Noodwaterberging Groot Weijerswold

Vergelijkbare documenten
Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

percelen cultuurgrond

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Gebied: De Drie Polders

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Noodwaterberging Ossehaar

Betreft Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling Dijkverbetering Horstermeer Zuid

Blad 2. Beoordeling verzoek

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

4 Archeologisch onderzoek

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Archeologische Quickscan

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Beheer- en onderhoudsplan Vledders en Leijerhooilanden

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Heesch - Beellandstraat

Bijlage 26-1: Stedelijke wateropgave Nieuw-Schoonebeek

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Analyse landschappelijke inpassing Recreatiecentrum Zandpol

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Oude Badweg 60 Eelderwolde

Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Inhoudsopgave

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor plangebied De Grift te Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel) Steekproef /17, ISSN X)

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

Waterschap Hunze en Aa s

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Toetsing waterhuishouding

Zuidlaren (gemeente Tynaarlo) (Bron:

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

Burg. J.G. Legroweg 98 te Eelde

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Projectplan Holsdiek Orvelte

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Tynaarlo. Bron:

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

MEMO. Projectgegevens

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Landgoed De Hattert. Watertoets conform de uitgangspunten van Waterschap Aa en Maas. Datum : 1 oktober : Ir. L.J.A.M.

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Piekberging Haarlemmermeer

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Landschappelijke inpassing nieuwbouw MTS Vroege te Dalen

Bijlagen. Milieueffectrapport Waterberging Benedenloop Westerwoldse Aa, Kuurbos (Bos op Houwingaham), Bovenlanden en Hamdijk

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf.

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Archeologische quick-scan plangebied Elisabethterrein. Gegevens Plangebied

Bijlage 3. Vrijstellingen

Zonnepark Oudenhoorn. Gemeente Hellevoetsluis. Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

De Hulteweg, Leeuwerikenveld II te Coevorden (gemeente Coevorden) Een archeologisch bureauonderzoek. Libau, 16 december 2015 rapport

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord

Skuniadyk 14 te Bakhuizen

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

Eemnes. De Eempolder ( Bron:

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Ruimtelijke onderbouwing voor het legaliseren van een dierenverblijf in het hertenkamp aan de Hagewyk te Drachten

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Transcriptie:

Noodwaterberging Groot Weijerswold Aanmeldingsnotitie voor m.e.r.-beoordeling Concept Opdrachtgever: Waterschap Velt en Vecht Grontmij Nederland B.V. Assen, 5 februari 2010

Verantwoording Titel : Noodwaterberging Groot Weijerswold Subtitel : Aanmeldingsnotitie voor m.e.r.-beoordeling Projectnummer : 272230 Referentienummer : 272230 Revisie 02 Datum 5 februari 2010 Auteur(s) : drs. F.M.W. Bax; drs. H. Praamstra E-mail adres : hans.praamstra@grontmij.nl Gecontroleerd door : drs. A. Luinenburg Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : drs. ing. J.W. Popken Paraaf goedgekeurd : Contact : Stationsplein 12 9401 LB Assen Postbus 29 9400 AA Assen T +31 592 33 88 99 F +31 592 33 06 67 noord@grontmij.nl www.grontmij.nl Pagina 3 van 40

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 7 1.1 Aanleiding... 7 1.2 Groot Weijerswold... 7 1.3 Plan-m.e.r...8 1.4 M.e.r.-beoordeling... 8 1.5 Initiatiefnemer en bevoegd gezag... 9 1.6 Leeswijzer... 9 2 Kenmerken voorgenomen activiteit... 11 2.1 Beleidskeuzes... 11 2.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden... 12 2.3 Inrichtingsplan... 14 2.4 Toekomstige bestemming en beheer... 15 3 Plaats activiteit en effectanalyse... 17 3.1 Plaats van de activiteit... 17 3.2 Kenmerken van de potentiële milieueffecten... 18 3.2.1 Ruimtegebruik en leefbaarheid... 18 3.2.2 Landschap en cultuurhistorie... 19 3.2.3 Archeologie en geomorfologie... 25 3.2.4 Flora en fauna... 28 3.2.5 Water...32 3.2.6 Bodemhygiëne... 33 3.2.7 Verkeer, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid... 34 4 Afweging... 37 4.1 Overzicht omstandigheden... 37 4.2 Conclusie... 38 Bijlage 1: Maatregelenkaart Pagina 5 van 40

1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het najaar van 1998 hadden de drie noordelijke Provincies te kampen met ernstige wateroverlast. Ten zuiden van Coevorden heeft Waterschap Velt en Vecht polders langs de Vecht onder water laten lopen om ernstiger problemen elders te voorkomen. Op veel plaatsen is water over de kades gestroomd, waardoor landerijen onder water zijn gelopen. De verwachting is dat Nederland in de toekomst vaker te maken krijgt met extreme neerslagsituaties. Het beleid van Waterbeheer 21 e eeuw (WB21) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) voorziet in het anticiperen op deze veranderingen. Mede naar aanleiding van deze wateroverlast heeft de Provincie Drenthe samen met de Waterschappen Velt & Vecht en Reest & Wieden besloten om in (onder meer) Zuid Drenthe bergingsgebieden aan te wijzen om het watersysteem op orde te brengen of te houden. In de Stroomgebiedsvisie Vecht Zwarte Water hebben de waterschappen in Zuid Drenthe de taak gekregen om een concrete en meer precieze invulling te geven aan de benodigde ruimteclaim binnen hun beheergebieden die nodig is om de watersystemen op orde te brengen en te houden. De ruimteclaim is vervolgens vertaald naar en vastgelegd in de provinciale plannen. Met de aanwijzing van (nood)waterbergingsgebieden in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) wordt de inrichting van deze gebieden voor noodwaterberging planologisch mogelijk gemaakt en worden deze gebieden in de toekomst voor deze functie geschikt gehouden. De aanwijzing van de (nood)waterbergingsgebieden in Zuid Drenthe vindt plaats door middel van een uitwerking van het POP. Gedeputeerde staten van Drenthe hebben op 27 januari 2009 de ontwerp-deelstructuurvisie Waterberging Zuid-Drenthe vastgesteld. De ontwerp-deelstructuurvisie heeft van 11 februari 2009 tot en met 25 maart 2009 ter inzage gelegen. Het ligt in de planning dat Gedeputeerde staten van Drenthe de deelstructuurvisie later in 2009 vaststelt. Door deze aanwijzing kunnen gemeenten de bestemmingsplannen aanpassen, zodat de gebieden door het waterschap voor (nood)waterberging kunnen worden ingericht. Noodwaterberging Groot Weijerswold is één van de gebieden die is aangewezen als bergingsgebied. 1.2 Groot Weijerswold Groot Weijerswold is één van de gebieden die is aangewezen als noodwaterberging. Het geplande bergingsgebied heeft een omvang van circa 200 hectare en ligt tussen de kernen Coevorden en Schoonebeek. De aanwijzing betekent dat het gebied door Waterschap Velt en Vecht geschikt gemaakt wordt voor de berging van water in tijden van extreem natte situaties. Dit houdt in dat het gebied gemiddeld één keer per 100 jaar of minder wordt ingezet. Het is de bedoeling dat Groot Weijerswold uiterlijk in 2011 operationeel is en vanaf dat moment kan worden ingezet als noodwaterberging. De planning is om het project daarom in 2009 geheel uit te voeren en af te ronden, waarbij rekening wordt gehouden met de broedperiode van onder meer weidevogels. De tussenliggende periode is bestemd voor de afronding van het bestemmingsplan. Pagina 7 van 40

