Synthesenota Doorstroming allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs

Vergelijkbare documenten
Doorstroming van allochtone jongeren van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs optimaliseren

Mogelijke concrete initiatieven om de aanwezigheid van allochtone studenten in het hoger onderwijs te verhogen

Programma. Voorstelling project Waarom? Wat? Ambassadeurs gezocht! De Making of Ambassadeurs Dursun aan het woord Speeddating Invullen fiches

Armoede en Onderwijs Onderwijs en Armoede. Carlien de Witt Hamer 24 februari 2018

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Je moet je als allochtone student extra bewijzen

THEMA 1 PREVENTIE EN REMEDIËRING VAN ONTWIKKELINGS- EN LEERACHTERSTANDEN *

Management van Diversiteit in de Jeugdzorg Werkmodel

Een lerarenopleiding en studenten in kansarmoede: de krachten gebundeld! Ann Van Hooste en Liesbeth Spanjers UC Leuven Groep Lerarenopleiding

Link met het secundair onderwijs

Profilering derde graad

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Visie en Methoden Mondiaal Burgerschap

Mentoringproject vmbo-leerlingen Hengelo. Een extra steun in de rug

samenvatting 1. Context, opdracht en aanpak

Cultureel management van hogescholen

Actie diversiteit in alle departementen. KULeuven Association

Onderwijskundige doelen

Meertaligheid in een monoculturele schoolcontext Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen

Stichting OASE. Sociaal & Cultureel Centrum. Activiteiten Jaarverslag 2015

Dalton Skills. Stedelijk Dalton College Alkmaar

Dalton Skills. Stedelijk Dalton College Alkmaar

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

Beleid. Beschrijving trekkersrollen LC en LD. Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Coevorden, Hardenberg e.o. / De Nieuwe Veste

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Teamcoördinator ALERT-team

STERKE SCHAKELS. Samen werken aan functionele taalvaardigheid. Probleemstelling STERKE SCHAKELS 1

Instrument om de beginsituatie in kaart te brengen op niveau van de leraar eerste graad 3de GOK-cyclus

Huis Sofia 22 november 2011

Profilering derde graad

st r e s smanagement Inzicht in het omgaan met spanningen. Maximaal aantal deelnemers 12 Leren oplossingsgericht te handelen.

Tien jaar master(s) in het sociaal werk en sociaal beleid Een blik op het verleden, heden én de toekomst! Resultaten onderwijsproject

Studieloopbaan en Loopbaanorientatie

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan.

SAMEN LOOPBAANLEREN VERANKEREN OP SCHOOL WORKSHOP VOOR DECANEN SAMEN MET SCHOOLLEIDERS. Inge Kirsten De loopbaan van de leerling centraal

Verder studeren met een functiebeperking

Profilering derde graad

Dalton Skills. 2 e leerjaar. Stedelijk Dalton College Alkmaar

Profilering derde graad

Ouders & School (LOP Lokeren)

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Verbinden vanuit diversiteit

voor het hoger beroepsonderwijs

Indeling hoger onderwijs

Breek taboe omtrent kansarme

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Studeer wijzer: Iedereen op weg naar succesvol studeren?

Ambassadeursproject 27 mei 2011

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Test: Je ouders als studie oriëntatiecoach

Profilering derde graad

Individueel begeleiden van NT2-studenten Presentatie Nederlands Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs 24 april Om te beginnen..

NTERVIEW. In Bedrijf.Bite Coaching, loopbaan & studiekeuze. Doen waar je goed in bent

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case

Regionaal verslag. Landelijk debat Ons Onderwijs Den Haag, 28 mei 2015

GIBO HEIDE. pedagogisch project

Schoolcode voor Mol. Elk kind heeft recht op onderwijs. Ondanks de vele inspanningen blijft de kloof tussen de school en kansarme gezinnen groot.

