International Development Studies Universiteit van Amsterdam. juni 2005. NVAO Toets Nieuwe Opleiding



Vergelijkbare documenten
Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

«nvao. fluit. w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Besluit. College van bestuur. Vrije Universiteit Amsterdam. De Boelelaan HV AMSTERDAM

: Niet van toepassing : 16 november 2015 : 8 maart 2016 : 29 juli 2016 : 30 januari 2017 : Niet van toepassing : 8 mei 2017

Datum locatiebezoek(en) : 31 mei 2017 Datum paneladvies : 21 juni 2017 Instellingstoets kwaliteitszorg : ja, positief besluit van 17 oktober 2013

Protocol TNO Educatieve Master

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Besluit. Fontys Hogescholen. Raad van bestuur Postbus AH EINDHOVEN

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Nadere uitwerking aanvullende criteria onderzoeksmasters

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Psychobiologie van de Universiteit van Amsterdam

Universiteit van Amsterdam wo-bachelor Biologie (180 EC) 23 maart 2016 Bachelor of Science voltijd Amsterdam

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Toetsing realisatie voorwaarden. nieuwe opleiding. hbo-master Strategy & Leadership. AOG TSM Master School. 15 oktober 2018

Toetsing realisatie voorwaarden. AD-programma. Land- en Watermanagement. Hogeschool Van Hall Larenstein. 8 augustus 2017

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Engineering van de Hogeschool Utrecht

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit. College van bestuur. Vrije Universiteit Amsterdam. De Boelelaan HV AMSTERDAM

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Samenvatting aanvraag. Bijlage 8

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Toetsing realisatie voorwaarde(n) nieuwe opleiding. wo-ma Master in Managing Information and. Sustainable Change. Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

: 120 : niet van toepassing : 13 oktober : 5 februari 2016 : 30 maart 2016

: 19 maart 2013 : 21 en 22 mei 2013 : 25 oktober 2013 : 18 december 2013 : 14 april 2014 : 30 juni 2014

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Logistiek Management van de Hogeschool Rotterdam

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuw Associatedegreeprogramma. : Sales en Accountmanagement

van de wo-master Vertaalwetenschap van de Universiteit Utrecht

Almere augustus juli 2017

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

es luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Epidemiologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

: 8 maart 2016 : 3 juni 2016

: 6 december 2016 : 5 maart Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuwe opleiding van de NVAO (Start. 2014, nr 36791).

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

15 november januari Kader voor de uitgebreide toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

ICLON Powerpoint sjabloon

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw. 20 mei juli 2016

: Afstudeerproject BSc KI : Bachelor Kunstmatige Intelligentie Studiejaar, Semester, Periode : semester 2, periode 5 en 6

Advies panel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel.

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

geen bezoek; schriftelijke raadpleging Datum paneladvies 31 augustus 2016

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

: 29 april 2016 : 17 mei 2016

luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Human Resource Management van de Saxion Hogeschool

: 9 mei 2017 : 28 juni 2017

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Voorlichtingsdag Bedrijfskunde. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor Verpleegkunde van de Breederode Hogeschool

Op 22 april 2005 heeft het panel advies uitgebracht aan de NVAO. 2.1 Samenvatting van bevindingen van het panel

Opleidingsspecifiek deel MA Geschiedenis. toelatingseisen opleiding

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Social Work van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Bijzondere kenmerken Nadere uitwerking

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-master Bestuurskunde van de Hogeschool NCOI

Macrodoelmatigheidsdossier BSc Business Analytics AANVRAAGFORMULIER NIEUWE OPLEIDING. 1. Basisgegevens. Tongersestraat LM Maastricht

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Applied Science van de Fontys Hogescholen

Onderwijs- en examenregeling

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Opleiding / programma: Neerlandistiek/ Nederlandse Literatuur en Cultuur (voorheen Nederlandse letterkunde)

hbo-bachelor Lerarenopleiding basisonderwijs deeltijd Leiderdorp 240 ja, positief besluit van 18 februari 2014 niet van toepassing 30 juli 2012

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

27 november oktober januari april 2015

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Transcriptie:

International Development Studies Universiteit van Amsterdam juni 2005 NVAO Toets Nieuwe Opleiding Paneladvies Parkstraat 28 Postbus 85498 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 2508 CD The Hague The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 F +31 (0)70 312 2301 info@nvao.net www.nvao.net

Inhoud 1 Samenvattend advies 3 2 Inleiding en verantwoording 5 2.1 Werkwijze panel 5 2.2 Opbouw paneladvies 6 3 Beschrijving van de opleiding 7 3.1 Algemeen 7 3.2 Profiel instelling 7 3.3 Profiel opleiding 7 4 Beoordeling per onderwerp 9 4.1 Doelstellingen opleiding 9 4.2 Programma 14 4.3 Personeel 20 4.4 Voorzieningen 22 4.5 Interne kwaliteitszorg 24 4.6 Condities voor continuïteit 26 5 Overzicht advies 29 5.1 Advies aan het bestuur van de NVAO: 29 Bijlage 1: Samenstelling panel 30 Bijlage 2: Programma site visit 31 Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten 32 Bijlage 4: Lijst met afkortingen 33 pagina 2

