Qwert;Cliëntenparticipatie;pasdfghj klzxc;utrecht;vbnmklzxcvbnmqwert yuiamidfghjklzxcvbnmqw;2011;uiop. asdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghj

Vergelijkbare documenten
Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Voorwoord. Namens Stichting IBASS T. Horstik en P. Fopma

S TA G E S L I J N 5

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

Medezeggenschap van kinderen en jongeren en de nieuwe Jeugdwet

JIJ-meter, Verantwoording

Identiteitsdocument van Jenaplanschool de Sterrenwachter

Onderwijskundige Visie

Cliënttevredenheidsonderzoek

Cliënten aan het woord

Een cliëntvriendelijk ondersteuningsplan

Visie op medezeggenschap van cliënten en familie van Abrona

Toolkit Cliëntenparticipatie Zorg en Welzijn

Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan

Thermometer leerkrachthandelen

De paradox van de burger als uitgangspunt

AEEC0F C92EC0EDAAB0D4FFDtxt Aan de leden van de gemeenteraad,

Visie en werkwijze participatie van ouderen in het Ben Sajetcentrum

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals

Wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen Reactie van LOC Zeggenschap in zorg 12 november 2016

De kwaliteit van de Pleegzorg bij Leger des Heils Noord

Opdrachtsverklaring Missie - Visie

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

Samen voor een sociale stad

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Implementeren van een zorginnovatie. Heel gewoon.

19/10/2009. Empowerment, handvaten voor de toekomst, hoe begin je er aan? Doel van de workshop. Inhoud workshop

Cliënten aan het woord

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK JEUGD

Jaarverslag Cliëntenraad 2012 Bureau Jeugdzorg Noord- Brabant. Cliëntenraad Bureau Jeugdzorg Noord- Brabant

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Jongerenparticipatie in en door de sport. Niet betrokken, dus vertrokken (Johan Stekelenburg, voorzitter Jeugd in Beweging)

Besproken thema s. De leeftijdsgrens van de jeugdzorg moet naar 21 jaar

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder!

Ik sta er niet meer alleen voor!

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Eindverslag stage jaar 1

informatie voor cliënten

Stichting Agrarische Zorgonderneming Vlist

Functies van medezeggenschap

Jaarverslag cliëntenraad 2011

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

Wie doet wat hij deed, krijgt wat hij kreeg

Ervaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Petri Embregts

Intercultureel vakmanschap in de stage

Reflectie #Zo dus! Hieronder vind je een aantal oefeningen om te leren reflecteren waar je zelf mee aan de slag kunt.

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts

2.3.7 Protocol omgaan met klachten

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Nederlandse samenvatting

HET BELANG VAN DE RELATIE

Klanttevredenheidsonderzoek. Ouders

de jeugd is onze toekomst

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Spiegelgesprek Wie en wat? Hoe? Resultaat?

Zelfevaluatie. Inleiding:

Panel of Klankbordgroep

Pedagogisch beleidsplan

+ Te beantwoorden vragen

De krachtgerichte methodiek

Op weg naar een inclusief Tynaarlo

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Inge Test

Cliënt in contact met Bureau Jeugdzorg Utrecht

Vitale zorgteams in dynamische tijden

Wmo-consulent Nieuwe Stijl: De Kanteling

vaardigheden - 21st century skills

Verslag kwaliteit 2017 cliëntversie

Regio Noordoost-Brabant. Keien. Spreuken van The Koor. Keien - Spreuken van The Koor

Visiestuk. Waarden. De waarden die ik belangrijk vind op een basisschool zijn:

Gezinsbehandeling. Kom verder! SAMENWERKEN AAN DE TOEKOMST. Introductiefolder voor gezinnen en verwijzers

Bijlage 3 Samenvatting onderzoek HAN naar werkzame factoren vanuit gebruikersperspectief

De scorelijst competenties collectieve belangenbehartiger

Handleiding. Adviseren rond Wonen en Verhuizen

Beginsituatie. Aanpak

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Stichting Vroeghulp Rotterdam. Stichting Vroeghulp Rotterdam is 21 augustus 1997 opgericht door onderstaande organisaties:

Werken met hulpverleningsplannen

Social Media in de Tuinbouw. Social media in de Tuinbouw

J L. Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills. Vaardigheden Gedragsindicatoren. 21st Century Skill - -

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Schakenbosch in het kort. Informatie voor jongeren en ouders

ZORGBUREAU JOKIJO PEDAGOGISCHE BELEIDSDOCUMENTEN

Positieve en blijvende veranderingen met een ZKM traject

Cliënt in de lead Van beleid, via onderzoek, naar praktijk. Marjan Faber, Senioronderzoeker IQ healthcare 14 november 2016

Whitepaper Verbindend communiceren In 4 stappen effectief feedback geven

Europakenner Onderzoeker Journalist. toepassing. bediscussiëren en beargumenteren van Europese kwesties. gehaald op:

Professioneel communiceren: belangrijk onderdeel van dit boek en deze lessen DENK NA: WAAR KAN JE ALS JURIDICH MEDEWERKER TERECHTKOMEN?

CJG4kracht: De krachten gebundeld! Centrum voor Jeugd en Gezin Apeldoorn

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Toelichting bij de vragen uit de Veranderplanner. 1. Verkennen van het probleem

Strategie in Beweging. Koersnotitie. versie 4

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6

Aanpak kindermishandeling en geweld vanuit het perspectief van kinderen en jongeren

Training Communicatievaardigheden

Onderzoek Maatschappelijke Stage

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Transcriptie:

Qwert;Cliëntenparticipatie;pasdfghj klzxc;utrecht;vbnmklzxcvbnmqwert yuiamidfghjklzxcvbnmqw;2011;uiop De ambulante cliënt heeft een stem asdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghj Afstudeeronderzoek z;cfe;xcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx Nienke Elsten cvbnmqwertyuiopasdfghjklznmq;hu; Hogeschool van Utrecht Opleiding: HBO Ecologische Pedagogiek Product: Afstudeeronderzoek Opdrachtgever: AMI, JIJ Utrecht wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqyuiopas Instelling: Joozt, LSG-Rentray Coach: Jan-Willem Eversdijk Studentnummer: 1528199 dfghjklzxcvbnmqwertyuisdfghjklzxcv Inleverdatum: 6 juli 2011 bnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmoq; Joozt;rtyuiopasdfghjklzxcvbnmqwert yuiopasdfghjklzxc;jijutrecht;qwer tyuiopaghjklzxcvbnmqwertyuiopqas; Ambulantehulpverlening;bnmqwer tyuiopasdfghjklzxcvbnmhkhui;jeugd hulpverlening;opasdlzxcvbmqwerty uiopasdfghjomracdlpermaklzxcvbnm rtyuiopasxcvn;afstudeeronderzoek; 1