VU PRE UNIVERSITY COLLEGE VOOR DE SCHOLIER DIE VERDER KIJKT

Profilering derde graad

Juridische medewerker

VCLB. E. VCLB IN DE ZONNEWIJZER p. 2

voor het middelbaar beroepsonderwijs

OOP ers in het vo. Arbeidsmarktpositie, scholingsmogelijkheden en werktevredenheid van

Het UAF begeleidt hoogopgeleide vluchtelingen

Workshop: Hoe maak ik mijn project strategischer? Resultaten van 4 werkgroepen (op 6) monitoring 6 november 2014

Morele Ontwikkeling van Jongeren. Hanze Jeugdlezing 2012

Groot gelijk?! Gelijke onderwijskansen in Vlaanderen 23 november 2004

CONVENANT WIJKLEERBEDRIJF VENRAY SAMENWERKINGSPARTNERS

Diversiteit Loont?! Factsheet Middelbaar Beroepsonderwijs

Studieloopbaan en Loopbaanorientatie. Nieke Campagne Studenten Loopbaan Service Universiteit Leiden

Profiel personal coach WelSlagen Diversiteit

Intervisie Thema: evalueren van werking

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

Nederlandse samenvatting

Verder studer e n. Zoek de zeven verschillen: bachelor en master

> TAALWERKBLAD PARTICIPATIE

Dyslectici in het referentiekader Koude douche of warm bad?

Toezicht in het praktijkonderwijs

Schets onderwijsprogramma en lessentabel. Route 2, 16+ mbo 2. april 2016

De mediawijze adolescent

Een Positief. leer en leefklimaat. op uw school

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17

VELDDIJK WERELDSTAPPEN ELK TALENT TELT! EEN INKIJK BIJ

Profilering derde graad

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002

Inge Test

Het UAF begeleidt hoogopgeleide vluchtelingen

BaLO welkom

Huiswerkbeleid

Inspiratiedag Brede School 29 april 2014 Bronks Talenkennis versterken van kinderen en jongeren in de Brede School

Doorstroming en oriëntering

De Kandidatenmarkt. informatie & visie

Les over gevoelige thema s VVOB 14 november 2017

Inleiding. Inhoudsopgave

Allemaal (een beetje) anders Jongeren, seksualiteit en culturele diversiteit

Help ik ben geslaagd, wat nu? Thijs van der Heijden

forum beroepsonderwijs. DEC 6 dilemma s pittige discussies constructieve uitkomsten én hilarische momenten 1 oktober

Transcriptie:

Synthesenota Doorstroming allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs Jan De Mets, 17 april 2000 We spreken over leerlingen bij het secundair onderwijs en over studenten bij het hoger onderwijs. Inleiding Deze nota wil een synthese aanbieden van de gemeenschappelijke lijnen en conclusies over de doorstroming van allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs. Deze rapporten zijn: 1. ONSTUIMIG. Onderzoek Studenten Uit de MIGratie. Verkennend onderzoek naar de participatie van allochtone studenten in de derde graad van het secundair en het hogescholenonderwijs. Kurt De Meester en Paul Mahieu, januari 2000. 2. Rapport met als opdracht: via het opzetten van gesprekken met allochtone studenten in het tweede en derde jaar niet-universitair hoger onderwijs, nagaan welke de kritische succesfactoren zijn voor het reeds gevolgde leertraject. Ria Rector, december 1999. 3. Je moet je als allochtone student extra bewijzen. Bevindingen inzake doorstroming allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs in binnenen buitenland. Jan De Mets, februari 2000. De nota eindigt met enkele discussievragen die richtinggevend kunnen zijn voor het opstarten van projecten door de Koning Boudewijnstichting. 1. De belangrijkste knelpunten Voor zover er cijfers beschikbaar zijn in binnen- en buitenland, is de doorstroom van allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs laag tot zeer laag zeker als je rekening houdt met de grootte van de allochtone gemeenschap in een land. 1,89 procent van de eerstejaarsstudenten in de Vlaamse hogescholen heeft traditionele allochtone familiale roots. In Nederlands is dat 2,1 procent. De daadwerkelijke participatie aan het hogescholenonderwijs van traditioneel allochtone studenten is slechts één tiende van hun relatieve of statistisch te