Inleiding Ligging plangebied noodwaterberging Weijerswold Het plangebied heeft globaal de volgende begrenzing: De noordrand wordt begrensd door het gehucht Weijerswold en de Europaweg N863; De oostkant wordt begrensd door de weg tussen het Schoonebekerdiep en de N863; De zuidkant wordt begrensd door de Schoonerbekerdiep, tevens de landsgrens tussen Nederland en Duitsland; 1.3 Plan-m.e.r. De aanwijzing van noodwaterbergingsgebieden is een activiteit waarvoor een Plan-MER 1 moet worden doorlopen. Er is namelijk sprake van het nemen van maatregelen om overstromingen tegen te gaan ( flood relief works ) als bedoeld in de Europese richtlijn betreffende milieueffectrapportage. De m.e.r. is uitgevoerd ter voorbereiding op de POP-uitwerking waarin de noodwaterbergingsgebieden worden aangewezen. Het Plan-MER beschrijft de milieueffecten van verschillende oplossingen en geeft een relatieve vergelijking van alternatieven (op milieueffecten). De drie alternatieven omvatten een combinatie van zoekgebieden waarmee voldoende waterberging kan worden gerealiseerd zodat het watersysteem op orde wordt gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging. In dit rapport zijn 12 potentiële (nood)waterbergingsgebieden in het beheersgebied van waterschap Reest & Wieden en Velt & Vecht vergeleken en op milieueffecten beoordeeld. 1.4 M.e.r.-beoordeling De voorgenomen activiteit is het nemen van maatregelen om overstromingen tegen te gaan ( flood relief works ) als bedoeld in de Europese richtlijn betreffende milieueffectrapportage. Voor deze activiteit geldt een m.e.r-beoordelingsplicht. Voordat berging Groot Weijerswold daadwerkelijk kan worden ingericht als noodwaterbergingsgebied is een bestemmingsplanwijziging nodig. Gekoppeld aan deze bestemmingsplanwijziging dient een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden. In de voorliggende aanmeldingsnotitie wordt in aanvulling op het plan-mer meer in detail ingegaan op de milieueffecten die worden verwacht als gevolg van de inrichting en het gebruik van Groot Weijerswold als noodwaterbergingsgebied. Deze notitie heeft tot doel om het bevoegd gezag (de raad van de gemeente Coevorden) in kennis te stellen van de voorgenomen activiteit, zodat zij een besluit kan nemen over de noodzaak tot het opstellen van een MER. De m.e.r.-beoordeling moet gedaan zijn op het moment dat een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. De m.e.r.-aanmeldingsnotitie wordt geschreven onder vigeur van het Besluit milieu-effectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.), zoals dat laatstelijk is gewijzigd op 28 september 2006. 1 M.e.r..= de milieueffectrapportage (procedure), MER = het milieueffectrapport (document). Pagina 8 van 40

Inleiding Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieu een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Voor een aantal activiteiten geldt daarom een zogenaamde m.e.r.-plicht (in dit geval de aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid Drenthe). Deze activiteiten worden gekenmerkt door het feit dat zij over het algemeen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor andere activiteiten geldt dat zij afhankelijk van de omstandigheden nadelige milieugevolgen kunnen hebben. Voor deze activiteiten geldt een zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht (in dit geval de inrichting van waterbergingsgebied Groot Weijerswold). Het bevoegd gezag (de gemeente Coevorden) moet uiteindelijk beoordelen of een m.e.r.- procedure dient te worden doorlopen. De m.e.r.-beoordeling vindt plaats volgens het nee, tenzijprincipe. Dit betekent dat er géén MER hoeft te worden opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Hierbij wordt specifiek verwezen naar het toetsingkader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Bij het bepalen van de belangrijke nadelige gevolgen wordt ingegaan op de volgende onderdelen: De kenmerken van de activiteit; De plaats waar de activiteit wordt verricht; De kenmerken van de gevolgen van de activiteit. 1.5 Initiatiefnemer en bevoegd gezag Het waterschap Velt en Vecht is de initiatiefnemer voor de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. De gemeenteraad van de gemeente Coevorden is het bevoegd gezag voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 1.6 Leeswijzer In deze aanmeldingsnotitie wordt eerst in hoofdstuk 2 de activiteit beschreven en toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de mogelijke belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. Dit gebeurt aan de hand van verschillende milieuaspecten, zoals bodem, water, verkeer, landschap en dergelijke. In hoofdstuk 4 wordt de conclusie getrokken waarbij de gevolgen voor het milieu in een overzichtelijke tabel zijn weergegeven. Pagina 9 van 40

2 Kenmerken voorgenomen activiteit 2.1 Beleidskeuzes Na het hoogwater van oktober 1998 is uitgebreid onderzoek gedaan naar de hoogwaterproblematiek rondom Coevorden. Het Waterschap heeft beleidsmatig verschillende oplossingsrichtingen afgewogen. Op basis van de werknormen voor regionale wateroverlast is berekend dat de totale wateropgave 11 miljoen m³ bedraagt (voor de bestaande knelpunten 7,5 en ten gevolge van de toename van de neerslag 3,5 miljoen m³). Uitgaande van de werknormen voldoet in Waterschap Velt en Vecht 850 hectare niet aan deze werknormen. Als geen maatregelen worden genomen, dan voldoet in 2050 circa 1500 hectare niet aan de werknormen. De keuze waar het Waterschap voor staat is maatregelen treffen in de haarvaten of aanleggen van noodretentie. De Provincie Drenthe heeft samen met de Provincies Groningen en Overijssel en de inliggende Waterschappen onderzoek laten plaatsvinden en overleg gevoerd met als doel het oplossen van de knelpunten en het op orde brengen van de waterhuishouding. In het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP II) van de Provincie Drenthe zoals dat is vastgesteld in juli 2004, zijn de uitgangspunten en de criteria opgenomen voor het aanwijzen van bergingsgebieden. Bij de vaststelling van het POP II waren de noodzaak en de ligging van de bergingsgebieden in Noord-Drenthe bekend en dat heeft ertoe geleid dat deze gebieden in het POP II zijn vastgelegd. De noodzaak en de ligging van de bergingsgebieden in het zuiden van de Provincie waren echter nog niet bekend. Vandaar dat in het POP II op dit punt een uitwerkingsopdracht is opgenomen. De uitwerkingsopdracht bergingsgebieden in het POP II beperkt zich tot het aanwijzen van zoeklocaties voor (gestuurde) noodwaterberging. Deze bergingsgebieden zijn in principe gericht op het bergen van water in extreem natte situaties die ongeveer één keer per 100 jaar kunnen voorkomen. In principe worden deze bergingsgebieden ingezet wanneer andere maatregelen tekort schieten en grootschalige wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden voorkomen dient te worden. De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe waaronder Weijerswold en de daaraan ten grondslag liggende argumenten is beschreven in de betreffende planuitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan en het daaraan ten grondslag liggende Plan MER. Op basis van beschikbare kennis, beleidsvoornemens en de meest recente hydrologische gegevens zijn in de milieueffectrapportage drie alternatieven samengesteld. Met alle alternatieven kan het watersysteem op orde worden gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging in 2015. In onderstaande tabel wordt een totaaloverzicht gegeven van de effecten in alle zoekgebieden. In de tabel is tevens aangegeven welke gebieden behoren tot de alternatieven 1, 2 en 3. Gebieden die noodzakelijk zijn voor de bergingsopgave zijn onderstreept. Deze zoekgebieden waaronder Weijerswold zijn noodzakelijk (en daarom in alle alternatieven opgenomen) omdat anders onvoldoende waterberging gerealiseerd kan worden of specifieke knelpunten niet kunnen worden opgelost. Pagina 11 van 40

