Onteigening in de gemeente Amsterdam

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Apeldoorn

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Amsterdam

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Bunschoten

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Onteigening in de gemeente Lingewaard

Onteigening in de gemeente Hilversum VROM

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onteigening in de gemeente Arnhem

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel. Onderwerp:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente De Bilt

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Utrecht

Onteigening in de gemeente Leeuwarden VROM

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013

Onteigening Lisbloemstraat 9 t/m 19 (Kleiwegkwartier) (nr. 604)

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Wijziging van de onteigeningswet

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Denekamp

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Heerhugowaard Stad van kansen

Onteigening in de gemeente Doetinchem

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Utrecht

Vestiging voorkeursrecht plangebied "Ten noorden van de Nieuwe Maasdijk" in Heusden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigeningswet Wet voorkeursrecht gemeenten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Voorstel. (2003) nummer 103

Onteigening in de gemeente Groesbeek

Onteigening in de gemeente Amsterdam VROM

Onteigening ten name van de provincie Zuid-Holland

Onteigening in de gemeente Schiedam

ontwerpvoorstel aan de raad

Eerste Kamer der Staten-Generaal

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

het bezwaarschrift van de heer M.H.A. Pörteners, Koningstraat 5, 6129 BD Berg aan de Maas


categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Datum Uw kenmerk Uw brief van Ons kenmerk Bijlagen 8 april

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Grondverwerving; een introductie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

ons kenmerk ECGR/U Lbr. 13/100

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Mogelijkheid tot indienen zienswijze is geen rechtsbescherming

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

Wij hebben op 15 oktober 2014 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

REGULIERE BOUWVERGUNNING EN VRIJSTELLING EX ARTIKEL WRO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onteigening in de gemeente Venlo VROM

Onteigening in de gemeente Leiden


Onteigening. Hoofdstuk 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Koninklijk Besluit, , No , LJN: (Provinciale Staten van Fryslân)

Onteigening in de gemeente Barendrecht

Aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Beesel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Raadsvoorstel. drs. D.M.P.G. Smolenaers 27 september juli De raad wordt voorgesteld te besluiten:

Transcriptie:

VROM, BZK Onteigening in de gemeente Besluit van 18 januari 2008, no. 08.000119 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente van 18 april 2007, nummer B&L/2007/1650, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 november 2007, no. DJZ2007110173, Directie Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van van 14 mei 2007. Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad van State gehoord (advies van 3 januari 2008, no. 08.07.0427/IV). Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 januari 2008, no. DJZ2008002557, Directie Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente van 18 april 2007, nummer B&L/2007/1650, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Sloten, sectie D, nos. 9246 (ged.), 3836 en 3837 en sectie N, nos. 450 en 550. Overwegingen Het raadsbesluit tot onteigening Ingevolge artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen zijn begrepen in het door de stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente op 17 januari 2007, nummer B&L/2006/9219, vastgestelde, bestemmingsplan Kolenkitbuurt. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van evengenoemd bestemmingsplan. In verband met het feit, dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het bestemmingsplan Kolenkitbuurt nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, zijn in het raadsbesluit de opschortende en ontbindende voorwaarden opgenomen ten aanzien van het moment van dagvaarding en het vervallen van het raadsbesluit tot onteigening. Noodzaak en urgentie De Kolenkitbuurt is één van de wijken die door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie is aangewezen als aandachtswijk. Deze wijk is opgenomen in het Actieplan Krachtwijken. In deze wijk is sprake van een groot aantal problemen die het stadsdeel met behulp van de uitvoering van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt probeert op te lossen. Een groot gedeelte van de huidige bebouwing in de Kolenkitbuurt dient te worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De gemeente beoogt in de uitvoering van het bestemmingsplan een evenwichtige en gedifferentieerde woonwijk te realiseren. De te onteigenen gronden zijn bestemd voor Woondoeleinden III, Centrumdoeleinden II, Centrumdoeleinden V, Maatschappelijke doeleinden, Tuinen, Voortuinen, Groenvoorzieningen, Verkeersareaal, Verblijfsgebied, en Water. In de wijze van planuitvoering is onder meer inzicht verschaft door middel van de bij voornoemd bestemmingsplan behorende voorschriften met de daarbij behorende toelichting en kaart. Uit de aan Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Bedenkingen Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 17 mei 2007 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen bij het stadsdeel Bos en Lommer. Publicatie daarvan heeft plaatsgevonden op 16 mei 2007. Tegen het raadsbesluit zijn bij Ons tijdig schriftelijke bedenkingen naar voren gebracht door: de heer R.A. van Wijk namens de Stichting Bouw- en Exploitatie Koninkrijkszaal Bos en Lommer, erfpachter van het perceel kadastraal bekend gemeente Sloten, sectie N, no. 450, hierna reclamant; Aan artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 van de wet bedenkingen naar voren hebben gebracht, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen, is voldaan. Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen Allereerst overwegen Wij ten aanzien van deze bedenkingen het volgende. De totstandkoming van de door Ons op grond van artikel 79 van de onteigeningswet te nemen beslissing omtrent goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening is omgeven met wettelijke waarborgen voor een zorgvuldige belangenafweging onder Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 1

