Cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2016

Vergelijkbare documenten
Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2017

Cijfers over risicofactoren, hartinterventies, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2018

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

cijfers en feiten Hart- en vaatziekten bij vrouwen en mannen Uitgave van de Nederlandse Hartstichting februari 2011

Cijfers over risicofactoren, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2012

Cijfers over over heden, verleden en toekomst. Hart- en vaatziekten in Nederland 2015

Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2013

Cijfers over leefstijlen risicofactoren, ziekte en sterfte. Hart- en vaatziekten in Nederland 2011

Levensverwachting en sterfte

Sterfte. Aantal sterfgevallen (per jaar) in Utrecht over de periode , uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en wijk (Bron: CBS)

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

Sterfte aan hart- vaatziekten in dertig jaar gehalveerd Minder sterfte vooral door betere diagnostiek en behandeling

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017

1894 zelfdodingen in 2016

Ad 1: voor de VTV is gekozen omdat dit de meest toonaangevende en recente voorspelling op dit moment is. Daar waar demografische ontwikkelingen in de

Zorg voor geest kost nog steeds het meest

STERFTECIJFERS 2012 Cijfers Zorg en Gezondheid 13 november 2014

CBS: Steeds minder mensen overlijden aan een acuut hartinfarct

Inclusief levendgeboren kinderen, doodgeboren kinderen en afgebroken zwangerschappen.

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Sterfte aan dementie. Anouschka van der Meulen en Ingeborg Keij-Deerenberg

Regionale VTV Ziekten in de toekomst. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Ziekten in de toekomst

Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode

Sterfte aan diabetes. Anouschka van der Meulen

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Chronische nierschade: hoe vaak, stadia en risico s

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode

De psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk van

Stadia chronische nierschade

Toekomstprojecties voor vier kernindicatoren voor de Sport Toekomstverkenning. Onderdeel van Sport Toekomstverkenning Trendscenario

deelrapport Levensverwachting en sterfte

Publicatie sterftecijfers 2014 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

Publicatie sterftecijfers 2015 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Wat als varianten in de VTV-2018

Allochtonen op de arbeidsmarkt

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Rapport Maastricht UMC+ HSMR 2016

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016

Bevolkingsomvang en aantal huishoudens,

Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van

Demo-rapport. Gemeente Barendrecht als voorbeeld

Bevolkingsomvang en aantal huishoudens,

HSMR en SMR s per diagnosegroep Cijfers eerste helft 2014 Ziekenhuisgroep Twente

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Vastgoedbericht juni 2008

Factsheet 2: De inzet van de POH-GGZ in de huisartspraktijk over de periode

Gezondheidsindicatoren 2005 Vlaams Gewest. Algemene sterftecijfers

Geestelijke gezondheid

Sterfte en ziekte in Utrecht

Bevolkingsomvang en aantal huishoudens,

Disclosure belangen spreker

Monitoren van de effecten van de publiekscampagne depressie op de instroom van patiënten met psychische problemen in de huisartspraktijk

Nieuwe Influenza A (H1N1)

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Najaar Voorbeeldrapportage Wijkscan

Suïcide(poging) Inleiding. Methode. Resultaten. Rubriekhouder: Mevrouw dr. G.A. Donker, (NIVEL)( )

EVOLUTIE VAN DE PREVALENTIE EN DE KOSTPRIJS VAN CHRONISCHE ZIEKTES

Toekomstbestendige zorg in Noord-Brabant: Voorlopige resultaten. Dung Ngo MSc 15 december 2010

Alcoholgebruik onder jongeren in Noord en Oost Groningen

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Enige prognoses betreffende dementie in de jaren 2007 tot 2030 in Amsterdam

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

De sterftecijfers voor het jaar 2013 worden vandaag gepubliceerd.

HSMR: doorontwikkeling en interpretatie. Agnes de Bruin (CBS), 11 oktober 2016 Themabijeenkomst Van getal naar patiëntveiligheid DHD, Utrecht

Ontwikkeling leerlingaantallen

Sterftecijfers (HSMR & SMR) 2012 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

Cijfers over dementie

Publicatie sterftecijfers 2013 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

Uitgevoerd onderzoek in de huisartsenpraktijk

Doodsoorzaak: Daling sterfte als gevolg van hart-en vaatziekte en stijging sterfte als gevolg van kwaadaardige kanker

CVRM: patiënten selectie en registratie!! cvrm(anagement!!) Registratie Maak een (verbeter)plan!!

1 Suïcide(poging) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, (NIVEL) ( )

NIEUWSBRIEF INFLUENZA-SURVEILLANCE 2008/09

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

61 Statistisch Jaarboek 2003 volksgezondheid volksgezondheid 4 Onderzoek & Statistiek gemeente Hengelo

Misdrijven en opsporing

Kent u de cijfers van uw hart?

Acute zorg door huisartsen in de dagzorg en op de huisartsenpost. Marieke Zwaanswijk, senior onderzoeker NIVEL

HSMR: doorontwikkeling en interpretatie. Agnes de Bruin (CBS), 11 oktober 2016 Themabijeenkomst Van getal naar patiëntveiligheid DHD, Utrecht

Vastgoedbericht november 2010

Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol

Is meten weten? Of uiteindelijk zweten? Wouter van der Horst, woordvoerder

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Influenza de cijfersop eenrij

INVENTARISATIEFORMULIER IN- EN EXCLUSIE CVRM Versie w1.1 Jan. 2017

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Aantal kinderen met alcoholvergiftiging in 2011 opnieuw toegenomen.

Facts & Figures Dementie

Transcriptie:

Cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte Hart- en vaatziekten in Nederland 2016

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenstelling van de Werkgroep Cijfers 5 1. Sterfte aan hart- en vaatziekten 7 2. Hartfalen in Nederland 27 3. Familiaire Hypercholesterolemie: prevalentie en spreiding in Nederland anno 2015/2016 41 4. Hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk: hoe vaak komt het voor? 57 5. Internationale vergelijking op gebied van hart- en vaatziekten 81 6. Ziekenhuisopnamen wegens hart- en vaatziekten 93 Bijlagen A Beschrijving ICD-codes van de tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten 115

Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016 Cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd onder redactie van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting. Samenstelling (in alfabetische volgorde): Prof. dr. M.L. Bots, arts-epidemioloog 1 Drs. J. Buddeke, gezondheidswetenschapper, epidemioloog 1,2 Dr. I. van Dis, epidemioloog 2 Dr. I. Vaartjes, epidemioloog 1,2 Prof. dr. F.L.J. Visseren, internist-vasculair geneeskundige 3 1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht 2 Hartstichting, Den Haag 3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht Gegevens en figuren uit dit rapport mogen met bronvermelding worden overgenomen. De juiste verwijzing luidt: Auteurs hoofdstuk, titel hoofdstuk. In: Buddeke J, Van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland 2016, cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2016. Den Haag, 2016

