Onderzoek naar ondernemerschaponderwijs



Vergelijkbare documenten
MKB ziet wel brood in ondernemerschapsonderwijs

Piter Jelles Strategisch Perspectief

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 12 juli 2010 Stand van zaken Onderwijs en Ondernemen.

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Profielschets. Ondernemende school

Rapportage online marktonderzoek Wat maakt succes?

Onderstaand treft u de resultaten aan van de vragenlijst over ondernemend onderwijs.

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

stimuleert ondernemerschap BRochure STEVE

Junior Company op vmbo basis, kader en gemengd (profiel dienstverlening en producten)

Onderzoeksdocument. Creatieve Bloeiplaats

DEFINITIES COMPETENTIES

Rapportage Werksoorten. BIJ Voorbeeld. Naam: Datum:

INHOUDSOPGAVE Onderwijs en ondernemerschap: feiten en cijfers Wat gaan we doen? Tot slot

VRAGENLIJST JOnG. Mail het formulier met jouw antwoorden naar Dionne Neven (Regioadviseur MKB Limburg):

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doorlopende leerlijnen; Regionale visie als succesfactor

Inhoud. Inleiding 6. 1 Introductie 7 Ondernemerschap in Nederland 8 Drie manieren om een bedrijf te starten 8 IK als ondernemer 9

De Verticale Ondernemerskolom Twente: Project 301

Inge Test

Diversiteit Loont?! Factsheet Middelbaar Beroepsonderwijs

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

stimuleert ondernemerschap BRochure albert

Een eigen bedrijf is leuk!

Datum 14 juli 2016 Kamervragen Straus, Aukje de Vries en Moors (VVD) over vmboleerlingen die aangeven onvoldoende kennis van geldzaken te hebben

Aandacht nodig voor goed onderwijs op het gebied van ondernemerschap

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

B en W-nummer ; besluit d.d Onderwerp

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Theo Koot Ivo de Nooijer Raffi Balder

Resultaten WO-monitor 2013

in het mbo Werken aan uitstroom - instroom

3 vragen die managers hun medewerkers nooit stellen

Advies Rapport Zoek ieders Talent & Excelleer! Hoe excellentie ook in het hoger onderwijs kan worden gestimuleerd

MKB investeert in kennis, juist nu!

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Samenvatting afstudeeronderzoek

Trainingen voor Young Professionals

APQ rapportage. Bea Voorbeeld. Naam: Datum:

M Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.

Samen. stevige. ambities. werken aan.

Handreiking. Schoolondersteuningsprofiel. Passenderwijs

Nieuwe ogen. kijken naar De Cultuur Loper. } auteur Ria Timmermans, KPC Groep

Uitkomsten BPV Monitor 2017

Wat gaan we doen? Colofon. Almeerse Scholen Groep. Koersplan maart 2015

Nadere subsidieregels Euregionaal Onderwijs

Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz

ERVAREN WERKDRUK IN HET MBO

Zeker van je Zaak op het mbo. 5 stappen. Stappenplan

Techniekpact Twente: wat is dat ook alweer? Waarom een techniekpact in Twente? Programmalijnen

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1

Junior Company op vmbo basis, kader en gemengd (profiel economie en ondernemen)

Stichting Empowerment centre EVC

Cultuureducatie in het basisonderwijs

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

Het gaf mij veel energie om een eigen evenement te organiseren.

Ondernemerschap in Nederland

De speerpunten van de SPCO-scholen

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

SoHuman PROFIT/NON-PROFIT PARTICULIEREN SCHOLIEREN [INZICHT IN GEDRAG EN COMMUNICATIE]

STRATAEGOS CONSULTING

Ondernemerschap in Zuidoost-Brabant in perspectief

SAMEN WERKEN AAN ONDERWIJS IN WESTLAND TOEKOMSTVISIE ISW

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie

Ontplooiing en ontwikkeling van soft-skills in de financiële functie

5 juli 2004 I/II/

Onderzoek Passend Onderwijs

Een symbiose van onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg

M De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

Werkdruk in het onderwijs

ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van?

Europees Sociaal Fonds. Mede mogelijk gemaakt door Europese Unie, Ondernemen INHOLLAND. biedt haar kennis, vraagt uw expertise. Samen boeken we winst

Tevredenheid over start en ontwikkeling op de arbeidsmarkt

Een Stap voorwaarts in Leiderschap.

Nationale monitor Social media in de Interne Communicatie

adviseren vanuit je kern

Informatiefolder Centrum Brein & Leren, Vrije Universiteit Amsterdam. Annemarie Trouw Schoolleider St Maartensschool, Limmen (NH)

Visie op ouderbetrokkenheid

ENTANGLE - Nieuwsbrief

Menukaart Loopbaanevents. Investeer in jouw talent

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

6. Project management

Eerste tussentijdse effectevaluatie

M Ondernemerschap en strategie in het MKB

MKB-ondernemer ziet zichzelf vooral als manager

Het Loopbaanlab brengt onderwijsprofessionals in beweging

voor het middelbaar beroepsonderwijs

IBN ALS SOCIALE ONDERNEMING VOOR EEN BREDERE GROEP

12 Succesfactoren. voor een doorlopend onderwijstraject in, voor en na gesloten verblijf. Colofon:

Van baan naar eigen baas

POSITIEVE INTERVENTIE BRENGT GEDRAGSVERANDERING

Subsidieregeling Onderwijs Netwerk Ondernemen

De haperende groeimotor van het Nederlands kleinbedrijf

Onderwijs en vluchtelingenkinderen

Ten tweede geven we uitleg over het talenten en competentiepaspoort. Deze compacte rapportage is een goede aanvulling op de standaar TMA rapportages

Transcriptie:

Onderzoek naar ondernemerschaponderwijs HOE KAN HET ONDERWIJS ONDERNEMERSCHAP BEVORDEREN Auteurs drs. Mireille Boonstra-Kints drs. Elly Cornelissen drs. Marc van Rooden s Hertogenbosch, mei 2009

2

Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300 2593 CE Den Haag Postbus 90750 2509 LT Den Haag telefoon +31(0)70 344 09 66 fax +31(0)70 344 09 67 email info@nicis.nl www.nicis.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Nicis Institute. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Nicis Institute aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. 3

4

Inhoudsopgave 1 Inleiding 7 1.1 Opzet van de rapportage 7 Introductie op het thema 9 1.2 Het onderzoek 9 1.3 Investeringen in ondernemerschap 9 1.4 Ondernemerschap in het onderwijs 10 1.5 Het verankeren van ondernemerschap in het onderwijs 11 1.6 Ondernemerschaponderwijs: een nulmeting 12 2 Wat is ondernemerschap 16 2.1 Inleiding 16 2.2 Het begrip ondernemerschap 16 2.3 Ondernemerschapcompetenties 17 2.4 De rollen van een ondernemer 18 2.5 Conclusie: is ondernemerschap aan te leren? 19 3 Naar ondernemerschaponderwijs op maat 22 3.1 Drie groepen ondernemende leerlingen 22 3.2 Ondernemende docenten 23 3.3 Kiezen voor ondernemerschap 24 4 Allochtoon ondernemerschap 26 4.1 Ondernemerschap bij allochtone volwassenen 26 4.2 Groei van aantal allochtone ondernemers 27 4.3 Conclusie 28 5 Algemene conclusies en aanbevelingen 29 5.1 Opleidingsniveau 29 5.2 Aanbod ondernemerschaponderwijs 29 5.3 Aanbevelingen 30 6 Samenvatting 34 7 Voorbeelden van good practices en projecten 37 7.1 Algemeen 37 7.2 Het beroepsonderwijs 38 7.3 Het hoger beroepsonderwijs en universiteiten 39 8 Vragenlijsten 42 5

