en dat daarvoor eerder dan thans adequate hulp en ondersteuning beschikbaar zal zijn. Dit zal ook kunnen leiden tot een afname van de doorverwijzing naar jeugdzorg. Echter omdat in 2006 met de vernieuwing van de geïndiceerde jeugdzorg in Zeeland al een voortvarende start is gemaakt, die zich in de komende jaren zal doorzetten, valt in de eerstkomende jaren (2007/8) ook nog in zekere mate een omgekeerd effect te verwachten: grotere toestroom naar de jeugdzorg. De verklaring hiervoor is dat de inrichting van het stelsel volgens het IPT-model betekent dat de jeugdzorg gericht is op het kind (en de ouders) in de leefomgeving (contextuele benadering). Dit betekent dat jeugdzorg zich manifesteert in het gezin, in de sociale context van het gezin, in de leefwerelden waarin het kind zich bevindt (bv. kinderopvang en onderwijs) en contact zoekt met voorzieningen die reeds bij het gezin betrokken waren, betrokken zijn of betrokken zouden moeten worden. Hierdoor wordt jeugdzorg zichtbaarder voor de cliënten, hun omgeving en de voorliggende voorzieningen. Dit zal naar verwachting, naast de voorziene autonome toename van de vraag, een extra toename van de aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg Zeeland tot gevolg hebben. De verwachting is echter ook dat de inrichting van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) 1 in Zeeland zijn beslag krijgt in de jaren 2009. Daarmee ontstaan laagdrempelige loketten in de leefomgeving van Zeeuwse burgers waar ouders, jeugdigen zelf, en professionals vanuit voorliggende voorzieningen en het onderwijs zich kunnen aandienen met vragen en problemen omtrent de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen. Deze centra moeten tevens het scharnierpunt worden tussen niet geïndiceerde en wel geïndiceerde jeugdzorg. Deze centra, waarin de jeugdfuncties van de WMO worden ondergebracht, zullen een betekenisvolle functie hebben in de vroegtijdige signalering van vragen en problemen en daarvoor snel hulp en ondersteuning kunnen organiseren. 1 Centra voor Jeugd en Gezin vormen de kern van de beoogde Basinfrastructuur Jeugd in Zeeland. Het oogmerk van de Taskforce Jeugd is om voor de gehele provincie een beleid te ontwikkelen voor de invoering van deze CJG s. 3

2. Instroomanalyse 2.1 Algemene gegevens Ten behoeve van deze analyse van aanmeldingen bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland zijn gegevens verzameld van 118 cliënten die in de eerste maanden van 2006 bij het bureau werden aangemeld in volgorde van aanmelding. Vier van deze cliënten zijn woonachtig buiten de provincie. In heel 2006 zijn 1107 cliënten bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland aangemeld. 2.2 Regionale spreiding cliënten BJZZ Aanmeldingen BJZZ uit Zeeland in 2006 NdBlnd (1476) geel=aantal cliënten steekproef per gemeente Aantal aanmeldingen per gemeente in 2006 % aanmeldingen per gemeente opt totaal 1107 in 2006 186 171 16,8% 140 9,1% 15,4% 8,7% 5,2% 6,1% 6,7% 96 101 12,6% 5,3% 4,0% 4,4% 74 3,6% 68 58 59 1,9% 49 40 44 21 18 23 7 2 5 4 7 12 14 1 15 5 1 Kapelle (3170) Sluis (4972) Veere (5423) Hulst (6113) Rwaal (6118) Bor (6133) Tholen (7009) Sch Dld (7790) Goes (8587) aantal 0-19 jarigen per gemeente (totaal Zeeland in 2006: 90691) Vliss (9818) Mburg(11447) Tern (12635) In deze grafiek wordt zichtbaar waar de cliënten die in 2006 worden aangemeld bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland woonachtig zijn. Ook is zichtbaar gemaakt waar de 114 cliënten uit de steekproef voor dit onderzoek (geel) wonen. De meeste aanmeldingen in 2006 zijn afkomstig uit Terneuzen, de gemeente met in Zeeland ook de meeste 0/19 jarige inwoners (12635). Opvallend is het relatief geringer aantal aanmeldingen vanuit Middelburg op het totaal van 1107 aanmeldingen in 2006. 4