De ambulante cliënt heeft een stem Afstudeeronderzoek Nienke Elsten

Ter verduidelijking woordgebruik In mijn verslag gebruik ik afkortingen en een aantal woorden die meerdere betekenissen hebben, daarom staan ze hieronder weergegeven ter verduidelijking. Afkortingen: - BJZ: Bureau Jeugdzorg - WMCZ: Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen - MR-C: Medezeggenschapsraad Cliënten - JoRa: Jongerenraad Woordgebruik: - In mijn stuk gebruik ik hij in plaats van hij/zij of zij/haar. Ik bedoel hiermee echter zowel vrouwen als mannen (cliënten/hulpverleners). - Jeugdzorg is een veel voorkomend begrip in mijn voorstel. Sinds 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg ingegaan (Boudewien Mulder, n.d.). De wet op de jeugdzorg stelt dat iedereen: kinderen, jongeren en ouders, recht hebben op jeugdzorg. Jeugdzorg is een vorm van hulpverlening waarbij kinderen, jongeren en opvoeder(s) geholpen en/of begeleid worden om de ontwikkeling van het kind of jongere zo goed en veilig mogelijk te laten verlopen. Er wordt gestreven naar een zo n kort durende en zo n licht mogelijke behandeling. - In mijn stuk schrijf ik over organisaties: daarbij heb ik tegelijkertijd ook instellingen voor ogen. - In mijn stuk schrijf ik over opvoeder(s), daar onder vallen ook ouders/verzorgers. Dit is een term om de opvoeders van de jongeren of kinderen weer te geven aangezien niet elk kind bij zijn haar (biologische) ouder(s) woont maar deze opvoeders wel verantwoordelijk zijn voor hen. - In de jeugdzorg zijn er een aantal stromingen waarbinnen men hulpverlening kan ontvangen, twee daarvan zijn: residentiële en ambulante hulpverlening. Residentiële hulpverlening: de cliënt wordt binnen de instelling behandeld. Bij ambulante hulpverlening: de cliënt ontvangt hulpverlening in het gezin met als doel om het kind of de jongere en hun opvoeder(s) zo lang mogelijk in de eigen gezinssituatie te helpen om zo uithuisplaatsing te voorkomen (Jeugdformaat, 2008). - Het verschilt per organisatie, maar soms wordt ook de dagbehandeling onder ambulante hulpverlening gerekend. Dagbehandeling is een vorm van begeleiding waarbij een kind of jongere overdag in de instelling mee draait, maar wel thuis slaapt en woont (Dagbehandeling voor jongeren met problemen, 2010). Dagbehandeling schaar ik niet onder ambulante hulpverlening aangezien mijn doelgroep dan erg breed wordt. - Als ik de term cliënt(en) gebruik bedoel ik daarmee de kinderen en jongeren in de leeftijd van 12 18 jaar die ambulante hulpverlening ontvangen. - Participatie kan in meerdere vormen plaats vinden. In mijn stuk praat ik over de kleine vorm en grote vorm van participatie. Als ik de kleine vorm noem bedoel ik participatie in één op één situatie. Daarbij gaat het over persoonlijke doelen. Als ik de grote vorm van participatie noem, bedoel ik participatie in een cliënten- of I

jongerenraad. Bij deze vorm gaat het over algemene doelen en komen verschillende cliënten samen. - Mijn onderzoek vindt plaats in de Jeugdzorg organisatie Joozt. Joozt is een samenvoeging van de organisatie Valkenheide, dat gebeurde onder de paraplu van de Leo Stichting Groep (LSG). LSG heeft ook Nieuwveldzicht Coreon onder zich. LSG is gefuseerd met Rentray. Zij heten daarom LSG-rentray. Onder LSG-rentray vallen acht jeugdzorg organisaties waar Joozt er één is. In mijn onderzoek houd ik het bij Joozt en gebruik ik niet de naam LSG-rentray. - Voor mijn onderzoek heb ik een aantal interviews gedaan met werknemers van Joozt. Om een duidelijke scheiding te maken tussen twee interviewgroepen, heb ik de ene groep ambulant hulpverleners (duidelijk aangezien zij ook de ambulant hulpverleners zijn) en de andere groep medewerkers genoemd. Onder medewerkers vallen de mensen die niet direct in contact staan met de cliënten. Zij houden zich dan ook o.a. bezig met beleid en het aansturen van de ambulant hulpverleners. II

Voorwoord Na 3,5 jaar is het dan zover, het einde van mijn opleiding Ecologische Pedagogiek aan de Hogeschool van Utrecht komt in zicht en dan mag ik mij een volwaardig Pedagoog noemen. Ik ben er na (bijna) vier jaar studie dan ook echt aan toe om de praktijk, als professional, in te duiken. Ik wil verder uit zoeken op welk gebied in de jeugdzorg ik als pedagoog werkzaam wil zijn, waar mijn specifieke interesses liggen en waar ik ook daadwerkelijk iets toe kan voegen aan de zorg van kinderen, jongeren en de band met hun opvoeders. De ontwikkeling van kinderen heeft mij altijd aangesproken. Ik werd er steeds meer door geboeid: wat draagt bij aan een gezonde ontwikkeling en wat is belemmerend? Welke invloed heeft de omgeving en welke rol spelen de ouders en anderen hierin? Hiermee wil ik mij in de toekomst bezig houden. In mijn onderzoeksvoorstel schreef ik dat ik daar nog alleen over kon dromen. Nu is die droom bijna werkelijkheid. Mijn afstudeeronderzoek ligt dan ook nu voor u. Mijn hoofdvraag is: Op welke manier wil de ambulante cliënt in de provincie Utrecht benaderd worden, zodat hij betrokken wordt bij cliënt inspraak in de organisatie? Om hierop een antwoord te krijgen heb ik een twaalftal diepte interviews gedaan met een aantal ambulant hulpverleners, medewerkers en een cliënt van de jeugdzorg organisatie Joozt. Naast deze ene cliënt heb ik ook een cliënt van de jeugdzorg organisatie Stichting Timon gesproken. Voor het onderbouwen van mijn onderzoek en toegevoegde waarde van (jongeren)participatie weer te geven, heb ik mij verdiept in de theorie. In mijn analyse leg ik een koppeling tussen de theorie en de uitkomsten van de interviews. Bij dit onderzoek zijn betrokken: Jan-Willem Eversdijk van de Hogeschool Utrecht, mijn leerteamcoach. Anne Spruyt, mijn begeleidster van JIJ Utrecht. Jan-Willem ik wil je bij deze bedanken voor alle steun, vertrouwen, tijd en humor die je mij gegeven hebt. Je bent een grote steun voor me geweest als ik door de bomen het bos niet meer zag. Ik wil JIJ Utrecht bedanken voor de unieke kans die jullie mij geboden hebben om mijn afstudeeronderzoek voor jullie te doen. Anne Spruyt, jij bedankt voor de begeleiding en hulp. Het contact tussen ons heb ik als zeer fijn ervaren en ook het vertrouwen in mij en mijn onderzoek gaf mij de zekerheid dat ik goed bezig was. Als laatste wil ik alle ambulant hulpverleners, medewerkers en de twee cliënten die ik geïnterviewd en gesproken heb, bedanken voor hun tijd en ervaring die zij met mij wilde delen. Zonder jullie had ik niet mijn onderzoek kunnen doen en was het niet geworden zoals het nu is. Daarbij wil ik Aad Knetch in het bijzonder bedanken voor de kans die ik gekregen heb om mijn onderzoek bij Joozt te doen. Dank voor de openheid en het goede contact met jullie organisatie. Nienke Elsten Utrecht, 6 juli 2011 III

Inhoudsopgave 1 Aanleiding... 1 2 Probleemstelling... 4 3 Theoretische kader... 5 3.1 Cliëntenparticipatie... 5 3.2 Voorwaarden voor participatie zijn:... 6 8.3 Cliëntparticipatie leidt tot:... 7 3.4 Vormen van participatie... 9 3.5 Thema s voor participatie... 10 3.6 Belangrijk om mee te nemen in de participatie... 11 3.7 Wat vraagt dit van de hulpverlener?... 12 4 Methodologie... 14 5 Plan van aanpak... 16 6 Uitvoering van het onderzoek... 18 6.1 Interviews... 18 6.2 Benaderen van cliënten... 18 6.3 Tijdspad... 19 7 Resultaten van de interviews: ambulant hulpverleners en medewerkers... 20 7.1 Participatie... 20 7.2 Wat vindt men nou eigenlijk van cliëntenparticipatie?... 23 7.3 Persoonlijke ervaring met cliëntenparticipatie... 26 7.4 Hoe worden cliënten momenteel benaderd?... 28 7.5 Onderwerpen voor participatie... 30 7.6 In gesprek gaan met de cliënt... 33 7.7 Effectieve manier om cliënten te benaderen... 35 7.8 Wat moet de organisatie doen en/of verbeteren?... 39 7.9 Toevoegingen... 43 7.10 Gesprek met Edwin Nieman... 44 8 Uitkomst interviews cliënten... 46 8.1 Uitkomst interview cliënt Joozt... 46 8.2 Uitkomst cliënt Timon... 47 9 Het benaderen van cliënten... 48 10 Uitkomst onderzoek... 54