2 verwachten deelname. Van de in het secundair onderwijs afgestudeerde autochtone leerlingen stroomt daarentegen 45 procent door naar het HOBUonderwijs. In het algemeen secundair onderwijs zijn de autochtone leerlingen beduidend sterker vertegenwoordigd dan hun allochtone leeftijdsgenoten. Het omgekeerde beeld stellen we vast in het beroepssecundair onderwijs. In het technisch onderwijs is er meer een evenredige aanwezigheid van beide groepen zij het dat allochtone leerlingen in bepaalde richtingen sterker vertegenwoordigd zijn. Doorstroming is niet enkel een probleem van allochtone leerlingen. Ook de docenten en de scholen houden de achterstand van sommige groepen ongewild in stand. Enkele knelpunten die uit de drie rapporten blijken: 1. Bij leerlingen: negatief zelfbeeld, taalachterstand, doorstroming naar lagere vormen van voortgezet onderwijs, demotivatie, uitval. Goede informatie ontbreekt (omtrent studiekeuzemogelijkheden, afgestemd op de potentiële studenten en hun familie); 2. Bij leerkrachten: onvoldoende uitgerust om allochtone studenten te adviseren, om in cultureel heterogene groepen te doceren. Soms neerbuigende houding. Te weinig allochtone leerkrachten die als rolmodel kunnen fungeren; 3. Bij het curriculum: o.a. te weinig nadruk op interculturalisatie (zowel naar inhoud als naar leeromgeving); 4. Op organisatorisch vlak: een langetermijnbeleid inzake migrantenbeleid en onderwijs ontbreekt. Registratie van gegevens over allochtone groepen ontbreekt. De onderwijscultuur is (willens nillens) dominant blank, en in het hoger onderwijs en universiteit zijn vooral de waarden en codes van hogere klassen dominant. Dat komt tot uiting in het curriculum (weinig herkenningspunten voor allochtone leerlingen) en in de manier van doceren. De problematiek kan niet alleen gezien worden als een onderwijsprobleem. De beperkte in-, door- en uitstroom ligt fundamenteel in elkaar versterkende economische (bedrijven en stageplaatsen), culturele (studiekeuzeprocessen binnen de allochtone gemeenschap) en scolaire mechanismen (ondersteuning en begeleiding). Bij eerstejaarsstudenten valt op dat die snel een gesloten groep vormen. Is er dan echt wel sprake van integratie? 2

3 Ze blijken ook sneller af te haken gedurende het eerste jaar dan hun autochtone collega s (dus nog voor de examens beginnen). Allochtone studenten behalen echter dezelfde studieresultaten als hun autochtone studiegenoten. Er is dus nood aan een speciale (gepersonaliseerde) opvang, onthaal en begeleiding. Na de school komen de werkzoekenden samen op één arbeidsmarkt en die biedt ook geen speciaal programma voor allochtonen. Vooral taalachterstand én de manier waarop allochtonen en de schoolinstanties daar mee omgaan, is problematisch. Allochtone studenten zeggen meer moeite te hebben met het schrijven van een paper of het houden van een presentatie in een groep. Voor het hoger onderwijs zijn dit belangrijke vaardigheden. Ook het vrij abstracte niveau van taalgebruik is een niet te onderschatten hindernis. We moeten beducht zijn te spreken over dè allochtone leerlingen. Er is uiteraard aandacht en steun nodig voor alle leerlingen die met problemen als leerachterstand te maken hebben. De allochtone leerlingen zijn daarin een belangrijke groep. Differentiatie binnen deze groep is echter nodig, ook in aanpak van de problemen. Specifieke aandacht per 'cultuur' is op zijn plaats, zonder daarom schotten te bouwen of groepen te isoleren. Over het algemeen ervaren allochtone leerlingen en studenten dat (verder) studeren veel inzet en energie vraagt. 2. Totaal-beleid Centraal motief om de doorstroming beter te garanderen is werken aan een positief zelfbeeld, zelfmotivatie, zelfvertrouwen bij de allochtone leerling en student. Projecten en initiatieven kaderen best in een Totaal-beleid van de school. Het is belangrijk om als school, van top tot basis, de wenselijkheid en noodzaak om een multicultureel instituut te zijn dat mensen opleidt voor een multiculturele samenleving. Vier uitgangspunten voor een interculturele studentenbegeleiding: 3