Wanneer we het aantal cliënten dat per gemeente in 2006 bij Bureau Jeugdzorg Zeeland werd aangemeld afzetten tegen het aantal jeugdigen per gemeente dan worden onderlinge verschillen zichtbaar: 2,00% 1,80% % aanmeldingen bjzz 2006 op totaal aantal 0-19 jarigen in gemeente 1,74% 1,60% 1,40% 1,20% 1,00% 1,42% 1,26% 0,88% 0,90% 0,95% 1,11% 0,96% 1,37% 0,95% 1,18% 1,22% 1,47% 0,80% 0,60% 0,40% 0,20% 0,00% NdBlnd (1476) Kapelle (3170) Sluis (4972) Veere (5423) Hulst (6113) Rwaal (6118) Bor (6133) Tholen (7009) Sch Dld (7790) Goes (8587) Vliss (9818) Mburg(11447) Tern (12635) Aantal 0-19 jarigen per gemeente In deze grafiek wordt zichtbaar dat aanmeldingen in 2006 variëren van 0,9 % tot 1,7% (afgerond) van het aantal 0-19 jarigen in de gemeente. Het gemiddelde % aanmeldingen vanuit de Zeeuwse gemeenten bij Bureau Jeugdzorg Zeeland in 2006 is 1,19% van het aantal 0-19 jarigen in de gemeenten. Het valt op dat, gerelateerd aan het aantal 0-19 jarigen in de gemeente, vanuit Vlissingen de meeste aanmeldingen plaatsvonden in 2006. De gemeenten, Noord Beveland, Kapelle, Tholen en Terneuzen vallen ook ruim boven het gemiddelde. Opmerkelijk is de relatieve ondervertegenwoordiging van Sluis, Veere, Hulst, Borsele en Schouwen Duiveland. Deze onderlinge verschillen zijn op basis binnen het bereik van de voor dit onderzoek verzamelde gegevens niet verklaard worden. De verschillen kunnen verschillende oorzaken hebben: - het is mogelijk dat er in de betreffende gemeenten (verhoudingsgewijs) eenvoudigweg minder of meer jeugdigen en opvoeders zijn met problemen die in aanmerking komen voor hulp vanuit de jeugdzorg. - het kan echter ook zijn dat de verschillen niet voortkomen vanuit verschillen in de omvang en de kwaliteit van de problematiek van jeugdigen in de verschillende gemeenten, maar dat er onderlinge verschillen zijn in de kwaliteit van de signalering en de verwijzing naar het Bureau Jeugdzorg Zeeland. - In de derde plaats kan het zo zijn dat er tussen de verschillende gemeenten verschillen bestaan in het functioneren van vroegtijdige hulp vanuit voorliggende voorzieningen (incl. onderwijs). Dit kan resulteren in een te snelle verwijzing naar Bureau Jeugdzorg Zeeland of juist in een tijdige oplossing van problemen door voorliggende voorzieningen waardoor verwijzing naar Bureau Jeugdzorg Zeeland wordt voorkomen. 5

2.3 Spreiding over leeftijd In de volgende grafiek wordt zichtbaar hoe de spreiding van verschillende leeftijdsgroepen is verdeeld over de aanmeldingen in 2006 en in de steekproef. Spreiding over leeftijd bij aanmeldingen bjzz in 2006 Verdeling leeftijdsgroepen in aanmeldingen bjzz in 2006 (totaal 1156) Verdeling leeftijdsgroepen in steekproef (totaal 118) 35,0% 36% 23,9% 25% 22% 19,1% 21,6% 14% 0,0% 3% 0,3% 0-5 6 tot11 12 tot 14 15 tot 17 18 + leeftijdsgroepen De steekproef voor dit onderzoek is genomen in de volgorde van aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg Zeeland in de eerste maanden van 2006. Uit de vergelijking tussen de steekproef en de totale aanmeldingen in 2006 blijkt dat er in de steekproef sprake is van een oververtegenwoordiging van 15-17 jarigen en een ondervertegenwoordiging van 6-11 jarigen. Over het gehele jaar genomen maakt de leeftijdsgroep van 6 11 jarigen het grootste deel uit van de aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg Zeeland (35%). Het gaat hierbij om kinderen met zodanig geëscaleerde problematiek dat daarvoor door aanmelders geïndiceerde jeugdzorg noodzakelijk wordt geacht. De veronderstelling lijkt gerechtvaardigd dat eerdere signalering en hulp vanuit voorliggende voorzieningen voor de jongste leeftijdscategorieën ertoe kan bijdragen dat het hoge % aanmeldingen uit deze leeftijdscategorie vermindert. 6