1 Samenvattend advies De Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft op 17 december 2004 een aanvraag nieuwe opleiding WO master International Development Studies ingediend. Het betreft een opleiding die formeel nieuw is voor de instelling en formeel bestaand in het Nederlands hoger onderwijs (Crohonummer 1 66837). Het programma van de UvA-opleiding verschilt volgens de ontwikkelaars echter van elk ander IDS-programma in Nederland. De Universiteit van Amsterdam biedt al enige tijd een commerciële variant van de opleiding aan, maar die is niet in het CROHO geregistreerd en daarmee in formele zin geen bestaande opleiding van de UvA. De nieuwe, aangevraagde opleiding is een eenjarige, initiële, voltijd opleiding die in Amsterdam zal worden aangeboden met een studielast van 60 ects. De NVAO heeft een panel van deskundigen ingesteld (zie bijlage 1) om een advies uit te brengen over de kwaliteit van de opleiding. In dit rapport onderbouwt het panel het advies over de kwaliteit van de opleiding door haar bevindingen, overwegingen en conclusie per facet van het kader nieuwe opleidingen te presenteren. In het rapport van de aanvraag beschrijven de ontwikkelaars een actuele visie op internationale ontwikkelingsrelaties. Het huidige globaliseringsproces zorgt voor nieuwe verbanden tussen landen, bedrijven en mensen. De klassieke tweedeling tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden voldoet niet meer. Aan de ene kant zijn er steden en regio s die succesvol hebben weten in te haken bij het proces van economische ontwikkeling, aan de andere kant zijn er veel voorbeelden van steden en regio s, zowel in de ontwikkelde wereld als de ontwikkelingslanden, waar armoede en uitsluiting zich versterkt hebben doorgezet. Het gevolg hiervan is dat ontwikkelingsvraagstukken onderwerp van aandacht zijn geworden van deskundigen uit veel meer disciplines dan voorheen. Hiermee is ook de vraag ontstaan naar deskundigen met een interdisciplinaire achtergrond. De opleiding IDS van de UvA wil aan deze nieuwe vraag naar interdisciplinair opgeleide professionals een bijdrage leveren. Het panel stelt vast dat de ontwikkelaars zich in voldoende mate georiënteerd hebben op de domeinspecifieke eisen in het vakgebied IDS. Bij het ontbreken van een door vakgenoten overeengekomen domeinspecifieke standaard vindt het panel de gekozen aanpak van de ontwikkelaars het goede en enige alternatief; een benchmark met (inter)nationaal vergelijkbare en toonaangevende opleidingen en een beoordeling van het plan door experts. Het panel beoordeelt de beschrijving van de eindkwalificaties als voldoende. Het panel heeft de eindkwalificaties beoordeeld aan de Dublin descriptoren en stelt vast dat de eindkwalificaties op zichzelf hieraan voldoen. Per descriptor zijn er adequate eindkwalificaties geformuleerd. Het panel beoordeelt de nadruk in de doelstellingen op het leren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek als goed, maar ook als ambitieus. Om deze ambitie waar te maken adviseert het panel om in het programma meer aandacht te besteden aan kwalitatieve en kwantitatieve methoden van onderzoek. Het panel vindt dat de eindkwalificaties en het voorgestelde programma voldoende aandacht besteden aan het leren opzetten en uitvoeren van onderzoek om te kunnen spreken van een onderzoeksgerichte opleiding. Het panel onderschrijft de opvatting van de ontwikkelaars dat het doen van onderzoek in het veld een goede manier is om tevens de professionele vaardigheden van de student te vergroten. Het panel wil in dit verband niet 1 CROHO is Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs pagina 3

spreken van een professionele training omdat de studenten geen feedback krijgen op de gedemonstreerde professionele vaardigheden tijdens het onderzoek. Het panel heeft een uitgewerkt programma aangetroffen. Bij alle blokken is er voldoende inzicht in de aangeboden leerstof en de te hanteren literatuur, de in te zetten staf en werkvormen. De opleiding behandelt actuele thema s, legt een nadruk op onderzoek en waarborgt voldoende dat de elective aansluit bij de onderwerpkeuze van de masterthesis. Het panel heeft voldoende vertrouwen dat het programma in voldoende mate bijdraagt aan de realisatie van de eindkwalificaties. Een aandachtspunt is het toetsbeleid dat nog een verdere uitwerking behoeft. In dit kader is het panel van opvatting dat een deel van de toetsing in een gecontroleerde omgeving zou moeten plaatsvinden. De samenhang in het programma is voldoende, waarbij het panel de suggestie doet om meer aandacht aan methoden en technieken te besteden gelet op de interdisciplinaire doelstelling van de opleiding. De instroomeisen beoordeelt het panel als adequaat. Het panel is overtuigd van de kwaliteit van de docenten en vertrouwt hen de ontwikkeling en uitvoering van de opleiding toe. De intensieve participatie in de onderzoeksschool CERES staat volgens het panel borg voor de kwaliteit van het in te zetten docententeam. Het panel is voldoende overtuigd van de kwaliteit van aansturing van de opleiding op inhoudelijk en organisatorisch gebied. De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. De systematische aanpak van de kwaliteitszorg beoordeelt het panel op grond van het totaalbeeld van het plan en het bestaande kwaliteitszorgsysteem van het C.M. Kan-instituut als voldoende. Het panel signaleert enkele aandachtspunten voor ontwikkeling. De plannen die voorzien in het betrekken van studenten, docenten (en overige medewerkers), toekomstige alumni en het werkveld geven voldoende vertrouwen. De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. De gedane investeringen zijn al in een vroeger stadium gedaan voor de commerciële variant, waarmee de instelling veel ervaring heeft kunnen opdoen. Het panel heeft voldoende inzicht gekregen in het plan van de exploitatie van de opleiding, maar merkt daarbij wel op dat de opleiding de meerjarenbegroting scherper in beeld moet brengen. In zijn algemeenheid vindt het panel kostenbewustzijn en -berekening een aandachtspunt in de opleiding. Feitelijke kosten op opleidingsniveau moeten beter worden gekwantificeerd en gepresenteerd. Het totaalbeeld van het plan voor de nieuwe opleiding in combinatie met de bestaande kwaliteit van de commerciële variant, voor zover van betekenis voor de nieuwe opleiding, beoordeelt het panel als voldoende. Het panel adviseert het bestuur van de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de aanvraag nieuwe opleiding wo-master International Development Studies. Den Haag, juni 2005 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding wo-master International Development Studies van de Universiteit van Amsterdam. Prof. dr. L.J. de Haan (voorzitter) Drs. H.H.A. Ponds (secretaris) pagina 4