10.1 Analyse... 54 10.2 Conclusie... 58 11 Aanbeveling JIJ Utrecht... 61 17 Aanbeveling Joozt... 62 13 Discussie... 64 Bijlage 1 Bronnen... 65 Bijlage 2 Cliëntparticipatie bij de ambulante cliënt... 67 Bijlage 3 Interview cliënt Joozt... 72 Bijlage 4 Interview cliënt Timon... 76 Bijlage 5 Tijdspad onderzoek... 81

Inleiding In de jeugdzorg zijn er vele verschillende vormen van hulpverlening. Om deze optimaal te laten werken is het belangrijk dat de cliënten (de ervaringsdeskundigen) hun ervaringen kunnen delen en hun mening doen gelden. Op 16 februari 2011 heb ik een bijeenkomst bijgewoond, georganiseerd door JIJ Utrecht en Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ), om jeugdzorg organisaties uit de provincie Utrecht, bij elkaar te krijgen en in gesprek te gaan over het betrekken van de ambulante cliënt middels cliëntparticipatie (zie bijlage 2). Vanuit de organisaties gaf men aan dat zij ervaren dat de ambulante cliënt moeilijk te bereiken is. Meerdere pogingen hebben niet tot de gewenste resultaten geleid (zie bijlage2). Om de ambulante cliënt te kunnen betrekken bij de organisatie middels cliëntparticipatie, moet er eerst inzicht verkregen worden op welke manier zij benaderd wil worden door de organisatie. De wil van de cliënt is belangrijk aangezien er van de cliënt inzet gevraagd wordt om mee te denken en te werken. Onderzoek Door middel van mijn onderzoek wil ik inzicht krijgen op welke manier de ambulante cliënt betrokken wil worden bij de organisatie om zo mee te participeren. Om dit inzicht te krijgen is niet alleen het woord van de cliënt belangrijk, maar ook dat van de hulpverlener en andere medewerkers van de organisatie. Aangezien de cliënt de hulpverlening thuis ontvangt, is hij vaak alleen via de hulpverlener verbonden aan de organisatie. Het is daarom erg belangrijk om ook de visie van de hulpverlener te raadplegen aangezien de hulpverlener vaak op de hoogte is van de meningen en gedachten van de cliënt. Dit alles om vanuit verschillende gezichtspunten (ecologisch perspectief) de beste manier te vinden om de ambulante cliënt te benaderen en ze zo de mogelijkheid te geven mee te participeren in de organisatie. Deze participatie helpt niet alleen bij de ontwikkeling van de organisatie, maar geeft ook de cliënten de kans om zich uit te drukken en zo voor zichzelf en andere cliënten hun stem te doen gelden en de hulpverlening te verbeteren. Mijn uiteindelijke doelstelling is dan ook: Inzicht verkrijgen op welke manier jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar, benaderd willen worden om mee te participeren in de organisatie. Belangrijk: Ik ga tijdens mijn onderzoek niet op zoek naar een manier om de stem van de cliënt in beeld te brengen, wat betreft individueel behandelingsplan, maar: hoe wil de cliënt benaderd worden door de organisatie waar hij mee te maken heeft via zijn hulpvraag om zo betrokken te worden voor participatie. Opdrachtgever AMI Consultancy (AMI consultancy, n.d.) is een adviesbureau die zich bezig houdt met projectbegeleiding, talentontwikkeling en organisatieverandering. AMI heeft in 2004 van de gemeente Utrecht een project toegewezen gekregen waarin zij werkt aan de cliëntenparticipatie in de jeugdzorg tussen de cliënt en de organisatie. Dit om deze in de provincie Utrecht zowel op instelling als op provinciaal niveau vorm te geven, op te zetten, uit te bouwen en te blijven ondersteunen. Dit project is JIJ Utrecht. Mijn onderzoek doe ik in opdracht voor JIJ Utrecht, maar komt vanuit AMI Consultancy.

Instelling Mijn onderzoek doe ik onder de ambulant hulpverleners, medewerkers en cliënten van de Jeugdzorg organisatie Joozt. Joozt bestaat uit twee organisatie die beide 100 jaar oud zijn: Valkenheide (in Maarsbergen) en jeugddorp De Glind. Valkenheide is oorspronkelijk een vak internaat voor jongens en is in de jaren uit gegroeid tot een organisatie voor jongens en meisjes met daarbij verschillende hulpvormen waaronder ambulant en residentiële hulpverlening. In De Glind worden jongens en meisjes onder gebracht bij een ouderpaar, al dan niet met kinderen. Het gezin krijgt een huis van hen en daar worden de kinderen in geplaatst. De kinderen wonen daar zo n acht jaar. It takes a village to raise a child (Aart Knetch (2011), directeur LSG-Rentray)

1 Aanleiding In Nederland staat de jeugdhulpverlening erg in de belangstelling. Ook vanwege de mogelijke politieke bezuinigheden (Bezuinigingen in de jeugdzorg onverstandig, 2011) en de kritische geluiden in het politieke debat naar aanleiding van een aantal zaken waarbij jeugdige slachtoffers zijn gevallen (bv, zaak Nulde, Savanna (Janssens, 2006)) en men zich afvraagt of de jeugdzorg instanties hier al dan niet gefaald hebben. Hans Wijers, bestuurder jeugdzorg geeft aan: Het lijkt ons niet erg verstandig om nu de financiering te verminderen terwijl de vraag naar jeugdzorg niet is afgenomen. Hij voegt daaraan toe: Hierdoor bestaat het risico dat het aantal wachtlijsten snel weer oploopt en dat de afname slechts een tijdelijk fenomeen is geweest (FNV, 2011). Onder druk van de bezuinigheden is de kans groot dat er op routine gehandeld wordt en er minder ruimte over blijft om zo te luisteren naar de stem van de cliënt. Daardoor is er een risico dat er minder aandacht en tijd is voor aanpassingen van dienstverlening aan de persoonlijk situatie en het bedenken van mogelijke vernieuwingen. 1.1 Organisatie JIJ Utrecht is sinds 2004 een langdurig project waarbij zij zich de afgelopen jaren voornamelijk hebben bezig gehouden met de cliëntparticipatie op instellingsniveau. Daarbij hebben zij zich vooral gericht op residentieel niveau, nu is het de beurt van de ambulante zorg. Om de cliëntparticipatie breder te trekken in de jeugdzorg, heeft JIJ Utrecht als een van hun speerpunten voor 2010-2011 beschreven als: Het stimuleren van cliëntparticipatie in meerdere hulpvormen (betrekken van ambulante en pleegzorg). Dit is dan ook een goed uitgangspunt om onderzoek te doen naar cliëntparticipatie in de ambulante hulpverlening. 1.2 De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen In 1996 is de wet, Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) in gegaan. Deze wet staat voor de: houdende regels ter bevordering van de medezeggenschap van de cliënten van uit collectieve middelen gefinanciërde zorgaanbieders op het terrein van de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg (E. Borst-Eilers, 1996). Elke zorgaanbieder moet vanaf 1996, voor elk door hem in stand gehouden instelling, een cliëntenraad opzetten. De cliëntenraad moet binnen het kader van de doelstellingen van de instelling, in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen, van de cliënten behartigen. 1.3 Cliëntparticipatie Cliëntparticipatie, het woord zelf zegt het al: de cliënt mag mee participeren. Participeren betekent volgens de Van Dale: deelnemen aan, meedoen aan. De cliënt heeft dus medezeggenschap, betrokkenheid, mag meedoen aan en heeft daardoor invloed en inspraak op bepaalde onderwerpen in een organisatie. Deze onderwerpen lopen erg uiteen en kunnen plaats vinden op beleidsniveau maar ook praktijkniveau. Hierbij gaat het wel over onderwerpen van algemeen belang en niet over onderwerpen op individueel niveau. In het kort is cliëntparticipatie: Het betrekken van de cliënten bij de keuzes die de organisatie maakt ten behoeve van een betere dienstverlening. 1