Kenmerken voorgenomen activiteit Resultaten toetsing milieueffecten Plan MER Aanwijzing waterbergingsgebieden Zuid-Drenthe Op basis van een weging van de alternatieven heeft de provincie gekozen voor alternatief 2, waarbij enkele delen van een aantal aan te wijzen gebieden uitgesloten worden van waterberging. Alternatief 2 sluit aan bij de plannen van de waterschappen voor de periode tot 2015. Met dit alternatief kan voldoende waterberging worden gerealiseerd. 2.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden Het plangebied zal geschikt moeten worden gemaakt voor de berging van water in tijden van extreem natte situaties. Dit betekent dat het gebied gemiddeld één keer per 100 jaar of minder wordt ingezet. In deze situatie wordt het gehele gebied ingezet als noodberging. De inzet van bergingsgebieden zal plaatsvinden in perioden waarin er reeds zeer veel neerslag is gevallen. Er kan van worden uitgegaan dat in dergelijke perioden de bodem verzadigd met water zal zijn, en dat het grondwater in het plangebied op het maaiveld zal staan. De noodberging houdt in dat hier bovenop tijdelijk nog een extra schijf water wordt gezet. In de meeste gevallen zal de berging plaatsvinden in de periode tussen medio oktober en medio maart. Maar ook inzet buiten deze periode wordt niet uitgesloten. Later in het voorjaar kunnen ook zeer natte omstandigheden voorkomen. De kans dat in de zomer zeer natte omstandigheden voorkomen is klein. Wel wordt in het middenscenario voor klimaatverandering (het scenario dat wordt gehanteerd in het kader van WB21) uitgegaan van intensieve buien in de zomerperiode. Het uitgangspunt is dat noodberging het gehele jaar kan plaatsvinden. Dit is een worst case benadering. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de binnen het plan beoogde maatregelen ten behoeve van de inrichting van het gebied Groot Weijerswold als noodbergingsgebied. De benodigde inrichtingsmaatregelen hebben betrekking op: Het beschermen van het omliggende gebied en inliggende bebouwing en infrastructuur tegen hoog water; Het realiseren van kunstwerken ten behoeve van de gecontroleerde in- en uitlaat van boezemwater. Voor de inrichting van het gebied Groot Weijerswold als noodbergingsgebied geldt een aantal hydrologische randvoorwaarden: Pagina 12 van 40

Kenmerken voorgenomen activiteit 1. Het bergend vermogen van het bergingsgebied bedraagt ca. 720.000 m3 bij een waterstand van NAP +10,40m in de binnenstad van Coevorden (Bentheimerbrug) en een waterstand van NAP +10,75m in het noodbergingsgebied; 2. Het noodbergingsgebied dient binnen 24 uur volledig gevuld te worden en binnen 14 dagen te legen zijn, beide onder vrij verval; 3. Ten behoeve van de lediging zal het peil in het Schoonebeekerdiep voldoende snel naar beneden gebracht moeten worden om lediging mogelijk te maken; 4. Het noodbergingsgebied zal gemiddeld 1 keer per 100 jaar worden ingezet om gedurende maximaal 30 dagen water te bergen. 5. Het overige bemalingsgebied Groot Weijerswold (stedelijk gebied en landbouwgebied) mag geen wateroverlast ondervinden als gevolg van inzet van het noodbergingsgebied. Maaiveldhoogtekaart Op basis van de randvoorwaarden zijn enkele belangrijke elementen voor de inrichting van het noodbergingsgebied onderscheiden: Oppervlakte noodbergingsgebied wordt bepaald door het bergend vermogen per m 2 (NAP +10,75m minus huidige maaiveldhoogte) bij handhaving van het huidige agrarisch gebruik; Het water wordt via een apart inlaatwerk het gebied ingelaten om voldoende aanvoer te realiseren in verband met de vul- en ledigingstijd; Het noodbergingsgebied wordt omgeven door kaden met een minimale hoogte van NAP +10,95m; Voor het huidige afwateringsysteem in het noodbergingsgebied bestaat geen noodzaak tot aanpassing om, ten tijde van inzet van het noodbergingsgebied, te blijven functioneren. Vanzelfsprekend zullen de inkomende en uitgaande waterstromen worden afgesloten om water te kunnen vasthouden binnen het noodbergingsgebied. Oppervlakte noodbergingsgebied Op basis van de begrenzing van het noodbergingsgebied en de actuele maaiveldhoogte in het gebied (AHN, 2006) is een kaart gemaakt met daarin het bergend vermogen tot NAP +10,75m. Het gebied heeft een oppervlakte van circa 200 hectare. Omdat in het zoekgebied het maaiveld een hoogtevariatie kent tussen circa NAP +9,40m en NAP +11,40m is de effectiviteit per perceel ook verschillend. De lage delen liggen met name in het midden en aan de zuidwestzijde en de hogere delen met name aan de noordoostzijde. De gemiddelde berging per m 2 bedraagt ca. 0,40m 3. Pagina 13 van 40