meer in de vorm van een bezwarenprocedure. Deze procedure is onder andere geregeld in de artikelen 80, 84 en 85 van de onteigeningswet. Zo is in artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet bepaald, dat belanghebbenden die tijdig hun zienswijze bij het gemeentebestuur naar voren hebben gebracht, gedurende de in het eerste lid van artikel 84 van de wet genoemde termijn, schriftelijk bij Ons bedenkingen naar voren kunnen brengen tegen een raadsbesluit als het onderhavige. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat het onderhavige onteigeningsplan overeenkomstig artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet in samenhang met de artikelen 3:11, 3:12 en 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht, vanaf 16 november 2006 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen, binnen welke termijn schriftelijk of mondeling zienswijzen omtrent de onteigening bij het gemeentebestuur naar voren konden worden gebracht. Op 7 november 2006 is door de gemeente een kennisgeving alsmede een ontwerp raadsbesluit aan reclamant gezonden. Niet is gebleken dat reclamant gedurende de in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn op eigen naam en/of middels een gemachtigde mondeling en/of schriftelijk zijn zienswijze bij het gemeentebestuur naar voren heeft gebracht. De zienswijzen van 20 september 2006 waarnaar reclamant in de onderhavige procedure verwijst zijn ingediend in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en zijn tegen het ontwerp van dat bestemmingsplan gericht. Deze procedure is een andere dan de hier aan de orde zijnde onteigeningsprocedure. Er kan dan ook niet worden verwezen naar zienswijzen die zijn ingediend tegen een ontwerp bestemmingsplan. Reclamant kan derhalve krachtens voornoemd artikel 84, derde lid, van de wet niet in zijn bij Ons naar voren gebrachte bedenkingen worden ontvangen. In dit verband overwegen Wij voorts, dat in het kader van de door Ons te nemen beslissing omtrent de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening overigens ook een ambtshalve toetsing plaatsvindt. Overige overwegingen Ten aanzien van de percelen met de grondplannummers 1 tot en met 4 overwegen Wij dat de op grond van het bepaalde in artikel 79 van de onteigeningswet te nemen beslissing omtrent de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening is omgeven met wettelijke waarborgen voor een zorgvuldige belangenafweging. Zo is in artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet bepaald dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. In artikel 3:13 van de Awb is bepaald dat indien een besluit tot één of meer belanghebbenden is gericht, het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp aan die belanghebbenden toezendt. Zoals Wij herhaaldelijk hebben overwogen, moet onder de belanghebbende in de administratieve onteigeningsprocedure worden verstaan, degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In het kader van de onteigeningswet kan dan ook onder een belanghebbende worden verstaan, degene die zakelijke of persoonlijke rechten op de in het onteigeningsplan begrepen gronden kan doen gelden, dan wel uit anderen hoofde door zo een plan als zodanig in zijn belang wordt getroffen. Gelet op artikel 84, derde lid, in samenhang met artikel 3, tweede lid, van de onteigeningswet, moet het er voor worden gehouden dat een huurder die in de tweede volzin van voornoemd artikelonderdeel als derde belanghebbende wordt aangemerkt, in de administratieve onteigeningsprocedure kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de onteigeningswet wordt de onroerende zaak door onteigening immers bevrijd van alle daarop rustende rechten en plichten. Derhalve is het belang van de huurder rechtstreeks betrokken bij het onteigeningsbesluit. Uit het onderzoek en de overgelegde stukken is Ons gebleken dat de percelen met de grondplannummers 1 tot en met 4, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst, zijn verhuurd ten behoeve van winkels, woningen en een school. De stadsdeelraad heeft echter verzuimd aan de daarin gevestigde belanghebbenden een ontwerp van het onteigeningsbesluit toe te zenden. Uitgaande van Ons bestendig beleid, dat in de administratieve fase van de onteigeningsprocedure eveneens een breed belanghebbendenbegrip hanteert, dient ten aanzien van die kring van belanghebbenden te worden voldaan aan de eis die artikel 3:13 van de Awb stelt. Deze verplichting dient in het stelsel van de toepasselijke bepalingen van de Awb en de onteigeningswet te worden gezien als een inspanningsverplichting voor de onteigenende partij. In die gevallen dat van deze redelijkerwijze niet verwacht mag worden dat zij op de hoogte kan zijn van het bestaan van alle belanghebbenden bij een besluit tot onteigening, geldt dat die niet te kennen belanghebbenden door de algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb op de hoogte kunnen zijn van de voorgenomen onteigening. De inspanningsverplichting die in deze op de onteigenende partij rust kan, behalve door onderzoek ter plaatse, worden ingevuld door raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie en, waar het bedrijven betreft, het Handelsregister. Nu de stadsdeelraad dit heeft nagelaten is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 80 van de onteigeningswet en afdeling 3:4 van de Awb. Aan voornoemde percelen met de grondplannummers 1 tot en met 4 wordt dan ook de goedkeuring onthouden. Met betrekking tot de minnelijke verwerving van de erfpacht van de Stichting Bouw- en Exploitatie Koninkrijkszaal Bos en Lommer (hierna: de Stichting) overwegen Wij ambtshalve in het algemeen dat het wettelijk vereiste van artikel 17 van de onteigeningswet, inhoudende dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst tracht te verkrijgen, betrekking heeft op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Niettemin is het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure één van de criteria waaraan door Ons zonodig wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Gelet op het karakter van de onteigening als uiterste middel, zijn Wij van oordeel dat ten opzichte van de burger eerst van dit middel door het opstarten van de administratieve fase mag worden gebruikgemaakt, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstem- Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 2