2 Inleiding en verantwoording Voor de beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding maakt het panel gebruik van het toetsingskader nieuwe opleidingen. Het betreft primair een plantoetsing, waarbij ook de bestaande kwaliteit beoordeeld wordt als die aanwezig is. Bij deze aanvraag heeft het panel ook gekeken naar de bestaande kwaliteit van de commerciële variant van de opleiding en naar de afstudeerrichting International Development Studies van de masteropleiding Human Geography van UvA. Het panel heeft een gesprek gevoerd met studenten en een afgestudeerde van de commerciële variant van de opleiding. In het gesprek met een vertegenwoordiging van het bestuur van de universiteit bleek dat de commerciële variant zal opgaan in de nieuwe (bekostigde) opleiding als de aanvraagprocedure voor de nieuwe opleiding met succes wordt doorlopen. De beoogde start van de nieuwe opleiding is september 2005. 2.1 Werkwijze panel De NVAO stelt als eis dat het panel deskundig is op het vakgebied, het gebied van het werkveld en het onderwijs en over auditdeskundigheid beschikt. Daarnaast zijn de panelleden onafhankelijk. Deze eisen hebben geleid tot de panelsamenstelling en de verklaring zoals genoemd in bijlage 1. Het panel heeft zich bij de toetsing gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Bij het samenstellen van het advies aan het bestuur van de NVAO heeft het panel zich afgevraagd of de nieuwe opleiding aan de eisen van basiskwaliteit voldoet. De panelleden hebben afzonderlijk het informatiedossier bestudeerd en een eerste beoordeling uitgevoerd aan de hand van een checklist met daarop de facetten en bijbehorende criteria van het toetsingskader. In de panelbijeenkomst van 19 mei 2005 hebben de panelleden hun eerste bevindingen en oordelen uitgewisseld en vragen geformuleerd voor de gesprekken tijdens de site visit. Het panel heeft het programma bepaald voor het bezoek aan de instelling op 3 juni 2005. Hierbij is uitgegaan van een opzet die het mogelijk maakt om de kwaliteit van de plannen en de bestaande kwaliteit van de commerciële variant te kunnen beoordelen. Om die reden wilde het panel spreken met vertegenwoordigingen van het College van Bestuur en het management, de ontwikkelaars, coördinatoren, docenten, studenten en afgestudeerden van de opleiding. Voorafgaand aan het bezoek op 3 juni heeft het panel vragen aan de opleiding voorgelegd. Voorafgaand aan het bezoek heeft het panel kennis kunnen nemen van de schriftelijke beantwoording van de vragen en tijdens het bezoek van de mondelinge toelichting daarbij. Direct na afloop van de gesprekken op 3 juni 2005 heeft het panel op basis van de gespreksbevindingen een definitief oordeel gegeven per facet en onderwerp van het toetsingskader, hierbij voortbouwend op de eerste beoordelingen naar aanleiding van de bestudering van het informatiedossier. De secretaris van het panel heeft direct na 3 juni een aanzet gemaakt voor het rapport op basis van de beschikbare informatie uit de gevoerde gesprekken, de paneloordelen en het informatiedossier. Het panel heeft vervolgens pagina 5

correcties en aanvullingen op de conceptversie aangebracht. De voorzitter van het panel heeft de eindversie gefiatteerd. Het panel geeft zijn oordeel per facet of onderwerp op een 2-puntsschaal: voldoende of onvoldoende. Dit in overeenstemming met het beoordelingsprotocol van de Toets nieuwe opleiding (zie hoofdstuk 3 van het Toetsingskader). Het panel wil zijn dank uitspreken voor de verzorgde ontvangst tijdens het bezoek op 3 juni en de plezierige en open sfeer tijdens de gesprekken. Het panel was hierdoor goed in staat om tot de juiste bevindingen te komen. 2.2 Opbouw paneladvies In hoofdstuk drie is een aantal gegevens van de instelling en de opleiding opgenomen, zoals die ook in het rapport van de aanvraag zijn vermeld. In hoofdstuk vier volgt de bespreking van de bevindingen, overwegingen en conclusie van het panel per facet van het toetsingskader. In hoofdstuk vijf geeft het panel een schematisch overzicht van de eindoordelen per facet en een eindadvies aan het bestuur van de NVAO over de kwaliteit van de aanvraag. Vervolgens is een aantal bijlagen opgenomen, waaronder een bijlage over de panelsamenstelling en het programma van het bezoek op 3 juni 2005. pagina 6

3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Land : Nederland Instelling : Universiteit van Amsterdam (UvA) Opleiding : International Development Studies (IDS) Niveau : WO master Graad : Master of Science (MSc) Locatie(s) : Amsterdam Variant : Voltijd Sector : Gedrag en Maatschappij 3.2 Profiel instelling In het Instellingsplan Universiteit van Amsterdam 2003-2006, dat bij het rapport van de aanvraag is gevoegd formuleert de UvA zes ambities, die vervolgens nader in het instellingsplan worden uitgewerkt. Deze ambities zijn: 1. De Universiteit van Amsterdam ambieert een internationaal vooraanstaande universiteit in onderwijs en onderzoek te zijn; 2. De Universiteit van Amsterdam ambieert een multidisciplinaire universiteit te zijn waarin onderzoek wordt verricht en onderwijs wordt gegeven en genoten over een breed scala van vakgebieden; 3. De Universiteit van Amsterdam streeft naar een actieve deelname en bijdrage aan ontwikkelingen in de samenleving, in het bijzonder in de regio Amsterdam; 4. De Universiteit van Amsterdam ambieert een transparante en efficiënte organisatie van professionals te zijn; 5. De Universiteit van Amsterdam ambieert een verbetering van haar financiële grondslag te bewerkstelligen; 6. De Universiteit van Amsterdam streeft naar versterking van haar imago, dat gebaseerd is op haar prestaties en ambities, bekend is bij en gedragen wordt door de eigen medewerkers, studenten en afgestudeerden, en herkend wordt door de buitenwacht. 3.3 Profiel opleiding Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding is volgens de ontwikkelaars nieuw voor de UvA in formele zin en bestaand in Nederland. Dit betekent dat de UvA nog niet beschikt over een registreerde opleiding IDS in het CROHO. De commerciële variant is niet geregistreerd in dit register. In het rapport van de aanvraag is een uiteenzetting opgenomen (pagina 6 en 7) over verschillen en overeenkomsten met bestaande, verwante opleidingen nationaal en internationaal met als conclusie volgens de ontwikkelaars dat deze nieuwe opleiding meerwaarde biedt ten opzichte van het bestaande aanbod. Nieuwe opleiding voor de instelling Uit bovenstaande volgt dat de opleiding in elk geval in formele zin nieuw is binnen de instelling. Volgens de ontwikkelaars is er ook sprake van nieuw in materiële zin, omdat het programma voor de nieuwe opleiding flink is aangepast ten opzichte van de bestaande, commerciële variant. pagina 7