Om cliënten te kunnen betrekken bij een organisatie en hun stem te doen gelden, zijn er cliëntenraden waarin de cliënten vertegenwoordigd worden door de cliënten zelf en/of verzorger(s). Naast cliëntenraden zijn er vaak ook nog cliëntenpanels of platforms. In deze panels en platforms zitten cliënten die, aan de hand van hun ervaringen, mee denken en advies geven, maar zijn in mindere mate betrokken bij de organisatie dan cliënten in de cliëntenraden. De ambulante cliënt is, niet alleen op provinciaal niveau maar ook op landelijk niveau, ondervertegenwoordigd in cliëntenraden binnen organisaties (Claessens, 2005). Jeugdzorg wil graag dat hier iets aan gedaan wordt. 1.4 Relevantie Elke provincie heeft een Bureau Jeugdzorg (BJZ). BJZ geeft aan cliënten een indicatie zodat er vastgesteld wordt in welke mate iemand zorg nodig heeft (Movisie/Nji/Vilans, 2011). BJZ wijst dan cliënten door naar andere (zorg) instellingen. Er vallen 7 zorg instellingen onder de provincie Utrecht, die tevens door hen gefinancierd worden. JIJ Utrecht werkt voor de provincie Utrecht samen met deze instellingen en werkt aan de cliëntparticipatie. Ambulante hulpverlening vindt overal plaats en er zijn dan ook vele visies en meningen over deze vorm van hulpverlening. Op 16 februari 2010 heb ik een bijeenkomst bij gewoond waarbij vier organisaties: Trajectum, het Leger Des Heils, De Rading en Zandbergen vertegenwoordigd waren (zie bijlage 2). In deze bijeenkomst kwam onder andere naar voren dat zij elk individueel al pogingen en acties hebben ondernomen om de ambulante cliënt te stimuleren tot participatie, maar dit hen nog niet verder heeft gebracht in het contact met de ambulante cliënt. Zij gaven aan daarom erg blij te zijn dat er nu gezamenlijk actie wordt ondernomen om te kijken naar de stappen die ondernomen kunnen worden om de ambulante cliënt toch bij de organisatie te betrekken en zo hun stem te doen gelden voor gemeenschappelijke belangen. Kijkend naar het benaderen van de ambulante cliënt om hen zo te betrekken bij de organisatie, middels cliëntparticipatie, zijn er geen tot weinig (zie onderzoek Leenheer, R. onder theoretisch kader) best practices te vinden. Het is daarom belangrijk dat er meer bekend moet worden over de manier waarop de cliënten benaderd willen worden zodat zij zo beter bereikt en ook meer betrokken kunnen worden door de organisatie. Om dit te stimuleren en dit eventueel landelijk onder de aandacht te brengen. Dit is belangrijk omdat dan: - organisaties zicht hebben op welke manier de ambulante cliënt benaderd en zo betrokken wil worden bij de organisatie middels cliëntparticipatie. - de ambulante cliënt zich zo meer betrokken gaat voelen bij des betreffende organisatie, - participatie van cliënten daadwerkelijk bij draagt aan de ontwikkeling van de hulpverlening in een organisatie en zorgt voor een betere communicatie tussen cliënt en de organisatie. De groep ambulante zorgontvangers blijft groeien (Annelies Schutte, 2010). Zij zijn een doelgroep die veel inzicht kan geven in de ontvangen zorg en daardoor een waardevolle bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling en verbetering van het zorg aanbod vanuit de jeugdhulpverlenings organisaties in het voortraject, tijdens het traject en in het na traject van ambulante hulpverlening. De ambulante cliënten hebben, evenals alle andere cliënten, het recht om hun stem te doen gelden en een bijdrage te leveren aan de hulpverlening die zij en anderen ontvangen. Helaas is het echter heel moeilijk om de ambulante cliënt te betrekken. Gebaseerd op mijn eigen ervaring in de praktijk (tweede jaars stage Handje helpen, regio Utrecht ), bevestigd door de bijeekomst (zie bijlage 2), meen ik dat dit komt doordat zij zich vaak niet of in 2

mindere mate verbonden voelen met de organisatie en de lijntjes lang zijn die hen verbinden met de organisatie. Dit alles zorgt ervoor dat de ambulante cliënt niet of in mindere mate betrokken is bij de organisatie, waardoor deze niet goed weet hoe ze de band met de cliënt kan vasthouden/versterken buiten het behandelplan. Maar is dit ook daadwerkelijk zo? Dat ga ik verkennen tijdens gesprekken met hulpverleners werkbaar op ambulant gebied en de ambulante cliënt zelf. 1.4.1 JIJ Utrecht JIJ Utrecht werkt met 2 panels: een voor cliënten en een voor instellingsmedewerkers. JIJ Utrecht streeft er naar op de hoogte te blijven van de meningen en gedachten van hun cliënten zodat er ook op tijd signalen en haalbare adviezen afgegeven kunnen worden aan de partijen die hierbij betrokken zijn en die dat zouden moeten weten. Door het betrekken van de cliënten, opvoeders en de instellingsmedewerkers is het mogelijk om zo samen een netwerk te vormen en gezamenlijk, vanuit verschillende belanghebbenden, te kijken naar signalen en onderwerpen. De signalen die vanuit de cliënten en ouders/verzorgers komen, kunnen zo getoetst worden bij de instellingsmedewerkers en andersom. Samen kan er gekeken worden naar haalbare en realistische oplossingen waar beide partijen het overeens zijn. JIJ Utrecht kan vanuit hier aanbevelingen geven aan de betrokken partijen om zo te werken aan ontwikkeling en het bewust maken van bepaalde signalen die spelen onder de cliënten en medewerkers en daarmee de diensteverlening ten goede komen. JIJ Meter Om de cliëntparticipatie te blijven bevorderen en in stand te houden heeft JIJ Utrecht de werkvormen ontwikkeld. Om deze werkvormen te toetsen is de JIJ meter ontwikkeld. Voor zowel cliënt, opvoeder, hulpverlener als werknemer, is er een toegespitste vragenlijst om zo gericht mogelijk vragen te kunnen stellen en daardoor op de hoogte gebracht te worden van de meningen binnen en buiten de organisaties. De JIJ Meter meet namelijk in hoeverre des betreffend persoon zich betrokken voelt bij een organisatie; De effectiviteit van de werkvormen. Werkvormen Niet alleen de JIJ Meter moet de cliëntparticipatie bevorderen en de cliënt stimuleren om mee te denken en te participeren, JIJ Utrecht is ook opzoek naar andere vormen van middelen om de participatie te stimuleren. De JIJ Meter meet de effectiviteit van de verschillende werkvormen. Deze werkvormen staan hieronder weergegeven: - C-toets (vragenlijst), - Actieve informatie voorziening in de vorm van: website, nieuwsbrief en folders, - Cliëntenraad, MR-C (Medezeggenschapsraad Cliënten), ouderraad - JoRa (Jongerenraad), bewoner vergadering, - Thema-bijeenkomst, - Panel/klankbord, forum - Cultuur & werkwijze van instelling. Deze verschillende werkvormen zijn toegepast op residentieel niveau, dit willen zij nu gaan toetsen op haalbaarheid/nut voor ambulant niveau. 3