2.4 Spreiding over geslacht Aanmeldingen bjzz en geslacht Aanmeldingen 2006 (1156) Steekproef (116) 56% 51% 44% 49% j m Uit deze grafiek blijkt dat in de steekproef een oververtegenwoordiging is van vrouwelijke cliënten en een ondervertegenwoordiging van mannelijke cliënten. In geheel Zeeland worden beduidend meer jongens aangemeld dan meisjes. 2.5 Nationaliteit Tachtig procent van de in 2006 bij Bureau Jeugdzorg Zeeland aangemelde cliënten is van Nederlandse afkomst. 7

3. Gezinssituatie 3.1 Leefsituatie cliënten % thuissituatie aanmeldingen bjzz 2006 totaal aanmeldingen 2006: 1154 38,4% 31,1% 18,2% 8,6% 1,8% 1,7% 0,2% 2 ouders 1 ouder adoptiegez plgzorg zwervend anders onbekend oudersituatie steekproef aanmeldingen bjzz (n=93) 34 35 aantal gezinne 19 5 29% 30% 16% 4% biologische ouders biologische ouder biologische ouder+stiefouder geen biologische ouder ouder(s) Uit deze grafieken lijkt dat het overgrote deel van de aangemelde cliënten waarvan dat is geregistreerd afkomstig is uit een gezin met twee ouders. Het vrij hoge % cliënten (31,1%) waarvan dit niet is geregistreerd maakt deze gegevens echter onbetrouwbaar. Het is niet duidelijk waarom Bureau Jeugdzorg Zeeland van zoveel cliënten de thuissituatie niet heeft geregistreerd. In de steekproef is in 93 van de aangemelde cliëntsituaties het aandeel van kinderen met één (biologische) ouder onevenredig hoog (30%). Het grootste deel van de aangemelde cliënten in de steekproef is afkomstig uit gezinnen met twee kinderen. 8

3.2 Opleiding Ouders Genoten onderwijs ouders steekproef (n=53) 30,5% 6,8% 5,1% 1,7% 0,8% 1 lbo/mavo/mbo basisonderwijs speciaal onderwijs hbo/wo havo/vwo Het is niet met zekerheid te zeggen of de gegevens mbt. het opleidingsniveau van de ouders van aangemelde cliënten representatief zijn, de gegevensregistratie hieromtrent van het Bureau Jeugdzorg Zeeland is nogal onvolledig. Maar gezien het hoge % van ouders met lbo/mavo/mbo opleiding in de steekproef mag worden verondersteld dat dit beeld indicatief is voor de cliëntpopulatie. In de steekproef is het opleidingsniveau van ouders overwegend laag. 9

3.3 Opleiding Cliënten Opleiding cliënten steekproef (n=95) 50,0% 40,2% 27,1% 9,3% 9,3% 2,8% 0,0% 1 basisonderwijs vmbo speciaal onderwijs vwo mbo Het opleidingsniveau van cliënten uit de steekproef is in de meeste gevallen gekoppeld aan de leeftijdscategorie. Veel kinderen zitten bij aanmelding nog op de betreffende opleiding. 10

4. Aanmeldingstraject Aanmelding BJZZ door wie (n=118) 54,2% 38,1% aanmelding door 5,1% 2,5% ouders derden zelf onbekend Ongeveer de helft van de aanmeldingen bij bjzz in de steekproef wordt door de ouders gedaan (54,2%). Een substantieel deel (38%) wordt echter aangemeld door derden. Het aantal zelfaanmeldingen is gering. Bijna 60% van de aanmeldingen vindt plaats zonder tussenkomst van derden, hoewel derden wel op de mogelijkheid gewezen kunnen hebben. % verwijzingen naar bjzz door derden in 2006 31,23% 23% 14,19% 12,80% 4,93% 4,93% 2,51% 2,51% 2,42% 1,04% 0,43% 0,09% onbekend overig huisarts owvoorziening ggz amv kinderarts jgz politie Raad kb opvburo leerplicht In de kolom onbekend zijn opgenomen cliënten die zichzelf aanmelden of door ouders en door niet professionele derden zijn aangemeld. Van de cliënten die door professionele derden in 2006 werden aangemeld bij Bureau Jeugdzorg Zeeland worden de veruit meeste door de huisarts, onderwijsvoorzieningen en overigen verwezen. Opvallend is het relatief kleine % dat door jeugdgezondheidszorg, door opvoedbureaus en door leerplicht wordt verwezen. 11