9 Bronnenlijst 46 6

1 Inleiding In het Stedelijk Innovatieprogramma (STIP) werkt Nicis Institute samen met NWO en de ministeries van BZK, VROM en VWS. Een deel van het innovatieprogramma is bestemd voor kortlopende onderzoeken. Voor 2008 is door de stuurgroep STIP vastgesteld dat de kortlopende STIPonderzoeken zich richten op het thema ondernemerschap in wijk en stad. Het bevorderen van ondernemerschap in wijk en stad staat volop in de belangstelling in de steden. Ondernemerschap creëert nieuwe vormen van bedrijvigheid, zorgt voor werkgelegenheid, biedt een ontwikkelperspectief voor inwoners en zorgt voor een levendige stad of buurt waar het plezierig wonen en werken is. In het kader van dit onderzoek is aan KPC Groep gevraagd om een veldonderzoek te doen naar de rol van ondernemerschaponderwijs op het starten van een bedrijf. Het doel van deze rapportage is om aan te geven wat er op het vlak van ondernemerschap gebeurt binnen het reguliere onderwijs. De bevindingen zijn gebaseerd op interviews met initiatiefnemers uit het onderwijsveld. Hiertoe is een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek gedaan, aangevuld met een aantal interviews met scholen, intermediairs, bedrijven, starters en leerlingen. We hebben hierbij vooral gekeken naar ondernemerschap stimulerende activiteiten binnen het onderwijs. Bijzondere aandacht is daarbij gegaan naar ondernemerschaponderwijs in de grote steden. In het kortlopend STIP onderzoek is vooral vanuit de grote steden interesse in dit onderwerp getoond. Uit het veldonderzoek blijkt dat er ook elders in het land volop belangstelling voor is. Dit rapport heeft geen wetenschappelijke status maar is de weergave van beleidsgericht onderzoek. Het heeft tot doel om mensen die ondernemerschap binnen het onderwijs willen stimuleren op ideeën te brengen en inzicht te geven in wat daarbij goed kan werken. 1.1 Opzet van de rapportage In hoofdstuk 2 schetsen we een beeld van de ontwikkelingen op het terrein van het bevorderen van ondernemerschap, de opzet en het doel van ons onderzoek en op welke wijze het onderwijs aandacht geeft aan ondernemerschap. In hoofdstuk 3 gaan we in op het begrip ondernemerschap. We geven een definitie van ondernemerschap en beschrijven een aantal competenties en rollen van ondernemers. We gaan in op de vraag of deze competenties leerbaar zijn en welke in het ondernemerschaponderwijs een plaats zouden moeten krijgen. In hoofdstuk 4 geven we een aantal handreikingen die het onderwijs zou kunnen gebruiken om ondernemerschaponderwijs op maat te ontwikkelen. 7

Hoofdstuk 5 is geheel gewijd aan allochtoon ondernemerschap. Uit ons veldonderzoek blijkt dat allochtone starters andere knelpunten ervaren bij het starten van een bedrijf. Op basis van ons veldonderzoek geven we ook een aantal aanbevelingen waarmee het aantal succesvolle allochtone starters vergroot zou kunnen worden. In hoofdstuk 6 geven we een aantal conclusies en aanbevelingen waarmee beleidsmakers en ondernemende schoolleidingen aan de slag kunnen met ondernemerschap. In hoofdstuk 7 geven we een samenvatting van onze rapportage en de voornaamste conclusies en aanbevelingen. Hoofdstuk 8 is in zijn geheel gewijd aan de good practices die we in ons veldonderzoek zijn tegengekomen. Omdat het onderwijs op dit terrein volop in beweging is realiseren wij ons dat dit geen limitatieve opsomming kan zijn. In de bijlagen treft u de vragenlijsten aan, een bronnenoverzicht en een overzicht van de door ons geïnterviewde mensen. Wij besluiten onze rapportage met een aantal initiatieven die wij het vermelden waard vinden maar nog niet de status van good practice hadden. 8

Introductie op het thema Ondernemerschap en dan vooral het vergroten ervan staat volop in de belangstelling de afgelopen jaren. Uit een onderzoek naar het ondernemersklimaat dat in 2009 door bureau EIM is gedaan blijkt dat er in Nederland 600.000 mensen zijn die plannen hebben om hun eigen bedrijf te starten. De gemiddelde leeftijd van deze starters is 38 jaar. Helaas slaagt het merendeel er niet in om de plannen tot uitvoering te brengen door een gebrek aan kennis, mogelijkheden en financiën (Bureau EIM, 2009). Dit lijkt een behoorlijk aantal. The Global Entrepreneurship monitor uit ditzelfde onderzoek laat echter zien dat er in Nederland op de 100 mensen slechts 5,2 een bedrijf starten of hebben gestart. Wij scoren hiermee gemiddeld en laten landen als België (3,1) en Frankrijk (3,1) achter ons. In landen als Spanje ligt dit getal op 7,9, in Ierland op 8,1. Portugal scoort het hoogste met een 8,9. Als wij naast onze ambitie om het aantal ondernemers te vergroten ook de kwalitatieve slag willen maken, dan moet er nog wel het een en ander gebeuren. Vanuit de overheid worden hiertoe een aantal initiatieven genomen. Wij zijn van mening dat ook het onderwijs hieraan een bijdrage zou kunnen leveren. 1.2 Het onderzoek In ons veldonderzoek hebben wij ons gericht op de rol die het (beroeps) onderwijs kan spelen bij het vergroten van het aantal ondernemers. Aangenomen wordt dat meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs, het aantal jongeren dat kiest voor ondernemerschap zal vergroten. Het inbedden van ondernemerschap in het curriculum draagt ook bij aan een betere valorisatie van technische kennis en tot een ondernemende cultuur (Bureau EIM, 2009). Uit onderzoek van Bureau B&A blijkt dat het bevorderen van ondernemerschap het meest succesvol is op jonge leeftijd. (Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007 B&A, Den Haag, 2008). Uit deze onderzoeken mag je concluderen dat investeren in ondernemerschaponderwijs loont. In ons veldonderzoek hebben wij ons gericht op de wijze waarop het ondernemerschaponderwijs nu wordt ingevuld, aan welke criteria goed ondernemerschaponderwijs zou moeten voldoen en welke good practices te vinden zijn. Wij hebben ons daarbij vooral gericht op de grote steden. 1.3 Investeringen in ondernemerschap De overheid en in het bijzonder het Ministerie van Economische Zaken, heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een verbetering van het ondernemersklimaat. Niet alleen door het ontwikkelen van subsidieregelingen, een vermindering van de administratieve lasten en diverse fi- 9