2 Probleemstelling Tijdens mijn onderzoek ga ik mij bezighouden met de ambulante hulpverlening en ga ik mij richten op onderstaande hoofdvraag. 2.1 Hoofdvraag Op welke manier wil de ambulante cliënt in de provincie Utrecht benaderd worden, zodat hij betrokken wordt bij cliënt inspraak in de organisatie? 2.2 Deelvragen - Willen de cliënten betrokken worden bij de organisatie? - Wat is cliëntparticipatie? - Wat is jongeren participatie? - Hoe wil de cliënt benaderd worden om betrokken te worden door de organisatie met betrekking tot onderwerpen/vraagstukken van algemeen belang? - Hoe ziet de organisatie (hulpverleners + andere medewerkers) graag de cliënt betrokken worden? - Wat zijn de bestaande ervaringen vanuit de praktijk bij deze organisatie of elders? 2.3 Doelgroep Ik ga in mijn onderzoek uit van ambulante hulpverlening in het gezin. Mijn doelgroep zijn cliënten in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In het hoofdstuk Aanleiding kwam al naar voren dat organisaties aangeven dat de ambulante cliënt moeilijk te bereiken. Om hen beter te kunnen bereiken en hun stem te laten gelden, ga ik mij richten op deze doelgroep in mijn onderzoek. 2.4 Doelstelling Eind mei 2011 wil ik weten hoe mijn doelgroep benaderd wil worden om te kunnen mee participeren in hun organisatie. Om dit inzicht te verkrijgen ga ik interviews afnemen met cliënten, hulpverleners en andere medewerkers van de organisatie. Mijn uiteindelijke doel is het schrijven van een aanbeveling voor JIJ Utrecht. Dit onderzoek vindt plaats in de maanden maart, april en mei, 2011. 2.5 Uiteindelijk resultaat Mijn uiteindelijk resultaat is een verslag met aanbevelingen voor JIJ Utrecht. Deze aanbevelingen komen voort uit het beantwoorden van mijn hoofdvraag en deelvragen. Het is de bedoeling dat JIJ Utrecht deze aanbevelingen kan toepassen in de instellingen waar zij mee samenwerken. Het creëren van een netwerk voor JIJ Utrecht en de instelling waarbij ik betrokken ben. De contacten die ik opdoe zouden voor hen potentiële contacten kunnen zijn om te participeren en weer voor nieuwe contacten kunnen zorgen. 4

3 Theoretische kader Op het gebied van ambulante hulpverlening is er nog weinig onderzoek gedaan naar het betrekken van de cliënt middels cliëntparticipatie. Om een indruk te krijgen van welke pogingen er zijn gedaan en eventuele succesvolle pogingen in beeld te krijgen, ben ik op zoek gegaan naar best-practices. In mijn onderzoek is het belangrijk om onderscheid te maken op welk gebied de organisatie informatie wil van de cliënt: - Op het inhoudelijke gebied: Daarbij kan gedacht worden aan de dienstverlening die men ontvangt wat betreft de omgang van de hulpverlener met de cliënt. - Op het organisatorische gebied: Daarbij kan er gedacht worden aan het betrekken van de cliënt om duidelijk te maken waar het op organisatorisch gebied nog niet goed loopt. Hierbij kan er gedacht worden aan het moeilijk bereiken van de hulpverlener via de telefoon, coördinatie van hulpverlening bijv. als er meerdere personen of instanties betrokken zijn, informatie over rechten van de cliënt, etc. JIJ Utrecht houdt zich bezig met de cliëntparticipatie in de jeugdzorg, maar wat is nou precies cliëntparticipatie? Om dat duidelijk voor ogen te krijgen, zal ik hier theoretisch onderzoek naar doen. Zo wordt het niet alleen voor de lezer duidelijk, maar ook voor mijzelf. Aan de hand de hand van de boeken van Micha de Winter (Winter, 1995) en Harrie van Haaster (Haaster, 2001) en aan aan de best-practices van Ploegmakers en Sok (Marieke Ploegmakers, 2005) en Eurochild (Schuurman, 2010), beschrijf ik de overeenkomsten en verschillen van hun kijk cliënten/jongeren participatie. Aan het einde van dit onderzoek zal ik in de analyse de koppeling maken tussen de theorie en de praktijk. 3.1 Cliëntenparticipatie Eurochild is een organisatie die gebruikt maakt van bestaande theorieën en praktijk situaties en zich daarbij focust op het kind. Aan de hand hiervan baseren zijn hun eigen visie op participatie met kinderen en jongeren. Ploegmakers en Sok, Harrie van Haaster en Micha de Winter hebben eigen hun eigen visie waarop zij hun theorie schrijven. Hieronder beschrijf ik wat hun visie is op cliëntenparticipatie en hun theorie daarachter. Van Haaster schrijft dat het bij cliëntenparticipatie gaat dat cliënten meer kunnen, mogen en willen. Ze moeten hulp krijgen tijdens de gang van zaken die belangrijk zijn voor hen en samen de vorm en inhoud bepalen van de te ontvangen hulpverlening door op alle niveaus betrokken te zijn en invloed uit te oefenen. Ploegmakers en Sok sluiten hierbij aan door cliëntenparticipatie te beschrijven als een vorm waarbij cliënten meebeslissen en praten over de manier waarop de diensten geleverde worden. 5

Micha de Winter gaat een hele andere kant op en beschrijft participatie als een essentiële basisbehoefte van sociale betrokkenheid voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Als deze niet mogelijk is kunnen zij hierdoor gefrustreerd raken en kunnen de ontwikkelings mogelijkheden van de jongeren beperkt worden of voor psychosociale problemen zorgen. Eurochild volgt projecten waarbij er verschillende visies gegeven worden op het betrekken van kinderen en jongeren bij participatie. Zo zegt Hart dat participatie een proces is van het delen van beslissingen die iemands leven en het leven van gemeenschap beïnvloeden. Mona Sandbaek schrijft dat Participatie een recht is en geen plicht. Zoals al eerder aangegeven, vormt Eurochild haar visie aan de hand van de projecten die uitgevoerd worden op basis van gedachtegoed van experts. Haar visie op kinder- en jongerenparticipatie heeft als essentie dat kinderen jongeren betrokken moeten worden vanaf het begin van het proces tot het einde, waarbij het proces net zo belangrijk is als de uitkomst. 3.2 Voorwaarden voor participatie zijn: Een van de voorwaarden van cliëntparticipatie is dat de cliënt centraal staat. Zowel Ploegmakers en Sok en Van Haaster geven aan dat er cliënt gericht gewerkt moet worden zodat men uitgaat van de competenties van de cliënt. Er wordt gekeken naar wat de cliënt wil, kan en mag. De drie R s van Micha de Winter komen over het algemeen terug in de voorwaarden die er gesteld moeten worden zodat kinderen mee kunnen participeren. Zo hebben de kinderen het Recht om mee te participeren volgens de Wet De rechten van het Kind. De Winter en de projecten van Eurochild geven aan dat er Ruimte gecreëerd moet worden voor kinderen waarin zij in een maatschappelijke en pedagogisch klimaat kunnen opgroeien. Ook moet deze ruimte zorgen voor een gevoel van vrijheid waarin zij hun mening kunnen uiten en zichzelf kunnen ontwikkelen. Eurochild geeft daarnaast aan dat er geluisterd moet worden naar kinderen. Men moet vertouwen en openheid creëren. En er moet Respect zijn voor elkaar, volwassenen en kinderen en onderling, zodat er vertrouwen en openheid is. Men mag elkaar niet discrimineren maar moet inzien dat iedereen belangrijk is en er uitgegaan wordt vanuit de competenties van de cliënt. De cliënten moeten het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden en dat ze ook daadwerkelijk invloed hebben in de organisatie. Om dit alles te kunnen verwezenlijken moet de organisatie achter de participatie staan, zoals Ploegmakers en Sok en Harrie van Haaster schrijven. Het moet overal en altijd onderdeel uitmaken van de organisatie. Kinderen en jongeren moeten volgens Eurochild vanaf het begin van het proces betrokken worden. Het proces is net zo belangrijk als de uitkomst. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er van ze verwacht wordt, wat hun rol is en welke invloed zij hebben op het proces. Over deze uitkomst geven 6