Studieomvang De studielast van de opleiding bedraagt 60 ects. pagina 8

4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet de beschrijving van de bevindingen, de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1 Doelstellingen opleiding 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). In het rapport van de aanvraag beschrijven de ontwikkelaars een actuele visie op internationale ontwikkelingsrelaties. Het huidige globaliseringsproces zorgt voor nieuwe verbanden tussen landen, bedrijven en mensen. De klassieke tweedeling tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden voldoet niet meer. Aan de ene kant zijn er steden en regio s die succesvol hebben weten in te haken bij het proces van economische ontwikkeling, aan de andere kant zijn er veel voorbeelden van steden en regio s, zowel in de ontwikkelde wereld als de ontwikkelingslanden, waar armoede en uitsluiting zich versterkt hebben doorgezet. Het gevolg hiervan is dat ontwikkelingsvraagstukken onderwerp van aandacht zijn geworden van deskundigen uit veel meer disciplines dan voorheen. Hiermee is ook de vraag ontstaan naar deskundigen met een interdisciplinaire achtergrond. De opleiding IDS van de UvA wil aan deze nieuwe vraag naar interdisciplinair opgeleide professionals een bijdrage leveren. In de schriftelijke beantwoording van de vooraf gestelde vragen beschrijven de ontwikkelaars hoe aan de domeinspecifieke eisen wordt voldaan. Op de eerste plaats stellen zij vast dat er nog geen geaccepteerde en vastgelegde domeinspecifieke eisen bestaan in het vakgebied IDS. De Europese brancheorganisatie van ontwikkelingsinstituten, EADI, neemt hiertoe momenteel initiatieven, maar er zijn nog geen concrete resultaten. Om zicht te krijgen op de geldende maatstaven in het vakgebied hebben de ontwikkelaars een (inter)nationale benchmark uitgevoerd en op basis daarvan het profiel en de eindkwalificaties van de opleiding vastgesteld. In het buitenland is gekeken naar de Universiteit van East Anglia (Norwich), School of Development Studies en het Institute of Development Studies van de Universiteit van Sussex. De opleiding in Norwich is thematisch wel vergelijkbaar, maar lijkt in termen van leerdoelen en door het ontbreken van een onderzoekscomponent meer op de BA's-keuzeprogramma van de UvA. De opleiding aan de Universiteit van Sussex is een MPhil-programma en duurt langer. Daar staat tegenover dat de UvA-opleiding voor een deel de kortere opleidingsduur compenseert door hogere instroomeisen te stellen. Er is in het programma van Sussex vergelijkbare aandacht voor onderzoeksmethoden en technieken en voor veldwerk of stage. Hieraan ontlenen de ontwikkelaars de overtuiging dat de UvA-opleiding op een internationaal competitief niveau is opgezet. Nationaal is de UvA-opleiding het meest vergelijkbaar met de éénjarige IDS-master van de Universiteit Utrecht en de IDS-master van het Institute of Social Studies (ISS) te Den Haag. Het belangrijkste verschil met Utrecht zijn de hogere inhoudelijke en methodologische pagina 9

ingangseisen van de UvA-opleiding. In het Utrechtse programma zijn onderdelen opgenomen om deficiënties weg te werken. De conclusie van de ontwikkelaars is dat de UvA-opleiding op een hoger niveau zal eindigen. De IDS-master van ISS duurt 15,5 maanden en richt zich primair op kandidaten uit ontwikkelingslanden met werkervaring binnen het IDS-domein. Het programma is inhoudelijk behoorlijk verschillend van het UvAprogramma. Er is o.a. geen aandacht voor primair onderzoek en er worden beperktere eisen gesteld aan het afstudeerproduct. Het is eerder een verdere scholing in beleidsanalyse in een praktische context dan een opleiding gericht op het leren opzetten en uitvoeren van onderzoek. De ontwikkelaars hebben het plan van de nieuwe opleiding voorgelegd aan een drietal deskundigen, te weten dr. R. Visser, plaatsvervangend directeur van de directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling, DIGS, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Prof. J. Koponen, professor of IDS, University of Helsinki en Prof. K. King, directeur van het Center for African Studies, University of Edinburg. Zij hebben zich allen positief uitgelaten over de opzet en inhoud van het voorgestelde programma. De heer Visser stelde voor iets meer aandacht te geven aan algemene beleidstheorie als interpretatiekader voor beleid op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en pleit voor training van studenten in onderzoeksmethodes die bij evaluatieonderzoek gebruikt kunnen worden ( quick-and-dirty research ), maar dan zoveel mogelijk volgens de regels van verantwoord onderzoek. Beide suggesties achten de ontwikkelaars waardevol. Op de suggestie van het panel dat ook evaluaties van onderzoek in IDS kunnen bijdragen aan het bepalen van domeinspecifieke eisen, antwoorden de ontwikkelaars dat dit niet zo makkelijk is. Deze evaluaties zijn gekleurd door de zeer verschillende accenten in het IDSonderzoek die in andere delen van de wereld gelegd worden. Overwegingen van het panel Het panel stelt vast dat de ontwikkelaars zich in voldoende mate georiënteerd hebben op de domeinspecifieke eisen in het vakgebied IDS. Bij het ontbreken van een door vakgenoten overeengekomen domeinspecifieke standaard vindt het panel de gekozen aanpak van de ontwikkelaars het goede en enige alternatief; een benchmark met (inter)nationaal vergelijkbare en toonaangevende opleidingen en een beoordeling van het plan door experts. Het panel beoordeelt het als positief dat één van de ontwikkelaars een bestuursfunctie vervult bij EADI. Hierdoor is de opleiding direct betrokken bij de initiatieven om vorm en inhoud te geven aan door het vakgebied ontwikkelde en geaccepteerde domeinspecifieke eisen. Het panel is wel van mening dat de opleiding zich ook buiten Europa had kunnen oriënteren. Dit ondanks de genoemde verschillende accenten die in het vakgebied in de verschillende regio s in de wereld worden gelegd. Samenvattend stelt het panel vast dat de opleiding zich voldoende heeft georiënteerd op de (inter)nationaal gehanteerde domeinspecifieke eisen voor dit type opleiding en dat daarmee een voldoende basis is gelegd voor de verdere ontwikkeling van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 Domeinspecifieke eisen als voldoende. 4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. pagina 10