Kenmerken voorgenomen activiteit Inlaatwerk Het inlaatwerk wordt aan het Schoonebeekerdiep gesitueerd. Via een of enkele grote duikers onder de weg/fietspad langs het Schoonebeekerdiep wordt het water ingelaten in het noodbergingsgebied. Achter de duikers ligt een uitstroomvoorziening met een steenbestorting die de energie vernietigd van het instromende water bij aanvang van inlaat. Vanuit de uitstroomvoorziening verspreidt het water zich via het maaiveld en bestaande slotenpatroon door het gebied. Kaden Omdat het maaiveld van grote delen van het bemalingsgebied onder het maximum waterpeil van NAP +10,75m liggen is het noodzakelijk kaden rondom het noodbergingsgebied te realiseren. Aanpassing huidig watersysteem De waterverbinding vanuit het noodbergingsgebied moet worden verbroken tijdens de inzet. Inlaat van water vindt alleen plaats vanuit het Schoonebeekerdiep. 2.3 Inrichtingsplan Uitgangspunt van het plan is dat het huidige gebruik gewoon doorgang kan vinden. Waterberging is gemiddeld 1 x per 100 jaar gedurende maximaal 30 dagen de functie van het gebied. Inrichtingsmaatregelen moeten de huidige functie dus niet belemmeren maar mogelijk zelfs verbeteren (zie bijlage 1). De werking van het noodbergingsgebied is een drietrapsraket: 1. Inlaten; 2. Vasthouden; 3. Uitlaten. Het inlaten van water uit het Schoonebeekerdiep zal worden gereguleerd door het aanbrengen van één of enkele duikers voorzien van een handmatig te bedienen afsluiter. Achter de duiker(s) zal een voorziening worden gerealiseerd die de kracht van het water zullen breken waardoor de stroomsnelheid zal afnemen en het water met een geringere snelheid over het maaiveld en door de sloten zal stromen. Wanneer blijkt dat de snelheid te hoog is zal de inname worden beperkt tot het moment dat er weer volledig ingelaten kan worden. De benodigde kaden om het water binnen de grenzen te houden zullen zodanig worden vormgegeven dat ze bewerkbaar/berijdbaar zijn. Waar mogelijk zullen aanwezige maaiveldhoogten worden gebruikt zodat er geen ingreep noodzakelijk is. Een aantal bestaande wegtracés kunnen fungeren als waterkering, ook deze beperking in uitvoeringsmaatregelen zal worden gebruikt. Om na maximaal 30 dagen het water uit het noodbergingsgebied te laten stromen worden de afsluiters op de afwaterende duikers geopend, evenals de inlaatduikers (zowel aan de oostzijde als naar het Schoonebeekerdiep. Water stroomt zo af naar het gemaal Ossehaar en naar het Schoonebeekerdiep. Bescherming omliggende bebouwing en gebied Door het realiseren van kades of bestaande hoogtes te bestemmen als kade wordt het verspreiden van het ingelaten water beperkt tot de begrenzing van het noodbergingsgebied. Mogelijke grondwaterstijging in de richting van de bebouwing van Weijerswold zal buiten de kades worden afgevangen in de mogelijk te verbeteren perceelsafwateringssloten. Deze sloot zal worden aangekoppeld aan het watersysteem van het gemaal Ossehaar. Overigens is de bebouwing van Weijerswold gelegen boven NAP +10,75m. Er worden in het gebied twee typen kades aangelegd. Het eerste type is de grondkade en het tweede type is de verhoogde wegkade. Pagina 14 van 40

Kenmerken voorgenomen activiteit Grondkade Daar waar het huidige maaiveld lager is dan NAP +10,75m zal de bouwvoor worden ontgraven over de volledige breedte van de kade. Door het aanbrengen en profileren van grond aangevoerd van elders zal de kade vorm en hoogte krijgen. Wanneer de kade op hoogte is zal de op zij gezette bouwvoor weer teruggebracht worden op de kade. De kades krijgen een bovenbreedte van ca. 3 meter en de taluds zullen onder zeer flauw talud van 1 op 10 worden aangebracht. De kade zal worden voorzien van een waakhoogte van 0,35m, daarmee komt de kruin op NAP +11,10m. In onderstaande artist impression is een dwarsdoorsnede van een grondkade weergegeven. Verhoogde wegkade Omdat er aan de oost, noord en noordwestzijde van de noodberging wegen aanwezig zijn, is er gekeken naar de hoogte van die wegen. De Europaweg behoeft geen aanpassing, deze ligt hoog genoeg. Enkele weggedeeltes hebben lage plekken beneden NAP +10,75m, hier zal de weg worden opgehoogd. Een aantal wegen zullen in zijn geheel worden opgehoogd. Het gaat hier om een ophoging van gemiddeld 0,40m. De kade zal worden voorzien van een waakhoogte van 0,20 m, daarmee komt de kruin op NAP +10,95m. Af- en ontwatering bemalingsgebied Het noodbergingsgebied vormt het begin van een watersysteem. Door de afkoppeling (afsluiters in de inkomende en uitgaande waterstromen) wordt er geen probleem veroorzaakt in het bemalingsgebied stroomopwaarts. In de twee bestaande afwaterende duikers (in normale situaties watert het noodbergingsgebied af richting gemaal Ossehaar) komen afsluiters. Ook in de inlaatduiker aan de oostzijde wordt een afsluiter geplaatst. In de huidige situatie wordt er water ingelaten aan de oostzijde van het noodbergingsgebied. Door tijdens de inzet van het noodbergingsgebied de inlaatduiker af te sluiten zal de toevoer gestopt worden waardoor het water in noordelijke richting, om het noodbergingsgebied heen, afstroomt richting het gemaal Ossehaar. Op het moment dat het gebied wordt ingezet voor noodberging worden deze duikers afgesloten. Bescherming inliggende bebouwing en infrastructuur Binnen het noodbergingsgebied liggen geen woningen en bedrijfsgebouwen. Aan infrastructuur is een zogenaamde NAM-weg aanwezig. Omdat het hier gaat om bebouwing met een relatief hoge ligging ten opzichte van het inundatiepeil, is bescherming tegen oppervlaktewater door middel van relatief lage grondkaden noodzakelijk en bescherming tegen kwelwater. Met de betreffende aanliggende eigenaren zal worden gezocht naar de meest passende oplossing. Voorlopig is een oplossing voorzien van het verbeteren van de aanwezige perceelssloten, achter de woningen, die onder het bemalingsregime van het gemaal Ossehaar blijven en het op afstand tot aan de gebouwen aanleggen van de kades. Bescherming van kabels en leidingen In een voorlichtingsbijeenkomst met de kabels en leidingen beheerders binnen de gemeente Coevorden en de NAM is gebleken dat zich binnen het noodbergingsgebied geen kabels en of leidingen bevinden en dat er ook geen plannen bestaan om nieuwe kabels en of leidingen aan te leggen. NAM Binnen de contouren van het noodbergingsgebied is een NAM locatie gepland (Schoonebeek 1000). De NAM locatie zal ook door middel van kades worden beschermd. 2.4 Toekomstige bestemming en beheer Voor berging Groot Weijerswold gaat een dubbelbestemming gelden. Naast een functie als landbouwgebied is het tevens bergingsgebied. In de aangewezen bergingsgebieden zijn kapitaalintensieve functies, zoals grootschalige bebouwing, ongewenst. De landbouwkundige waarden zijn mede bepalend voor de inrichting en het gebruik van het bergingsgebied. De wijze waarop de verschillende gebieden worden ingezet is onderwerp van overleg tussen grondeigenaren en het waterschap. Het waterschap is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inzet van de bergingsgebieden. Pagina 15 van 40