zij aan dat het belangrijk is dat er zorgvuldig feedback wordt gegeven over de inbreng van kinderen en jongeren in een proces. Ploegmakers en Sok sluiten hierbij aan door aan te geven dat de organisatie moet investeren in het participatie proces. De cliënten moeten volgens hen het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden en dat ze ook daadwerkelijk invloed hebben in de organisatie. Dit geeft in andere woorden weer dat ook zij vinden dat de organisatie tijd en energie in het proces moet steken en er feedback gegeven moet worden op het proces zodat de kinderen en jongeren weten welke invloed zij hebben gehad. De volwassenen moeten zich, volgens Eurochild, aanpassen in hun gedrag en oefenen in het vormen van een band met kinderen. Dit kan weer gezien worden in een overeenkomst met Ploegmakers en Sok die stellen dat de onderwerpen die besproken worden, onderwerpen moeten zijn die de cliënt aanspreekt en waar ze mee te maken hebben in het dagelijks leven. Het is namelijk zo dat als volwassenen hun onderwerpen afstemmen met onderwerpen die interessant zijn voor kinderen, dan creëer je namelijk al een band door de onderwerpen die je gezamenlijk bespreekt. Ook krijgen jongeren zo het gevoel dat er naar ze geluisterd wordt en dat er ruimte is voor hun mening. Micha de Winter schrijft in zijn boek dat kinderen actief betrokken moeten worden bij hun leefomgeving. Door onderwerpen te bespreken die betrekking hebben tot hun directe leefomgeving, gaan ze zich al gelijk meer verdiepen en betrokken voelen bij hun leefomgeving. 3.3 Cliëntparticipatie leidt tot: Micha de Winter en Eurochild geven beide weer dat het van jongs af aan actief betrekken van kinderen bij belangrijke zaken die zich in hun leef omgeving afspelen, zorgen voor het scheppen van een cultuur waarin alle kinderen gewaardeerd en gerespecteerd worden voor wat ze in te brengen en toe te voegen hebben. Ze gaan zich betrokken voelen in de maatschappij wat weer leidt tot positieve resultaten in hun leefomgeving en een gemeenschap die wordt geactiveerd. De kinderen en jongeren ervaren dat de samenleving ze nodig heeft en op hun inbreng zit te wachten. Naast het gevoel betrokken en waardevol te zijn in hun leefomgeving, is het ook belangrijk dat de cliënt zich in de hulpverlening betrokken en serieus genomen voelt. Ploegmakers en Sok geven aan dat als je de cliënt te betrekt bij de hulpverlening en hun aanspreekt op hun eigen verantwoordelijkheid in de hulpverlening, zij ook meer interesse hebben om mee te participeren in de instelling. Eurochild schrijft daar de bevestiging over door te zeggen dat het betrekken van jongeren met vaardigheden en ervaring zal leiden tot het verbeteren van de dienstverlening. Het is immers zo dat als je cliënten gaat betrekken in de hulpverlening, je ze een grotere rol en verantwoordelijkheid geeft, ze zich ook daadwerkelijk verantwoordelijk gaan voelen en zich meer inzetten. Door de betrokkenheid en inzet zal er meer feedback komen op de hulpverlening waardoor de hulpverlening verbeterd kan worden. Dit is dan ook wat Van Haaster aangeeft. Van Haaster geeft daarnaast aan dat de betrokkenheid goed is voor de organisatie, het is ook goed 7

voor de samenwerking van de cliënt en de hulpverlening. Ze zetten gezamenlijk iets op door gezamenlijk problemen op te lossen en doelen na te streven. Door de participatie met de instelling kunnen kinderen en jongeren hun eigen initiatieven uitvoeren. Niet alleen kinderen en jongeren leren van participatie, ook volwassenen kunnen er iets van leren. Zoals hierboven al aangegeven hebben de instelling ook veel aan de participatie als ze feedback krijgen van de kinderen en jongeren. volgens Eurochild kijken kinderen naar de positievere kanten van hun (leef) omgeving dan naar de negatieve kanten. Deze manier van benaderen kan volwassenen helpen het inzicht te krijgen in het oplossen van problemen door te kijken wat er juist zo goed is. Niet alleen een gevoel van betrokkenheid in hun leefomgeving of hulpverlening is goed voor de kinderen, volgens Micha de Winter is het ook voor de eigen ontwikkeling van het kind belangrijk dat zij mee participeren. Zo kunnen ze hun problemen bestrijden en/of voorkomen. Door de betrokkenheid in participatie leren ze sociale vaardigheden en zijn ze sociaal betrokken wat een basisbehoefte is voor de ontwikkeling van een jongeren. Eurochild sluit daarbij aan door te schrijven dat jongeren door participatie zelfverzekerdheid, vaardigheden om hun gevoel van verantwoordelijkheid te vergroten voor hun eigen acties en het verkrijgen van meer kennis van belangrijke bronnen voor hun verdere ontwikkeling. Het opdoen van leerervaringen warbij ze ervaren dat ze serieus genomen worden, gewaardeerd en de moeite voor hun leefomgeving om energie in te steken is volgens Micha de Winter ook een belangrijk gevolgd van participatie. Het is dus volgens hem erg belangrijk voor de kinderen en jongeren om de ervaring die ze opdoen en invloed die ze hebben in hun leefomgeving te ervaren. Ze winnen daardoor een bepaalde machtspositie. Ook op dit vlak sluit Eurochild bij De Winter aan. Zij geven namelijk aan dat als kinderen en jongeren ervaren dat als zij hun mening uitten, er geluisterd wordt, ze meer zelfvertrouwen krijgen en dit er voor zorgt dat zij sneller op hun eigen mening durven af te gaan zonder daarbij rekening te houden met wat andere ervan zullen denken. Net als de Winter wordt er aangegeven dat het belangrijk is dat kinderen en jongeren ervaren dat ze hun eigen mening kunnen en mogen uiten. Het maakt kinderen machtigere, het geeft hen een gevoel van eigenwaarde, het hebben van een eigen verantwoordelijkheid en een eigen identiteit. Bij beide komt er dus naar voren dat er vele positieve eigenschappen ontwikkeld worden en dat kinderen veel zelfverzekerder worden bij het uiten van hun mening. Dit alles maakt hen machtiger. Van Haaster schrijft dat het belangrijk is dat kinderen en jongeren hun verhalen delen zodat zij verbondenheid en herkenning bij elkaar vinden. Eurochild sluit hierbij aan door te zeggen dat het leren communiceren in een groep belangrijk is omdat dit ervoor zorgt dat ze naar elkaar leren luisteren en elkaar wederzijds respecteren. Zij leren ook hun mening te verwoorden en een jongerenraad zorgt er voor dat all jongeren vertegenwoordigd worden. Beide sluiten dus goed op elkaar aan omdat zowel Van Haaster als Eurochild aangeeft dat het belangrijk is om verhalen met elkaar te delen zodat je van en met elkaar leert, verbodenheid en erkenning creëert. 8