ming is te komen. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet in het algemeen genoegzaam voldaan, indien voor de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan een aanvang met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving is gemaakt en ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen vooralsnog niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. In dat geval kan een gemeente teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het desbetreffende bestemmingsplan te kunnen overgaan in beginsel tot onteigening besluiten. Het zou te ver gaan de eis te stellen, dat partijen reeds ten tijde van de tervisielegging van het onteigeningsplan in eerste instantie moeten zijn uitonderhandeld. Wij zijn van mening, dat, zoals hiervoor beschreven, het voldoende is als op dit tijdstip met de onderhandelingen een aanvang is gemaakt en in de periode tot het nemen van het raadsbesluit tot onteigening genoegzaam is komen vast te staan, dat deze onderhandelingen niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. Er is dus sprake van een tweevoudige verplichting tot onderhandelen van de partij, die tot onteigening wenst over te gaan: vooreerst in het stadium van de administratieve fase van de onteigeningsprocedure en wel voor de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan en vóórdat een raadsbesluit tot onteigening wordt genomen en vervolgens, na het nemen van het koninklijk besluit, en vóórdat tot dagvaarding, als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet, wordt overgegaan, zijnde het tijdstip waarop de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure aanvangt. Ten aanzien hiervan overwegen Wij in het bijzonder dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat de Stichting en de gemeente vanaf 4 november 2004 in overleg zijn over de minnelijke verwerving van de erfpacht van de Stichting. In het verslag van dat overleg is, vooruitlopend op de formele start van het minnelijke traject, gesproken over minnelijke verwerving en de mogelijkheden tot het zelf ontwikkelen van een Koninkrijkszaal ter plaatse dan wel op een andere locatie. Op 7 februari 2005, zo blijkt uit de brief van Mackenzie vastgoed (de vertegenwoordiger van de Stichting) en van de zijde van de gemeente, heeft er opnieuw overleg plaatsgevonden. De Stichting geeft hierin aan dat indien er een besluit wordt genomen om de Koninkrijkszaal te handhaven aan de Wiltzanghlaan het bestuur van de Stichting zal eisen dat de nieuwe opstallen door de eigen ontwikkelaar zullen worden gemaakt. Tevens is opgenomen dat indien de mogelijkheid bestaat om te verhuizen naar een andere locatie, dit expliciet schriftelijk door de gemeente moet worden bevestigd. Tijdens het overleg is van de zijde van de gemeente meegedeeld dat zij wil vergoeden op basis van de waarde van de huidige Koninkrijkszaal en is een afspraak voor bezichtiging gemaakt. In dat kader zal ook de op een andere locatie gelegen zaal worden bezocht. Door de Stichting is als harde eis gesteld dat de vermogenspositie van de Stichting voor en na alle ontwikkelingen gelijk zal blijven. De gemeente heeft de Stichting op 28 april 2005 een brief gezonden waarin zij aangeeft dat de Stichting reeds meerdere malen heeft aangegeven dat indien de Koninkrijkszaal op de locatie Wiltzanghlaan blijft de ontwikkeling door Mackenzie Vastgoed ter hand zou kunnen worden genomen. Deze laatste heeft in de gevoerde overleggen aangegeven daartoe bereid en in staat te zijn. De Stichting wordt in de brief uitgenodigd om binnen zes maanden met een plan te komen voor de ontwikkeling van genoemde locatie. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat het plan in overeenstemming dient te zijn met de door de gemeente gewenste vorm van uitvoering, in het algemeen belang dient te zijn en voldoende realiteitswaarde dient te hebben. Er heeft vervolgens op 25 mei 2005 wederom overleg plaatsgevonden. Daarin heeft de Stichting, volgens de brief van de gemeente aan de Stichting van 16 juni 2005, aangegeven dat hij niet in staat is om een rendabel plan te ontwikkelen dat voldoet aan de door de gemeente gewenste vorm, met onder meer sociale woningbouw en parkeren, en ervan afziet zelf te ontwikkelen. De gemeente geeft aan dat het verwervings- en onteigeningstraject opnieuw zal worden opgestart. De Stichting antwoordt in de brief van 23 mei 2005 dat zij niet hebben aangegeven af te willen zien van het zelf ontwikkelen maar dat zij daaraan onverkort vasthoudt. Vervolgens is er verder onderhandeld over de invulling op de locatie. De gemeente heeft vervolgens aan de Stichting op 29 september 2005 een brief gezonden en er op gewezen dat voor 28 oktober 2005 uitsluitsel gegeven diende te worden over de plannen tot zelfrealisatie. In de brief zijn tevens een grondaanbod en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een Koninkrijkszaal aan de Wiltzanghlaan opgenomen. Tevens zijn daarin een tweetal opties aangegeven ten aanzien van de wijze waarop de locatie wordt ontwikkeld en welke grondprijs daaraan verbonden is. De Stichting heeft dit aanbod per brief van 18 oktober 2005 afgewezen. In de brief deelt zij nogmaals mede dat onverkort wordt vastgehouden aan het zelf ontwikkelen van de locatie aan de Wiltzanghlaan. Verder geeft zij aan om verschillende redenen niet aan de gestelde deadline van 28 oktober te kunnen voldoen. Uit de brief van de Stichting van 11 november 2005 blijkt dat er verder is onderhandeld over de ontwikkeling van de locatie. In de brief van 20 december 2005, waarin een definitief standpunt van de gemeente ten aanzien van de door de Stichting gewenste zelfrealisering is opgenomen, wordt de Stichting wederom een termijn gegund tot 31 maart 2006 om een bouwplan in te dienen. Tevens wordt haar verzocht haar kredietwaardigheid aan te tonen en haar statuten te wijzigen aangezien het ontwikkelen en realiseren van een bouwplan zich niet verdraagt met het statutaire doel van de Stichting. Op 24 maart 2007 heeft de Stichting een brief aan de gemeente gezonden met daarin de mededeling dat met voortvarendheid door alle betrokkenen wordt gewerkt, zoals ook uit de diverse ontwerpen van de architect blijkt. Tevens wordt aangegeven dat wat de realisatie betreft het project in partnerschap met Bouwbedrijf Wessels Zeist zal worden uitgevoerd. Blijkens de brief van de gemeente van 27 maart 2006 is ook zij van mening dat er goede vorderingen zijn gemaakt met het bouwplan maar dat de gevraagde gegevens met betrekking tot de statuten en kredietwaardigheid nog niet zijn overgelegd. Er wordt gewezen op de deadline van 31 maart. In de brief van 30 maart 2006, die per fax is verzonden, wordt Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 3