Kenmerken voorgenomen activiteit Waterschap Velt en Vecht en de gemeente Coevorden nemen de aanwijzing van het bergingsgebied over in hun beheersplan c.q. bestemmingsplan. De voorwaarden die aan het gebruik van de genoemde gebieden moeten worden gesteld om ze geschikt te maken en te houden als bergingsgebied worden hierin opgenomen. Pagina 16 van 40

3 Plaats activiteit en effectanalyse 3.1 Plaats van de activiteit In de huidige situatie is het plangebied in agrarisch gebruik. Er bevindt zich geen bebouwing binnen het plangebied. Bestemmingsplan Buitengebied Coevorden In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Coevorden is het gebied aangeduid met de bestemming Landelijk gebied (voor het grootste deel met de nadere bestemmingsaanduiding Beekdal Schoonebekerdiep ). In deze bestemming staat de landbouwfunctie centraal. In het deelgebied Beekdal Schoonebekerdiep zijn openheid en rust essentieel. Nieuwe bebouwing en wegen zijn daarom ongewenst. Provinciaal omgevingsplan (POPII) In POP 2 is het landelijk gebied van de provincie ingedeeld in een zestal verschillende zones. Deze zonering speelt als globaal toetsingskader een belangrijke rol bij de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied ligt grotendeels in het gebied dat in het POPII aangeduid wordt als zone II (grondgebonden landbouw met mogelijkheden voor recreatie binnen landschappelijke en cultuurhistorische hoofdstructuur). Binnen deze zone staat de landbouwfunctie voorop. Daarnaast wordt recreatief medegebruik en de ontwikkeling van toeristisch/recreatieve bedrijven bevorderd. Daarbij mag de landbouwkundige hoofdfunctie niet wezenlijk worden aangetast en wordt gestreefd naar het in stand houden van de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie. De waterhuishouding is binnen de mogelijkheden van het watersysteem afgestemd op optimale productieomstandigheden voor de landbouw. Het noordelijk deel van het plangebied ligt in zone III (verwevingsgebied landbouw en landschap). In deze zone zijn landbouw, recreatief gebruik en de waarden van landschap, natuur en cultuurhistorie gelijkwaardig. Daarbij staat de samenhang tussen landbouwkundige, abiotische, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden voorop. De waterhuishouding is binnen de mogelijkheden van het watersysteem afgestemd op optimale productieomstandigheden voor de landbouw met instandhouding van de natuurlijke verschillen tussen laag en hoog. Beschermde gebieden Het gebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of een Ecologische verbindingszone. Ook zijn er geen specifieke natuurdoelen voor het gebied opgesteld. Het plangebied behoort evenmin tot een Natura 2000 gebied. Op korte afstand zijn evenmin dergelijke gebieden aanwezig. Het plangebied is in het POP aangemerkt als gebied van belang voor weidevogels, ganzen, zwanen en steltlopers. Tevens is het gebied met botanische waarden voor sloten. Pagina 17 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse POP zonering berging Groot Weijerswold 3.2 Kenmerken van de potentiële milieueffecten Hieronder worden alle relevante milieuaspecten afzonderlijk behandeld. Eerst worden de huidige situatie en indien relevant de autonome ontwikkeling beschreven, vervolgens de kenmerken van de potentiële milieueffecten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de inrichtingsfase en de gebruikfase. 3.2.1 Ruimtegebruik en leefbaarheid Huidige situatie en autonome ontwikkeling In de huidige situatie is het gebied in agrarisch gebruik en er bevinden zich geen woningen. Ten noorden van het gebied ligt de weg N683. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door het Schoonebeekerdiep op de Nederlands Duitse grens. De ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied komen naar voren in het beleid en de plannen van provincie Drenthe, gemeente Coevorden, waterschap Velt en Vecht en landinrichting Schoonebeek. Als gevolg van de landinrichting Schoonebeek zal de landbouwstructuur worden verbeterd. Voor het overige zijn in dit zoekgebied geen relevante autonome ontwikkelingen. Milieu-effecten Inrichting De inrichting van het plangebied kan enige beperkte effecten hebben op landbouwgronden. De aanleg van kaden, watergangen, inlaat en uitlaat leidt namelijk tot een beperkte afname van het areaal landbouwgrond. Dit wordt grotendeels voorkomen door de kades aan te leggen met zodanige flauwe taluds dat de landbouwfunctie voortgezet kan worden. Daarnaast kunnen er tijdelijke effecten optreden als gevolg van het grondverzet en bijbehorende werkverkeer. De inrichting van het plangebied leidt niet tot effecten op kapitaalsintensieve teelten. De nieuwe kaden veroorzaken nauwelijks negatieve effecten op de leefbaarheid in omliggende bewoonde gebieden. De dijken verminderen het uitzicht op en de toegankelijkheid van het landschap. De kaden hebben overigens in de meeste gevallen een maximale hoogte van 1,0 meter Pagina 18 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse boven het maaiveld, zodat in de regel nog wel over de kade heengekeken kan worden. Waar het plangebied grenst aan een erf, kan worden onderzocht of het haalbaar is om in plaats van de aanleg van een kade te kiezen voor ophoging van het erf. Gebruik Voor de bergingsgebieden geldt een dubbelbestemming. Naast de huidige functie als landbouwgebied zal het de bestemming noodwaterberging krijgen. Omdat de noodwaterberging gemiddeld eens in de 100 jaar ingezet zal worden kan het huidige ruimtegebruik voortgezet worden na realisatie. Wel zullen er maatregelen genomen worden zodat de woningen ten tijde van inzet van de berging bereikbaar blijven vanaf de openbare weg. De wijze waarop berging Groot Weijerswold wordt ingezet is onderwerp van overleg tussen grondeigenaren en het waterschap. Het waterschap is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inzet van het bergingsgebied. De belangrijkste effecten op de landbouwgronden als gevolg van de inzet voor noodwaterberging zijn: 1. Bodemstructuurdegradatie: Bodemstructuurdegradatie kan optreden doordat de bodem verspoelt door het ingelaten water. Dit effect wordt echter beperkt doordat de inlaat wordt ingericht met een woelbak zodat de energie uit het water vernietigd wordt; 2. Verspreiding van contaminanten via slib (nutriënten, bestrijdingsmiddelen, zware metalen, PAK s): De aanvoer van contaminanten vindt vooral plaats via slib. Alleen bij jaarlijkse noodwaterberging met vervuild sediment treden effecten op. Doordat de frequentie van inzet één keer in de 100 jaar is, worden geen significante effecten verwacht. Als de inlaat wordt ingericht met een slibvang, worden de effecten beperkt; 3. Aantasting van gewassen: Plantenziekten die bij noodwaterberging tot een extra risico leiden doen zich vooral voor bij akkerbouwgewassen. Voorts kan berging leiden tot gewasreductie en verrotting van gewassen. Dit speelt vooral bij tuin- en akkerbouwgewassen. Noodberging in het groeiseizoen brengt grotere effecten met zich mee. Omdat het plangebied grotendeels als grasland in gebruik is, zijn er geen negatieve effecten te verwachten; 4. Verspreiding van onkruiden: Er treedt weliswaar verspreiding van een beperkt aantal onkruidzaden op, maar dit leidt niet tot grootschalige onkruidexplosies. Alleen op plaatsen waar veel sediment wordt afgezet kunnen onkruiden lokaal toenemen. 5. Verspreiding van dierziekten: Stoffen die vrijkomen vanuit riooloverstorten, mest en zuiveringsinstallaties gelden als potentiële infectiebronnen. Deze stoffen komen echter dermate verdund in het bergingsgebied terecht zodat het risico op het uitbreken van dierziekten uitgesloten is. De inundatie zal naar verwachting niet leiden tot grote toename van het aantal muggen. Ook is het ingelaten water van zodanige kwaliteit dat geen stankhinder zal optreden. 