2

Voorwoord Voor de 22 ste maal biedt de Hartstichting u een boek met cijfers over de prevalentie, ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten. In deze versie treft u op verschillende terreinen trendbreuken. Hoofdstuk 1 omvat de meest recente sterftecijfers van ziektebeelden binnen hart- en vaatziekten. De Hartstichting is overgestapt van de indeling van hart- en vaatziekten volgens TNO naar de indeling van het CBS. Dat betekent o.a. dat aangeboren hartafwijkingen niet meer onder hart- en vaatziekten geschaard worden. Door deze nieuwe indeling zijn er 744 minder sterfgevallen aan HVZ in 2016. Er sterven meer vrouwen aan HVZ dan mannen, maar vrouwen zijn wel 6 jaar ouder dan mannen als zij sterven aan HVZ. De daling in sterfte aan hart- en vaatziekten lijkt de laatste jaren af te vlakken, in alle leeftijdsklassen. In hoofdstuk 2 worden cijfers over hartfalen gepresenteerd. Met name in de leeftijdsklasse 85 jaar en ouder neemt de absolute sterfte alsmede het aantal ziekenhuisopnamen voor hartfalen de laatste 25 jaar flink toe. Indien gecorrigeerd wordt voor de veranderende leeftijdsopbouw dan blijft de sterfte aan hartfalen min of meer gelijk. Het aantal patiënten met hartfalen ligt boven de 200.000. Ook hier is een trendbreuk zichtbaar. Werd in voorgaande jaren het aantal personen met een zorgvraag voor hartfalen geregistreerd, nu wordt het aantal personen dat ooit een vermelding van hartfalen in het huisartsendossier heeft geteld. Dat betekent een flinke toename van het aantal patiënten met de diagnose van hartfalen ooit. In hoofdstuk 3 treft u de prevalentie, opsporingsgraad en trend van personen met een erfelijke hypercholesterolemie (FH). Voorheen werd uitgegaan van 40.000 Nederlanders met een FH, thans wordt uitgegaan van 70.000 Nederlanders met FH. Tot eind 2013 voerde Stichting Opsporing Erfelijke Hypercholesterolemie familiecascade-onderzoek uit en werden jaarlijks zo n 1.500 2.000 nieuwe mensen met FH opgespoord, in totaal 30.000 patiënten in de periode 1994 2011. Door het afbouwen van dit bevolkingsonderzoek daalde het aantal nieuw opgespoorde FH patiënten naar minder dan 400 per jaar. 3 Voorwoord

In hoofdstuk 4 worden de nieuwe ziekte-episodes en prevalentiecijfers van patiënten met hart- en vaatziekten en de ziektebeelden daarbinnen zoals geregistreerd bij de huisarts gepresenteerd. Ook hier treedt een trendbreuk op door overgang van NIVEL en RIVM op een nieuwe methode, van punt naar jaarprevalentie, van patiënt met zorgvraag (DBC) naar eens ziek altijd ziek bij chronische aandoeningen en andere definiëring van de ziekteperiode bij acute aandoeningen. Anno 2015 zijn er naar schatting 1,4 miljoen patiënten met een chronische hart- of vaatziekte, 675.000 vrouwen en 725.000 mannen. Hieronder vallen o.a. 400.000 patiënten met angina pectoris, 225.000 patiënten met hartfalen, ruim 300.000 patiënten met een beroerte en 350.000 personen met een perifere vaatziekte. In hoofdstuk 5 wordt op basis van de Global Burden of Disease bezien welke plaats Nederland internationaal inneemt. Nederland staat op de 7e plaats (van laag naar hoog) van de 42 landen uit Europa voor wat betreft sterfte aan hart- en vaatziekten en op de 10e plaats in het aantal verloren jaren in goede gezondheid door HVZ. De sterfte aan HVZ is het hoogst in enkele Oost- Europese landen. In hoofdstuk 6 worden recente cijfers van het aantal ziekenhuisopnamen gepresenteerd. In 2015 waren er zo n 270.000 ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten, ruwweg 160.000 voor mannen en 110.000 voor vrouwen. Ook hier traden trendbreuken in de registratie op. In 2013 werd een omslag gemaakt van codering van ziekenhuisopnamen in ICD-9 naar ICD-10, en trad er een wijziging in de definitie van klinische opnamen op door introductie van het zorgtype observatie. Tevens werd een andere methode voor generatie van niet geleverde data door ziekenhuizen gehanteerd. In 2015 was de levering van data nagenoeg weer volledig. De Hartstichting publiceert in dit boek cijfers van verschillende databronnen. Hierbij willen wij onze dank betuigen aan het CBS, Dutch Hospital Data, het Julius Centrum (UMCU), het RIVM en NIVEL. Tevens danken wij de onderzoekers voor hun grote inzet om deze interessante data te ontsluiten. Namens de Werkgroep Cijfers, Prof.dr. F.L. J. Visseren, Internist-vasculair geneeskundige, UMC Utrecht Voorzitter mw. dr. I. van Dis, epidemioloog, Hartstichting Secretaris (i.van.disahartstichting.nl) 4 Voorwoord

Samenstelling van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting Prof.dr. F.L.J. Visseren, voorzitter (Afdeling Vasculaire Geneeskunde, UMCU, Utrecht) Mevr. dr.ir. I. van Dis, secretaris (Hartstichting, Den Haag) Dr. J.D. Blankensteijn (Afdeling Heelkunde, VUmc, Amsterdam) (vanaf november 2016) Prof.dr. M.L. Bots (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht) Mevr. ir. A. de Bruin (Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag) Prof.dr. J. Deckers (Thoraxcentrum, ErasmusMC, Rotterdam) Dr. A.H. Liem (Afdeling Cardiologie, St Franciscus Gasthuis, Rotterdam) Prof.dr. J.A. Rauwerda (Afdeling Heelkunde, VUmc, Amsterdam) (tot oktober 2016) Dr. J.B. Reitsma (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht) Prof. dr. F.G. Schellevis (Nivel, Utrecht en Afdeling Huisartsgeneeskunde & Ouderengeneeskunde, Amsterdam Public Health Research Institute, VUmc, Amsterdam) Prof.dr. Y. Smulders (Afdeling Interne Geneeskunde, VUmc, Amsterdam) Mevr. prof.dr.ir. W.M.M. Verschuren (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Voeding, Preventie en Zorg, Bilthoven) Mevr. dr. M.C. Visser (Afdeling Neurologie, VUmc, Amsterdam) Dr. R. Wimmers (Team Kennis & Trends, Hartstichting) Wetenschappelijke medewerkers Mevr. drs. J. Buddeke (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht) Mevr. dr. I. Vaartjes (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht) 5 Werkgroep Cijfers

6

1 Sterfte aan hart- en vaatziekten in Nederland J. Buddeke 1,2, I. van Dis 1, F.L.J. Visseren 3, I. Vaartjes 1,2, M.L. Bots 2 1 Hartstichting, Den Haag 2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht 3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht Samenvatting In 2015 overleden meer vrouwen dan mannen aan de gevolgen van hart- en vaatziekten. Er overleden 20.757 vrouwen en 18.543 mannen aan hart- en vaatziekten. Vrouwen overlijden op hogere leeftijd aan hart- en vaatziekten dan mannen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hart- en vaatziekten was 84 jaar bij vrouwen en 78 jaar bij mannen. Van alle vrouwen die overlijden aan hart- en vaatziekten, overlijdt 95% boven de 65 jaar. Bij mannen is dit 87%. Vrouwen overlijden vaker dan mannen aan een beroerte en hartfalen, terwijl mannen vaker overlijden aan een hartinfarct. In totaal overleden er in 2015 2.339 vrouwen en 3.054 mannen aan een hartinfarct. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een hartinfarct was 82 jaar voor vrouwen en 74 jaar voor mannen. In totaal overleden er in 2015 5.641 vrouwen en 3.968 mannen aan een beroerte. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een beroerte was 84 jaar voor vrouwen en 79 jaar voor mannen. In totaal overleden er in 2015 4.555 vrouwen en 3.112 mannen aan hartfalen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hartfalen was 88 jaar voor vrouwen en 83 jaar voor mannen. De daling in sterfte in hart- en vaatziekten over de periode 1980-2015 is kleiner bij vrouwen dan bij mannen. In totaal overleden er 24.112 vrouwen in 1980 aan hart- en vaatziekten en 20.757 in 2015. In totaal overleden er 27.742 mannen aan hart- en vaatziekten in 1980 en 18.543 2015. Het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten is bij vrouwen met 58% gedaald en bij mannen met 67%. 7 Sterfte aan hart- en vaatziekten