Aanmeldingen niet in traject genomen door bjzz n=49 van 118 9% 8% 3% 0% intrekking aanmelding foutmelding verwijzing vóór screening verwijzing ná screening Een relatief klein deel van de cliënten die bij Bureau Jeugdzorg Zeeland worden aangemeld wordt na het eerste contact of na eerste screening niet door het Bureau Jeugdzorg Zeeland in traject genomen. De reden hiervan is waarschijnlijk de samenwerking van het Bureau Jeugdzorg Zeeland met het maatschappelijk werk waarin het AMW bij aanmeldingen als een soort filter werkt om te beoordelen of de ernst van de situatie verdere behandeling door het Bureau Jeugdzorg Zeeland rechtvaardigt. Verwijzingen voor/ en na screening zijn bijvoorbeeld naar AMW en andere voorliggende voorzieningen. 5. Hulpverleningsachtergrond In het onderzoek is gevraagd bij welke voorliggende voorzieningen de aangemelde cliënten hun hulpvraag of probleem eerder hebben aangekaart. Contact met voorliggende voorzieningen n=87 respondenten 25% 24% 21% 16% 15% 11% 8% 5% 5% 3% 3% 1% anders school jggz amw huisarts politie thuiszorg cons.buro psz schbgldienst halt ggd 12

Onder de categorie anders treffen we verwijzers als: Mee; VTO; SMW; kinderziekenhuis; pleegzorg; RMC; LVG; emergis; particuliere hulpverleners. Contacten met deze organisaties wijzen meestal op een reeds verder ontwikkeld probleem. We zien verder dat het onderwijs, de jeugdggz, het AMW, de huisarts en de politie de belangrijkste contacten in het voorliggende veld zijn. Opvallend is het geringe aandeel (in de steekproef) van thuiszorg in de voorafgaande contacten. Met hun verantwoordelijkheid voor de consultatiebureaus (in het grootste deel van Zeeland) en hun intensievere vormen van gezinsondersteuning zou men daarvan een grotere aandeel in voorliggende contacten hebben verwacht. Deze gegevens zijn indicatief, verder onderzoek onder de populatie van Bureau Jeugdzorg Zeeland zou hier meer duidelijkheid kunnen geven. Voorafgaande hulp Contacten met voorliggende voorzieningen wijzen nog niet op eerder verkregen hulp en ondersteuning. Daarom is ook gevraagd of de in de steekproef aangemelde cliënten eerder professionele hulp hebben gehad, voor wie en in welke mate. Hulphistorie (n=112) 28,57% 23,21% 20,54% 15,18% 12,50% geen eerdere hulp hulp jeugdige hulp opvoeder uitgebreide hulp jeugdige uitgebreide hulp opvoeder In de steekproef blijkt dat iets meer dan 70% van de 112 cliënten hulp heeft gehad voorafgaand aan de aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Zeeland. 27% daarvan heeft zelfs uitgebreide hulp gehad. Op 4 cliënten na zijn alle cliënten die geen eerdere hulp hebben gehad door Bureau Jeugdzorg Zeeland in traject genomen naar een indicatiestelling. Een belangrijk deel (28,5%) heeft echter geen enkele eerdere hulp gehad. Hier wordt het mechanisme zichtbaar dat in de inleiding onder het kopje Contextuele overwegingen bij punt 2 wordt genoemd: Bureau Jeugdzorg Zeeland als eerste contact van cliënten met al geëscaleerde problematiek. Ook wordt hier zichtbaar dat er waarschijnlijk sprake is van het derde in de inleiding genoemde mechanisme: Bureau Jeugdzorg Zeeland neemt cliënten in traject naar indicatie omdat in het voorliggende veld geen adequate voorzieningen (beschikbaar) zijn. In de sfeer van het preventieve jeugdbeleid valt hier waarschijnlijk nog veel te winnen. Bij realisering van de huidige plannen mbt. preventief jeugdbeleid in Zeeland mag verwacht 13

