A I H I Z ^ 1. Naam van het geneesmiddel Morfine HCI.3H2O 500 mg = 100 ml 2. Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling Bevat per fles van 100 ml: Morfinehydrochloride.3-water Ph.Eur. 500 mg Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. Farmaceutische vorm Steriel halffabrikaat ter verdere verwerking in de apotheek. 4. Klinische gegevens 4.1 Therapeutische indicaties Morfine HCI 500mg=100ml wordt gebruikt als halffabrikaat voor het voor toediening gereed maken van cassettes of elastomeerpompen die worden gebruikt bij continue pijnbestrijding van chronische pijn Morfine wordt gebruikt bij chronische hevige pijn die behandeling met een opiotd noodzakelijk maakt; bij doorbraakpijn, in het bijzonder in het terminale stadium van een ziekte; bij acute hevige pijn, onder andere postoperatief en bij myocardinfarct; bij dyspneu en longoedeem ten gevolge van hartfalen. Voorts wordt morfine palliatief gebruikt bij chronische hevige pijn en dyspneu in de terminale fase. 4.2 Dosering en wijze van toediening Intraveneus als infusie: volwassenen, individueel, afhankelijk van voorafgaand gebruik, indien nog niet eerder morfine gebruikt, injectie 2 mg, vervolgens 20 mg per 24 uur, zo nodig eike 4 uur verhogen of verlagen met 50%; bij overschakelen van orale toediening op intraveneuze toediening bedraagt de intraveneuze dosering aanvankelijk een derde van de orale dosering. Bij verminderde nierfunctie bij volwassenen: creatinineklaring 10-50 ml/min: een lagere dosering kan noodzakelijk zijn vanwege cumulatie van morfine-6-glucuronide. 4.3 Contra-indicaties Acute ademhalingsdepressie, cyanose, hersentrauma, verhoogde intracraniale druk, coma, ileus en overgevoeligheid. Voorzichtigheid is geboden bij ouderen en kinderen (vanwege verhoogde gevoeligheid, vooral wat betreft de ademhalingsdepressie; paradoxale opwinding komt 00k voor), bij hypothyreotdie, onbehandeld myxoedeem, cardiovasculaire aandoeningen, toxische psychose, galblaasaandoeningen of galstenen, recente operatie aan urinewegen of maag-darmkanaal, acuut buikletsel, astma en COPD Revisienummer: Autorisatiedatum: Pagina: 0006 1/5
AIHI^ vanwege het risico op ademhalingsdepressie, verminderde respiratoire reserve, epilepsie, ernstige leverfunctiestoornis, prostaathypertrofie of prostaatobstructie en shock. 4.4 Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik Voorzichtigheid is geboden bij patienten met shockverschijnselen of met verminderde respiratoire reserve, zoals emfyseem, kyfosoiiose en ernstige obesitas. Voorzichtigheid is eveneens geboden bij patienten met myasthenia gravis, cardiovasculaire aandoeningen, onbehandeld myxoedeem of toxische psychose. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen Bij het combineren van een partiele agonist/antagonist kunnen onthoudingsverschijnselen optreden Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opiotden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden, tenzij naloxon of naltrexon bewust worden toegepast als antidotum bij overdosering van het opioid. Andersom kan bij toevoeging van een opiotd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden. Ritonavir kan het metabolisme van morfine versnellen. 4.6 Gebruik bij zwangerschap en borstvoeding Zwangerschapscategorie: C (Australie). Het geven van borstvoeding wordt tijdens het gebruik van morfine ontraden. 4.7 Beinvioeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken Het gebruik van morfine kan aanleiding geven tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Derhalve dient ambulante patienten te worden ontraden potentieel gevaarlijke machines bedienen en voertuigen te besturen. 4.8 Bijwerkingen Verwardheid en hallucinaties treden vooral op bij ouderen. Bij aanhoudende verwardheid door morfine kan worden overgestapt op een ander opiotd, zoals fentanyl of methadon (opiotdrotatie), of wordt haloperidol gegeven. Delirium kan ontstaan onder andere door een te hoge dosering. Indien dit delirium wordt verward met pijn, zai de dosering morfine nog verder worden verhoogd en ontstaat een vicieuze cirkel. Verder kan euforie of juist dysforie optreden. Ademhalingsdepressie komt vooral voor bij acuut en hooggedoseerd morfine, maar vrijwel niet bij de behandeling van chronische hevige pijn. Bij ernstige ademhalingsdepressie wordt naloxon toegediend. In de terminale fase komt soms een diepe Cheyne- Stokes-ademhaling voor, die afwijkt van ademhalingsdepressie; zo nodig kan de dosering worden verlaagd. Myoklonieen en epileptische insulten zijn gemeld, en dan vooral bij gebruik van hoge doses. Clonazepam wordt hierbij wel toegepast. Verder miosis, hypothermie, hoestdemping en bij hogere dosesverminderde geestelijke en motorische activiteit.,7 Revisienummer: Autorisatiedatum: Pagina; ^ 0006 2/5