1.1 Sterfte Net als in voorgaande jaren overleden er in Nederland in 2015 meer vrouwen dan mannen aan de gevolgen van een hart- of vaatziekte (tabel 1.1), namelijk 20.757 vrouwen tegenover 18.543 mannen. Dit komt neer op gemiddeld 57 vrouwen en 51 mannen die per dag aan hart- en vaatziekten overlijden. Het aandeel van de hart- en vaatziekten in de totale sterfte was daarmee 27% voor vrouwen en 26% voor mannen. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt ook het aantal personen dat aan hart- en vaatziekten sterft toe (tabel 1.2). Aangezien vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen is dit een belangrijke verklaring waarom er meer vrouwen dan mannen overlijden aan de gevolgen van hart- en vaatziekten. Naast hart- en vaatziekten vormen kwaadaardige nieuwvormingen (kanker) en ziekten van de ademhalingsorganen belangrijke doodsoorzaken. Ook de groep met overige doodsoorzaken neemt in toenemende mate een belangrijke positie in. Daarbinnen valt overlijden aan de complicaties van dementie (3.245 mannen, gemiddelde leeftijd 85 jaar en 7.066 vrouwen, gemiddelde leeftijd 88 jaar) en de ziekte van Alzheimer (1.044 mannen, gemiddelde leeftijd 84 en 2.452 vrouwen, gemiddelde leeftijd 87 jaar), diabetes mellitus (1.306 mannen, gemiddelde leeftijd 76 jaar en 1.524 vrouwen, gemiddelde leeftijd 83 jaar) en chronische nierziekten (851 mannen, gemiddelde leeftijd 82 jaar en 1.022 vrouwen, gemiddelde leeftijd 85 jaar). In 2013 is het Centraal Bureau Statistiek (CBS) overgegaan van het handmatig coderen van doodsoorzakenformulieren naar automatisch coderen van doodsoorzaken. De overeenstemming bleek bijna 90% op ICD-10 hoofdstukniveau. Tezamen met het invoeren van een ICD-10 update, bracht dit echter wel eenmalige verschuivingen in de statistiek met zich mee. Zo was er een significante toename van de infectieziekten, dementie, de ziekte van Alzheimer en het laat gevolg van een CVA als onderliggende doodsoorzaak, en een significante afname van longontsteking, COPD, ziekten van het spijsverteringsstelsel, urineweginfectie en ouderdom. Dementie/Alzheimer en het laat gevolg van een CVA namen toe ten koste van longontsteking en urineweginfectie. Het is een aanpassing aan internationale opvattingen over het selecteren van de onderliggende doodsoorzaak. Voor de prevalentie van kanker en hart- en vaatziekten is het verschil tussen het automatisch en handmatig coderen gering. Bron: Dr. P.P.M. Harteloh. Van handmatig naar automatisch coderen van doodsoorzaken. Een bridge coding study. CBS, 2015 8 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Tabel 1.1 Doodsoorzaken in Nederland in 2015. Absolute getallen, percentages en gemiddelde leeftijd van overlijden Bron CBS Mannen Vrouwen Totaal Doodsoorzaak Gem. Gem. Gem. N % Lft. N % Lft. N % Lft. Hart- en vaatziekten 1 18.543 26 78 20.757 27 84 39.300 27 81 Kwaadaardige nieuwvormingen 23.899 34 73 20.225 27 72 44.124 30 72 Ziekten van de ademhalingsorganen 6.319 9 80 6.359 8 82 12.678 9 81 Uitwendige oorzaken van letsel envergiftiging 3.849 5 64 3.392 4 77 7.241 5 70 Overige doodsoorzaken 18.419 26 76 25.372 33 83 43.791 30 80 Alle doodsoorzaken 71.029 100 75 76.105 100 2 80 147.134 100 78 1 Op basis van ICD-10: I00 t/m I99. Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen naar Bijlage A 2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op. Onder vrouwen zijn hart- en vaatziekten nog steeds de meest voorkomende oorzaak van sterfte. Bij vrouwen jonger dan 75 jaar zijn kwaadaardige nieuwvormingen de meest voorkomende oorzaak van overlijden. Bij mannen zijn kwaadaardige nieuwvormingen de meest voorkomende doodsoorzaak. Echter, bij mannen ouder dan 85 jaar vormen hart- en vaatziekten de meest voorkomende oorzaak van sterfte. Het aandeel van hart- en vaatziekten in de totale sterfte bij vrouwen neemt toe met de leeftijd: van 10% tot 55 jaar, naar 23% tussen de 55 en 85 jaar, tot 34% bij de leeftijd van 85 jaar en ouder. Bij mannen is het aandeel van hart- en vaatziekten in de totale sterfte 16% tot 55 jaar, 25% tussen de 55 en 85 jaar, en 32% bij 85 jaar en ouder. 9 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Verandering ICD-codes indeling voor hart- en vaatziekten Tot op heden werd er door de Hartstichting gebruik gemaakt van de indeling voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO in 1984. Vanaf dit cijferboek maakt de Hartstichting gebruik van dezelfde indeling voor hart- en vaatziekten als het CBS en het RIVM (I00 t/m I99) om cijfers gepresenteerd door verschillende organisaties beter op elkaar aan te laten sluiten. Enkele ziekten die niet meer onder hart- en vaatziekten in de nieuwe indeling vallen met desbetreffende ICD-10 code: Transiënte cerebrale ischemische aanvallen en verwante symptomen (G45) Polyarteritis nodosa en verwante aandoeningen (M30) en overige necrotiserende vaataandoeningen (M31) Aangeboren hart- en vaatafwijkingen (P29.3 en Q20 t/m Q28) Enkele overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen, zoals afwijkingen van de hartslag (R00) Volgens de nieuwe indeling overleden in 2015 39.300 mensen aan hart- en vaatziekten (tabel 1.1), dat zijn 744 minder mensen dan volgens de oude indeling waarbij het totaal 40.044 bedraagt (Bijlage 1, pagina 25). Vergeleken met de oude indeling overleden er 64 minder mensen aan een beroerte, 65 minder aan arterieel vaatlijden en 462 minder mensen aan overige ziekten van het vaatstelsel in de nieuwe indeling. De 84 mensen (41 mannen, 43 vrouwen) die in 2015 overleden aan aangeboren hartafwijkingen vallen niet onder de nieuwe indeling van hart- en vaatziekten. De precieze veranderingen in de gebruikte ICD-codes kunt u vinden in Bijlage A. In Bijlage 1 staan de cijfers volgens de TNO-indeling van hart- en vaatziekten. 10 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Tabel 1.2 Doodsoorzaken in Nederland in 2015, absolute aantallen naar geslacht en leeftijd Bron CBS Mannen Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal Hart- en vaatziekten 222 659 1.544 3.712 6.346 5.501 559 18.543 Kwaadaardige nieuwvormingen 405 1.192 3.671 7.415 7.642 3.425 149 23.899 Ziekten van ademhalingsorganen 33 85 377 1.100 2.435 2.065 224 6.319 Uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging 811 485 461 457 733 795 107 3.849 Overige doodsoorzaken 825 800 1.686 3.211 5.678 5.593 626 18.419 Alle doodsoorzaken 2.296 3.221 7.739 15.895 22.834 17.379 1.665 71.029 Vrouwen Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal Hart- en vaatziekten 137 278 698 1.877 5.668 10.061 2.038 20.757 Kwaadaardige nieuwvormingen 486 1.426 3.416 5.388 5.530 3.649 330 20.225 Ziekten van ademhalingsorganen 34 109 412 962 1.869 2.396 577 6.359 Uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging 283 196 246 263 665 1.433 306 3.392 Overige doodsoorzaken 558 475 1.013 2.238 6.156 12.079 2.853 25.372 Alle doodsoorzaken 1.498 2.484 5.785 10.728 19.888 29.618 6.104 76.105 Sterfte binnen de hart- en vaatziekten In tabel 1.3 is de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten in 2015 uitgesplitst in tien ziektecategorieën. Voor zowel mannen als vrouwen wordt het grootste deel van de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten veroorzaakt door de ischemische hartziekten en beroertes. Samen zijn deze twee ziektebeelden verantwoordelijk voor 45% van de sterfte binnen harten vaatziekten bij vrouwen en voor 50% bij mannen. Naast de ischemische hartziekten en beroertes levert de categorie overige hartziekten een belangrijke bijdrage aan de sterfte binnen hart- en vaatziekten. Hieronder vallen onder andere sterfte aan hartfalen, cardiomyopathie en ritmestoornissen, waaronder boezemfibrilleren. Er overlijden meer mannen dan vrouwen aan de gevolgen van ischemische hartziekten, waaronder het acute hartinfarct. Er overlijden meer vrouwen dan mannen aan de gevolgen van een beroerte en hartfalen (figuur 1.1). 11 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Tabel 1.3 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2015, absolute aantallen en percentages per ziektecategorie naar geslacht Bron CBS Mannen Vrouwen Totaal Doodsoorzaak 1,2 N % 3 N % 3 N % 3 Ischemische hartziekten 5.292 29 3.690 18 8.982 23 Waarvan hartinfarct 3.054 2.339 5.393 Beroerte 3.968 21 5.641 27 9.609 24 Waarvan herseninfarct 2.134 3.497 5.631 Waarvan subarachnoïdale bloeding 111 223 334 Waarvan intracerebrale bloeding 845 942 1.787 Reumatische hartziekten en klepgebreken 617 3 1.013 5 1.630 4 Infectieuze hartziekten 281 2 424 2 705 2 Overige hartziekten 6.216 34 7.846 38 14.062 36 Waarvan hartfalen 3.112 4.555 7.667 Waarvan boezemfibrilleren 565 1.029 1.594 Waarvan cardiomyopathie 290 189 479 Arterieel vaatlijden 1.152 6 765 4 1.917 5 Waarvan AAA met ruptuur 172 79 251 Waarvan AAA zonder ruptuur 187 82 269 Waarvan claudicatio intermittens 141 133 274 Atherosclerose en/ of hypertensie 943 5 1.313 6 2.256 6 Veneus vaatlijden 52 <1 48 <1 100 <1 Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen 22 <1 17 <1 39 <1 Totaal 18.543 100 20.757 100 39.300 100 1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar Bijlage A AAA: aneurysma abdominale aorta 2 De sterftecijfers over 2015 zijn voorlopig. Er kunnen nog kleine wijzigingen optreden 3 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op 12 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.1 Aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten naar ziektebeeld en geslacht in Nederland in 2015 Bron CBS Aantal sterfgevallen 25.000 20.000 15.000 18.543 20.757 10.000 5.000 5.292 3.690 3.054 2.339 3.968 5.641 3.112 4.555 565 1.029 5.606 5.842 0 Ischemische hartziekten waarvan acuut hartinfarct Beroerte Hartfalen Boezemfibrilleren Rest hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten totaal Mannen Vrouwen In de leeftijdsklassen tot 85 jaar overlijden minder vrouwen dan mannen aan hart- en vaatziekten, terwijl in de leeftijdsklassen boven 85 jaar in absolute aantallen meer vrouwen overlijden (figuur 1.2). Van alle vrouwen die overlijden aan hart- en vaatziekten sterft 95% boven de 65 jaar. Bij mannen is dit 87%. De gemiddelde leeftijd van overlijden aan hart- en vaatziekten is 78 jaar bij mannen en 84 jaar bij vrouwen. Bij ischemische hartziekten bedroeg de gemiddelde leeftijd bij overlijden 76 voor mannen en 82 voor vrouwen. Bij het hartinfarct is de gemiddelde leeftijd van overlijden lager, 74 jaar bij mannen en 82 jaar bij vrouwen. De gemiddelde leeftijd van overlijden bij een beroerte is voor mannen en vrouwen respectievelijk 79 en 84 jaar. Mannen waren gemiddeld 83 jaar oud wanneer zij overleden aan hartfalen in 2015, vrouwen waren gemiddeld 88 jaar. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan boezemfibrilleren bedroeg 84 voor mannen en 88 voor vrouwen. 