nanciële maatregelen, maar ook door bijvoorbeeld initiatieven als het Technopartner programma. In dit programma worden een aantal subsidieregelingen uitgevoerd ten behoeve van mensen die op basis van een technische vinding een onderneming starten. Achterliggende gedachte is dat het vooral de technostarters zijn die waarde toevoegen aan kennis. Ook via organisaties als Senter Novem wordt uitvoering gegeven aan programma s die het mensen makkelijker moet maken om de stap te zetten naar ondernemerschap. In de grote steden zijn samenwerkingsverbanden tussen Kamers van Koophandel, MKB en gemeentelijke instanties die de starters op weg helpen. Vanuit diverse richtingen wordt het ondernemerschap volop gestimuleerd en kan de starter rekenen op verschillende vormen van begeleiding. De gemiddelde leeftijd van de startende ondernemer is echter 38 jaar. Zou het verstandig zijn om de gemiddelde leeftijd te verlagen door meer jongeren te interesseren voor ondernemerschap? In ons veldonderzoek doen wij daar geen uitspraak over. Wel denken wij dat het onderwijs ondernemerschap meer zou kunnen inbedden in het programma zodat jongeren een verantwoorde keuze kunnen maken. 1.4 Ondernemerschap in het onderwijs Scholieren en studenten komen in hun huidige curriculum nauwelijks in aanraking met ondernemerschap. Ondernemerschap heeft in Nederland niet zoveel status en er is gebrek aan rolmodellen van succesvolle ondernemers. Dit verklaart, volgens Mirjam van Praag (2006), hoogleraar ondernemerschap en organisatie (UvA), voor een belangrijk deel waarom studenten en scholieren een weinig positieve houding hebben tegenover ondernemerschap. Uit onderzoek blijkt dat het succes van ondernemers verband houdt met de opleiding van de ondernemer. Ondernemers met een hogere opleiding verdienen meer, hun bedrijven overleven langer, groeien harder en hebben hogere winsten (Van Praag, 2006). Hoe hoger het opleidingsniveau hoe groter de kans op succes. Het onderwijsrendement van ondernemers is hoger dan dat van werknemers. Hoogopgeleide mensen zouden dus meer hebben aan hun opleiding als zij voor ondernemerschap kiezen dan voor werk in loondienst (Van Praag & Cardia, 2006). Vanuit de overheid worden er veel initiatieven genomen om ondernemerschap in het onderwijs te stimuleren. Via subsidies en projecten kunnen scholen en bedrijven aan de slag met het thema Ondernemen. In samenwerking met organisaties uit het onderwijs en het bedrijfsleven hebben de ministeries van EZ, OCW en LNV sinds 2000 ondernemerschap in het onderwijs gestimuleerd. Steeds meer scholen, van basisschool tot en met universiteit, besteden aandacht aan ondernemerschap en ondernemendheid in het onderwijs. Het huidige kabinet richt zich op het verder aanmoedigen, ondersteunen en professionaliseren van de onderwijsinstellingen op dit gebied. Om ondernemen in het 10

onderwijs te bevorderen en onderwijs en bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen is het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen gestart, voorheen was dit het Partnership Leren Ondernemen. Het actieprogramma Onderwijs en Ondernemen kent twee doelstellingen: - Een toenemend aantal onderwijsinstellingen in Nederland heeft ondernemerschap in het onderwijs geïntegreerd in beleid, organisatie en lesprogramma. - Meer leerlingen en studenten gedragen zich ondernemender, zijn positief over ondernemerschap en starten binnen vijf jaar na afronding van hun opleiding een eigen bedrijf. Het programma wordt in opdracht van de drie ministeries van EZ, OCW en LNV uitgevoerd door Senter Novem. Het actieprogramma gaat op verschillende manieren aan de slag om onderwijs en ondernemen te ondersteunen. Er worden al een aantal goede initiatieven op het terrein van ondernemerschaponderwijs genomen. Voor meer informatie over deze initiatieven en het programma verwijzen wij u graag naar de website: www.onderwijsonderneemt.nl 1.5 Het verankeren van ondernemerschap in het onderwijs De bijdrage van ondernemers is vooral groot op het gebied van werkgelegenheidscreatie, het efficiënt produceren van kwalitatief hoogstaande innovaties, het commercialiseren van innovaties en economische groei. Stimulering en verankering van ondernemerschap in het gehele onderwijs (van basis- tot en met wetenschappelijk onderwijs) is één van de speerpunten van het ondernemerschap- en innovatiebeleid van het kabinet. In het actieprogramma Ondernemerschap & Onderwijs van de Ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staan een aantal stimulerende en prikkelende acties richting studenten, docenten en onderwijsinstellingen, die op dit moment worden uitgevoerd. Het blijkt van belang onderwijsinstellingen in de eerste jaren te helpen en te faciliteren bij overgang naar en invulling van ondernemerschap in het onderwijs. Veel organisaties en bedrijven willen graag samenwerken met het Drenthe College en zien potentie in de school als een geheel en niet in opleidingsteams of clusters. Wanneer wij deze positie intern gaan uitbuiten door meer bovenschools te gaan werken, hebben wij de mogelijkheid om de leerbedrijven binnen de opleidingen structureel van opdrachten te voorzien en in te bedden in de opleidingsstructuur. Uit: Nieuwsbrief Drentse leerbedrijven, jrg. 1, nr.2 11

1.6 Ondernemerschaponderwijs: een nulmeting In een nulmeting van B&A Consulting (B&A Groep 2008), uitgevoerd in opdracht van het Partnership in 2007, is onderzocht op welke wijze binnen het onderwijs gestructureerd aandacht wordt besteed aan ondernemend gedrag en ondernemerschap. De bevindingen hebben zij vastgelegd in een rapportage waarbij zij onderscheid maken tussen de verschillende schooltypes. 1.6.1 Primair Onderwijs Een onderzoek naar ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs uit 2007 laat zien dat er twee factoren zijn die cruciaal zijn om ondernemerschap te promoten: enthousiaste leraren met kennis over ondernemerschap en goede leermiddelen. (Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs EIM, 2007). Geconcludeerd wordt dat ondernemerschap in het primair onderwijs zeer beperkt aanwezig is. Het krijgt binnen het primair onderwijs de meeste aandacht in de missie en visie van de school en in het competentieprofiel van de leerkrachten. In de onderwijsprogramma s en in de (eind-)toetsen vind je het in geringe mate terug (B&A, 2008). Vorig jaar is er een sectorraamwerk Primair onderwijs verschenen om nieuwe initiatieven op het gebied van ondernemerschap en onderwijs uit te lokken en te verankeren in de schoolcultuur. In dit sectorraamwerk worden een aantal voorbeelden genoemd van ondernemerschap in het primair onderwijs. Enkele quotes uit het onderzoek van B&A: Ondernemend leren past in de tijdgeest. Ondernemend leren draagt bij tot een andere verhouding tussen leerlingen en leerkrachten, tussen leerkrachten en het schoolbestuur en tussen schoolbestuur en de overheid. Ondernemend leren wordt door een van de schoolbesturen gedefinieerd als samen met anderen toewerken naar een concreet einddoel. Het gaat in die zin veel verder dan een winkel op school. Het gaat in primair onderwijs niet zozeer om het stimuleren van ondernemerschap, maar wel dat leerlingen zich bewust worden van hun eigen kunnen, en om het vergroten van hun zelfverantwoordelijkheid. (zie ook www.onderwijsonderneemt.nl/primaironderwijs) 1.6.2 Het voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs, zo blijkt uit de nulmeting van B&A, wordt er door de helft van de scholen aandacht besteed aan ondernemerschap via het schoolplan, de missie en de visie van de school. Voor HAVO en VWO ligt dat heel anders, daar is bij een groot deel van de scholen ondernemerschap in het geheel niet verankerd in het curriculum. Wat opvalt is dat bij de profielen economie en management het onderne- 12