4 1. erkende gelijkwaardigheid, elke allochtone student is op de eerste plaats student en niet een allochtoon; 2. erkende ongelijkheid, kiezen voor een individuele benadering van studenten; 3. integraal rekening houden met allochtone studenten bij de inrichting van het onderwijs; 4. handhaven van kwaliteit. Een Totaal-beleid betrekt een brede waaier van partijen. Betrokken partijen zijn: de ouders van de leerlingen, de studentenverenigingen, het jeugdwerk, de PMS-centra, het schoolopbouwwerk, de gemeente, de lokale integratiediensten, de centra voor basiseducatie, Elk model dat de doorstroming van allochtone leerlingen beoogt hetzij van het basis- naar het secundair onderwijs, hetzij van het secundair naar het hoger onderwijs moet een onderdeel zijn van een integrale aanpak. Loopbaanoriëntatie en begeleiding is een beleidskeuze van de school om een nauwgezet leerling-volgsysteem uit te werken, bijna op maat van de leerling zelf. Met de scholen (secundair en hoger) wordt een leerling-begeleidingssysteem uitgebouwd, gericht op efficiënt studeren én op welbevinden. Specifieke aandacht voor taalverarming en achterstand is nodig, maar ingebed in het geheel, en niet uitsluitend gericht op allochtone studenten. Dat veronderstelt dat de school in het secundair onderwijs taalachterstand niet als argument gebruikt (misbruikt) om allochtone leerlingen uit het algemeen secundair onderwijs te weren of te duwen, maar als een uitdaging beschouwt. Bij elke doorstroming kan per leerling de genomen initiatieven en werkwijzen doorgegeven worden. Dat wil zeggen: je stemt het ene onderwijstype op het andere af (vervolgonderwijs), je wisselt expertise uit, je organiseert de overdracht van begeleiding van sommige leerlingen. Is de houding van de school zelf, de leerkrachten, de infrastructuur, gericht op multiculturaliteit? Zelden. Nochtans is dit belangrijk voor het welbevinden, het zich goed voelen. - Zijn er (hoge)scholen die rekening houden met bijvoorbeeld de Islamitische gebedsmomenten, eetcultuur, feestdagen? - Omgaan met vrije tijd/zelfstandigheid wordt als evident ervaren door autochtone eerstejaarsstudenten. Voor allochtone meisjes is dit niet evident (informele contacten). Ook wat het zelfstandig studeren betreft, vragen sommige allochtone studenten om expliciete controle 4

5 en begeleiding. Ze zijn het zelfstandig indelen van tijd (timemanagement) en de zelfverantwoordelijkheid niet gewoon. - Het gedrag dat ouders wenselijk achten voor een meisje wordt vaak ervaren als contradictorisch met de eisen van het beroepsleven, zoals dat in de opleiding langzaam duidelijker wordt. Dat speelt mee in het keuzeproces. Eén algemene bedenking: migrantenstudenten vragen ondersteuning op basis van hun student-zijn, niet op basis van hun migrant-zijn. De geboden initiatieven staan dus best open voor alle studenten. 3. Enkele betrokken partijen De ouders zijn, naast de leerlingen/studenten, de eerste belanghebbenden bij dit soort projecten, meer specifiek in het creëren van een goede leeromgeving voor de leerlingen. Daarom maakt een aantal secundaire scholen tijd voor ouderavonden, huisbezoeken, cursussen voor ouders op school, participatie van ouders in oudercomités en medezeggingsraden, Zowel informele als formele communicatie-kanalen zijn belangrijk. Sommige scholen geven taalcursussen aan ouders. Dat werkt drempelverlagend en zo ontstaan er informele contacten. Vaders zijn belangrijk voor allochtone jongens, moeders voor de meisjes (prioriteiten: huishouden, kinderen, studeren,...). Met de nodige voorzichtigheid kan men stellen dat bij allochtone studenten de afstand tussen het thuis- en het hogeschool-milieu groter is dan bij autochtone. Traditionele zeden en gewoonten kunnen een rem zijn op de educatieve participatie. Er zijn tal van studentenverenigingen die zich tot doel stellen de ouders bewust te maken van de inbreng die ze zelf kunnen hebben in de (school)loopbaan van hun kinderen. Andere studentenverenigingen organiseren mentorprojecten (zie verder) of hebben een aanbod rond specifieke aspecten zoals huiswerkbegeleiding. Ervaringen met het PMS zijn niet altijd positief. Een groep allochtone studenten reageren emotioneel en verontwaardigd over de rol die het PMS in hun ogen speelt. Volgens hen is het PMS de instantie die het watervalsysteem in gang zet. Deze uitspraken zijn uiteraard niet te veralgemenen, maar vragen toch om 5