13 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.2 Aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2015 Bron CBS Aantal sterfgevallen 12.000 10.000 8.000 6.000 6.346 5.668 5.501 10.061 4.000 3.712 2.000 0 222 137 0-44 659 278 45-54 1.544 698 55-64 1.877 65-74 75-84 85-94 559 2.038 95+ Mannen Vrouwen Een belangrijke verklaring voor het hogere absolute aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten bij vrouwen ten opzichte van mannen is het grotere aantal vrouwen in de Nederlandse bevolking in de oudere leeftijdsgroepen. Tabel 1.4 toont daarom voor ischemische hartziekten, acuut hartinfarct, beroerte en het totaal van hart- en vaatziekten ook het aantal sterfgevallen uitgedrukt per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen waarin gecorrigeerd wordt voor verschillen in leeftijdsopbouw. In alle leeftijdsklassen is het sterfterisico aan hart- en vaatziekten per 100.000 inwoners in 2015 hoger bij mannen dan vrouwen, betreffende de doodsoorzaken acuut hartinfarct, hartfalen en het totaal aan hart- en vaatziekten. Alleen op zeer hoge leeftijd overlijden per 100.000 personen meer vrouwen dan mannen aan een beroerte. 14 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Tabel 1.4 Aantal sterfgevallen en sterfte per 100.000 personen aan hart- en vaatziekten, waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in 2015 naar leeftijd en geslacht, in Nederland Bron CBS Mannen Vrouwen Doodsoorzaak 1 Leeftijd Aantal Sterfte per Aantal Sterfte per (in jaren) overledenen 100.000 overledenen 100.000 Totaal hart- en vaatziekten 0-44 222 5 137 3 45-54 659 51 278 22 55-64 1.544 140 698 63 65-74 3.712 431 1.877 210 75-84 6.346 1.536 5.668 1.067 85-94 5.501 5.196 10.061 4.540 95+ 559 13.370 2.038 11.660 Totaal 18.543 221 20.757 243 Ischemische hartziekten 0-44 53 1 15 <1 45-54 258 20 70 5 55-64 563 51 184 17 65-74 1.278 148 451 51 75-84 1.789 433 1.143 215 85-94 1.234 1166 1.570 708 95+ 117 2.798 257 1.470 Totaal 5.292 63 3.690 43 Hartinfarct 0-44 43 <1 11 <1 45-54 199 15 51 4 55-64 405 37 130 12 65-74 776 90 312 35 75-84 965 234 717 135 85-94 609 575 965 435 95+ 57 1.363 153 875 Totaal 3.054 36 2.339 27 Hartfalen 0-54 1 38 <1 25 <1 55-64 114 10 48 4 65-74 377 44 195 22 75-84 1.014 245 977 184 85-94 1.383 1.306 2.608 1.177 95+ 186 4.449 702 4.016 Totaal 3.112 37 4.555 53 15 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Beroerte 0-44 38 <1 39 <1 45-54 83 6 76 6 55-64 257 23 195 18 65-74 729 85 545 61 75-84 1.535 372 1.636 308 85-94 1.228 1.160 2.673 1.206 95+ 98 2.344 477 2.729 Totaal 3.968 47 5.641 66 1 Om privacy redenen zijn de leeftijdsgroepen 0-44 en 45-54 bij elkaar opgeteld 1.2 Trends in sterfte Het absolute aantal doden aan hart- en vaatziekten is afgenomen tot 2014 (figuur 1.3) en nam in het afgelopen jaar juist toe. Deze toename heeft te maken met het feit dat er in 2015 in totaal meer mensen zijn overleden (zie kader 2). Ook sterfte door ziekten van de ademhalingsorganen is toegenomen ten opzichte van 2014. Van 1980 tot 2015 is het absolute aantal doden aan kwaadaardige nieuwvormingen bij zowel mannen als vrouwen toegenomen. Het absolute aantal doden aan uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging is licht toegenomen bij vrouwen en blijft nagenoeg hetzelfde bij mannen. Toename aantal sterfgevallen in 2015 In 2015 overleden er 147.134 mensen, dat zijn 7.911 meer sterfgevallen dan in 2014. Deze toename wordt verklaard door de lange, zware griepgolf in het voorjaar, waardoor relatief veel 80-plussers overleden. De grootste absolute stijging in het aantal sterfgevallen was in de categorie ziekten van de ademhalingsorganen. In 2015 overleden er 2.224 mensen meer aan deze ziekten dan in 2014. Ten opzichte van 2014 overleden er in 2015 1.438 meer mensen aan hart- en vaatziekten. Aan dementie/ Alzheimer en COPD overleden ook meer mensen, respectievelijk 1.437 en 1.151 mensen. 16 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.3 Trends in absolute sterfte aan hart- en vaatziekten, kwaadaardige nieuwvormingen (kanker), ziekten van de ademhalingsorganen, uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging en overige doodsoorzaken, naar geslacht. Periode 1980-2015 1 Bron CBS Mannen Aantal sterfgevallen 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Vrouwen Aantal sterfgevallen 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Hart- en Vaatziekten Ziekten van de ademhalingsorganen Uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging Overige doodsoorzaken Kwaadaardige nieuwvormingen Totaal 1 De cijfers over 2014 en 2015 kunnen minder goed vergelijkbaar zijn met voorgaande jaren omdat het CBS is overgestapt op automatisch coderen 17 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Tabel 1.5 geeft het absolute aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten, waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in de periode 1980-2015. Bij mannen is het bruto sterftecijfer voor hart- en vaatziekten met 43% gedaald (van 391 per 100.000 in 1980 naar 221 per 100.000 in 2015). Bij vrouwen daalde het bruto sterftecijfer met 27% (van 334 per 100.000 in 1980 naar 243 per 100.000 in 2015). Tabel 1.5 Absolute aantallen sterfgevallen (per 100.000 inwoners) aan hart- en vaatziekten, waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in de periode 1980-2015 1 Bron CBS Totaal Hart- Ischemische Hartinfarct en vaatziekten hartziekten Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen 1980 27.443 (391) 23.803 (334) 13.593 (194) 8.472 (17) 12.634 (180) 7.718 (108) 1985 28.438 (397) 25.944 (354) 13.373 (187) 8.851 (121) 12.486 (174) 8.082 (110) 1990 25.887 (350) 25.733 (340) 10.736 (145) 7.963 (105) 10.002 (135) 7.300 (97) 1995 25.519 (334) 26.579 (340) 9.796 (128) 7.963 (105) 8.888 (116) 6.800 (87) 2000 23.638 (300) 25.553 (318) 9.921 (126) 7.522 (93) 7.291 (93) 5.668 (70) 2005 20.773 (257) 22.557 (273) 7.631 (95) 6.117 (74) 5.361 (66) 4.141 (50) 2010 18.275 (222) 20.734 (247) 6.004 (73) 4.378 (52) 3.840 (47) 2.983 (36) 2013 18.036 (216) 20.456 (241) 5.354 (64) 3.912 (46) 3.212 (39) 2.478 (29) 2014 17.663 (211) 20.199 (237) 5.125 (61) 3.734 (44) 2.937 (35) 2.364 (28) 2015 18.543 (221) 20.757 (243) 5.292 (63) 3.690 (43) 3.054 (36) 2.339 (27) Hartfalen Beroerte Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen 1980 1.428 (20) 1.233 (17) 5.303 (76) 6.737 (95) 1985 2.691 (38) 3.245 (44) 4.893 (68) 6.866 (94) 1990 1.923 (26) 2.509 (33) 4.931 (67) 7.461 (99) 1995 2.835 (37) 4.067 (52) 4.781 (63) 7.628 (97) 2000 2.234 (28) 3.674 (46) 4.702 (60) 7.482 (93) 2005 2.311 (29) 3.423 (42) 4.032 (50) 6.294 (76) 2010 2.488 (30) 3.936 (47) 3.462 (42) 5.377 (64) 2013 2.923 (35) 4.116 (49) 3.758 (45) 5.653 (67) 2014 2.905 (35) 4.202 (49) 3.714 (44) 5.614 (66) 2015 3.112 (37) 4.555 (53) 3.968 (47) 5.641 (66) 1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A 18 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Het verschil in daling tussen mannen en vrouwen neemt af als de sterftecijfers gecorrigeerd worden voor veranderingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking (tabel 1.6): 67% daling bij mannen (van 669 per 100.000 in 1980 naar 221 per 100.000 in 2015) en 58% daling bij vrouwen (van 578 per 100.000 in 1980 naar 243 per 100.000 in 2015). De sterkste procentuele daling in het gecorrigeerde sterftecijfer tussen 1980 en 2015 wordt gezien in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar bij mannen (79%) en de leeftijdsgroep van 65-74 jaar bij vrouwen (75%). Tabel 1.6 Voor veranderingen in leeftijdsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 inwoners) aan hart- en vaatziekten in de periode 1980-2015 in Nederland, naar leeftijd en geslacht. Jaar van standaardisatie is 2015 1 Bron CBS Mannen Leeftijdsklassen Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal 1980 13 49 679 1.810 4.510 9.226 578 669 1985 11 42 638 1.739 4.506 9.399 608 653 1990 10 32 503 1.488 3.935 8.178 618 557 1995 9 27 418 1.328 3.708 7.954 648 512 2000 8 24 337 1.049 3.234 7.132 539 435 2005 7 19 242 744 2.535 6.458 534 343 2010 5 13 180 513 1.848 5.506 495 259 2013 4 12 154 453 1.614 5.104 462 230 2014 4 11 142 401 1.550 4.936 481 218 2015 4 11 140 431 1.536 4.999 508 221 1980-2015 (%) -69% -78% -79% -76% -66% -46% -12% -67% 19 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Vrouwen Leeftijdsklassen Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal 1980 6 14 209 827 3.216 7.798 1.125 578 1985 5 13 196 743 2.987 7.492 1.157 543 1990 4 10 162 615 2.537 6.868 1.083 474 1995 5 11 152 575 2.332 6.430 1.061 445 2000 5 10 122 502 2.039 5.865 949 396 2005 4 9 91 356 1.630 5.163 936 326 2010 3 7 74 259 1.252 4.530 813 270 2013 2 6 65 222 1.101 4.276 873 249 2014 2 6 64 216 1.047 4.154 852 241 2015 2 5 63 210 1.067 4.208 852 243 1980-2015 (%) -67% -64% -70% -75% -67% -46% -24% -58% 1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar Bijlage A Meer vrouwen overlijden aan de gevolgen van hart- en vaatziekten dan aan de gevolgen van kanker. Bij mannen overlijden sinds 2005 meer personen aan kanker dan aan hart- en vaatziekten. Sinds 2009 is het aantal sterfgevallen van mannen en vrouwen samen aan kanker hoger dan aan hart- en vaatziekten. In figuur 1.4 worden de voor verandering in leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde sterftecijfers voor hart- en vaatziekten en kanker weergegeven. Bij mannen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker met 33% gedaald (van 428 per 100.000 in 1980 naar 285 per 100.000 in 2015). Bij vrouwen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker in mindere mate afgenomen met een daling van 8% (van 259 per 100.000 in 1980 naar 237 per 100.000 in 2015). 20 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.4 Trend in voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 van de gemiddelde bevolking) voor hart- en vaatziekten (HVZ) en kanker in Nederland, naar geslacht. Jaar van standaardisatie is 2015 Bron CBS Aantal sterfgevallen/100.000 700 600 500 400 300 200 100 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Man HVZ Vrouw HVZ Man Kanker Vrouw Kanker De voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor hartinfarct en beroerte vertonen een sterke daling in de periode van 1980-2015 (figuur 1.5 a en b). De grootste afname in het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer wordt waargenomen voor het hartinfarct. Hierin bedraagt de daling bij mannen 88% (van 299 per 100.000 in 1980 naar 36 per 100.000 in 2015) en bij vrouwen 84% (van 171 per 100.000 in 1980 naar 27 per 100.000 in 2015). Bij beroerte is het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer bij mannen gedaald met 65% (van 133 per 100.000 in 1980 naar 47 per 100.000 in 2015) en bij vrouwen met 60% (van 163 per 100.000 in 1980 naar 66 per 100.000 in 2015). Het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer voor hartfalen blijft nagenoeg gelijk bij mannen (van 36 per 100.000 in 1980 naar 37 per 100.000 in 2015) en neemt bij vrouwen met 65% toe (32 per 100.000 in 1985 naar 53 per 100.000 in 2015). 21 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.5 Trend in voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 van de gemiddelde bevolking) voor hart- en vaatziekten (HVZ), waaronder hartinfarct en hartfalen (a) alsmede beroerte en ischemische hartziekten (b), in Nederland, naar geslacht. Jaar van standaardisatie is 2015 Bron CBS Aantal sterfgevallen/100.000 700 600 500 400 300 200 A 100 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Man Hartinfarct Vrouw Hartinfarct Man Hartfalen Vrouw Hartfalen Man Totaal HVZ Vrouw Totaal HVZ Aantal sterfgevallen/100.000 700 600 500 400 300 200 B 100 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Man Ischemische hartziekten Vrouw Ischemische hartziekten Man Beroerte Vrouw Beroerte Man Totaal HVZ Vrouw Totaal HVZ 22 Sterfte aan hart- en vaatziekten