worden dat de problemen van de cliënten die geen eerdere hulp kregen (in de steekproef: 32 van 112) in een eerder stadium worden gesignaleerd en dat daar door voorliggende voorzieningen actie op wordt ondernomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de problematiek niet verder escaleert en er geen aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Zeeland noodzakelijk is. Verder blijkt uit deze grafiek dat 27% van de 112 bij Bureau Jeugdzorg Zeeland aangemelde cliënten eerder uitgebreide hulp heeft gehad, hulp die blijkbaar niet tot het beoogde resultaat heeft geleid. De veronderstelling is gerechtvaardigd dat dit % kleiner zou zijn geweest wanneer in een eerder stadium aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Zeeland zou hebben plaatsgevonden. De kans is aanwezig dat ondanks de eerder genoten hulp de problematiek zich heeft verhard of erger is geworden, en dat daardoor nu zwaardere zorg noodzakelijk is dan wanneer eerder aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Zeeland had plaatsgevonden. Deze cijfers ondersteunen impliciet het streven naar een vroegtijdige en verantwoorde taxatie van de ernst van de problematiek. In de plannen voor Centra voor Jeugd en Gezin in Zeeland is in de ontwikkeling en toepassing van een dergelijk ernsttaxatie-instrument voorzien 2. 6. Extra problemen in het gezin Risicofactoren Gekeken is welke extra problemen zich voordoen in de gezinnen van de aangemelde cliënten. Onder extra problemen moet worden verstaan: problemen die niet de directe aanleiding zijn van de aanmelding bij bureau jeugdzorg, maar die waarschijnlijk wel een contextueel verband hebben met de problematiek van het kind waarvoor hulp wordt gezocht. Het zijn de risicofactoren in de opvoedingssituatie. Hoewel dit voor slechts een deel van de cliënten van de steekproef is geregistreerd ontstaat er een indicatief beeld. Extra problemen in respondentgezinnen 43% n = 75 28% 24% 17% 17% 16% 12% 12% 11% 8% psychisch politie cont financieel andere taal relatie ziekte werkloosheid verslaving handicap In veel (43%) van de 75 gezinnen in de steekproef waarvan dit is geregistreerd is sprake van psychische problemen. In veel gezinnen is sprake van meerdere problemen die zich 2 Zie vervolg van deze rapportage. 14

tegelijkertijd voordoen. Opvallend is ook het % gezinnen waar in verband met het kind politiecontacten zijn geweest (28%). Bijna een kwart van de gezinnen uit de steekproef kampt met financiële problemen. Een relatief groot deel (17%) van gezinnen in de steekproef heeft last van taalproblemen, dit is opvallend omdat van de kinderen in de steekproef een vrij gering aantal niet in Nederland geboren is (12%), terwijl 22,9% van de ouders in de steekproef niet in Nederland geboren is. Protectieve factoren Tegenover de risicofactoren in de opvoedingssituatie staan zgn. protectieve of beschermende factoren. Wetenschappelijk is aangetoond dat zelfs in gezinnen die te maken hebben met een cumulatie van risicofactoren, protectieve factoren een zodanig tegenwicht kunnen bieden dat het normaal opgroeien van de kinderen in die gezinnen nauwelijks wordt belemmerd. Protectieve factoren (n=79) 37% 15% 19% 4% 25% sociale contacten vertrouwenspersoon leervaardigheden anders geen Nagegaan is of een aantal van deze protectieve factoren zich voordoen in de steekproefgezinnen. Bij 75% van de 79 gezinnen waarvan dit is geregistreerd is sprake van één of meerdere protectieve factoren. In veel gevallen zal hier sprake zijn van een potentieel protectieve factor. Potentieel, omdat hoewel de voorwaarden er wel zijn (bv.vertrouwenspersoon; sociale contacten) deze niet optimaal (kunnen) worden benut om hulp en ondersteuning ten aanzien van de problematiek te vragen (te bieden). Om de potentieel protectieve factoren te mobiliseren ten behoeve van een bepaalde problematiek is vaak een (beperkte) interventie van deskundigen noodzakelijk. Een bekend voorbeeld hiervan is de Eigen kracht conferentie, waarin vooral het informele sociale netwerk van het gezin wordt geactiveerd. Van de onderscheiden protectieve factoren wordt sociale contacten het meest genoemd. Verwacht mag worden dat de voorgenomen ontwikkeling van het preventief jeugdbeleid in Zeeland, meer dan thans, zal kunnen bijdragen aan de versterking van protectieve factoren in individuele gezinnen. Ook de in gang gezette vernieuwing van de jeugdzorg in Zeeland is (mede) gericht op het mobiliseren en versterken van protectieve factoren in de gezinsomgeving. 15