merschap wel een rol speelt bij de examens. Bij de overgrote meerderheid van alle HAVO/VWO scholen worden ondernemerschapcompetenties niet meegenomen in het advies dat leerlingen wordt meegegeven in de richting van de vervolgopleiding. Het lijkt erop dat leerlingen die ondernemer willen worden dit ongeacht de opleiding worden. Bij leerlingen die in aanleg wel de capaciteiten hebben wordt het ondernemen op school niet aangesproken. Een startende ondernemer die we geïnterviewd hebben gaf aan dat ze op school niet eens weten dat hij een eigen bedrijf heeft. Onze school doet helemaal niets met ondernemen. Zoals je eigenlijk ook kunt verwachten van een middelbare school. Ze gaan ervan uit dat je daarna toch eerst naar de universiteit gaat. Tim Oldemans, Ondernemer, Stedelijk Gymnasium Haarlem 1.6.3 Het beroepsonderwijs Naarmate scholen een meer beroepsgericht perspectief hebben is verankering van ondernemerschap in het onderwijsprogramma (logischerwijs) meer aan de orde. In de VMBO-scholen is er in het curriculum aandacht voor ondernemerschap. Het wordt echter vooral als voorbereiding op de beroepspraktijk gezien en is niet gericht op zelfstandig ondernemen. De insteek is vooral via miniondernemingen. In het beroepsonderwijs, zo blijkt uit de gehouden interviews, wordt geen aandacht gegeven aan het creatieve proces van ondernemen. Het is wel meer geintegreerd in curriculum in vergelijking met HAVO/VWO. De initiatieven tot ondernemerschaponderwijs komen vooral vanuit individuele enthousiaste docenten. Ondanks dat enthousiaste docenten een van de succesfactoren zijn voor goed ondernemerschaponderwijs blijft het hierdoor ad hoc en geïsoleerd binnen een sector of team. Het middelbaar beroepsonderwijs springt er volgens de onderzoekers van B&A wat aandacht voor ondernemerschap uit. Vooral in de sectoren Handel, Economie, Techniek en Groen wordt op verschillende manieren aandacht aan ondernemerschap besteed. Ook zie je dat steeds meer opleidingen kiezen voor een minor Ondernemer. Bijna alle MBOinstellingen hebben ondernemerschap op de een of andere manier een plek gegeven in de missie en visie van de onderwijsinstelling. Binnen het onderzoek worden de verschillen per sector weergegeven. Voor de specificatie per sector verwijzen we naar genoemd onderzoek (B&A, 2008, pag. 31). Het thema ondernemen krijgt vooral aandacht bij opleidingen die gericht zijn op ondernemerschap: bijvoorbeeld in de detailhandel (er is een crebonummer voor ondernemerschap). In het kwalificatiedossier is bij een aantal opleidingen een uitstroom ondernemer opgenomen. Ook is er een landelijke werkgroep die werkt aan een uitstroom ondernemer. In de minors ondernemerschap die binnen het MBO ontstaan le- 13

ren leerlingen creatief denken, vanuit de klant denken, problemen oplossen, initiatief nemen, risico nemen en samenwerken. Wat het effect van deze minors is op het starten van een eigen onderneming zou nader onderzocht moeten worden. Wanneer we kijken naar het hoger beroepsonderwijs zien we dat daar ondernemerschap op een of andere manier wel een plek heeft gekregen in de missie en visie. Bij een aantal instellingen is er sprake van een actief partnerschap met ondernemers of maakt ondernemerschap onderdeel uit van de toetsen of het examenprogramma (B&A Groep, 2008). Opvallend is dat in hogescholen de laatste jaren veel activiteiten, projecten en samenwerkingsverbanden zijn opgestart. Er wordt door Hogescholen ook relatief veel subsidie aangevraagd om projecten te starten die met ondernemerschap te maken hebben. 1.6.4 Samenvatting Al met al kunnen we constateren dat, over de hele linie het beeld naar voren komt dat ondernemerschap in het onderwijs een ontluikend thema is, waarover de beelden en opvattingen in het onderwijsveld sterk uiteenlopen (B&A, 2008). Het komt in de praktijk in veel verschillende vormen tot uiting en kent verschillende gradaties en verschijningsvormen. In onderstaande tabel (B&A, 2008) is per sector weergegeven hoe binnen de onderzochte scholen ondernemerschap is verankerd in hun onderwijsprogramma. Tabel 1 Mate waarin ondernemerschap is verankerd in het onderwijsprogramma PO VMBO HA- MBO HBO Wo VO/VWO Helemaal niet 50% (301) 34%(105) 48%(55) 23%(15) 20%(3) 17%(1) Een klein beetje 38% (233) 39% (119) 46%(53) 27%(18) 33%(5) 83%(5) Tamelijk sterk 11% (67) 20% (60) 3%(4) 39%(26) 40%(6) - Zeer sterk 1% (6) 7%(23) 3%(3) 11%(7) 7%(1) - TOTAAL 100% 100%(307) 100%(115) 100%(66) 100%(15) 100%(6) (607) (Bron: Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007.B&A, Den Haag, 2008.) We zien ook een aantal knelpunten. De docenten vervullen een cruciale rol bij het implementeren van ondernemerschaponderwijs maar worden hiertoe niet altijd toegerust. Er wordt weinig aandacht besteed aan het ontwikkelen van de competenties die nodig zijn om onderwijs in ondernemerschap te kunnen geven. Er is ook niet altijd zicht op de competenties die ondernemend gedrag bij leerlingen en docenten bevorderen. 14

De initiatieven zijn niet vanuit de visie van de school aangestuurd maar ontstaan vooral op de werkvloer. Hierdoor worden projecten niet geborgd en verankerd. Er is bovendien weinig aandacht voor persoonskenmerken die ondernemend gedrag bevorderen. 15

2 Wat is ondernemerschap 2.1 Inleiding Voordat we een aantal aanbevelingen kunnen doen om ondernemerschap in het onderwijs die aandacht te geven die het naar onze mening verdient, willen we eerst stil staan bij het begrip ondernemerschap. Aan het begrip ondernemerschap lijken verschillende betekenissen gegeven te worden. We kwamen in ons veldonderzoek in het onderwijs verschillende sets van competenties en definities tegen. En waar de ene set competenties lijkt te focussen op operationele aspecten en bedrijfsvoering, ligt de focus bij de andere set meer op houdingsaspecten als durf en initiatief. 2.2 Het begrip ondernemerschap Om het begrip ondernemerschap in het onderwijs te kunnen operationaliseren is een nadere definiëring gewenst. We hanteren in dit onderzoek de definitie zoals de Europese Commissie deze heeft geformuleerd: Onder ondernemerschap wordt iemands vermogen verstaan om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie en het nemen van risico s, alsook het vermogen om te plannen en projecten te beheren om doelstellingen te verwezenlijken. (B&A, 2007) Ondernemen moet je willen. Een ondernemer moet geloven in zichzelf of het eigen product en er zin in hebben om zich er volledig voor in te zetten om dat product op de markt te zetten. Niet voor niets kiezen velen voor loondienst omdat men bijvoorbeeld in elk geval zeker is van inkomsten, ook wanneer het economisch even wat minder loopt. Er heerst geen ondernemerscultuur in Nederland, en zeker niet onder hoger opgeleiden. Enthousiasme voor ondernemerschap is wellicht belangrijk, maar het aanleren van bepaalde ondernemerscompetenties en het daadwerkelijk starten van een bedrijf zijn dat ook. Traditioneel staat in het onderwijs vooral het kennen en kunnen centraal. Bij ondernemerschap gaat het echter meer om durven en willen. Passie, ambitie en intuïtie zijn de bronnen van waaruit een ondernemende houding en ondernemend gedrag zich kunnen ontwikkelen. Juist omdat passie en ambitie zo n belangrijke rol vervullen in ondernemerschap is het de vraag hoe om te gaan met ondernemerschap als algemeen leerdoel. Is het wel een geschikt leerdoel voor iedereen? Of sterker nog: is ondernemerschap niet een persoonskenmerk, dat je nu eenmaal hebt of niet (Kets de Vries, 1996)? 16