1.3 Sterfte aan ischemische hartziekten, beroerte, hartfalen en totaal hart- en vaatziekten naar GGD-regio Het RIVM heeft de sterftecijfers van het CBS uit de periode 2011 t/m 2014 bewerkt, waarbij de sterfte in GGD-regio s vergeleken is met het landelijke sterftecijfer in Nederland (index = 100). Hierbij is gecorrigeerd voor de leeftijd- en geslachtsopbouw van de Nederlandse bevolking over de periode 2011-2014. De hoogste sterfte aan hart- en vaatziekten is geregistreerd in Zuid- Limburg en Groningen. In de GGD-regio s van de provincies Noord- en Zuid-Holland en in Utrecht is gemiddeld sprake van de laagste sterfte aan hart- en vaatziekten. Een min of meer zelfde beeld wordt gevonden voor ischemische hartziekten. De hoogste sterfte aan een beroerte is geregistreerd in Friesland, Gelderland-Midden en -Zuid en West-Brabant. De laagste sterfte aan beroerte is geregistreerd in het westen, in Utrecht, Flevoland en Zeeland. De regio s Groningen en Zeeland kennen de hoogste sterfte aan hartfalen. In het midden van Nederland is de sterfte aan hartfalen het laagst. De laagste sterfte is geregistreerd in Amsterdam en Haaglanden. 23 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Figuur 1.6 Sterfte per GGD-regio voor hart- en vaatziekten, ischemische hartziekten, beroerte en hartfalen in de periode 2011-2014, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht Bron CBS; gegevens bewerkt door het RIVM Hart- en vaatziekten Ischemische hartziekten Index 95 95-98 98-102 102-105 >_ 105 > Beroerte Hartfalen In deze index is het landelijk sterftecijfer in Nederland op 100 gesteld en is in de kaarten weergegeven hoe GGD regio s zich verhouden tot deze index (=CMF: comparative mortality figure). Zie ook: https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/sterfte-naar-doodsoorzaak/ regionaal-internationaal/hartvaatstelsel Deze kaarten zijn tot stand gekomen door het RIVM, met dank aan drs.ing. H. Giesbers en drs. R. Poos. 24 Sterfte aan hart- en vaatziekten