het verzoek van de Stichting om verlenging van de termijn niet door de gemeente gehonoreerd. Per brief van 13 april 2006 bericht de gemeente aan de Stichting dat de termijn van 31 maart is verstreken zonder dat de bouwplannen en de gevraagde gegevens zijn ontvangen. De start van de onteigeningsprocedure wordt eveneens aangekondigd met de vermelding dat deze kan worden gestaakt indien de gevraagde gegevens voor de ter visie legging van het ontwerp raadsbesluit worden overgelegd. Tevens wordt aangegeven dat men nog steeds bereid is tot minnelijk overleg. Op 7 november 2006 is de Stichting op de hoogte gesteld van de voorgenomen onteigening en de tervisielegging van het ontwerp raadsbesluit tot onteigening. Blijkens de brief van 21 november 2006 is er op 2 november 2006 nogmaals overlegd over de plannen van de Stichting, maar zijn de gegevens met betrekking tot de statuten en de kredietwaardigheid nog steeds niet door de Stichting overgelegd. Ook in deze brief wordt het aanbod tot minnelijk overleg opnieuw herhaald. Na deze datum, zo blijkt uit het onderzoek en de in het kader van de onderhavige procedure overgelegde stukken, is de Stichting een overeenkomst aangegaan met SGBB over de realisatie van 74 woningen met parkeren. Daarmee zou volgens de Stichting de vraag over de harmonie tussen zelfrealisatie en de statuten van de Stichting bevredigend worden beantwoord. Hierop heeft de gemeente op 31 januari 2007 geantwoord dat deze gang van zaken haar bevreemdt. Wederom wordt aangegeven dat men in overleg wil treden en wordt aangegeven dat het de Stichting vrij staat om een partij aan te wijzen die tot ontwikkeling van het gebied kan overgaan. Dat doet echter niet af aan de eerder in de brieven van 29 september en 20 december 2005 gestelde eisen. Daar wordt nog steeds niet aan voldaan. Tevens verklaart de gemeente nog steeds bereid te zijn om in overleg te reden over de minnelijke verwerving van de erfpacht. Uit het voorgaande blijkt dat in de beginperiode van het door partijen gevoerde overleg is gesproken over de minnelijke verwerving van de erfpacht van de Stichting. Vanaf april 2005 heeft het overleg zich vervolgens toegespitst op de mogelijkheden voor de Stichting om het perceel zelf te kunnen ontwikkelen. Blijkens de brief van 16 juni 2005 heeft de gemeente, toen het er op leek dat het overleg over de zelfrealisatie zou vastlopen, aangegeven dat het overleg met betrekking tot de minnelijke verwerving opnieuw zal worden opgestart. Ook nadat de Stichting geen gevolg heeft gegeven, binnen de daarvoor gestelde deadline tot 31 maart 2006, aan de uitnodiging om plannen in te dienen, geeft de gemeente in de brief van 13 april 2006 aan nog steeds bereid te zijn tot het voeren van overleg over de minnelijke verwerving van het perceel van de Stichting. Dit aanbod is wederom herhaald in de brieven van 21 november 2006 en 31 januari 2007. De Stichting heeft op het aanbod tot overleg over de minnelijke verwerving van zijn erfpacht niet gereageerd. Wel heeft zij de gemeente op 27 december 2006 bericht dat zij voorlopige overeenstemming heeft bereikt met SGBB over de realisatie van de ontwikkeling door dit