2.3 Ondernemerschapcompetenties Een ondernemende houding helpt iedereen in het dagelijks leven, thuis en in de maatschappij. In ons onderzoek kwamen wij verschillende definities van competenties tegen. Wij hanteren de definitie: 'Competenties vormen het vermogen van een medewerker om op adequate wijze en met succes een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de organisatie. Het gaat om professionele kennis en vaardigheden, houding en persoonskenmerken die geïntegreerd worden aangewend in het werk en die dus zichtbaar worden in het gedrag in een bepaalde situatie.' (Runhaar & Rijken, 2002). We komen in de literatuur en binnen lesmaterialen van opleidingen verschillende beschrijvingen van ondernemerscompetenties tegen. Kamp (2004) zegt bijvoorbeeld dat het bij de ontwikkeling van ondernemerschap gaat om drie verschillende elementen: het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden, het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en het omgaan met omgeving en maatschappij. Daarbij maakt hij nog een onderscheid tussen willen, richtingsgevoel, omgaan met onzekerheid, afstand kunnen nemen. PiMedia (2002) geeft een duidelijke definitie, aangevuld met gedragsvoorbeelden: signaleren en zakelijk afwegen van kansen in de markt zowel voor bestaande als nieuwe producten/diensten; risico's aangaan teneinde zakelijk voordeel te behalen. Weer een ander 'rijtje' komen we tegen in Runhaar e.a. (2005), waarin een ondernemer aangeeft dat de volgende aspecten voornamelijk van belang zijn voor een succesvol ondernemer: netwerken, initiatief nemen, onderzoeken, creativiteit, durf, risico willen nemen, gevoelig voor omgeving, planmatigheid. Een handzaam ordeningsprincipe om vorm te geven aan ondernemerschaponderwijs zou kunnen zijn om na te gaan welke rollen een ondernemer allemaal vervult en van daaruit nagaan op welke competenties dan een beroep gedaan wordt. Het onderzoek dat gedaan is door B&A vormt hiervoor een goede basis. Aan de respondenten in het onderzoek van B&A is gevraagd welke vaardigheden je zou moeten aanleren om ondernemer te kunnen worden. In tabel 2 zijn deze weergegeven. 17

Tabel 2: de belangrijkste vaardigheden die je moet leren (vier hoogste scores vet gedrukt) MBO HBO WO Organiseren 76% (169) 75% ( 456) 82% (229) Communiceren 73% (163) 77% (469) 74% (206) Presenteren 23% (50) 21% (127) 19% (52) Verkopen 25%(50) 21%(127) 19% (52) Schrijven 1% (2) 3%(19) 1% (3) Rekenen 4% (9) 3% (19) 4% (10) Analyseren 36% (79) 37% (227) 37% (102) Risico s durven nemen 44% (97) 49% (296) 52% (146) Anders namelijk 3% (7) 5% (32) 4% (11) Weet ik niet 5% (10) 3% (18) 1% (2) (Bron: Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007. B&A, Den Haag, 2008) Sommige respondenten vullen dit nog aan met ondernemersvaardigheden als: afspraken nakomen, creatief zijn, knopen kunnen doorhakken, verantwoordelijkheidsbesef hebben en met geld kunnen omgaan. Ook wordt gewezen op de vaardigheid winst te willen maken. Ik zou Action zeker aan andere starters aanbevelen. Ik heb er heel veel aan gehad. Als iemand nog niet over de streep is, biedt Action een zeer gevarieerd programma en krijgt een deelnemer alle ins en outs onder ogen. Aan de hand daarvan is het toch vaak gemakkelijker om de knoop door te hakken. Deelnemer aan het Programma Action van Drenthe College. Het onderwijs zou bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs de competenties organiseren, communiceren, analyseren en risico s durven nemen aandacht moeten geven. Daar waar nu vaak de focus gelegd wordt op de praktische en bedrijfsmatige kant van het ondernemen, het schrijven van een ondernemersplan, zou meer aandacht moeten zijn voor het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden, het creatieve proces van creëren, het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en het omgaan met omgeving en maatschappij. 2.4 De rollen van een ondernemer We hebben hiervoor geïnventariseerd aan welke competenties het onderwijs aandacht zou kunnen geven om ondernemerschap te ontwikkelen. De ondernemer vervult ook een aantal rollen. Kets de Vries heeft een interessant paper geschreven over de persoonlijkheid van de ondernemer (Kets de Vries, 1996). 18

Wanneer we dit combineren met het onderscheid dat hij maakt tussen managen en leidinggeven (Kets de Vries, 2004), dan komen we uit op vier ondernemersrollen: - Vernieuwer: een ondernemer is bedreven in het bedenken van nieuwe producten en diensten, doet dingen die niet gebruikelijk zijn, brengt veranderingen op gang, voert nieuwe combinaties uit, et cetera; - Manager: de ondernemer moet er ook voor zorgen dat de ideeën in praktijk worden gebracht door te plannen en te organiseren en te regelen, door te administreren (boekhouden), mensen in te schakelen et cetera; - Leidinggevende: wanneer de onderneming groeit zal de ondernemer zijn medewerkers moeten zien te sturen in de richting van de ondernemingsdoelen, medewerkers coachen, groepsprocessen hanteren, et cetera; - Risiconemer: als ondernemer zul je onzekerheden op je moeten durven nemen, investeren zonder te weten of het terugverdiend wordt, et cetera. Verschillende competenties per rol Wanneer we deze rollen bekijken, dan kun je je voorstellen dat zij op verschillende competenties een beroep doen. Waar bij de vernieuwer bijvoorbeeld een beroep gedaan wordt op creatieve denkstrategieën, moet de manager het hebben van ordelijkheid en gestructureerd werken. Bij een leidinggevende zal sterk de nadruk op inter-persoonlijke vaardigheden liggen en de risiconemer moet strategisch kunnen denken, afwegingen maken en tegen stress kunnen. Én dan moet een ondernemer nog ergens verstand van hebben, een vak beheersen of een product hebben. Het is duidelijk dat er verschillende soorten competenties aan de rollen ten grondslag liggen. Van een ondernemer wordt nogal wat verwacht. De vraag is of een mens alle verschillende competenties in huis kan hebben én dus ook wat je kunt verwachten van leerlingen in het onderwijs. Sterker: het durven nemen van risico's staat vaak op gespannen voet met het beheersen van bedrijfsprocessen. Het komt dan ook niet voor niets vaak voor dat de verschillende rollen door verschillende mensen of afdelingen worden vervuld. 2.5 Conclusie: is ondernemerschap aan te leren? We hebben hiervoor gesproken over rollen en competenties. Als we de verschillende clusters van ondernemerscompetenties bekijken dan valt op dat zij uit vele verschillende soorten kennis en vaardigheden bestaan: vernieuwen heeft voor een groot deel te maken met creativiteit en origineel denken in combinatie met marktanalyse; risico nemen is 19