Bijlage 1 Doodsoorzaken volgens TNO-indeling Tot op heden werd er door de Hartstichting gebruik gemaakt van de indeling voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO. Vanaf dit cijferboek maakt de Hartstichting gebruik van dezelfde indeling voor hart- en vaatziekten als het RIVM en het CBS (I00 t/m I99) om zo tot vergelijkbare cijfers te komen. Deze kunt u vinden in hoofdstuk 1. Om te kunnen beoordelen waar de veranderingen tussen beide indelingen zitten vindt u in deze bijlage de doodsoorzaken aan hart- en vaatziekten volgens de indeling van het TNO. Tabel 1.1 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2015, absolute aantallen en percentages per ziektecategorie naar geslacht (TNO-indeling) Mannen Vrouwen Totaal Doodsoorzaak 1 N % 2 N % 2 N % 2 Ischemische hartziekten 5.292 28 3.690 17 8.982 23 Waarvan acuut hartinfarct 3.054 2.339 5.393 Beroerte (inclusief G45) 3.988 21 5.685 27 9.673 24 Waarvan herseninfarct 2.134 3.497 5.631 Waarvan subarachnoïdale bloeding 111 223 334 Waarvan intracerebrale bloeding 845 942 1.787 Aangeboren hartafwijkingen 41 <1 43 <1 84 <1 Reumatische hartziekten en klepgebreken 617 3 1.013 5 1.630 4 Infectieuze hartziekten (inclusief A52.0) 281 2 424 2 705 2 Overige hartziekten (inclusief R94.3) 6.216 34 7.846 37 14.062 36 Waarvan hartfalen 3.112 4.555 7.667 Waarvan boezemfibrilleren 565 1.029 1.594 Waarvan cardiomyopathie 290 189 479 Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 1.047 6 661 3 1.708 4 Waarvan AAA met ruptuur 172 79 251 Waarvan AAA zonder ruptuur 187 82 269 Atherosclerose en/ of hypertensie 943 5 1.313 6 2.256 6 Veneus vaatlijden 52 <1 48 <1 100 <1 Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen (inclusief: A18.2, D18, K55, R00-R02, R07.1-R07.4, R09.8, R16.1, R23.0-R23.2, R55, R57.0, R58-R60) 397 2 447 2 844 2 Waarvan claudicatio intermittens 141 133 274 Totaal 18.874 100 21.170 100 40.044 100 1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar Bijlage A AAA: Abdominaal aorta aneurysma 2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op. 25 Sterfte aan hart- en vaatziekten