Het panel beoordeelt bij dit facet of de eindkwalificaties voldoen aan de criteria van de Dublin-descriptoren. Het panel beoordeelt zo mogelijk ook het proces dat tot de geformuleerde eindkwalificaties heeft geleid en welke specifieke programmakenmerken specifieke eindkwalificaties ondersteunen. De eindkwalificaties zijn uitgewerkt op pagina 8 van het rapport van de aanvraag. In de schriftelijke beantwoording van de vooraf gestelde vragen legt de opleiding een koppeling tussen de leerdoelen (van de programmaonderdelen) en de eindkwalificaties. In de eindkwalificaties staat het leren opzetten en uitvoeren van (primair) onderzoek centraal. Dit werd door de ontwikkelaars in het gesprek benadrukt. Zij zien in een interdisciplinaire, onderzoeksgerichte scholing de beste voorbereiding op een beroepspraktijk die in toenemende mate multidisciplinair van karakter is. Overwegingen panel Het panel beoordeelt op deze plaats uitsluitend de eindkwalificaties op zichzelf. Of de eindkwalificaties voldoende door het programma worden gerealiseerd komt bij de bespreking van het onderwerp programma aan de orde. Het panel stelt vast dat de opleiding niet zelf de eindkwalificaties beoordeeld heeft op basis van de Dublindescriptoren. Het panel heeft de beoordeling wel uitgevoerd en stelt vast dat de eindkwalificaties op zichzelf hieraan voldoen. Per descriptor zijn er adequate eindkwalificaties geformuleerd. Het panel beoordeelt de nadruk op het leren van kwalitatieve en kwantitatieve methoden van onderzoek als goed, maar ook als ambitieus. Bij het onderwerp programma komt het panel hierop terug. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 Master als voldoende. 4.1.3 Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. In het gesprek met de ontwikkelaars en uit het rapport van de aanvraag is gebleken dat het profiel van de opleiding ontwikkeld is na een oriëntatie in binnen- en buitenland en op basis van de ervaringen met de bestaande, commerciële variant van de opleiding in de International School for Humanities and Social Sciences (ISHSS). Er is voldoende studie gedaan naar vergelijkbare opleidingen in Nederland. Internationaal heeft de opleiding gekeken naar twee opleidingen, zoals al genoemd, in Engeland. Daarnaast heeft de opleiding drie deskundigen geraadpleegd in binnen- en buitenland. Tijdens het bezoek bleek dat de ontwikkelaars regelmatige en goede contacten hebben met (inter)nationale vakgenoten, o.a. in het kader van EADI-bijeenkomsten. De opleiding beschrijft in het rapport van de aanvraag dat de eindkwalificaties qua oriëntatie beantwoorden aan de twee genoemde criteria (vorming tot wetenschapper en/of pagina 11

professional). In de schriftelijke beantwoording van de vooraf gestelde vragen benadrukken de ontwikkelaars dat het om een onderzoeksgedreven programma gaat met een sterke link tussen het onderwijsprogramma en het onderzoek in IDS aan de UvA. Zij zeggen hierover in de schriftelijke beantwoording: Studenten worden begeleid in hun ontwikkeling tot onafhankelijke en kritische vakbeoefenaars die in staat zijn problemen vanuit een breed, interdisciplinair perspectief te analyseren en op grond daarvan een constructieve bijdrage te leveren aan hun aanpak. Doordat bijna de helft van het programma bestaat uit het uitvoeren van een zelfstandig onderzoek mag duidelijk zijn dat de opstellers grote waarde hechten aan de vorming tot onderzoeker. Het is onze overtuiging dat het verrichten van onderzoek in een ontwikkelingscontext niet alleen een belangrijke professionele kwaliteit is (die men tenminste nodig heeft om onderzoek en beleid goed te kunnen beoordelen), maar ook één van de beste manieren om studenten te confronteren met de realiteit van armoede en (onder)ontwikkeling. In hun hoedanigheid als onderzoeker komen zij doorgaans met verschillende spelers in het ontwikkelingsveld in contact. Met al deze partijen zullen zij om moeten weten te gaan. Derhalve is dit onderdeel ook bij uitstek een leerschool voor de ontwikkeling van professionele vaardigheden. Verder geeft de opleiding aan dat tijdens de core-courses en de elective de studenten getraind worden in de professionele vaardigheden. De ontwikkelaars zeggen daarover ondermeer: Dit alles neemt niet weg dat er in de opleiding o.i. voldoende (zij het nevenschikkende) aandacht is voor beroepsvorming. In de cursussen is bewust gekozen voor een intensieve en interactieve opzet. Er wordt voortdurend een beroep op studenten gedaan om zich te bekwamen in bondige en gestructureerde schriftelijke rapportage, in professionele mondeling presentatie en in effectief vergaderen en onderhandelen. Dit gebeurt door praktijksituaties na te spelen, bijvoorbeeld het schrijven van een korte beleidsnotitie, het opstellen van een profiel van een land, het ontwerpen van een key-sheet over een bepaald milieuthema en het ontwerpen van een ontwikkelingsstrategie voor een bepaalde sector in India of China. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de opleiding zich voldoende nationaal en internationaal heeft georiënteerd binnen de eigen beroepsgroep om tot de voorlopige vaststelling van het beroepsprofiel te komen. Bij het facet domeinspecifieke eisen is het panel hierop al ingegaan. Het panel vindt dat de eindkwalificaties en het voorgestelde programma voldoende aandacht besteden aan het leren opzetten en uitvoeren van onderzoek om te kunnen spreken van een onderzoeksgerichte opleiding. Het panel onderschrijft de opvatting van de ontwikkelaars dat het doen van onderzoek in het veld een goede manier is om tevens de professionele vaardigheden van de student te vergroten. Het panel wil in dit verband niet spreken van een professionele training omdat de studenten geen feedback krijgen op de gedemonstreerde professionele vaardigheden tijdens het onderzoek. Deze mogelijkheid is er wel tijdens de core-coures en de elective. Concluderend vindt het panel dat voldoende is voldaan aan de eisen van dit facet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 Oriëntatie wo als voldoende. pagina 12

4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp doelstellingen als voldoende en daarmee beoordeelt het panel het onderwerp doelstellingen als voldoende. pagina 13