3.2.2 Landschap en cultuurhistorie Huidige situatie en autonome ontwikkeling Cultuurhistorie Periode tot circa 1900 Het plangebied maakt van oorsprong deel uit van het grote hoogveenlandschap van het Bourtangerveen. Dit strekte zich vroeger uit langs de hele zuidelijke en oostelijke grens van het huidige Drenthe en vormde een vrijwel onneembare natuurlijke grens. Het natte veengebied was slechts via enkele hoger gelegen zandruggen (Tangen) te doorkruisen. Langs deze routes werden vanaf het eind van de 17de eeuw schansen gebouwd om de doorgang te verdedigen. De schans bij Katshaar, net ten noorden van het plangebied, is hiervan een voorbeeld. De nederzetting Weijerswold is van heel oude datum en bestond al in de 13 de eeuw. In die periode werden de eerste nederzettingen in dit gebied gesticht op de in het veengebied aanwezige Pagina 19 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse kleine oost-west lopende dekzandruggen. Op deze wijze zijn aan de noordkant van het Schoonerbekerdiep meerdere kleine wegdorpen ontstaan. De eerste ontginningen van het veen vonden plaats vanuit de nederzetting in noordelijke richting. Hierbij gold het zogenaamde recht van opstrek, waarbij elke grondbezitter het recht had op de onontgonnen gronden in het verlengde van zijn eigen huiskavel. Dit verklaart het slotenpatroon haaks op de nederzetting. Deze relatief hoog gelegen gronden werden als bouwland in gebruik genomen. De gronden in zuidelijke richting, richting de beek, die lager gelegen zijn, werden als wei- en hooiland in gebruik genomen. Aan de zuidkant van de nederzetting Weijerswold liep het slotenpatroon niet helemaal in een rechte lijn door tot aan de beek. De zuidelijke huiskavels waren omgeven met houtsingels en ten zuiden hiervan lag de Groote Made en nog meer richting de beek het Schoonebeekerland. Het verkavelingspatroon wordt in zuidelijke richting steeds grofmaziger. Op de kaart van Hottinger (1795) is dit beeld rond Weijerswold goed te zien. Ook is de meer mozaïekachtige verkaveling met boomgaarden behorende bij het esgehuchtenlandschap richting Coevorden goed herkenbaar. Weijerswold en omgeving (1795) De strook grond ten westen van Weijerswold (de Weijerswold Weide) en de strook grond ten oosten van Weijerswold (de Vliegweide) waren als onderdeel van het beekdal in gebruik als gemeenschappelijk weiland. Hierdoor missen ze de kenmerkende smalle particuliere noord-zuid verkaveling. Dergelijke gemeenschappelijke groenlanden werden vaak beweid vanuit een boo. Een boo was, een los van het moederbedrijf functionerende, veestal. Het vee werd hier, onder leiding van een booheer, gehouden in het zomerseizoen. De boo is een specifiek voor het gebied van Schoonebeek kenmerkend verschijnsel. Pagina 20 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse De ontginning van de onverdeelde weidegrond van de Weijerswold Weide en de Vliegweide heeft plaatsgevonden in de tweede helft van de 19de eeuw. Het betreft zogenaamde jonge ontginningen. Het grofmazig slotenpatroon van de Weijerswold Weide loopt in oost-west richting, en vormt hiermee de overgang naar het westelijk gelegen esgehuchtenlandschap. Het slotenpatroon van de Vliegweide loopt, meer traditioneel in noord-zuid richting, maar omdat het hier ook een jonge ontginning betreft is de afstand tussen de sloten veel groter dan in de oude verkaveling (13de eeuw) ten zuiden van Weijerswold. De kaart van rond 1900 geeft een goed beeld van het verkavelingspatroon. Weijerswold en omgeving (1900) Periode na 1900 Na 1900 heeft het landschapsbeeld bij Weijerswold een aantal wijzigen ondergaan. Het meest opvallend is de kanalisatie van het Schoonerbekerdiep. Deze is eerst in 1930 genormaliseerd en in 1974 heeft een hernormalisatie plaatsgevonden. Weijerswold en omgeving (1972) Verder is het verkavelingspatroon, door de toenemende rationalisering in de landbouw, steeds grofmaziger geworden. Dit heeft met name vanaf circa 1960 plaatsgevonden. Ook is in de loop van de tijd de afwatering verbeterd. Ten zuiden van Weijerswold is een oost-west lopende watergang gerealiseerd om het beekdal goed te kunnen ontwateren voor de landbouw. Dit heeft o.a. tot gevolg gehad dat het akkerland zich nu uitstrekt tot aan de oevers van het Schoonerbeekerdiep. Pagina 21 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse Een vergelijking van de huidige situatie met het beeld van rond 1900 laat ook zien dat de kavelgrensbeplanting aan de zuidkant van Weijerswold vrijwel geheel verdwenen is. Het landschap is dus in zijn geheel grootschaliger en opener geworden. Weijerswold en omgeving (1990) De cultuurhistorische kwaliteit van het noodbergingsgebied Groot Weijerswold is ondermeer gelegen in: de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis; het direct naast elkaar voorkomen van verschillende stadia van vervening en ontginning; de geheel eigen vorm van landschapsontwikkeling die kenmerkend is voor het beekdal van het Schoonerbeekerdiep. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Drenthe is te zien, dat het Schoonebeekerdiep samenvalt met een markegrens van Coevorden. In het gebied komt een aantal dubbele en enkele bomenrijen voor. In het westen van het zoekgebied is een verhoging aangegeven. Het gebied in het centrale noorden van het zoekgebied, maakt onderdeel uit van het esgehucht Weijerswold, zoals aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Weijerswold ligt in het Belvedèregebied Schoonebeek/Bargerveen. Landschap Het plangebied kent twee landschapstypen: het randveenontginningslandschap. Dit betreft het midden- en oostelijk deel van het plangebied. Dit landschapstype wordt ook wel aangeduid met de naam; wegdorpenlandschap van de randveenontginningen; het esgehuchtenlandschap. Dit betreft het westelijk deel van het plangebied. Het randveenontginningslandschap maakt hier deel uit van het beekdal van het Schoonerbekerdiep. Kenmerken van het beekdal ter plekke van het bergingsgebied zijn: de openheid die zich uitstrekt aan weerszijden van het Schoonerbekerdiep; de ruimtelijke begrenzing langs noordrand van beekdal (bebouwing en beplanting); de verspreide boerderijen en lintvormige clusters van boerderijen (Weijerswold) op hogere kopjes; de strokenverkaveling loodrecht op de beek; het grondgebruik dat overwegend uit grasland bestaat met plaatselijk akkerland dat zich uitstrekt tot aan het Schoonerbekerdiep. Dit landschapsbeeld heeft een redelijk authentiek karakter. Dit geldt vooral voor het oostelijk deel van het plangebied (Vliegweide tussen Weijerswold en Vlieghuis).In POP II wordt de mate van gaafheid van dit deel van het landschap dan ook aangeduid met middelste gaafheidsgraad. Pagina 22 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse Cultuurhistorische gaafheid en landschapstypen De Weijerswold Weide, net ten westen van Weijerswold, behoort ook nog tot het randveenontginningslandschap, maar vormt tevens een overgangsgebied richting het meer westelijke gelegen esgehuchtenlandschap. Dit vindt zijn oorsprong in de ontginningsgeschiedenis van het gebied. (zie hierboven bij cultuurhistorie). Het landschap van de Weijerswold Weide kenmerkt zich door: een strokenverkaveling in oost-west richting, terwijl de rest van het beekdal een noord-zuid richting heeft; de plaatselijk wegbeplanting langs de randen van het gebied, waardoor het gebied minder open is dan het beekdal, maar het mist de kleinschaligheid van het esgehuchtenlandschap. In POPII wordt de mate van gaafheid van het landschap van de Weijerswold Weide aangeduid met laagste gaafheidsgraad. Plaatselijke wegbeplanting Weijerswold Weide Pagina 23 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse Het esgehuchtenlandschap maakt deel uit van een strook die zich verder in westelijke richting uitstrekt aan de zuidrand van Coevorden. Het meest oostelijke puntje hiervan (Meden, Beverloo) ligt binnen de begrenzing van het noodbergingsgebied. Kenmerken van het esgehuchtenlandschap zijn: het gevarieerde kavelpatroon zonder duidelijke richting; een, ten opzichte van het beekdal, hoog gelegen gebied met plaatselijk zandkopjes; de aanwezigheid van relatief veel singelbeplanting als kavelgrens; het grondgebruik dat bestaat uit een mozaïek van akkerland en grasland; de aanwezigheid van de opgaande beplanting van een grote boomkwekerij, welke de westelijke begrenzing vormt van het plangebied. In POPII wordt de mate van gaafheid van dit landschap aangeduid met laagste gaafheidsgraad. De landschappelijke kwaliteit van het noodbergingsgebied Groot Weijerswold is onder meer gelegen in: de landschappelijke variatie van west naar oost (esgehuchten en randveenontginning); de