6 aandacht. De Centra voor Leerlingenbegeleiding hanteren een nieuwere manier van opvolging. Er is hoop en argwaan. Betere beroepsperspectieven voor allochtone leerkrachten, waaronder zeker ook managementfuncties, kunnen zorgen een positief effect op de beeldvorming. De leerkracht kan een krachtige rolmodel -functie hebben. Voor verschillende functies in het onderwijs hoef je zelfs geen onderwijsopleiding te volgen: leerlingenbegeleiding, dekanen, sociaal-emotionele begeleiding, administratieve functies, Ook deze jobs kunnen als voorbeeldfuncties voor allochtone leerlingen gelden (rolmodel). De persoonlijkheid van de leerkracht speelt een grote rol, in stimulerende als afremmende zin. Een aantal scholen en instellingen neemt zeer kordaat het voortouw om bedrijven in de opleiding, de stage of het mentorproject van allochtone leerlingen en studenten te betrekken. Bedrijven moeten meer aandacht krijgen voor de witte vlekken in hun human resource management. Pas bij de stage realiseren studenten zich wat de consequenties van het latere beroep zijn (werkuren, werkopdrachten, de samenwerking met latere collega s, normen en waarden in de werksituatie, discriminatie). Een aantal instellingen zorgt voor specifieke stagebegeleiders bij allochtone stageairs: mensen die in het beroep staan. Sommige instellingen organiseren vaardigheidstrainingen over wat je te wachten staat in een nieuwe werksituatie. 4. Enkele modellen We maken hieronder slechts een selectie van drie modellen zoals die in de rapporten aan bod komen. Deze drie zijn relevant, omdat ze in de praktijk het meest gebruikt worden met doorgaans positieve resultaten. De mentor, de coach Het model dat het meest blijkt aan te spreken in binnen- en buitenland is mentoring, coaching : de individuele of groepsgewijze ondersteuning van allochtone en autochtone - leerlingen. Een mentor wordt ingezet voor een variatie van taken: van individuele bijlessen Nederlands Tweede Taal (of Engels, Deens, Duits, naargelang van het land) tot intensieve trajectbegeleiding op maat 6

7 van de leerling. Dat wil zeggen, van het aanleren van vaardigheden tot het bredere bewerkstelligen van (studie)motivatie. Een mentor heeft een voorbeeldfunctie, fungeert als rolmodel, is een vertrouwenspersoon. Een mentorrelatie is persoonlijk, sterkt het zelfvertrouwen en het positief zelfbeeld van de leerling. De leerling kan zich identificeren met de mentor. De allochtone leerlingen zelf geven aan hoe belangrijk voorbeelden, modellen zijn. Het is echter niet evident doorgestroomde allochtonen te vinden die openlijk willen praten over hun studies en de ervaren moeilijkheden. Wie die mentor is, verschilt van school tot school: een oud-leerling(e), een student(e) in een specifieke opleiding, een afgestudeerde, een (allochtone) werknemer, iemand uit het bedrijfsleven, een docent(e), Een goede mentorrelatie levert pas optimale resultaten wanneer de school (directie, leerkrachten, enz.) een fundamentele keuze heeft gemaakt in de richting van een leerlinggerichte en multiculturele school (zie Totaal-beleid). Het veronderstelt een bewuste keuze van ieder die bij en in de school betrokken is, om zich in te leven in de wereld van de allochtone leerling. Het veronderstelt de bereidheid van het onderwijzend personeel zich bij te scholen in interculturele samenwerking. Naargelang van de instelling varieert ook het aantal taken voor de mentor. De doelstelling kan heel afgelijnd zijn, bijvoorbeeld het verbeteren van de studieresultaten van allochtone en achtergestelde leerlingen. Elders is het mentorschap een onderdeel van een interculturalisatieproces voor alle geledingen van de school, waarbij allerlei groepen en instanties rond de school betrokken worden. Een aantal scholen van het hoger onderwijs werkt tijdens de eerste maanden samen met de eerstejaars-studenten een individueel begeleidingstraject uit om aanpassingsproblemen te voorkomen. Dit op basis van een analyse-instrument dat persoonlijke problemen en andere factoren die kunnen leiden tot demotivatie, ziekte en studie-uitval detecteert. Er is een trainingsaanbod op verschillende vlakken: leerstrategie (beginfase van de studie), taalvaardigheid, assertiviteit (sociale vaardigheden), tentamen (faalangst), empowerment (vooral in de eindfase van de studie: trainingen, presenteren, vergaderen, solliciteren). 7