7. Ernsttaxatie Aan de professionals van het Bureau Jeugdzorg Zeeland die aanmeldingen beoordelen is gevraagd om de cliëntsituaties in de steekproef te beoordelen op de ernst van hun problematiek. Daartoe heeft COACT Consult een Ernstmatrix ontwikkeld en zijn medewerkers van het Bureau Jeugdzorg Zeeland getraind in de toepassing daarvan. 7.1 Toepassingen van de ernstmatrix Hoewel dit instrument aanvankelijk voor onderzoeksdoeleinden is ontwikkeld is gebleken dat het in de toepassing door professionals (Flevoland; Zeeland) een houvast geeft bij de beoordeling van de situatie van de cliënt en bij het vaststellen van de indicatie. Een verdere ontwikkeling die dit instrument thans doormaakt is geïnspireerd door de ontwikkelingen in Zeeland, waar de inrichting van het jeugdzorgstelsel meer wordt afgestemd op het preventieve jeugdbeleid, en waar tegelijkertijd een provincie-brede inrichting van een basisinfrastructuur jeugd wordt nagestreefd. In dat verband wordt door COACT Consult bekeken of het ernsttaxatie-instrument kan worden aangewend om in een vroegtijdig stadium van signalering te bepalen wat de ernst van de problematiek is (Centra voor Jeugd en Gezin). Het oogmerk is om uiteindelijk te beschikken over een hanteerbaar instrument dat snel kan aangeven of de betreffende problematiek in het veld van voorliggende voorzieningen kan worden aangepakt dan wel dat er een (snelle) doorverwijzing naar het bureau jeugdzorg moet plaatsvinden. Daarbij wordt een verdere verfijning in de toepassing van het ernsttaxatie-instrument in het preventieve veld gezocht die er op is gericht om per onderscheiden ernstcategorie aan te geven welk type hulp en ondersteuning adequaat is in de betreffende situatie. 16

7.2 Ernstmatrix De ernstmatrix (zie bijlage) vraagt naar een professionele beoordeling van de cliëntsituatie aan de hand van acht probleem-indicatoren waarbinnen vijf oplopende ernstcategorieën worden onderscheiden. De acht probleem-indicatoren zijn: - Moeilijk gedrag van het kind - In de knoop met zichzelf - Beleving opvoeding door ouders - Beleving ouderschap - Onderlinge steun ouders - Steun rondom het gezin - Opvoeding belemmerende omstandigheden - Hulpbehoefte De vijf onderscheiden ernstcategorieën zijn: - Opvoedingsvragen - Opvoedingsspanning - Verhoogde opvoedingsspanning - Opvoedingsnood - Opvoedingscrisis In elke cel van de matrix zijn statements opgenomen waaraan de professional de relevantie voor de betreffende cliënt moet beoordelen. Zo ontstaat per cliënt een totaalbeeld van de ernst van de problemen. 17