4.2 Programma 4.2.1 Eisen wo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een woopleiding Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. * De kerndocenten van de opleiding die betrokken zijn bij de core-courses en de begeleiding van de masterthesis maken deel uit van de onderzoeksgroep Livelihood, Governance & Environment van het onderzoeksinstituut AMIDSt, dat weer onderdeel is van de nationale onderzoeksschool CERES. De koppeling van onderwijs en onderzoek komt volgens de ontwikkelaars op twee manieren tot stand. Ten eerste komen de centrale onderzoeksthema s allemaal terug in het onderwijsprogramma, dat hierdoor verzekerd is van de inbreng van recente inzichten. Tevens werkt de opleiding nauw samen met andere (onderzoeks)instituten, o.a. ten behoeve van de electives, zoals CEDLA en ASSR. Ten tweede is een groot deel van de veldwerkmogelijkheden voor de opleiding gekoppeld aan staf of PhD-onderzoek. Daarnaast zullen studenten tijdens het veldwerk begeleiding krijgen van docenten van lokale universiteiten of instituten in het gastland. De opleiding ziet hierin een belangrijke voorwaarde voor de lokale inbedding en verdieping van kennis van de student. * Het programma bestaat uit twee core-courses, een elective, een module methode en technieken en de masterthesis. De centrale thema s zijn gekozen op basis van actuele mondiale processen als globalisering en liberalisering en daarmee samenhangende verschuivingen in rollen van de staat, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Voorbeelden van deze thema s zijn: globalisering, governance, civil society en institutions, livelihoods en agency. Deze thema s komen telkens in de courses en de elective terug en in de komende jaren voortdurend in een geactualiseerde vorm. In de opleiding is een keuze gemaakt voor een integrale en omvattende benadering van internationale ontwikkelingsvraagstukken. De complexiteit en meerledigheid van deze vraagstukken vereist dat de student leert vanuit een breed, interdisciplinair perspectief te denken en te handelen. Binnen het domein van de internationale ontwikkelingsstudies is volgens de ontwikkelaars in toenemende mate sprake van een onderkenning van de noodzaak van interdisciplinaire benaderingen en de opleiding wil met haar onderwijsvisie hier op inspelen. Dit betekent dat in het onderwijs reële problemen en ervaringen veelal het vertrekpunt vormen. Bij de bespreking van deze problemen die voortkomen uit lokale en globale processen, zullen contrasterende visies vanuit diverse disciplines worden behandeld. De te behandelen literatuur weerspiegelt de interdisciplinaire benadering. Meestal kiest de opleiding voor auteurs die een holistische benadering aanhangen. Ook in Methoden en Technieken is de interdisciplinaire benadering terug te vinden. Studenten pagina 14

leren de voor- en nadelen te zien van zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve benaderingen. * Centraal in de opleiding staat de vorming tot onderzoeker in IDS. De afgestudeerde zal naar verwachting werkzaam zijn voor (inter)nationale organisaties waarvoor IDSvraagstukken een belangrijk aandachtsgebied vormen binnen het takenpakket. De afgestudeerde kan met zijn kennis van en inzicht in de complexiteit van ontwikkelingsvraagstukken op het onderhavige terrein een belangrijke bijdrage leveren aan het formuleren van oplossingen voor gestelde problemen. De opleiding heef in het rapport van de aanvraag (pagina 10, Career Outlook) wel enkele beroepsgebieden genoemd, maar echt uitgekristalliseerd is het beroepsprofiel nog niet. Overwegingen Het panel stelt in de eerste plaats vast dat er een uitgewerkt programma ligt. Bij alle blokken is er voldoende inzicht in de aangeboden leerstof en de te hanteren literatuur, de in te zetten staf en werkvormen. Het panel beoordeelt de studielast van de masterthesis als hoog in het totaal van het programma (25 van de 60 ects). Een gevolg hiervan is dat de opleiding op vakinhoudelijk gebied slechts twee core-courses kent en een elective. Het panel heeft getwijfeld over deze verhouding, maar is na het gesprek met de ontwikkelaars hierover positief. De opleiding heeft duidelijk weten te maken dat elke student zijn opleidingstraject thematisch moet kunnen verantwoorden, zodat er sprake is van duidelijke samenhang in het programma van de student. Het panel beoordeelt het als een voordeel dat de opleiding, zij het in iets andere vorm, al operationeel is als commerciële variant. Hierdoor hebben de ontwikkelaars al veel ervaring kunnen opdoen, die nu ten goede komt aan de nieuwe opleiding. Op deze plaats wil het panel de suggestie doen om de studielast van Methoden en Technieken te verhogen van 5 naar 10 ects en dit ten koste van de masterthesis. Om de studenten voldoende inzicht te geven in kwalitatieve en kwantitatieve methoden, die zij in hun BA-opleiding niet hebben aangeleerd en om een zekere mate van interdisciplinariteit te bereiken in het onderzoek dat studenten uitvoeren, acht het panel meer aandacht hiervoor in het programma op zijn plaats. Samenvattend vindt het panel dat er sprake is van een voldoende programma door de keuze van actuele thema s, een nadruk op onderzoek en de voldoende waarborg dat de elective aansluit bij de onderwerpkeuze van de masterthesis. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 Eisen wo als voldoende. 4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. * Het programma van het eerste semester bestaat uit drie onderwijsblokken (elk 10 ects), twee core-courses en een elective. De twee core-courses zijn Political economic theories of international development en Poverty and development, theory and practice. De studenten kiezen een elective uit een aanbod van de instituten C.M. Kan, CEDLA, AIM, MCI, ISHSS of IIAS. In het tweede semester volgt de student een module Methoden en Technieken (5 ects) en werkt vervolgens aan zijn masterthesis (25 ects). Het programma kent een pagina 15