variatie van noord naar zuid (de ontginningsbasis van de nederzetting Weijerswold met een relatief kleinschalig karakter en het open beekdal); de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het landschap wat nog af te lezen is in het patroon van wegen, sloten en verkaveling. Milieu-effecten Inrichting Voor de inrichting van het plangebied als bergingsgebied is het nodig dat er twee typen kaden om het gebied worden aangelegd; een grondkade en een verhoogde wegkade. Aangesloten wordt bij de oriëntatie van de ontginningsassen en de verkaveling. Bij de aanleg van kaden wordt uitgegaan van een waterstand van NAP +10,75m in het noodbergingsgebied. Overigens is de bebouwing van Weijerswold gelegen boven NAP +10,75m. De grondkades worden voorzien van een waakhoogte van 0,35m waarmee de kruin op NAP +11,10m komt. De verhoogde wegkades worden gemiddeld opgehoogd met 0,40m. De kades zullen worden voorzien van een waakhoogte van 0,20m waarmee de kruin op NAP +10,95m komt te liggen. Op onderstaande kaart is de benodigde kadehoogte aangegeven bij een kruinhoogte van NAP 11,10 m. Hieruit blijkt dat de hoogste kades in het centrale deel van het plangebied worden aangelegd. In het oostelijke en westelijke deel van het plangebied en ter plaatse van de woningen zijn de kades lager. Kadehoogte in m bij kruinhoogte NAP +11,10 m Pagina 24 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse Voor cultuurhistorische waarden is het van belang dat de waarden op de plaats (in situ) behouden blijven. De kaden en watergangen worden zodanig gesitueerd dat de dekzandopduikingen in het plangebied niet fysiek worden aangetast. Wel zal de beleefbaarheid enigszins verminderen omdat de kaden NAP +11,10 meter hoog worden. Ook kan door de inrichting een effect optreden op de aanwezige verkavelingspatronen en wegen. Deze effecten kunnen overigens ook positief zijn, doordat bepaalde cultuurhistorische patronen worden versterkt of geaccentueerd. Omdat bij de aanleg van de kaden aangesloten wordt bij de ligging van de wegen en de verkaveling zal voor dit aspect geen negatief effect optreden. Gebruik Een kortdurende inundatie heeft geen effect op de landschappelijke waarden in het gebied. Omdat bij inzet van de noodwaterberging het waterpeil maximaal NAP +10,75 meter bedraagt, zullen de cultuurhistorische waardevolle dekzandopduikingen niet aangetast worden. 3.2.3 Archeologie en geomorfologie Huidige situatie Archeologische Monumentenkaart (AMK) Op de AMK staan terreinen die op grond van verschillende criteria een archeologische waarde hebben gekregen. Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM; voorheen ROB). In het plangebied is één AMK-terrein geregistreerd (monument nr. 2728). Dit is een terrein van hoge archeologische waarde in het uiterste zuidwesten van het plangebied, waar in de jaren 70 enkele stuks vuursteen zijn gevonden uit het Mesolithicum-Neolithicum. In de directe omgeving van het plangebied zijn 3 AMK-terreinen geregistreerd. Het gaat om twee terreinen van archeologische waarde, ten westen van het plangebied (monument nr. 2740 en 2741). Op die plekken is tijdens een veldkartering Mesolithisch vuursteen gevonden. Ten oosten van het plangebied ligt een AMK-terrein van hoge archeologische waarde (monument nr. 9121), dit betreft een vuursteen-atelier op een opduiking rond een kleine depressie. ARCHIS-waarnemingen In Archis2 van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn 10 waarnemingen geregistreerd. In de directe omgeving, binnen een straal van 200 m, zijn 13 waarnemingen geregistreerd. De waarnemingen zijn allemaal gedaan in de nabije omgeving van het Schoonebeekerdiep. Alle vuursteenvondsten betreffen vondsten die gedaan zijn door de heer J. Beuker, in de jaren 70. Eén waarneming betreft vaak meerdere stuks bewerkt vuursteen, waaronder klingen, schrabbers, kernen, afslagen, maar ook bijlen en spitsen. Naast de gemelde waarnemingen, zijn er ook vondstmeldingen gedaan in de omgeving van het plangebied. Deze vondsten zijn gedaan tijdens archeologisch onderzoek door RAAP bij oliewinlocaties, en betreft ten oosten van het plangebied bewerkt vuursteen en aardewerk, en ten westen van het plangebied een esdek en vuursteenafslagen. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) De IKAW geeft voor heel Nederland de trefkans aan op de aanwezigheid van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans. De kaart is voornamelijk gebaseerd op de bodemkaart. Volgens de IKAW heeft het plangebied voornamelijk een middelhoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten. Het uiterste zuidwesten van het plangebied, ter hoogte van het AMK-terrein met hoge archeolo- Pagina 25 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse gische waarde, heeft een hoge verwachting. De stroken met de beekeerdgronden hebben volgens de IKAW een lage archeologische verwachting. Aardkundige waarden Groot Weijerswold is deels gelegen in aardkundig waardevol gebied met rivierduinen (dekzandruggen en kopjes). Volgens de Aardkundige Waardenkaart van de provincie Drenthe ligt het gebied deels in een gebied uit de moderne geologische tijd (Holoceen) waar beken en beekdalen met veen voorkomen. De dekzandopduikingen zijn oudere eolische landschapselementen van de categorie poolwoestijn en toendra. Bodem en geomorfologie Om de archeologische verwachting van een gebied te kunnen bepalen is het van belang de bodemkundige gegevens te bestuderen. Samen met de bekende archeologische gegevens kan vervolgens een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld worden. De bodems in het plangebied worden op de Bodemkaart 2 getypeerd als een associatie van venige beekdalgronden (eenheid ABv). Het betreft zeer overwegend moerige gronden, gelegen in het mondingsgebied van het Drostendiep en het Schoonebeekerdiep in de Kleine Vecht. Verder liggen er een aantal kopjes in het landschap, bestaande uit veldpodzolgronden, met leemarm en zwak lemig fijn zand. Langs deze kopjes liggen in het noorden, midden en zuiden van het plangbied drie stroken met beekeerdgronden, bestaande uit lemig, fijn zand en lössleem binnen 120 cm (eenheid pzg23t). Tevens ligt er ten zuiden van Weijerswold een zogeheten eenmanses. Dit is een oude akker, met een bouwvoor van een tenminste 50 cm dikke antropogene toplaag die bestaat uit potstalmest. De Geomorfologische kaart 3 geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn aan. Het plangebied ligt in een beekoverstromingsvlakte (eenheid 2M24). In een dergelijke vlakte is, wanneer de beek buiten haar oevers trad, slib afgezet in de lage delen in het landschap. Ook liggen er in het plangebied een aantal dekzandruggen, al dan niet met oud bouwlanddek (eenheid 3K14 & 3L5). Weijerswold ligt op zo n dekzandrug (eenheid 3L5). In het oosten en westen van het plangebied liggen enkele geïsoleerde dekzandruggen (eenheid 3K14). Archeologische verwachting Het plangebied ligt in het beekdal van het Schoonebeekerdiep, dicht bij de plek waar het Schoonebeekerdiep en het Drostendiep uitmonden in de kleine Vecht. In het plangebied liggen een aantal hoger gelegen dekzandkoppen en -ruggen. Daarnaast liggen een aantal laaggelegen beekeerdgronden. Het plangebied bestaat, met uitzondering van de hoger gelegen delen, uit een beekoverstromingsvlakte. Het dorp Weijerswold is gesticht in de Middeleeuwen en aanvankelijk is het plangebied slechts op kleine schaal ontgonnen, zoals ook de aanwezigheid van een eenmanses ten zuiden van Weijerswold aantoont. Maar ook vóór de Middeleeuwen zijn delen van het plangebied al bezocht en/of bewoond. Vooral de hoge en droge delen van het plangebied zullen aantrekkelijke woonplaatsen voor steentijdbewoning zijn geweest. Steentijdresten zijn te verwachten op dekzandkoppen en ruggen, in de vorm van vuurstenen artefacten en houtskool van haardplaatsen. Mesolithische nederzettingen liggen vaak op de flanken van dekzandkoppen, in de nabijheid van water. 2 Stiboka 1989. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. 22 oost, Coevorden; Stiboka 1989. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 22 West Coevorden en 22 Oost Coevorden. Staring Centrum Wageningen 3 Alterra, geraadpleegd via Archis2. Pagina 26 van 40