bedrijf. Hieruit kon de gemeente afleiden dat de Stichting niet bereid was tot verder overleg met betrekking tot de minnelijke verwerving van haar erfpachtperceel. Nu de gemeente vóór de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan met de onderhandelingen een aanvang heeft gemaakt en het ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was dat een minnelijke oplossing vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort, heeft zij, teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het onderwerpelijke bestemmingsplan te kunnen overgaan, in beginsel tot onteigening van de desbetreffende grond kunnen besluiten. Blijkens de in het kader van de onteigening en het onderzoek overgelegde stukken vinden de onderhandelingen aangaande de verwerving van de percelen van de Stichting nog steeds plaats. Dit overleg dan wel het minnelijk overleg, dat op grond van artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming zal de schadeloosstelling op grond van artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan in het kader van de administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure. Ten aanzien van het door de Stichting gedane beroep op zelfrealisatie overwegen Wij ambtshalve in het algemeen dat, in het kader van een voorgenomen onteigening zal moeten zijn aangetoond, dat zonder de voorgestelde grondverwerving door de gemeente het doel waarvoor wordt onteigend niet of niet in de door de gemeente gewenste vorm te bereiken is. Hierbij is van belang, dat indien een grondeigenaar bereid en in staat is zelf de op zijn grond rustende bestemming(en) te verwezenlijken, onteigening voor dat doel in beginsel niet noodzakelijk is. Dit beginsel kan uitzondering lijden, indien door de gemeente ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en) een andere vorm van planuitvoering wordt gewenst dan de eigenaar voor ogen staat. In een dergelijk geval is onteigening echter slechts dan gerechtvaardigd, indien is aangetoond, dat aan die andere vorm van planuitvoering in het publieke belang dringend behoefte bestaat. De vorm van planuitvoering welke in het publiek belang geboden is, staat overigens in eerste aanleg ter beoordeling van het gemeentebestuur. Of de betrokken grondeigenaren zelf daadwerkelijk tot planuitvoering zullen (kunnen) overgaan, hangt dan ook in hoofdzaak af van de vorm van planuitvoering. De potentiële uitvoerders van het bestemmingsplan zullen met het oog daarop inzicht moeten verkrijgen in de door de gemeente voorgestane wijze van planuitvoering, hetgeen doorgaans, zoals hiervoor overwogen, voor een belangrijk deel uit de toelichting op het bestemmingsplan of uit de bij dat plan behorende voorschriften al dan niet met de beschrijving in hoofdlijnen blijkt. Voorts kan het vorenaangehaalde beginsel uitzondering lijden, als de grond van de eigenaar dermate verspreid is gelegen, dat van een op doelmatige wijze zelf realiseren van het bestemmingsplan geen sprake kan zijn, bijvoorbeeld als de eigenaar niet beschikt over voldoende aaneengesloten grond om binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan zelf tot Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 4