semesterstructuur met twee instroommomenten per jaar, waardoor alle courses twee keer per jaar worden aangeboden. * Vanuit didactisch perspectief kiest de opleiding voor een aanpak die aansluit bij de interdisciplinaire doelstelling en betekent dat reële problemen en ervaringen van mensen het vertrekpunt vormen, dan wel dat geprobeerd wordt mondiale, nationale of regionale transformatieprocessen te bestuderen in termen van consequenties, betekenissen, acties en reacties van gewone mensen. De opleiding spreekt in dit verband van situated practices. (in het schriftelijke antwoord op de vooraf gestelde vragen). De opleiding verwacht van studenten een goede voorbereiding op de onderwijsbijeenkomsten door het lezen van de aangegeven literatuur en het maken van opdrachten. De onderwijsbijeenkomsten vinden plaats in groepen van maximaal 30 studenten, waaruit regelmatig kleinere subgroepen worden gevormd met studenten van verschillende disciplines. De studenten moeten bij het formuleren van oplossingen bij cases in elk geval twee verschillende disciplines consulteren. Dit geldt ook voor de masterthesis. Op de vraag van het panel of de docenten een interdisciplinair leerproces kunnen begeleiden, antwoordt de opleiding dat de meeste docenten een scholing hebben gehad in elk geval twee vakgebieden of interdisciplinair zijn geschoold bij het UvA-instituut voor interdisciplinaire scholing (IIS). Bovendien vindt er binnen het instituut (op vrijwillige basis) didactische nascholing plaats. * De toetsing bestaat uit schriftelijke takehome-tentamens, beoordeling van gemaakte opdrachten, mondelinge presentaties en de mate van groepsparticipatie. De beoordeling van de masterthesis geschiedt door twee docenten van de opleiding. Dit is ook het geval als de lokale begeleider in het land van het veldwerk tevens beoordeelt. In dat geval kijken drie personen naar het eindresultaat. De student houdt een presentatie over het eindresultaat. Twee kerndocenten van de opleiding lezen jaarlijks steekproefsgewijs, vanuit het oogpunt van kwaliteits- en niveaubewaking, samen 20 eindrapporten van de masterthesis. In het gesprek met de studenten en de afgestudeerde kwam naar voren dat de opleiding de beoordeling van de masterthesis en de daarbij de (weging van de) toegepaste criteria inzichtelijker moet maken. * In het voorliggende plan heeft de opleiding een vertaling gemaakt van de eindkwalificaties naar de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen. De opleiding maakt hiermee duidelijk dat de leerdoelen de eindkwalificaties afdekken, maar de zwaarte van de bijdrage van de leerdoelen aan de realisering van de eindkwalificaties is nog niet inzichtelijk. Overwegingen Het panel is voldoende overtuigd van de kwaliteit van de programmaonderdelen op zichzelf. Alle onderdelen vormen een goede combinatie van pittige leerstof, goede docenten, een bijbehorende didactische aanpak en toetsing. Dit geeft het panel voldoende vertrouwen dat het programma in voldoende mate bijdraagt aan de realisatie van de eindkwalificaties. Dat de opleiding nadrukkelijke samenhang eist tussen de thema s van de core-courses, de elective en het onderwerp van de masterthesis is voor het panel bij haar oordeel over dit facet van doorslaggevend belang. Het panel is wel van mening dat de ontwikkelaars het toetsbeleid verder moeten uitwerken. In dit kader is het panel van opvatting dat een deel van de toetsing in een gecontroleerde omgeving zou moeten plaatsvinden. Het panel onderkent de waarde van take-home tentamens voor het demonstreren van inzicht in en toepassing van de leerstof, maar vindt dat ook kennis van de leerstof in striktere zin in een gecontroleerde omgeving onderwerp van toetsing zou moeten zijn. Ook vraagt het panel zich af het beoordelen van mondelinge vaardigheden en de mate van groepsparticipatie goed mogelijk is met groepen van 30 studenten. Naar oordeel van het panel ligt hier een aandachtspunt voor de opleiding. pagina 16

Op grond van een totaalafweging, waarbij de stevigheid van het programma-aanbod een belangrijke rol speelt, beoordeelt het panel dit facet als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 Relatie tussen doelstelling en programma als voldoende. 4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenvattend. De opleiding bestaat uit vijf programmaonderdelen, waarbij de volgorde van de twee corecourses inhoudelijk is bepaald. Studenten moeten eerst Political Economic Theories of International Development volgen om met succes deel te kunnen nemen aan Poverty and Development: theory and practice. Voorafgaand aan de keuze van de elective bespreekt de student het onderwerp van de masterthesis met de begeleidende docent. De keuze van de elective heeft de goedkeuring nodig van de opleiding en hangt af van de thematische samenhang die de student moet laten zien in elective en masterthesis. Volgens de ontwikkelaars is het programma niet in de eerste plaats een verdieping, maar een verbreding door een interdisciplinaire aanpak. De gekozen thema s bestudeert de student in ieder geval vanuit twee verschillende disciplines. Hierbij horen onderzoeksmethoden en technieken die zowel kwalitatief als kwantitatief van aard zijn. Als studenten bij aanvang van de opleiding in onvoldoende mate over één van beide of beide beschikken, volgen zij crashcourses gericht op het wegwerken van individuele tekorten. De module Methoden en Technieken in het programma zorgt voor een verdere aanvulling van MT-vaardigheden, maar is zeker niet bedoeld om deficiënties weg te werken. Overwegingen Het panel vindt de samenhang in het programma voldoende gegarandeerd. De samenhang tussen beide core-courses is inzichtelijk en de thematische bewaking van het door de student gekozen traject heeft volgens het panel de noodzakelijke aandacht van de opleiding. Het panel acht de interdisciplinaire kwaliteiten van de docenten van voldoende niveau om ook vanuit dit perspectief bij te kunnen dragen aan de samenhang van elk opleidingstraject van studenten. Het panel geeft de opleiding in overweging om MTonderdelen te integreren in de core-courses, bijvoorbeeld ter grootte van 2 ects per corecourse van totaal 10 ects. Het panel denkt dat studenten hierdoor beter leren MT adequaat toe te passen en meer interdisciplinariteit bereiken. Het panel beschouwt deze keuze als een alternatief ten opzichte van de al gedane suggestie om het blok MT uit te breiden van 5 naar 10 ects ten koste van de omvang van de masterthesis. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 Samenhang programma als voldoende. 4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. De programmaopbouw is hiervoor al beschreven en beslaat 30 ects per half jaar. Alle blokken worden achter elkaar aangeboden. pagina 17