Plaats activiteit en effectanalyse Er zijn in en nabij het plangebied reeds archeologische vondsten gedaan, met name uit de steentijd en met name nabij het Schoonebeekerdiep. De vondsten, in datering variërend van het Paleolithicum tot en met de Bronstijd, bestaan voornamelijk uit vuurstenen artefacten en zijn vooral afkomstig uit het Mesolithicum. Voor het Paleolithicum en Mesolithicum is er een middelhoge tot hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. In het gehele gebied zijn dekzandkoppen aanwezig, waar eventuele bewoningsresten aan te treffen zijn. Voor het Neolithicum en de Bronstijd is er een lage tot middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten in de lagere, met veen opgevulde delen van het plangebied, en ook voor het Schoonebeekerdiep zelf en de oude meanders van het Schoonebeekerdiep. De verwachting geldt voor depotvondsten en andere vondsten en/of structuren. Voor de IJzertijd en de Middeleeuwen geldt voor de hoger gelegen delen van voornamelijk het noordelijk deel van het plangebied een lage tot middelhoge trefkans. Mogelijk kunnen hier vroege nederzettingssporen aangetroffen worden. Ook kunnen min of meer losse toevalsvondsten of afvaldumps (bijvoorbeeld van metaal of aardewerk) aangetroffen worden. In het noordoosten van het plangebied heeft in ieder geval in de 19 e eeuw een school gestaan. Mogelijk zijn er nog resten van deze school of het pad dat ernaar toe liep aanwezig in de grond. Beekdallandschappen hebben hun eigen bijzondere kenmerken. Op de randen van beekdalen is een hoge trefkans voor het aantreffen van steentijdbewoning, in de beekdalen zouden bijvoorbeeld bruggen, voordes en eendenkooien kunnen worden aangetroffen. Ook bestaat er een kans op depotvondsten. Dit zijn vondsten die met opzet in het veen zijn gedumpt, bijvoorbeeld met een rituele betekenis. De archeologische verwachting wordt weergegeven op de archeologische verwachtingskaart. Hierop staat weergegeven dat het gehele plangebied een middelhoge archeologische verwachting heeft, met uitzondering van de zandkoppen en oude meanders van het Schoonebeekerdiep, welke een hoge verwachting hebben, en de oude opgevulde geulen, welke een lage tot middelhoge verwachting hebben. Archeologische verwachtingskaart Groot Weijerswold Pagina 27 van 40