3.4 Vormen van participatie Nu we weten wat de voorwaarden zijn om participatie mogelijk te maken, worden hieronder een aantal vormen van participatie beschreven die mogelijk kunnen helpen bij het participatie proces. Het zijn geen verplichte vormen van, maar meer voorbeeld zodat men van daaruit voort kan borduren naar manieren van participatie die goed bij de instelling en de doelgroep hoort die van toepassing is bij desbetreffende organisatie of instelling. 3.4.1 Individueel of collectief niveau Allereerst schrijft Micha de Winter over twee vormen van participatie: Passieve participatie: De activiteiten worden vóór de jongeren georganiseerd Actieve participatie: De activiteiten worden mét de jongeren georganiseerd Ploegmakers en Sok en Harrie van Haaster spreken beide van participatie op individueel niveau, waarbij er gedacht moet worden aan participatie tussen cliënt en hulpverlener over de dienstverlening waarbij het gaat om individuele doelen en belangen van de cliënt. Daarnaast wordt er gesproken over collectieve participatie, waarbij het gaat om participatie tussen cliënt en de instelling en men gezamenlijk doelen heeft die vooral gericht zijn op beleid. Bij collectieve participatie kan men denken aan een cliëntenraad. Volgens Van Haaster zijn dit momenten waarbij de cliënten medezeggenschap en een eigen positie in overleg situaties hebben. Collectieve participatie kan gelinkt worden aan passieve participatie van De Winter aangezien vaak de cliëntenraad georganiseerd wordt zonder de cliënten zelf, maar het is ook weer actieve participatie aangezien de cliënten zelf de onderwerpen inbrengen en hun mening geven. Op zulke momenten, waarbij meerdere cliënten bijeen zijn gekomen, is het belangrijk dat er geluisterd wordt naar de Wij-verhalen, die Van Haaster naar voren brengt. Wij-verhalen zijn volgens hem namelijk verhalen die cliënten delen en gaan over het hier en nu over de toekomst. In de wijverhalen worden de ervaringen met de hulpverlening bij elkaar gebracht. Naar de Wij-verhalen haalt Van Haaster nog een andere vorm van participatie die geschaard kan worden onder collectieve participatie, namelijk cliëntgestuurde projecten. Dit zijn projecten waarbij de cliënten hun eigen initiatieven kunnen uitvoeren en de voorzieningen in eigen beheer hebben. Je kan dan ook spreken van actieve participatie aangezien het echt door de cliënt zelf bedacht en uitgevoerd is, dus mét de cliënt in plaats van vóór de cliënt. Eurochild geeft ook vele voorbeelden van participatie: - Een chatbox voor jongeren waarin zij onderling met elkaar kunnen praten - Kinderen en jongeren foto s van hun leefomgeving laten maken zodat zij deze met elkaar kunnen bespreken. - Het organiseren van spellen in hun buurt en het schrijven van een rap waarbij ze begeleid worden door een professional - Parallel panel approach, de kinderen en jongeren zitten in een panel waardoor zij mee kunnen beslissen over besluiten (in dit geval over een nieuwe werknemer) - Het werken in een groep 9

- Childrens Parliament, jongeren zitten in een jongeren- parlement en hebben de mogelijkheid onderwerpen in te brengen en mee te denken over de besluiten van de regering - Jongerenraad Eurochild heeft veel succesvolle projecten gedraaid waarbij deze bovenstaande voorbeelden als succesvol zijn ervaren. De projecten gingen bijna allemaal om het betrekken van kinderen en jongeren in hun leefomgeving en creëren van ruimte zodat zij hun mening konden geven en het gevoel hadden dat er naar ze geluisterd werd. Bij al deze bovenstaande voorbeelden gaat het om groepsmomenten waarbij kinderen en jongeren met elkaar in contact kwamen. Vaak worden bij groepsmomenten de kinderen en jongeren, zoals ik hierboven ook al aangaf, minder bij de organisatie betrokken (denk aan locatie, tijdstip, eten en drinken regelen, ect) maar wel op het moment zelf, doordat de kinderen en jongeren degene zijn die de onderwerpen moeten aandragen en hun mening mogen geven. Het is dus een combinatie van passieve en actieve participatie. Bij individuele participatie gaat het echt om gesprekken één op één tussen de cliënt en de hulpverlener waarbij het echt gaat om een moment mét de cliënt. Je zou dus kunnen zeggen er op dat moment sprake is van actieve participatie. Het is dan ook zaak om de Ik-verhalen van Van Haaster naar voren proberen te halen zodat de individuele ervaringen van een cliënt naar voren komen. Naast de ik-verhalen geeft Van haaster aan dat het een moment van evaluatie en feedback is op de hulpverlener en de verkregen hulpverlening. Daarbij gaat het dus echt om de ervaring van de cliënt met betrekking tot de hulpverlening. 3.5 Thema s voor participatie Kinderen en jongeren moeten enthousiast gemaakt worden en het gevoel hebben dat participeren leuk is maar ook dat ze er echt daadwerkelijk iets mee bereiken. Het is daarom dan ook erg belangrijk om onderwerpen, ofwel thema s, naar voren te laten komen die belangrijk en leuk zijn voor de kinderen en jongeren om over na te denken. Zoals al bij vormen van participatie naar voren komt zijn beleid, de hulpverlening (individueel) en het hulpverleningsproces, belangrijke participatie thema s zijn. Bij de hulpverlening is een belangrijk thema bejegening. Hoe ervaart de cliënt de benadering van de hulpverlener? Als de cliënt niet het gevoel heeft dat hij op een juiste manier benaderd wordt zal hij ook minder snel hetzelfde terug doen. Het zijn dus echt thema s die zich in hun leefomgeving afspreken en betrekking hebben tot hun functioneren. Micha de Winter schrijft dat het belangrijk is dat er niet voor de cliënt gedacht wordt maar mét hen. Dit is dan ook een belangrijk thema dat aan de orde moet komen om er zo voor te zorgen dat de participatie met de cliënt goed verloopt. Eurochild draagt het thema feedback aan. Feedback is namelijk erg belangrijk om als cliënt te kunnen 10

reflecteren naar de ontvangen hulpverlening en zo kan de hulpverlener of instelling de cliënt terug koppelen welke invloed zij hebben gehad op de besluitvorming. 3.6 Belangrijk om mee te nemen in de participatie 3.6.1 Van Haaster De cliënten zijn de ervaringsdeskundigen op het gebied van de hulpverlening. Zij zijn immers degene die de hulpverlening ontvangen. Het is volgens Van Haaster dus belangrijk dat zij reflecteren op hun eigen probleem, de hulp die zij ontvangen hebben voor het oplossen van dit probleem en over de sociale gevolgen en de hulp hiervan. Daarnaast schrijft Van Haaster dat ambulante cliënten vaak alleen verbonden zijn met de organisatie via de hulpverlener. Zij hebben geen contact met andere cliënten en delen daardoor ook geen gezamenlijke verhalen om van een ik-verhaal een wij-verhaal te kunnen maken. Het is daarom belangrijk om ook voor ambulante cliënten gezamenlijke momenten te creëren waarbij zij nader tot elkaar kunnen komen en hun ervaringen kunnen delen. Voor dit onderzoek is dit belangrijk omdat ik hieruit kan halen dat de ik-verhalen erg belangrijk zijn, maar gezamenlijke verhalen nog belangrijker. Het klopt dat de cliënten de ervaringsdeskundigen zijn en zo moeten ze ook gezien worden door de organisatie. Ik hoop dan ook dat ik met dit onderzoek erachter kan komen of de cliënt daadwerkelijk zijn ik-verhaal in een wij-verhaal wil veranderen en in beeld kan krijgen hoe zij benaderd kunnen worden zodat er uiteindelijk wij-verhalen gevormd kunnen worden. 3.6.2 Micha de Winter Volgens Micha de Winter is het essentieel dat jongeren participeren. Dit is niet alleen omdat ze er hun problemen mee kunnen bestrijden en/of voorkomen, maar ook omdat het sociaal betrokken worden, een basisbehoefte voor de ontwikkeling van jongeren is. Dit wordt onderbouwd door Hart. Volgens hem zijn er namelijk twee duidelijke redenen om kinderen jongerenparticipatie te verwezenlijken, waarbij de reden van Micha de Winter ook naar voren komt: - Het is noodzakelijk vanwege een ontwikkelingspsychologisch perspectief. - Kinder- en jongerenparticipatie speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van hun leefomgeving. In zijn boek sluit Micha de Winter af dat er nog te weinig onderzoek is gedaan om de meest effectieve methoden van participatie te kunnen vaststellen. Al is dit boek enige tijd geleden geschreven, mijn onderzoek zal, om deze reden, zeker een toegevoegde waarde zijn voor het stimuleren van participatie aangezien dit een inzicht zal geven in hoe de kinderen en jongeren benaderd willen worden. Als men weet hoe je hen moet bereiken, is het belangrijk om ze mee te laten participeren in zaken die zij belangrijk vinden om in te brengen. 11