26

2 Hartfalen in Nederland J. Buddeke 1,2, I. van Dis 1, I. Vaartjes 1,2, J.W. Deckers 3, A Liem 4, M.L. Bots 2 1 Hartstichting, Den Haag 2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht 3 Afdeling Cardiologie, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam 4 Afdeling Cardiologie, Sint Franciscus Gasthuis, Rotterdam, The Netherlands Met dank aan dr. M. Nielen (NIVEL) en drs. R. Poos (RIVM) voor het beschikbaar stellen van de prevalentie- en incidentiecijfers van hartfalen uit NIVEL Zorgregistraties eerste lijn en dank aan dr. F.H. Rutten (Julius Centrum) voor het beoordelen van het hoofdstuk. Samenvatting In Nederland overleden in 2015 7.667 mensen aan hartfalen als primaire oorzaak, waaronder 3.112 mannen en 4.555 vrouwen. Dit komt neer op 20% van de totale sterfte aan hart- en vaatziekten. De gemiddelde leeftijd van overlijden aan hartfalen bedroeg 83 jaar voor mannen en 88 jaar voor vrouwen. De absolute sterfte aan hartfalen is toegenomen van 1.428 in 1980 naar 3.112 in 2015 bij mannen en van 1.233 naar 4.555 bij vrouwen. Het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde sterftecijfer voor hartfalen ten opzichte van 18 jaar geleden is bij mannen met 19% gedaald. Bij vrouwen was dit 4%. Op basis van cijfers uit de huisartsenregistratie van NIVEL Zorgregistraties is geschat dat in 2015 er 227.300 patiënten, waaronder 104.100 mannen en 123.200 vrouwen bekend waren met hartfalen. Per jaar krijgen ongeveer 40.100 mensen, waaronder 18.700 mannen en 21.300 vrouwen de diagnose hartfalen. Het aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen in 2012 bedroeg 29.011 (14.562 voor mannen en 14.449 voor vrouwen). Dit komt neer op 8% van het totaal aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten. De gemiddelde ligduur bedroeg bij mannen en vrouwen 9 dagen in 2012. In een Nederlandse studie bedroeg de sterfte 28 dagen na de opname in het ziekenhuis voor hartfalen 17%. Na 5 jaar was dit opgelopen tot 44%. De kosten voor hartfalen bedroegen in 2011 940 miljoen euro. Dit komt neer op 11,4% van het totale budget voor hart- en vaatziekten en op 1,1% van de totale kosten voor de gezondheidszorg in Nederland. 27 Hartfalen in Nederland

Hartfalen Er is sprake van hartfalen bij een tekortschietende pompfunctie van het hart waardoor veel organen niet genoeg zuurstof en voedingsstoffen krijgen. Dit kan leiden tot klachten van vermoeidheid en kortademigheid bij geringe inspanning. Patiënten met hartfalen hebben vaak last van vochtophoping, met name in de longen en benen. Oorzaken van de verminderde pompfunctie van het hart kunnen zijn: een eerder doorgemaakt hartinfarct, hoge bloeddruk, klepaandoeningen en hartspierafwijkingen (cardiomyopathie). 1,2 Afhankelijke van de ernst kan hartfalen leiden tot een sterk verminderde kwaliteit van leven. 3 Figuur 2.1 Percentage van de sterfte aan hart- en vaatziekten toegeschreven aan hartfalen, ischemische hartziekten en beroerte in 2015 Bron CBS 33% 20% Hartfalen Ischemische hartziekten 23% Beroerte Rest hart- en vaatziekten 24% Hartfalen sterfte In 2015 overleden in Nederland 18.543 mannen en 20.757 vrouwen aan harten vaatziekten. Daarvan overleden 7.667 mensen aan hartfalen, waarvan 3.112 mannen en 4.555 vrouwen. Het aandeel van de sterfte binnen hart- en vaatziekten was hiermee 20% (mannen 17%, vrouwen 22%) (figuur 2.1). De gemiddelde leeftijd van overlijden aan hartfalen bedroeg 83 jaar voor mannen en 88 jaar voor vrouwen. Andere belangrijke doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten vormen ischemische ziekten, waaronder het hartinfarct en beroerte. Hartfalen als doodsoorzaak neemt sterk toe met de leeftijd, met de hoogste sterfte tussen 85 en 94 jaar (figuur 2.2). Bij het interpreteren van deze cijfers moet in acht worden genomen dat dit waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijkheid betreft. Hartfalen wordt vaak niet als primaire doodsoorzaak aangewezen, maar bijvoorbeeld een acuut hartinfarct, 28 Hartfalen in Nederland

hartstilstand of ritmestoornis. 4,5 In 2012, het laatste jaar waarin secundaire doodsoorzaken werden geregistreerd, werd bij 703 mannen en bij 847 vrouwen hartfalen als secundaire doodsoorzaak vermeld. Aangenomen kan worden dat in totaal ongeveer 21.000 sterfgevallen per jaar verband houden met hartfalen. 4 Figuur 2.2 Absolute aantallen overleden mannen en vrouwen met primaire doodsoorzaak hartfalen in Nederland in 2015, naar leeftijd en geslacht Bron CBS Aantal overledenen aan hartfalen 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 1.014 977 1.383 2.608 702 500 0 38 25 0-54 114 48 55-64 377 195 65-74 75-84 85-94 186 95+ Mannen Vrouwen ICD-codes: ICD-9: 428, ICD-10: I50 Trends in sterfte aan hartfalen Figuur 2.3a geeft trends in de sterfte met hartfalen als primaire doodsoorzaak van 1980 tot 2015 weer. In deze periode steeg het aantal personen dat overleed aan hartfalen in absolute zin, van 1.428 in 1980 naar 3.112 in 2015 bij mannen en van 1.233 naar 4.555 bij vrouwen. In figuur 2.4 zijn deze cijfers uitgesplitst naar mannen en vrouwen boven en onder de 85 jaar. Hier uit blijkt dat de sterfte aan hartfalen onder de 85 jaar voor mannen en vrouwen nagenoeg vergelijkbaar is en dat de stijging in sterfte aan hartfalen bij 85 plussers veel sterker is bij vrouwen dan bij mannen. Deze cijfers zijn echter niet gecorrigeerd voor veranderingen in de leeftijdsopbouw van de populatie. Figuur 2.5 laat de trend in sterfte aan hartfalen zien, gecorrigeerd voor de leeftijdsopbouw van de bevolking. Het sterftecijfer voor hartfalen ten opzichte van 18 jaar geleden is bij mannen met 19% gedaald. Bij vrouwen was dit een stuk minder, namelijk 4%. Over de gehele periode, vanaf 1980, zien we een stijging van 3% bij mannen en 66% bij vrouwen. In de periode voor 1996 was het verloop van de sterfte aan hartfalen grillig. 29 Hartfalen in Nederland

Grillig verloop sterfte hartfalen Tussen 1982-1986 en 1993-1995 zijn twee duidelijke pieken in de sterfte aan hartfalen te zien (figuur 2.2 en figuur 2.3). Uit analyses van het CBS bleek dat deze pieken samenhangen met dalen in de sterfte voor Overige hartziekten waarin niet de sterfte voor hartfalen is meegenomen (voor codes zie Bijlage A). Mogelijkerwijs heeft er uitwisseling tussen deze groepen doodsoorzaken plaatsgevonden. Tevens kunnen tijdelijke wijzigingen in codering hebben plaatsgevonden. De tweede piek valt net voor de omslag van codering volgens ICD-9 naar ICD-10 in 1996. Echter, de precieze redenen voor de pieken blijven onduidelijk, maar lijken een artefact van registratie te zijn. Figuur 2.3 Absolute totaal aantallen overledenen naar geslacht (A) en voor mannen en vrouwen onder en boven de 85 jaar (B) aan hartfalen 1 in de periode 1980-2015 in Nederland Bron CBS Aantal overledenen hartfalen 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 A 1.000 500 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Mannen Totaal Vrouwen Totaal 30 Hartfalen in Nederland