voor een goed deel te typeren als een houdingsaspect; bij managen en leidinggeven komen cijfermatige aspecten aan de orde, maar ook interpersoonlijke vaardigheden. In hoeverre zijn al die zaken door iedereen aan te leren? Toen ik mij ging inschrijven bij de Kamer van Koophandel kreeg ik een cd-rom mee waarop aanwijzingen stonden voor het schrijven van een ondernemersplan. Ik vond dat niet erg duidelijk, maar toen ik bij Action kwam leerde ik stap voor stap hoe ik een ondernemersplan moest schrijven. Dankzij Action heb ik meer inzicht gekregen om dingen beter op papier te krijgen. Daarnaast kwam ik in contact met andere cursisten. Drenthe College: programma Action, begeleiders van startende ondernemers. Er is onderzoek gedaan naar de leerbaarheid van competenties (zie o.a. Hoekstra & Van Sluijs, 1999). Door middel van opleiding, werkervaringen, coaching of andere vormen van professionalisering, zijn de aspecten die zich onder water bevinden in meer of mindere mate te beïnvloeden. Het onderwijs zou bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs de competenties organiseren, communiceren, analyseren en risico s durven nemen aandacht moeten geven. Vakspecifieke kennis en vaardigheden zijn het gemakkelijkst te leren. Zij hebben namelijk het minst betrekking op de persoon zelf. Professionele kennis en vaardigheden zijn ook relatief makkelijk te leren. We hebben het dan over vakoverstijgende zaken die in alle beroepen terugkomen: omgaan met collega's, met tijdsdruk, met klanten et cetera. Deze aspecten hebben al meer te maken met de persoon zelf. Wij hebben heel veel gehad aan de begeleiding van de Ondernemersacademie. Deze man nam echt de tijd voor ons en bracht ons in contact met de goede mensen. We hebben veel van hem geleerd. Ook met praktische tips en dergelijke. Ja, zonder hem was het een stuk lastiger geweest. Wij zijn nu bezig met het vormgeven van een starterswijzer voor de Kamer van Koophandel Utrecht. Leuke opdracht! Die starterswijzer hadden wij ook goed kunnen gebruiken. Uit een interview met startende ondernemers van Kiwi Media. Houding heeft nog meer te maken met aspecten die dieper verankerd liggen in de persoon zelf namelijk normen, waarden, ideeën en gebruiken. Deze worden van jongs af aan aangeleerd. Het houdingsaspect is al wat lastiger te beïnvloeden. Bij persoonskenmerken geldt dat nog meer. 20

Men is er nog steeds niet over uit of iemand nu met een bepaald karakter geboren wordt of dat alles aangeleerd is, vast staat in elk geval dat de 'aard van het beestje' moeilijk te veranderen is. Dit wordt onderschreven door ons veldonderzoek. Sommige startende ondernemers hebben het en anderen moeten er heel hard voor werken. Of zoals een van de jonge starters verwoordde: Zorg ervoor dat ondernemers met een eigen bedrijf voor de klas staan. Alleen zij weten wat ondernemen wel en niet inhoud. Ondernemen zit in je en is moeilijk te leren." Het onderwijs zou hiermee rekening kunnen houden door nog nadrukkelijker de persoonskenmerken van de leerlingen mee te nemen bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs. 21

3 Naar ondernemerschaponderwijs op maat Onderzoek naar de vraag in welk stadium van het onderwijs ondernemerschaponderwijs effectief is voor de ontwikkeling van bepaalde competenties ontbreekt (Van Praag, 2006). Is aandacht voor ondernemerschap wenselijk op de basisschool of juist op de universiteit of beide? Ook is nog veel onduidelijk over wat geschikte onderwijsvormen zijn en welke type opleidingen het hoogste rendement geven. We weten wel, uit onderzoek, dat ondernemers die van alle markten thuis zijn (dat wil zegge diegenen die een breed pallet aan kennis en vaardigheden beheersen) beter presteren dan specialisten (Van Praag 2006). In het traditionele onderwijs volgen leerlingen allemaal hetzelfde programma. In veel scholen wordt er gewerkt met onderwijs dat meer afgestemd is op de individuele (leer)behoefte van de leerling. Leerlingen in het beroepsonderwijs kiezen hun eigen individuele leerroute gebaseerd op de competenties die zij zich (nog) eigen moeten maken voor het beroep. Ook leerlingen in de basisscholen volgen hun eigen programma in hun eigen tempo en leerstijl. 3.1 Drie groepen ondernemende leerlingen Opvallend is dat daar waar het gaat om onderwijs in ondernemerschap, leerlingen geen individueel programma doorlopen. Er wordt zelden gekeken naar de persoonskenmerken, individuele leerwensen en leerbehoefte van de leerling. Wij zijn van mening dat dit een gemiste kans is. Ook in ondernemerschap zou onderwijs op maat mogelijk moeten zijn. Ondernemerschap dient bovendien in het onderwijs niet alleen aan bod te komen als vak. Het hele curriculum zou ondernemender moeten zijn. Het onderwijs is nog te zeer gericht op reproductie en het volgen van regels en heeft weinig aandacht voor leiderschap, vernieuwing en creativiteit. Scholieren en studenten komen in het huidige curriculum, met name in het voortgezet onderwijs, nauwelijks in aanraking met ondernemerschap. De houding van studenten tegenover ondernemerschap is mede daardoor weinig positief. In 2004 is door KPC Groep een onderzoek gedaan naar ondernemerschap in het Groen Onderwijs. In de rapportage van dit onderzoek wordt een indeling van leerlingen gehanteerd waarmee het Groen Onderwijs in de praktijk aan de slag bleek te kunnen. Bij het vormgeven van onderwijs in ondernemerschap zou gebruik gemaakt kunnen worden van deze indeling in drie groepen ondernemende leerlingen (Runhaar, 2004): 22