ERNSTCATEGORIEËN Opvoedingsvragen Opvoedingsspanning Verhoogde Opvoedings- Spanning Opvoedingsnood Opvoedingscrisis PROBLEEM- INDICATOREN Kindfactoren 1 (moeilijk gedrag van het kind) Kindfactoren 2 (het kind zit met zichzelf in de knoop) Het kind heeft thuis, op school of op straat weinig tot geen problemen Het kind ontwikkelt zich normaal Er is regelmatig een probleem met het kind, thuis, op school of op straat Er zijn af en toe vragen over de psychische en gedragsontwi k-keling van het kind Er zijn altijd wel wat problemen met het kind thuis, op school of op straat Er zijn duidelijke problemen in de psychische en gedragsontwikkeling van het kind Het leven van het kind thuis, op school of op straat is een aaneenschakeling van problemen Het vertoont merkwaardig gedrag of heeft onbegrijpelijke emoties Er is een acute probleem-situatie met het kind Het kind is een gevaar voor zichzelf of anderen Beleving van de opvoeding Beleving van het ouderschap Onderlinge steun van de ouders Steun vanuit het netwerk rond het gezin Opvoedingsvragen zijn naar tevredenheid op te lossen Ouder voelt zich competent Er is voldoende steun tussen de partners Er is voldoende steun uit het netwerk Men vindt de opvoeding van het kind vaak moeilijk De ouder voelt zich onzeker Er is beperkte steun tussen de partners Er is maar af en toe steun uit het netwerk Er is sprake van chronische opvoedingsstress De ouder voelt zich te kort schieten Men heeft niet veel aan elkaar Het netwerk kan geen echte oplossingen bieden De relatie tussen kind en ouder is ernstig verstoord De ouder voelt zich machteloos en de situatie lijkt onoplosbaar De ouders hebben elkaar niets te bieden Het netwerk functioneert niet meer De ouders kunnen het echt niet meer aan en geven het op. De ouder is de controle kwijt, kan veiligheid kind niet meer garanderen De ouders zijn niet in staat het kind op te voeden. Het netwerk kan zelfs nu niet bijspringen (bijzondere) Omstandigheden Hulpbehoefte Er zijn geen bijzondere omstandighe den die het opvoeden moeilijk maken Er is behoefte aan informatie vanuit interesse Het opvoeden wordt belemmerd door hoogstens één omstandighei d Er is behoefte aan persoonlijk advies Het opvoeden wordt belemmerd door enkele omstandighede n Er is behoefte aan begeleiding Er is een opeenstapeling van omstandigheden die het opvoeden belemmeren Zonder hulp kan de ouder het niet meer Er is een snel escalerende opeenstapeling van omstandigheden die het opvoeden belemmeren Er moet meteen ingegrepen worden 18

19

7.3 Resultaten ernsttaxatie De toepassing van de ernstmatrix op cliënten van de steekproef levert de volgende bevindingen op. Bij 60 bureau jeugdzorg aanmeldingen uit de steekproef wordt gescoord in de categorieën opvoedingsnood en opvoedingscrisis. Bij 67 steekproef-aanmeldingen wordt gescoord in de categorieën opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning. Van de 60 scores in de categorieën opvoedingsnood en opvoedingscrisis gaat het om ruim 43 % gezinnen met 2 biologische ouders, om 31,7% één-ouder-gezinnen en om ruim 18% gezinnen met één stiefouder. In de onderstaande grafiek wordt zichtbaar hoe vaak 73 cliënten bij aanmelding Bureau Jeugdzorg Zeeland door professionals werden gescoord op de ernstcategorieën. In totaal werden voor deze cliënten 569 scores uitgebracht op de ernstmatrix. Scores ernstcategorieen n = 73 respondenten, totaal scores ernstmatrix: 569 35% 33% 30% 25% 20% 20% 23% 15% 10% 10% 12% 5% 0% protectieve fact opv.spanning verhoogde opv.sp opv.nood opv.crisis Uit de verdeling blijkt dat totaal 53% van de scores binnen de categorieën opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning valt, en 35% binnen de categorieën opvoedingsnood en opvoedingscrisis. Op de categorie protectieve factoren wordt 10% van de scores van 73 cliënten uitgebracht. Opvallend is het hoge % van scores in de categorieën opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning (53%). Het is niet zo dat het hier cliënten betreft die uitsluitend binnen deze categorieën scoren, ook cliënten waarvoor binnen de andere categorieën wordt gescoord kunnen scoren op één of meerdere probleem-indicatoren binnen opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning. Wel is het naar de overtuiging van COACT Consult zo dat de meeste van de problemen die in de categorieën opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning aan de orde zijn, in de voorliggende voorzieningen aangepakt moeten kunnen worden. 20