V l_l j 2 T Gastro-intestinale bijwerkingen, en effecten op galwegen en sfincter: obstipatie is een belangrijk probleem, vooral bij chronische behandeling. Morfine vermindert de peristaltiek en de intestinale secretie. Laxeren is vereist zodra een patient chronisch morfine gebruikt. Hiertoe worden, behalve dieetmaatregelen, onder andere lactulose en senna toegepast. Misselijkheid en braken treden vooral op in het begin van de behandeling. Voor de behandeling van misselijkheid en braken ten gevolge van morfine zijn metoclopramide en domperidon middelen van eerste keuze. Alternatieven zijn haloperidol en ondansetron. Verder verminderde maagmotiliteit en maaglediging, verminderde secretie vanuit de gal, darm en pancreas, verhoogde tonus in de dunne darm en het colon (soms leidend tot spasme en galkoliek). Cardiovasculaire bijwerkingen: perifere vasodilatatie, verminderde perifere weerstand en verminderde baroreceptorreflex; bij een liggende patient zijn deze effecten gering. Bij opstaan uit liggende positie kunnen orthostatische hypotensie (duizeligheid) en flauwvallen optreden. Hoge doses kunnen bij een liggende patient hypotensie en bradycardie veroorzaken. Overige bijwerkingen: door stimulering van de histamine-afgifte jeuk, urticaria, bloeddrukverlaging, blozen en zweten. Zelden allergische huidreacties en anafylactoide reacties met bronchoconstrictie, urineretentie en oligurie. Door verminderde uterusmotiliteit kan de duur van de partus worden verlengd. 4.9 Overdosering Symptomen zijn onder andere depressie van het centrale zenuwstelsel met bewustzijnsdaling tot coma, ademhalingsdepressie of een onregelmatig ademhalingspatroon, bradycardie, hypotensie, hypothermie, hyporeflexie, miosis, urineretentie, misselijkheid, braken, obstipatie, verwardheid, spierspasmen en convulsies. De toediening dient direct te worden gestaakt. Ernstige ademhalingsdepressie en coma bij overdosering kunnen worden geantagoneerd door naloxon, een zuivere antagonist. De werkingsduur van naloxon is korter dan die van morfine; herhaald toedienen van naloxon is daarom nodig. 5. Farmacologische elgenschappen 5.1 Farmacodynamische eigenschappen Morfine oefent zijn werking uit via opioidreceptoren. Deze receptoren komen voor in de hersenen, het ruggenmerg en het perifere zenuwstelsel. Endogene opiotdpeptiden (enkefalines, endorfines en dynorfines) zijn de natuurlijke liganden voor opioidreceptoren. Het endogene opioidsysteem heeft verschillende functies, waaronder een sensorische functie (remming respons op pijniijke stimuli), een modulerende functie (gastro-intestinaal, bijvoorbeeld remming van de spijsvertering en darmpassage), een emotionele functie (krachtige belonende en verslavende eigenschappen van opiotden) en een cognitieve functie (moduleren van leren en geheugen). Morfine heeft vooral farmacologische effecten op het centraal zenuwstelsel, het maag-darmkanaal en het cardiovasculaire systeem. De effecten zijn onder andere analgesie, slaperigheid, stemmingsveranderingen, miosis, verlaging van de oogboldruk, ademhalingsdepressie, hoestdemping, misselijkheid, braken, verminderde motiliteit van het Revisienummer: Autorisatiedatum; Pagina: 0006 3/5
Morfine HCI.3H20 500 mg = 100 mi (art.nr.: Zi-16410785) maagdarmkanaal en obstipatie, perifere vasodilatatie en verlaagde perifere weerstand. Bij een patient met pijn wordt de pijn minder intens, minder onbehaaglijk of verdwijnt; slaperigheid komt voor en soms euforie. De pijnperceptie en de emotionele respons op de pijn verandert. Bij een persoon zonder pijn veroorzaakt een therapeutische dosis morfine vaak misseiijkheid, braken, slaperigheid, apathie en verminderde fysieke activiteit. Er zijn verschillende opiotdreceptoren, waarvan de belangrijkste zijn: mu (p), kappa (k) en delta (5). Analgesia wordt vooral verkregen door activering van p- en K-receptoren. Activering van de K-receptor geeft verder dysforie en psychotomimetische effecten. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen De plasma-eiwitbinding van morfine bedraagt ong. 35%. Net schijnbare verdelingsvolume is gemiddeid 3,3 I/kg lich. gewicht (2,4-4,2 I/kg lich. gewicht). Met wordt voor ong. 70% in de lever omgezet in het inactieve morfine-3-glucuronide, voor ong. 3% in het actieve morfine-6-glucuronide en verder in een aantal andere metabolieten. Morfine-6-glucuronide passeert de bioed-hersenbarriere. Het heeft een sterkere analgetische werking dan morfine. Met de urine wordt in 24 uur 90% uitgescheiden, waarvan 4-7% in onveranderde vorm. Met de feces wordt 7-10% uitgescheiden, een groot deel hiervan via de gal. De eliminatiehalfwaardetijd van morfine is 2-3 uur, die van morfine-6-glucuronide gemiddeid 4 uur en deze kan bij nierfunctiestoornis opiopen tot meer dan 50 uur. 6. Farmaceutische gegevens 6.1 Lijst van hulpstoffen Natriumchloride, water voor injectie. 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing, betreft halffabrikaat. 6.3 Houdbaarheid Morfine HCi.OHaO 500mg = 100ml is 24 maanden houdbaar. 6.4 Speciale voorzorgen bij opslag Morfine HCI.3H2O 500mg = 100ml meet bewaard worden bij 15-25 C, buiten invloed van iicht. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Pies 100ml, glas type I, 7. Fabrikant Charlotte Jacobslaan 70 2545 AB Den Haag Revisienummer: 0006 Autorisatiedatum: Pagina; 4/5
^. I_l. 2 T cpp v»r v* 8. Datum van herziening van de tekst 8 juni 2017 A Revisienummer: Autorisatiedatum: Pagina; 0006 5/5