1 Geboren ondernemers': zij die daadwerkelijk zelf de boer op willen. Dit zal een groep leerlingen zijn, die weten wat ze willen en wellicht zelfs ondanks de school komen waar ze willen komen. Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen hen die een nieuwe onderneming willen opstarten en zij die er een gaan overnemen. 2 'Potentiële ondernemers': zij die (onbewust) ondernemerskwaliteiten in zich hebben, maar het 'licht nog niet gezien hebben' en gedurende de opleiding erachter komen dat ondernemen leuk en haalbaar is. Door deze leerlingen op het spoor te zetten van ondernemen en hen te begeleiden bij het traject naar een onderneming zou het aantal ondernemers vergroot kunnen worden. 3 'Ondernemende beroepsbeoefenaren': zij die uitvoerend bezig willen zijn en geen ondernemersambitie hebben. Bij deze groep leerlingen wordt aanspraak gemaakt op de competenties die ervoor zorgen dat je je eigen loopbaan in de hand hebt en een ondernemende houding krijgt. We hebben in ons veldonderzoek ook interviews gehouden met leerlingen die een eigen bedrijf gestart zijn. Een van deze leerlingen gaf aan dat hij de ambitie om te ondernemen altijd al had. Hij had van zijn hobby zijn werk gemaakt en zou niet meer anders willen. Hij gaf aan behoefte te hebben aan praktische scholing, persoonlijke aandacht en hulp bij het keuzeproces. Een andere startende ondernemer gaf aan dat hij het jammer had gevonden dat de school het ondernemerschap niet meer had gestimuleerd. Hij zou eerder op het spoor gezet zijn als de school meer aandacht voor ondernemen had gehad. Hij zag het als een gemiste kans. Ondernemen heeft veel weg van het leiden van een expeditie naar een bergtop zonder vaste routebeschrijving. Ook bij onderwijskundig ondernemerschap gaat het om visie en ambities formuleren, mensen en middelen mobiliseren, verantwoorde risico s nemen en leiderschap tonen. 3.2 Ondernemende docenten Zoals al eerder geconcludeerd werd in het onderzoek naar ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs, zijn enthousiaste leraren met kennis over ondernemerschap een belangrijke succesfactor voor het promoten van ondernemerschap (Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs EIM, 2007). De docenten hebben ook een belangrijke taak bij het definiëren van de doelgroepen. Zij moeten in staat zijn deze groepen te herkennen en juist te handelen. Het onderwijs moet immers aansluiten bij de leervragen van leerlingen. Ook bij docenten zal de on- 23

dernemende houding gestimuleerd moeten worden. Je kunt geen algemene lessen geven over ondernemerschap of iedere leerling een ondernemersplan laten maken. Er is maatwerk nodig in de ondersteuning en begeleiding van (potentiële) ondernemende leerlingen. Uit onze inventarisatie blijkt dat hier de laatste tijd meer aandacht voor is. Steeds meer scholen kiezen ervoor om projecten te starten die aandacht geven aan het vergroten of zichtbaarder maken van de ondernemende competenties bij hun docenten. Een goed voorbeeld voor het stimuleren van ondernemerschap bij docenten is te vinden in de aanpak van de Utrechtse Ondernemers Academie (www.uoa.nl). De Utrechtse Ondernemers Academie is een samenwerkingsverband van banken, ondernemers, dienstverleners, Kamer van Koophandel, de Utrechtse ROC s en de Hogeschool Utrecht. Zij steken in hun benadering van het vergroten van ondernemerschap in op drie niveaus, docenten, het curriculum en de begeleiding van ondernemers. Zij starten het traject echter met de docenten. Docenten worden ondernemender gemaakt door ze op te leiden, ze te leren om talent bij de leerlingen te herkennen en te leren hoe ondernemers gecoacht moeten worden. Het is nog te vroeg om te kunnen concluderen dat dit de enige juiste benaderingswijze is. Het project draait daarvoor nog niet lang genoeg. Het verdient in ieder geval, wat ons betreft, aanbeveling om het project te monitoren omdat dit een goede invulling van ondernemerschaponderwijs lijkt te zijn. Ondernemerschap vraagt om lef, een wat zakelijke inslag, geloven in je eigen kracht en de bereidheid te blijven leren. 3.3 Kiezen voor ondernemerschap In de vorige paragrafen hebben we geïnventariseerd over welke competenties een ondernemer moet beschikken en welke rollen hij uitvoert. Niet iedereen die over de geschikte competenties beschikt wordt echter ondernemer. Belangrijke factoren die bepalen of iemand kiest voor het ondernemerschap zijn naast de beschreven persoonlijke factoren je netwerk, het startkapitaal, werkervaring en persoonskenmerken. Ook omgevingsfactoren zoals de toegankelijkheid van technologie, structuur van de economie, sociale wetgeving en opleiding. Deze zijn minstens zo belangrijk bij het al dan niet starten van een bedrijf. Aan beide factoren dient aandacht besteed te worden om het aantal ondernemers te vergroten. De (lokale) overheid kan zorgen voor een stimulerende omgeving. Het onderwijs kan zorgen voor het aanspreken van ondernemende kwaliteiten en het leren van praktische vaardigheden. In 2008 is in opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf van Rotterdam een onderzoek uitgevoerd naar de motivatie van jongeren om een bedrijf te starten. Het belangrijkste motief voor de jonge prestarters in het MBO, HBO en WO is dat zij graag eigen baas willen zijn. Dat betekent dat onafhankelijkheid en vrijheid bij het ondernemen een belangrijk motief is voor 24

de jonge prestarters om te gaan ondernemen. Ook worden onafhankelijkheid en vrijheid belangrijker gevonden dan rijkdom. Daarnaast is een belangrijk motief van deze jonge prestarters trots. Hiermee wordt bedoeld, de trots dat je iets tot stand kunt brengen of op kunt bouwen, waarmee je aanzien in je omgeving kunt krijgen. Het is de vraag of deze aspecten in de studie-loopbaangesprekken aan de orde komen en of studenten in voldoende mate op het spoor van ondernemerschap gezet worden. In ons veldonderzoek zijn deze gesprekken onvoldoende aan de orde gekomen om hieruit een betrouwbare conclusie te kunnen trekken. 25

4 Allochtoon ondernemerschap In ons veldonderzoek hebben we speciale aandacht gegeven aan allochtoon ondernemerschap. Als er een vergelijking wordt gemaakt tussen autochtonen en allochtonen, dan valt op dat allochtone jongeren meer belangstelling tonen voor ondernemerschap dan autochtone jongeren. Hier ligt wat ons betreft een mogelijkheid om het aantal startende jonge ondernemers te vergroten. IJzereef (2008) stelt in het boek Succesvol Kleurrijk Ondernemen dat de culturele achtergrond van mensen wel degelijk effect heeft op hun gedrag en daarmee het ondernemerschap al dan niet succesvol beïnvloedt. Als belangrijkste gedragscompetenties die bijdragen aan succesvol allochtoon ondernemerschap kwamen uit dit onderzoek naar voren: een beroepsopleiding voltooien, de Nederlandse taal beheersen, multicultureel netwerken, je informeren over de wetgeving, serieus ondernemen, hard werken, betrouwbaar zijn en uithoudingsvermogen hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat allochtone ondernemers minder assertief zijn bij ondernemersorganisaties. Ze lijken genoegen te nemen met een minder duidelijk antwoord, of vragen niet door. Opvallend is ook dat allochtone ondernemers meer gaan voor het ondernemen zelf dan voor het product. Loopt het bedrijf niet goed en maken ze na twee jaar geen winst dan stoppen ze ermee of starten een ander bedrijf. Allochtonen schuwen het risico van ondernemen minder dan autochtonen, zij zijn bijzonder ondernemend en starten omdat ze een sterke behoefte hebben om te ondernemen. Bij het leren ondernemen speelt het eigen netwerk en onderwijs een belangrijke rol. Ondernemersorganisaties zouden gebaat zijn bij preventieve samenwerking zodat jongeren een gedegen start maken. Extra aandacht zou er moeten zijn voor interculturele communicatie en multicultureel personeelsbeleid (IJzereef 2008). 4.1 Ondernemerschap bij allochtone volwassenen Het kabinet wil (onder de noemer Sociale Samenhang ) 'van probleemwijk naar prachtwijk'. Gemeenten, woningcorporaties, bedrijfsleven, politie, welzijnswerk en scholen werken samen met de rijksoverheid om de leefbaarheid in verschillende achterstandswijken structureel te verbeteren. De Nederlandse beroepsbevolking wordt door een intensievere samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs meer gestimuleerd tot meer (innovatief) ondernemerschap. Hiertoe wil de overheid potentiële ondernemers meer ruimte bieden in zowel ruraal als urbaan gebied. Starters zullen meer ondersteuning ontvangen waarbij er bijzondere 26