Aantal overledenen hartfalen 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 B 1.000 500 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Mannen 85+ Vrouwen 85+ Mannen 0-84 jaar Vrouwen 0-84 jaar 1 ICD-codes: ICD-9: 428, ICD-10: I50 Figuur 2.4 Gestandaardiseerd (voor veranderingen in leeftijdsopbouw gecorrigeerd) sterftecijfer per 100.000, in de periode 1980-2015 voor hartfalen. 1 Jaar standaardisatie is 2015 Bron CBS Aantal overledenen hartfalen/100.000 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 Jaar Mannen Vrouwen 1 ICD-codes ICD-9: 428, ICD-10: I50 31 Hartfalen in Nederland

Aantal mensen met hartfalen Op basis van cijfers uit de huisartsenregistratie van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn is geschat dat in 2015 er ongeveer 104.100 mannen en 123.200 vrouwen bekend waren met hartfalen. In absolute zin komt hartfalen het vaakst voor bij mannen van 75 jaar tot en met 84 jaar (36%) en bij vrouwen van 85 jaar en ouder (43%) (figuur 2.5). Uitgedrukt per 1.000 mannen, respectievelijk vrouwen per desbetreffende leeftijdsgroep, komt hartfalen het vaakst voor bij mannen en vrouwen van 85 jaar en ouder (tabel 2.1). In 2015 kregen ongeveer 40.100 mensen de diagnose hartfalen, waarvan 18.700 mannen en 21.300 vrouwen. Ook hier was het absolute aantal nieuwe diagnoses voor hartfalen het hoogst bij mannen van 75 jaar tot en met 84 jaar en bij vrouwen van 85 jaar en ouder (figuur 2.6), terwijl hartfalen uitgedrukt per 1.000 inwoners bij zowel mannen als vrouwen het vaakst gediagnosticeerd werd bij mensen van 85 jaar en ouder (tabel 2.2). Het RIVM heeft berekend dat door de vergrijzing van de bevolking het aantal patiënten met hartfalen tussen 2011 en 2040 zal toenemen met 111%. 7 Figuur 2.5 Jaarprevalentie in Nederland voor hartfalen 1 naar leeftijdsklassen in 2015. Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn Jaarprevalentie hartfalen 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 1.500 1.400 0-44 3.500 2.900 45-54 10.900 7.600 55-64 25.400 19.300 65-74 37.600 38.700 75-84 25.100 53.200 85+ 104.100 123.200 Totaal Mannen Vrouwen 1 ICPC code K77 32 Hartfalen in Nederland

Tabel 2.1 Jaarprevalentie per 1.000 inwoners in Nederland voor hartfalen 1 naar leeftijdsklassen in 2015, afgerond Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn Leeftijdsklasse (jaar) Mannen Vrouwen 0-44 0,3 0,3 45-54 2,7 2,2 55-64 9,9 6,9 65-74 29,5 21,7 75-84 91,1 73,0 85+ 228,5 222,7 Totaal 12,4 14,4 1 ICPC code K77 Figuur 2.6 Absolute jaarincidentie in Nederland voor hartfalen 1 naar leeftijdsklassen in 2015 Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn Jaarprevalentie hartfalen 25000 20000 15000 10000 5000 0 300 200 0-44 700 500 45-54 1.800 1.100 55-64 4.300 3.600 65-74 7.000 6.800 75-84 4.700 9.100 85+ 18.700 21.300 Totaal Mannen Vrouwen 1 ICPC code K77 33 Hartfalen in Nederland

Tabel 2.2 Jaarincidentie per 1.000 inwoners in Nederland voor hartfalen 1 naar leeftijdsgroep in 2015, afgerond Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn Leeftijdsklasse (jaar) Mannen Vrouwen 0-44 0,1 0,1 45-54 0,5 0,4 55-64 1,6 1,0 65-74 5,0 4,0 75-84 16,8 12,9 85+ 42,5 38,1 Totaal 2,2 2,5 1 ICPC code K77 Ziekenhuisopnamen Bij snel ontstaan of verergering van de klachten en verschijnselen van hartfalen kan acute behandeling nodig zijn in het ziekenhuis. Het aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen bedroeg 29.011 in 2012, waarvan 14.562 opnames voor mannen en 14.449 opnames voor vrouwen. Hartfalen vormde 8% van het totaal aantal ziekenhuisopnamen wegens hart- en vaatziekten in Nederland. Het absolute aantal ziekenhuisopnamen vanwege hartfalen was in 2012 het hoogst in de leeftijdscategorie van 75 tot 84 jaar (figuur 2.7). Onder relatief jonge patiënten (onder de 75 jaar) met hartfalen zijn er meer ziekenhuisopnamen voor mannen. 34 Hartfalen in Nederland

Figuur 2.7 Absolute aantallen ziekenhuisopnamen wegens hartfalen 1 in mannen en vrouwen in Nederland in 2012, naar leeftijd Bron DHD Aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 274 149 576 336 1.796 953 3.915 2.366 5.317 5.408 2.561 4.836 123 401 14.562 14.449 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal Mannen Vrouwen 1 ICD-codes: ICD-9: 428 Trends in ziekenhuisopnamen Het absolute aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen is in de periode 1980 tot 2012 sterk toegenomen, bij mannen van 7.181 naar 14.562 (+103%) en bij vrouwen 6.828 naar 14.449 (+116%) (figuur 2.8). Het aandeel van personen ouder dan 85 jaar in het totale aantal opgenomen hartfalenpatiënten steeg bij mannen van 8% in 1980 naar 18% in 2012. Bij vrouwen nam het percentage patiënten boven de 85 jaar toe van 18% tot 36%. De voor verandering in de leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfers zijn eveneens toegenomen (figuur 2.9), bij mannen van 151 per 100.000 in 1980 naar 176 per 100.000 in 2012 (+17%) en bij vrouwen van 134 per 100.000 in 1980 naar 171 per 100.000 in 2012 (+28%). Bij uitsplitsing van de cijfers naar leeftijd worden er onder de leeftijd van 85 jaar nauwelijks verschillen gezien in de afgelopen 10 jaar (figuur 2.10). Er zou sinds 2010 sprake van een daling kunnen zijn, maar dit kan ook om een tijdelijke fluctuatie gaan. De gemiddelde ligduur nam af, bij mannen van 19 dagen in 1980 tot 9 dagen in 2012 en bij vrouwen van 24 dagen in 1980 tot 9 dagen in 2012. 35 Hartfalen in Nederland

Figuur 2.8 Absoluut aantal ziekenhuisopnames voor hartfalen 1 in de periode 1980-2012, naar leeftijd en geslacht Bron DHD Mannen Aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Jaar 55-64 75-84 65-74 85+ Totaal Vrouwen Aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Jaar 55-64 75-84 65-74 85+ Totaal 1 ICD-codes: ICD-9: 428 36 Hartfalen in Nederland

Figuur 2.9 Bruto en gestandaardiseerd (voor verandering in leeftijdsopbouw gecorrigeerd) ziekenhuisopnamecijfer per 100.000, in de periode 1980-2012 voor hartfalen 1. Jaar van standaardisatie is 2012 Bron DHD Ziekenhuisopnamen wegens hartfalen/100.000 300 250 200 150 100 50 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Jaar Mannen standaard Vrouwen standaard Mannen bruto Vrouwen bruto 1 ICD-codes: ICD-9: 428 Figuur 2.10 Gestandaardiseerd (voor verandering in leeftijdsopbouw gecorrigeerd) ziekenhuisopnamecijfer per 100.000, in de periode 1980-2012 voor hartfalen 1, naar leeftijd en geslacht. Jaar van standaardisatie is 2012 Bron DHD Mannen Ziekenhuisopnamen wegens hartfalen/100.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Jaar 55-64 65-74 75-84 85+ 37 Hartfalen in Nederland