realisering over te gaan of als de te onteigenen grond geen afzonderlijk deel van het te realiseren complex kan vormen. Verder kan het beginsel uitzondering lijden, als er sprake is van een plan, dat integraal in onderlinge samenhang moet worden uitgevoerd en de benodigde grond niet in zijn geheel in het bezit is van de eigenaar die beroep doet op het (deels) zelf realiseren van het bestemmingsplan. Ten aanzien hiervan overwegen Wij in het bijzonder dat de Stichting erfpachter is van het perceel met grondplannummer 5 zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst. Nu zij geen eigenaar is van het betreffende perceel wordt zij niet in staat geacht de op het perceel rustende bestemmingen zelf te kunnen realiseren zonder de medewerking van de eigenaar van de grond, in casu de gemeente. De gemeente heeft in dat kader de Stichting op 29 september en 20 december 2005 een aanbod tot grondaankoop gedaan, waarmee de Stichting niet akkoord is gegaan. Uit het uitgevoerde onderzoek en de overgelegde stukken blijkt bovendien dat de omvang van het op haar perceel geplande appartementencomplex de grenzen daarvan overschrijdt. Ook uit dien hoofde wordt de Stichting dan ook niet in staat geacht de op het perceel, waarop zij een recht van erfpacht heeft, rustende bestemming te kunnen realiseren. De overige grond is in eigendom bij de gemeente. Zoals hiervoor bij de behandeling van de minnelijke verwerving van de erfpacht van de Stichting is beschreven, heeft de gemeente met de Stichting langdurig overlegd over de ontwikkeling van het perceel door de Stichting zelf. In dat kader heeft de gemeente de Stichting tot tweemaal toe de mogelijkheid geboden om plannen in te dienen voor de ontwikkeling van het perceel waarop zij een recht van erfpacht heeft en daarbij bovendien duidelijke randvoorwaarden gesteld waaraan de plannen dienden te voldoen. De Stichting heeft echter nagelaten om deze plannen binnen de daarvoor door de gemeente gestelde termijn, in te dienen. Gedurende die termijnen, zo blijkt uit de overgelegde stukken, heeft de gemeente de Stichting er ook op gewezen dat de afloop van de termijn nabij was en heeft zij aangedrongen op het tijdig inzenden van de plannen. Bovendien heeft de gemeente de Stichting per brief van 13 april 2006 in gebreke gesteld en is nogmaals de kans geboden om voor de start van de onteigeningsprocedure de plannen en gevraagde informatie in te dienen. De Stichting heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Op grond van het voorgaande overwegen Wij dat naar Ons oordeel de Stichting zich niet met vrucht kan beroepen op het zelfrealisatierecht nu zij voor de realisering van de op het op het perceel rustende bestemming over onvoldoende grond beschikt en zij bovendien geen eigenaar van de grond is. Daarnaast heeft zij nagelaten gebruik te maken van de door de gemeente geboden mogelijkheid om tijdig haar plannen ten aanzien van zelfrealisatie, overeenkomstig de door de gemeente mede als eigenaar gestelde randvoorwaarden, kenbaar te maken. Ten aanzien van het in het onteigeningsplan opgenomen perceel waarop de Stichting een recht van erfpacht heeft, moet het in belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente worden geacht, dat zij de eigendom van het onderwerpelijke perceel verkrijgt. Er bestaan voor het overige geen termen aan genoemd raadsbesluit de goedkeuring te onthouden. Beslissing Wij hebben goedgevonden en verstaan: I. de Stichting Bouw- en Exploitatie Koninkrijkszaal Bos en Lommer niet in haar bedenkingen te ontvangen; II. het besluit van de stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente van 18 april 2007, nummer B&L/2007/1650, goed te keuren, behalve voor zover het strekt tot onteigening van de percelen kadastraal bekend gemeente Sloten, sectie D, nos. 9246 (ged.), 3836 en 3837 en sectie N, no. 550, aan welke gedeelten van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State. s-gravenhage, 18 januari 2008. Beatrix. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst. Besluit stadsdeelraad Onteigeningsplan Kolenkitbuurt Kenmerk: B&L/2007/1650 Datum: 18 april 2007 De stadsdeelraad Bos en Lommer van de gemeente, Besluit: I. Ter onteigening ten name van de gemeente, stadsdeel Bos en Lommer ingevolge artikel 77, lid 1, onder 1e van de Onteigeningswet aan te wijzen de eigendommen, begrepen in het bestemmingsplan Kolenkitbuurt, op de bij dit besluit behorende grondplankaart met zwarte lijnarcering aangeduid en vermeld in de bij dit besluit behorende lijst (onteigeningsplan Kolenkitbuurt); II. Te bepalen dat: a. niet tot dagvaarding van de rechthebbenden zal worden overgegaan voordat onherroepelijk is beslist over het bestemmingsplan Kolenkitbuurt ten aanzien van de onder I van dit besluit genoemde onroerende zaken; b. het raadsbesluit tot onteigening vervalt, voor zover in hoogste instantie de goedkeuring aan het bestemmingsplan Kolenkitbuurt wordt onthouden ten aanzien van de onder I genoemde onroerende zaken; III. Alle noodzakelijke stappen te doen, zowel in eerste aanleg als daarna en zowel als eisende als verwerende partij, om langs gerechtelijke weg de onteigening te verkrijgen van de onder I bedoelde eigendommen, nadat en voor zover de benodigde Koninklijke goedkeuring als bedoeld in artikel 80, lid 3 van de Onteigeningswet is verkregen. De raad van stadsdeel Bos en Lommer, S. Raben, griffier. H. Aktaou, raadsvoorzitter. Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 5