aandacht wordt geschonken aan ondernemers die in oude achterstandswijken willen starten. De kerngedachte hierbij is, dat ondernemerschap als vliegwiel kan optreden in het proces van sociale cohesie én van een beter werkende economie. In ons veldonderzoek hebben wij medewerkers van organisaties die starters begeleiden geïnterviewd. Wat ons opviel is dat er weinig tot geen samenwerking is met het onderwijs. De begeleidende instanties hebben vaak een eigen doelgroep zoals daar zijn langdurig werklozen, re-integrerende werklozen, starters in een specifieke wijk, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij vullen scholingsvragen met andere instanties dan het onderwijs in. Meer samenwerking met het (volwassen) onderwijs zou het aantal laagopgeleide startende allochtone ondernemers kunnen verminderen. 4.2 Groei van aantal allochtone ondernemers In de meeste steden zijn de allochtonen veruit de belangrijkste bron voor groei in het ondernemerschap. In de periode 1999-2004 is het aantal allochtone ondernemers in Nederland toegenomen met 6% tot circa 987.000 ondernemers. In 2005 en 2006 zette deze groei stevig door. In 1999 was 11,5% van de ondernemers van allochtone afkomst. In 2004 is het aandeel allochtone ondernemers bijna 13%. Hierbij is vooral het aantal nietwesterse allochtone ondernemers toegenomen. Binnen deze groep is het overgrote deel van de ondernemers allochtoon van de eerste generatie. (uit: Het vliegwiel ondernemerschap, dr. J. Meijaard en A.M. Brand). De belangrijkste sectoren waar het aantal bedrijven toeneemt, zijn de zorg, het onderwijs en de bouw. Het aantal niet-westers allochtone ondernemers neemt hiernaast óók sterk toe in het onroerend goed en de overige dienstverlening. Opvallend is dat het aantal niet-westers allochtone ondernemers in de sectoren industrie, detailhandel en vervoer nog groeit, terwijl het aantal bedrijven met een autochtone ondernemer daar juist daalt. De algemene trend is dat allochtoon en autochtoon ondernemerschap naar elkaar toegroeien, zeker in de grote steden en zeker onder de allochtonen van de tweede generatie. Om de mogelijkheden van ondernemerschap ten volle te benutten, is het van belang dat het ondernemerschapproces soepel verloopt. Er is veel concurrentie. Veel (allochtone) ondernemers starten een bedrijf met soortgelijke hoofdactiviteiten in dezelfde wijk of buurt. Gemeenten voeren een soepeler vestigingsbeleid waardoor ondernemingen zich eenvoudig in de nabijheid van concurrenten kunnen vestigen. Ook is er concurrentie van grote bedrijven die, deels incidenteel, deels structureel de mogelijkheid hebben producten of diensten goedkoper aan te bieden dan kleinere bedrijven. 27

4.3 Conclusie Allochtone ondernemers ervaren meer knelpunten dan autochtone ondernemers bij het starten van een eigen bedrijf. De tweede generatie ondervindt veel minder hinder dan de eerste generatie allochtonen. Dit komt doordat allochtone ondernemers van de tweede generatie meer zijn geïntegreerd. Toch blijven allochtone ondernemers van de tweede generatie nog meer knelpunten tegenkomen dan autochtone ondernemers. Allochtone ondernemers zijn vaak lager opgeleid dan autochtone ondernemers. Hierbij speelt de beheersing van taal een belangrijke rol, niet alleen vanuit de etnische achtergrond maar vooral ook vanwege de genoten opleiding. Allochtone ondernemers kunnen zich hierdoor vaak minder goed voorbereiden op het ondernemerschap via bijvoorbeeld cursussen (uit: Het vliegwiel ondernemerschap, dr. J. Meijaard en A.M. Brand). Het huidige (volwassen)onderwijs speelt nog onvoldoende in op de vraag van allochtone ondernemers, of weet deze doelgroep niet te vinden. Hier liggen kansen voor het onderwijsveld om allochtone ondernemers zodanig op te leiden dat zij zich tot succesvolle ondernemers kunnen ontwikkelen. Een ander aspect is de begeleiding van startende ondernemers. In de benadering van de startende ondernemer wordt geen of weinig rekening gehouden met de cultuur en achtergrond van de starter. Een taalachterstand belemmert allochtone ondernemers in netwerkvorming met partijen die buiten de eigen taalgroep vallen. Allochtone ondernemers organiseren zich bovendien nauwelijks in ondernemingsnetwerken. Bij een gebrek aan (zakelijke) netwerken missen ondernemers belangrijke relevante informatie en kansen. Allochtone ondernemers vinden daardoor moeilijker hun weg in het woud van begeleiding dat er op dit terrein allemaal is. Of worden door de werking van het systeem van subsidies en regelingen op andere wijze buitengesloten. 28

5 Algemene conclusies en aanbevelingen 5.1 Opleidingsniveau Er is een verband tussen de hoogte van de opleiding en de mate waarin een ondernemer succesvol is. Hoe beter opgeleid, hoe succesvoller. De keuze voor het type van ondernemerschap wordt in belangrijkste mate bepaald door het niveau van het onderwijs. Uit onderzoek naar ondernemerschap en etniciteit blijkt dat het gemiddeld lagere opleidingsniveau van allochtone ondernemers doorwerkt in de voorbereiding naar het starten van een eigen bedrijf. Lager opgeleide ondernemers hebben vaak meer moeite met het opstellen van een businessplan en zijn zich vaak minder bewust van de voordelen van een goede voorbereiding. Onvoorziene problemen in een vroeg stadium zijn dan het gevolg. Hier ligt een taak voor het onderwijs. 5.2 Aanbod ondernemerschaponderwijs Een groot deel van de doelgroep van startende jonge ondernemers is niet op de hoogte van het aanbod aan ondernemerschaponderwijs of maakt er geen gebruik van. De redenen daarvoor zijn divers. Soms simpelweg omdat er geen onderwijspunten voor gehaald kunnen worden. Soms ook omdat het niet te plooien is in het rooster. Het aantal deelnemers in het onderwijsaanbod voor ondernemerschap bedraagt naar schatting minder dan 0,5%. Een veel groter deel 28% tot 71% van de jongeren geeft aan belangstelling te hebben voor ondernemerschap. Niet al deze jongeren zullen gaan ondernemen op het moment dat het aanbod hen bereikt, maar de conclusie is wel gewettigd, dat een aanzienlijke deel van potentieel aan ondernemerschap onbenut blijft. Dit zou gemobiliseerd kunnen worden door een grootschalige communicatie/mobilisatie campagne. Als dat schooloverstijgend is, zou hier een belangrijke taak voor de gemeente kunnen liggen (Sawo, juni 2007). Uit onderzoek blijkt dat studenten vanuit hun opleiding weinig gestimuleerd worden richting ondernemerschap. In tabel 3 wordt dit weergegeven. 29