Probleem-indicatoren In de volgende grafiek wordt zichtbaar op welke probleem-indicatoren 73 aangemelde cliënten worden gescoord door professionals van Bureau Jeugdzorg Zeeland. % van 73 aanmelders scorend op probleem-indicatoren 95,9% 95,9% 100,0% 86% 79,5% 83,6% 82,2% 78,1% moeilijk gedrag kind kind in de knoop problemen opv. problemen ouderschap ond steun netw steun omstheden hulpbehfte In de onderstaande grafiek is een overzicht gegeven van de scores op de onderscheiden probleem-indicatoren binnen de verschillende ernstcategorieën. Problemen binnen ernstcategorie (512 scores van 73 cliënten bjzz) opvoedingsspanning verhoogde opv. spanning opvoedingsnood opvoedingscrisis 5% 16% 34% 3% 23% 36% 8% 15% 11% 32% 33% 22% 30% 15% 23% 14% 16% 34% 11% 33% 34% 11% 34% 45% 30% 34% 21% 22% 14% 14% 18% 10% moeilijk gedrag kind kind in de knoop met zichzelf problemen met opvoeding problemen met ouderschap problemen onderlinge steun ouders ontbrekende steun vanuit netwerk problemen door bijzondere omstandigheden Hulpbehoefte problemen op gebied van Zoals in de eerste grafiek zien we hier de omvangrijke score in de categorie verhoogde opvoedingsspanning. Opvallend is ook de hoge score op problemen in de onderlinge steun van ouders in de ernstcategorie opvoedingscrisis. Hierna worden nog enkele opvallende aspecten nader bekeken. 21

Opvoeding en ouderschap Het valt op dat in categorie verhoogde opvoedingsspanning, problemen met opvoeding vaak wordt gescoord en dat problemen met ouderschap veel minder wordt gescoord. In de volgende ernstcategorie: opvoedingsnood, wordt echter vaak gescoord op problemen met ouderschap en veel minder op problemen met opvoeding. Uitvergroot ziet dat er als volgt uit: Problemen met opvoeding en ouderschap problemen opvoeding 41,4% problemen ouderschap 37,7% 25,9% 26,2% 26,2% 19,0% 13,8% 9,8% opv. spanning verhoogde opv. spanning opv. nood opv. crisis Zichtbaar wordt dat in de categorieën opvoedingsspanning en verhoogde opvoedingsspanning kindfactoren een grotere rol spelen dan ouderfactoren vergeleken met de categorieën opvoedingsnood en opvoedingscrisis. Dit gegeven geeft aanleiding tot de veronderstelling dat naarmate de problematiek escaleert de problemen van ouders zwaarder gaan wegen dan de problemen van de kinderen. Opvallend is dat deze verschuiving van problematiek zich met name voor lijkt te doen bij de overgang van de ernstcategorie verhoogde opvoedingsspanning en opvoedingsnood. Het is belangwekkend om bij de realisering van de basisinfrastructuur jeugd in de nabije toekomst te volgen of eerdere hulp en ondersteuning vanuit voorliggende voorzieningen, gecoördineerd door een Centrum voor Jeugd en Gezin, en gericht op de opvoedkundige competentie van ouders, ertoe zal leiden dat het aantal cliënten met problemen met opvoeding en de problemen met ouderschap die zich aandienen bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland zal afnemen. 22

Onderlinge steun ouders en steun vanuit het netwerk Problemen in onderlinge steun ouders en in steun uit netwerk (n=73) ond steun netw steun 36% 32% 25% 15% 14% 16% 17% 14% opv.spanning opv. spanning hoog opv. nood opv.crisis Hoe hoger de score hoe meer ouders van aangemelde cliënten uit de steekproef problemen hebben met onderlinge steun of steun vanuit hun netwerk. In deze grafiek wordt zichtbaar dat in de ernstcategorie verhoogde opvoedingsspanning` vaak sprake is van problemen met de onderlinge steun die ouders elkaar geven, en dat ook in een aanzienlijk deel van de gevallen vanuit het netwerk geen oplossingen geboden (kunnen) worden. Met name de scores in de categorie verhoogde opvoedingsspanning` zijn hier interessant omdat veel problemen in die ernstcategorie naar de opvatting van COACT Consult in de toekomst niet in de geïndiceerde jeugdzorg terecht behoeven te komen maar in de sfeer van het preventieve jeugdbeleid opgelost kunnen worden. *** 23