Onteigening ten behoeve van de gedeeltelijke uitvoering van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt ex art. 77, eerste lid onder 1e Onteigeningswet. Onteigening Kolenkitbuurt Dossier C 609 Nr. Te van het perceel, bij het kadaster bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte sectie en van nummer Ten name van ha a ca ha a ca Gemeente Sloten 1 9 10 bebouwd: wonen onbe- 6 16 36 D 9246 1/1 De Gemeente Sloten bouwd: wegen 2 16 70 bebouwd: wonen met bedrijvigheid onbebouwd: erf-tuin 16 70 D 3836 1/1 Eigendom belast met recht van erfpacht: De Gemeente Sloten 9/104 Recht van erfpacht: Borst, Alida Dimphena Maria te Zandvoort Borst, Dimphena Maria Theresia g.m. Schuurman, Willem te Rotterdam Borst, Leonardus Johannes Petrus te 27/104 Recht van erfpacht: Verhoeven Antoinetta Cornelia te Zandvoort, overleden 27-01-2006 g.m. Borst, Johannes Marius Anthonius, overleden datum onbekend 7/13 Recht van erfpacht: Stichting: Stichting L J Borst - Fonds te 3 16 88 bebouwd: (wonen met 16 88 D 3837 1/1 Eigendom belast met recht van erfpacht: bedrijvigheid) onbe- De Gemeente Sloten bouwd: (erf-tuin) 9/104 Recht van erfpacht: Borst, Alida Dimphena Maria te Zandvoort Borst, Dimphena Maria Theresia g.m. Schuurman, Willem te Rotterdam Borst, Leonardus Johannes Petrus te 27/104 Recht van erfpacht: Verhoeven Antoinetta Cornelia te Zandvoort, overleden 27-01-2006 g.m. Borst, Johannes Marius Anthonius, overleden datum onbekend 7/13 Recht van erfpacht: Stichting: Stichting L J Borst - Fonds te 4 35 67 onbebouwd: terrein 35 67 N 550 1/1 Stichting: Stichting samenwerkende (nieuwbouw bedrijvigheid) christelijke scholen te -West te 5 4 29 bebouwd: gods-dienst 4 29 N 450 1/1 Eigendom belast met erfpacht De Gemeente Sloten 1/1 Recht van erfpacht: Stichting: Stichting bouw en exploitatie koninkrijkzaal Bos en Lommer te Uit: Staatscourant 5 februari 2008, nr. 25 / pag. 12 6