Regelmatig signaleert de Academic advisor de studievoortgang van de studenten en gaat het gesprek aan met studenten die achterop raken. De opleiding beschikt over een adequaat, geavanceerd studentvolgsysteem: het Student Advance Programme waar de Academic Advisor en de student zelf gebruik van maken. Studenten kunnen pas aan de masterthesis beginnen als de voorgaande onderdelen alle zijn afgerond. De opleiding hanteert een contract bij de uitvoering van de masterthesis waarin rechten en plichten van de student en de opleiding zijn beschreven. Hierin zijn ook de deadlines opgenomen voor de verschillende stadia in het proces. In het gesprek met de studenten bleek dat zij ongeveer 7 tot 10 pagina s per uur literatuur lezen. De opleiding gaat in de studielastberekening uit van 5 pagina s per uur. Als de uitspraak van de studenten voor de gehele populatie geldt, ontstaat een ander beeld van de werkelijke studielast. Overwegingen Het panel beoordeelt de studeerbaarheid van het programma als goed. Het beperkte aantal, maar wel grote, programmaonderdelen draagt hier in positieve zin aan bij. De studievoortgangregistratie en de actie van de opleiding richting studenten die studievertraging oplopen, vindt het panel in orde. Ook is positief dat de student tijdig in het eerste semester een begin maakt met het formuleren van het onderzoeksvoorstel en dat erbij de uitvoering duidelijke afspraken gelden. Het panel vindt dat de opleiding nog een keer goed moet kijken naar de feitelijke studielast in de opleiding. De uitspraak van de studenten is voor het panel niet meteen maatgevend, maar geeft wel aanleiding tot onderzoek op dit punt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 Studielast als voldoende. 4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. In het rapport van de aanvraag (paragraaf 2.5, pagina 17) beschrijft de opleiding de instroomvoorwaarden. In de aanvullend verstrekte informatie geeft de opleiding nog een nadere uitwerking van de instroomvoorwaarden. De opleiding kent geen voorliggende bachelor en is als zodanig geen aansluitmaster, zoals de opleiding het verwoordt in het rapport van de aanvraag. Studenten moeten beschikken over een bachelordegree of op zijn minst drie jaar academische training op een niveau dat vergelijkbaar is met Nederlandse wo-bachelorniveau (volgens Nuffic maatstaven). De toelatingsvoorwaarden zijn als volgt. 1. De student heeft een wo-bachelorgetuigschrift in één van de sociale wetenschappen Gedrag en Maatschappij, Sociologie, Culturele Antropologie, Politieke Wetenschappen, Communicatiewetenschappen, Sociale Geografie, Ruimtelijke Ordening (Planning) of Economie. 2. De student heeft op zijn minst 30 ects aan vakken afgerond in de vooropleiding op het terrein van of verwant aan IDS. 3. De student heeft op zijn minst 30 ects Methoden en Technieken in de sociale wetenschappen afgerond. Studenten met deficiënties op dit punt volgen van toepassing zijnde crash-courses om de tekorten weg te werken. pagina 18

4. Studenten die niet aan de gestelde instroomeisen voldoen, worden verwezen naar de toelatingscommissie, die kan aangeven of de student door het volgen van deficiëntieprogramma s toch aan de eisen kan voldoen. Hierbij geldt als eis dat de vooropleiding van de student voldoende verwant is met IDS en voldoet aan de eisen 2. en 3. zoals hierboven geformuleerd. 5. Kandidaten die niet bovenstaande eisen voldoen, worden ook verwezen naar de toelatingscommissie en die zal de academische kwalificaties van de student beoordelen volgens Nuffic-standaarden. Ook in dit geval gelden de eisen 2. en 3. 6. Kandidaten die een deficiëntieprogramma moeten volgen van 40 ects of hoger laat de opleiding in principe niet toe. Hen wordt geadviseerd eerst een aanvullende opleiding te volgen, alvorens opnieuw aan te melden. 7. Vrijstelling van onderdelen van het programma is alleen mogelijk voor de elective als de student kan aantonen naar aard en omvang al een course te hebben gevolgd die vergelijkbaar is met één van de electives en die past in zijn eigen programmalijn. 8. Buitenlandse studenten voor wie Engels een moderne vreemde taal is moeten een TOEFL-score aantonen van 570 (geschreven werk) en 230 (op de computer). De Engelse taalvaardigheid beoordeelt de opleiding ook in het intake-gesprek. Studenten kunnen het advies krijgen extra cursussen in Engelse taalvaardigheid te volgen. 9. Bij inschrijving verstrekt de student o.a. een brief waarin hij zijn motivatie voor de opleiding beschrijft. 10. De opleiding neemt niet meer dan 60 studenten per jaar aan. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de opleiding over een adequate toelatingsprocedure beschikt en dat daarmee een goede basis onder de opleiding ligt. Het panel beoordeelt de aanvullende eisen op het punt van IDS-verwante vakken en MT in de vooropleiding als positief, maar ook noodzakelijk. De instroom is afkomstig uit een vrij breed pallet van bacheloropleidingen en dan is het formuleren van een vereiste body of knowledge bij instroom nodig om het niveau van de studenten in het vakgebied IDS bij aanvang van de opleiding te borgen en zo, in combinatie met het programma, voldoende bij te dragen aan het realiseren van masterniveau na afronding van de opleiding. Het panel heeft vastgesteld dat de body of knowledge voor de onderhavige opleiding in voldoende mate is geformuleerd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 Instroom als voldoende. 4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding De opleiding heeft een studielast van 60 ects. Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding met een studielast van 60 ects voldoet aan de wettelijk, verplichte, minimale studielast. pagina 19

Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 Duur als voldoende. 4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt alle zes facetten van het programma als voldoende en daarmee het onderwerp programma als voldoende. 4.3 Personeel 4.3.1 Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De docenten zijn afkomstig van de deelnemende faculteiten en van buitenlandse instellingen, voor zover het lokale begeleiders van veldwerk betreft, en zijn (senior)- onderzoekers. Een volledig overzicht van de betrokken docenten is opgenomen in de programmabeschrijvingen, maar ook in de vorm van een CV-beschrijving per docent, met daarin de belangrijkste publicaties van de docent. De docenten dragen ook bij aan de ontwikkeling van de programmaonderdelen vanuit hun onderzoeksgebied. Alle docenten zijn lid van de onderzoeksschool CERES en beschikken over een groot netwerk op grond waarvan zij studenten kunnen ondersteunen bij het vinden van een veldwerkplaats bij de uitvoering van de masterthesis (rapport van de aanvraag, pagina 19). Overwegingen Het panel is overtuigd van de sterke relatie die gelegd zal worden tussen het onderwijs in de opleiding en het onderzoek binnen onderzoeksgroepen op terreinen die raken aan het domein van de opleiding. Het panel heeft op basis van de verstrekte documentatie en de gevoerde gesprekken kunnen constateren dat docenten van voldoende kwaliteit worden ingezet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 Eisen WO als voldoende. 4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren De opleiding begroot ongeveer 4600 uren per cohort van 60 studenten voor onderwijsuitvoering en management van het programma. De opleiding heeft geen formatie gereserveerd voor de ontwikkeling van het programma. De twee core-courses bestaan al in de commerciële variant van de opleiding en worden aangepast voor de nieuwe opleiding. De kosten hiervan vallen volgens de opleiding onder het reguliere budget voor vernieuwing. Het programma bestaat uit vijf onderdelen. De inhoudelijke aansturing vindt plaats door een kernteam van vijf personen met een formatie van 1,4 fte. Voor managementtaken is 0.37 fte gereserveerd. pagina 20