3.6.3 Ploegmakers en Sok Ploegmakers en Sok schrijven dat het belangrijk is dat er aandacht is voor de manier waarop informatie aan cliënten verstrekt wordt aangezien dit essentieel is voor een goed functionerende cliëntenraad en collectieve cliëntenparticipatie in zijn geheel. Het moet volgens hen duidelijk zijn voor de cliënten waar zij met welke vraag terecht kunnen. Een oplossing voor hoe cliëntenparticipatie binnen de maatschappelijke opvang verbeterd kan worden, moet niet zozeer gezocht worden in een kant en klare vorm van participatie, zoals het instellen van een cliëntenraad of het houden van een tevredenheidonderzoek. Ten minste niet alleen. (Marieke Ploegmakers, 2005) Beide stukken geven aan dat mijn onderzoek erg belangrijk is. Als ik een beeld kan scheppen hoe men de informatie wil ontvangen kan de organisatie hiermee aan de slag om daadwerkelijk informatie te verspreiden. Daarnaast geven zij aan dat niet alleen participatie in de vorm van een cliëntenraad belangrijk is, maar ook participatie tussen de cliënt en de hulpverlener. Vooral deze laatste vorm is een vorm die het meest van toepassing is bij de ambulante hulpverlening. Met mijn onderzoek hoop ik dan ook hulpverleners ervan bewust te maken dat zij dit toepassen en hier bewust mee bezig zijn. 3.7 Wat vraagt dit van de hulpverlener? Onder het kopje belangrijk staat aangegeven wat belangrijk is om mee te nemen in het onderzoek, aangezien dat de waarde van dit onderzoek versterkt. Om de koppeling naar dit onderzoek te verkleiner zal in deze paragraaf een stuk beschreven worden wat participatie met kinderen en jongeren vraagt van de hulpverlener. Zo wordt duidelijk hoe zij zich moeten opstellen en een opening kunnen bieden aan de kinderen en jongeren zodat zij zich veilig genoeg voelen om hun mening te geven. Anders dan bij residentieel, is bij ambulante hulpverlening de hulpverlener vaak het enige aanknopingspunt met de organisatie. De hulpverlener is dan ook zeer belangrijk en degene die de participatie tot stand brengt. Aan de hand van de uitkomst van mijn interviews kan ik dit stuk koppelen aan de uitkomst en de invulling van de hulpverleners die zij geven aan de participatie die zij hebben met de cliënt. Zo wordt duidelijk of de hulpverleners wel of niet hetzelfde kijken naar en zich opstellen voor participatie met kinderen en jongeren. 3.7.1 Houding van de hulpverlener De 3 R s van De Winter geven aan dat het belangrijk is dat men Recht, Ruimte en Respect heeft voor kinderen en jongeren. Dit moet dan ook terug komen in de houding die de hulpverlener uitstraalt naar de cliënt toe. Onderstaande houdingen kunnen geschaard worden onder de 3 R s. Bij alle vier kwamen een aantal overeenkomsten naar voren: Alle vier geven zij aan dat er geluisterd moet worden naar de kinderen en jongeren zodat zij zich 12

gehoord en belangrijk voelen om hun mening te geven. Er wordt dus om een luisterhouding gevraagd van de hulpverlener. Ook komt, bij allen van hen, naar voren dat er ruimte moet zijn voor evaluatie en feedback momenten. De hulpverlener moet dan ook openstaan om feedback te ontvangen. Daarnaast is het belangrijk dat de kinderen en jongeren terug krijgen wat hun rol is en welke invloed zij hebben gehad op het proces en de besluitvorming. Er wordt daarom van de hulpverlener gevraagd om open te staan voor feedback en de rol van de kinderen en jongeren duidelijk te beschrijven. Deze openhouding is ook belangrijk om niet bevooroordeeld te zijn en open te staan voor de visies en meningen van de kinderen en jongeren. Naast het hebben van een luisterhouding en een openhouding, is het belangrijk dat de kinderen en jongeren betrokken worden in het proces van begin tot eind. De hulpverlener moet hen dus daadwerkelijk betrekken bij het hulpverleningsproces. Het komt er dus op neer dat er niet vóór hen, maar mét hen gedacht en gehandeld moet worden. Vooral dit laatste punt is één van de belangrijkste punten die de hulpverlener in zijn of haar achterhoofd moet houden. Tijdens dit alles staat de cliënt centraal en wordt er uit gegaan van de competenties van de cliënt en wordt er daarbij gekeken naar wat de cliënt wil, kan en mag. Ook hierbij komt het weer op het punt van: denk niet vóór de cliënt maar mét de cliënt. Samengevat: - Luisterhouding - Openstaan om feedback te ontvangen - Open houding - Het betrekken van de kinderen en jongeren in het gehele proces - De cliënt staat centraal - Er moet uitgegaan worden van de competenties van de cliënt Belangrijkste: - Denk niet vóór de cliënt maar mét de cliënt 13

4 Methodologie In dit stuk over methodologie geef ik de basis principe van mijn onderzoek weer. In het hoofdstuk Plan van aanpak staan de stappen gedetailleerd weer gegeven. 4.1 De cliënt en de organisatie Een cliënt is onlosmakend verbonden aan de organisatie waarvan het hulpverlening ontvangt. Om een zo n goed mogelijk en betrouwbaar onderzoek te kunnen doen is het van belang dat ik een zo n groot en divers mogelijke groep cliënten spreek. Door het afnemen van interviews hoop ik in beeld te krijgen hoe de ambulante cliënt benaderd wil worden door de organisatie om zo mee te participeren. Ik heb er voor gekozen om mij te richten op één organisatie waaraan de cliënten, die ik ga interviewen, gekoppeld zijn. Zo zorg ik ervoor dat de cliënten aan één en dezelfde organisatie verbonden zijn, dezelfde ervaring hebben met de organisatie en mij daardoor een zo goed mogelijk beeld kunnen geven van wat zij graag willen. Als ik mij op meerdere organisaties ga richten wordt mijn onderzoek groter dan nodig is en zal het waarschijnlijk meer tijd kosten aangezien ik alle organisaties moet benaderen en in beeld brengen. Daarnaast hebben cliënten van verschillende organisaties andere ervaringen en kan het zijn dat de doelgroep niet overeenkomt. Hierdoor zal het voor mij moeilijk worden om een conclusie te trekken aangezien de cliënten niet allemaal dezelfde achtergrond en ervaringen met de organisatie hebben. Mijn conclusie en aanbeveling zal ik schrijven gericht op de organisatie waar ik onderzoek heb gedaan. Dit betekend echter niet dat mijn aanbevelingen ook zouden kunnen gelden voor andere organisaties en deze hier toegepast kunnen worden. Op het moment van start gaan wist ik niet welke van de vier organisatie: Trajectum, het Leger Des Heils, De Rading of Zandbergen, ik mij zou gaan richten. Zij waren alle vier aanwezig op de bijeenkomst van 16 februari (zie bijlage 2) en bieden alle ambulante hulpverlening. Uiteindelijk ben ik bij een heel andere organisatie terecht gekomen, namelijk Joozt. Zij waren, als organisatie, ook aanwezig op deze bijeenkomst. 4.2 Methodiek: interviews Ik kies voor het afnemen van diepte interviews bij cliënt, verzorgers en medewerkers van persoon tot persoon omdat het onderwerp gevoelig is, ik meer kan inspelen op de antwoorden en dus eventueel vragen kan aanpassen. Ook kan ik zo de context begrijpen indien het thuis plaats vindt. Dit is tegelijkertijd voor hen het minst belastend met betrekking tot plaats en tijd. Ik zal dan eerst een (proef) interview afnemen en aan de hand van dit interview mijn vragen, indien nodig, aanpassen en/of veranderen. De interviews zijn afgestemd op de cliënt, hulpverlener en medewerker zodat ik hen elk gericht vragen kan stellen maar wel zo dat de vragen die ik stel overeenkomen zodat de antwoorden met elkaar vergeleken kunnen worden. Om dit te vergemakkelijken heb ik de interviews onderverdeeld in een aantal kopjes met betrekking tot: de algemene gegevens, de organisatie, cliëntparticipatie en verschillende manieren van benaderen. De vragen die ik stel stem ik af op mijn deelvragen en uiteindelijke hoofdvraag. Ik wil namelijk weten of de jongeren eigenlijk wel willen mee participeren, op welke manier zij dit zouden willen en hoe de 14