8 Promotieteams Het hoger onderwijs stelt vast dat een deel van de uitvallers in het eerste jaar een verkeerd of oppervlakkig beeld had van de studierichting en de studieconsequenties. Dit model speelt daar op in. Allochtone en autochtone studenten die in het hoger onderwijs studeren, vertellen aan leerlingen van het secundair onderwijs over hun studies. Zo wordt de beeldvorming rond bepaalde studierichtingen bijgeschaafd: wat houdt de opleiding in, wat is de schoolcultuur, de leeromgeving, Studenten maken dus promotie voor de opleiding die ze volgen. Het idee achter dit model is: informatie en ervaringen doorgeven op een moment dat leerlingen keuzes maken. Huiswerkbegeleiding Een goed opgezette structuur van huiswerkbegeleiding leert de leerlingen zelfstandig en gestructureerd werken. Hun zelfvertrouwen en motivatie nemen toe. Het overleg - dat nodig is om deze structuur op poten te zetten - tussen verschillende instanties, de leerlingen en de ouders maakt dat problemen sneller gesignaleerd worden. Ook ouders worden zo aangespoord steun te geven bij het huiswerk. Opvallend is dat in binnen- en buitenland heel verschillende actoren met deze begeleiding gestart of betrokken zijn : een integratiecentrum (met studenten van het regentaat), een wijkcentrum ( de Huiswerkklas ), een studentenvereniging, een jeugdhuis, In sommige streken wordt dit regionaal, provinciaal en zelfs nationaal georganiseerd (een netwerk van learning centres). 5. Slotbedenkingen Levensplan We kunnen alvast beginnen, zei een docente aan het hoger onderwijs, met het houden van reflectie-oefeningen bij leerlingen: wat is je plaats in de gemeenschap, hoe maak je tijd vrij voor jezelf, je huiswerk, je eigen studies, weet je hoe een toekomstige opleiding eruit ziet; wil je later een bepaald beroep uitoefenen, weet je wat de opleiding voor dit beroep veronderstelt, naar welke mensen kijk je op en waarom, wat zijn je angsten en onzekerheden, 8

9 Iedere jongere maakt zich voorstellingen over zijn of haar toekomst. Het is zaak deze dromen in kaart te brengen, tot een persoonlijk levensplan uit te tekenen. Ook de reële en ingebeelde hindernissen om die dromen te realiseren, moeten op tafel komen. Verhalen van anderen, bijvoorbeeld mentoren, over hoe zij hun levensplan opbouwen of opgebouwd hebben, zijn dan van onschatbare waarde. Gender Ongeveer zes van de tien allochtone eerstejaars-studenten zijn meisjes. Wat kan een school doen om allochtone meisjes te ondersteunen zelf vorm te geven aan hun toekomst? Een eerste belangrijke taak is begeleiding. Voor veel meisjes geldt dat zij zelf niet gewend zijn beslissingen te nemen die op hun individuele situatie betrekking hebben. Allochtone meisjes ontwikkelen samen, groepsgewijs, met elkaar een persoonlijke strategie om de eigen toekomst vorm te geven. Bij allochtone jongens geldt soms het omgekeerde. Sommigen worden door de sociale omgeving snel in het arbeidsproces gestuurd. Studeren staat niet altijd hoog aangeschreven: Mijn vader werd met de vinger gewezen, zo van: kijk dat is de man die zijn kinderen laat studeren. Die argwaan wordt ook gevoed door de lagere kansen om aan een job te raken ( we worden toch niet aangeworven ). Uitstroom? Er zijn (o.a.) meer allochtone leerkrachten nodig. Zij die nu in het onderwijs staan, starten of invallen, vragen ook extra begeleiding. De houding van sommige werkgevers is betreurenswaardig: het prullemandeffect van een vreemde naam. Bedrijfsmensen zijn nochtans belangrijke sleutelfiguren en worden best betrokken in een Totaal-beleid (zie bijv. het mentor-model). 9

10 Mogelijke discussievragen 1. In hoeverre wordt er op dit moment een Totaal-beleid, zoals voorgesteld in punt 2 van deze Synthesenota, gevoerd? 2. Welke aspecten ontbreken op dit moment in het secundair onderwijs / hoger onderwijs om tot een dergelijk Totaal-beleid te komen? - begeleiding en/of vorming van leerkrachten - modellen en methodieken inzake taal-vaardigheden - hoe omgaan met netwerken rond de school, met meerdere betrokken partijen (zie punt 3) - hoe ziet een individueel leerlingtraject eruit - een betere interculturele schoolomgeving op verschillende domeinen (curriculum, manier van doceren, begeleiding, infrastructuur, ) - 3. Zijn er op korte termijn concrete en duidelijk afgelijnde experimenten mogelijk binnen het secundair onderwijs / hoger onderwijs of met het secundair én het hoger onderwijs, om (deelaspecten van) een betere doorstroming te bekomen? 4. Wat kan in deze materie de rol van de Koning Boudewijnstichting op korte en middellange termijn zijn? 10