BESLUITEN. B&W- nr.: d.d

Vergelijkbare documenten
De Burgemeester besluit: 1. op grond van artikel 13b Opiumwet vast te stellen het Sanctiebesluit Coffeeshops 2013, dat luidt als volgt:

1. De vestiging van coffeeshops wordt gedoogd indien de coffeeshop voldoet aan de volgende vestigingscriteria:

NUL-BELEID COFFEESHOPS. Gemeente Bellingwedde

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon :

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid Sittard-Geleen

Notitie coffeeshopbeleid gemeente Koggenland

Gemeente Medemblik, Coffeeshopbeleid 2012

ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten. Vastgesteld gewijzigde versie door de burgemeester op 27 mei 2014

HANDHAVINGSARRANGEMENT GEMEENTE ALMERE 2013

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid (Damoclesbeleid Sittard-Geleen )

Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet. Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet Gemeente Deventer

Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet Gemeente Deventer

De gemeenteraad van Gouda Oriënterende informatie coffeeshopbeleid naar aanleiding van de motie hierover dd 10 november 2011.

Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet

Damoclesbeleid gemeente Heerhugowaard 2018

B&W 01 juli 2008 Gemeenteblad BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET M.B.T. WONINGEN HELMOND 2008

N ulstelsel Coffeeshop s van de Gemeente Nieuwkoop

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET HELMOND 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

dat de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:

Nulbeleid coffeeshops. gemeente Zeewolde

TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV)

Handhavingarrangement coffeeshopbeleid

Beleidsregel handhaving Wet Damocles

Over drugs en de coffeeshop (Wat is het?)

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam DAMOCLESBELEID

Evaluatie coffeeshopbeleid

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND Besluit: vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2009

Coffeeshops in Nederland Naleving en handhaving van coffeeshopregels. D. de Bruin, M. Dijkstra, J. Breeksema

Wat is de rol van de gemeente

ADVIESVRAGEN ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

Beleidsregel handhaving wet Damocles gemeente Beverwijk 2018

Blauwe Nota discussienota coffeeshopbeleid

Coffeeshop handhavingsarrangement

Beleidsregels Wet Damocles (art. 13b Opiumwet)

GEMEENTEBLAD. Nr Coffeeshopbeleid gemeente Lochem Hoofdstuk 1 Inleiding

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

zaaknummer: blad: 1/7 datum nota: 20 oktober 2016

dat door toepassing van artikel 174a Gemeentewet herhaling van overlast vanuit en rond woningen en lokalen kan worden voorkomen;

B-besluit nr.: Naam programma: Veiligheid

A: geen affichering: betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit.

Nota van de Burgemeester

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND besluit vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2008

Bekendmaking beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Weststellingwerf 2016

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET 13b HELMOND 2013

Initiatiefvoorstel Trots Op Nederland inzake APV-wijziging drugsoverlast

Oplegvel Informatienota

1. Inleiding. 2. Wettelijk kader voor coffeeshopbeleid

NULBELEID COFFEESHOPS GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Helmond, ieder voor zover bevoegd;

Vast te stellen de beleidsregel bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

artikel 13b van de Opiumwet en de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veenendaal (APV);

Exploitatievergunning horecabedrijf (incl. terras)

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

SAMENVATTING. Samenvatting

Scenario A. Gereguleerde cannabisketen

Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13B Opiumwet

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

Beleidsregels voor coffeeshops in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid)

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Bestuursrechtelijke sancties artikel 13B Opiumwet

Vast te stellen hieronder opgenomen "Damoclesbeleid lokalen en woningen" op basis van artikel 13b Opiumwet

Evaluatie Coffeeshopbeleid Waalwijk

Naam Beleidsregel handhaving Horeca-inrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Dranken Horecawet van toepassing is (2007)

Handhavingsarrangement drugs 2008 Partners Doel van het handhavingsarrangement Taakverdeling bij de handhaving

Gemeente Delft. Landelijke aanscherping coffeeshopbeleid

Sanctiebesluit Leiderdorp 2016 Drank en horeca

Overwegingen: een beleidsregel bij handhaven van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal is wenselijk;

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Altena houdende regels omtrent coffeeshops Beleidsregel nulbeleid coffeeshops Altena 2019

Damoclesbeleid Echt-Susteren

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam

Met politie en woningcorporaties zijn wij in overleg om de gegevensuitwisseling binnen de kaders van de Wet Politiegegevens te optimaliseren.

De belangrijkste overwegingen om deze gedoogbeschikking te verstrekken zijn:

GEMEENTEBLAD. Nr

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Damoclesbeleid Gemeente Sluis

IIP Heerhugowaard Stad van kansen

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Notitie ter ondersteuning van het debat over richtinggevende criteria locatie vestiging coffeeshop in Helmond

Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)

Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet

G E M E E N T E VLISSINGEN

Beleidsregel Victoriabeleid Valkenburg aan de Geul 2016

NULBELEID COFFEESHOPS GEMEENTE WESTLAND

Nachtwinkels. Alleen ter besluitvorming door het College Formele consultatie van de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp

Winkeltijdenverordening Hilversum 2018

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

ECLI:NL:RBROE:1999:AA4461

Beleidsregel artikel 13B Opiumwet gemeente Mill en Sint Hubert

Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops

gelet op artikel 13b van de Opiumwet en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

BELEIDSNOTITIE GEZAMENLIJKE AANPAK INBREKERS GEMEENTE RIDDERKERK EN POLITIE

Een experiment met een gesloten cannabisketen. Dike van de Mheen, oktober 2018

Raadsvergadering. Onderwerp Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bunnik 2012 in verband met Wet aanpak woonoverlast

Het college kan criteria stellen om te voorkomen dat met name jongere doelgroepen op jonge leeftijd al in aanraking komen met coffeeshops.

Transcriptie:

Behoudens advies van de commissie Burg. ` B&W- nr.: 05.0336 d.d. 08-03-2005 Onderwerp Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 BESLUITEN 1. Te constateren dat er geen inspraakreacties zijn ingediend op de notitie Evaluatie Koffieshopbeleid 2004; 2. De Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 vast te stellen en daarmee met de volgende (uitgangs)punten: a. de huidige gebiedsbeperking blijft ongewijzigd; b. in artikel 19 van de Drank- en horecaverordening wordt de omschrijving een in gebruik zijnd schoolgebouw vervangen door een school waar onderwijs wordt gegeven aan jongeren in de leeftijd van 9 tot 18 jaar ; c. in hetzelfde artikel wordt de aanduiding een straal van 150 meter vervangen door een loopafstand van 150 meter gerekend vanaf de hoofdingang van een koffieshop tot de hoofdingang van een school ; d. de Burgemeester te verzoeken om het Sanctiebesluit Koffieshop 1999 zodanig te herzien dat bij op te leggen sancties rekening kan worden gehouden met de ernst van de overtreding; e. de Raad te verzoeken steun uit te spreken voor de in de raad van de gemeente Amsterdam aangenomen motie "Open de Achterdeur". 3. Dit besluit voor te leggen aan de commissie. Samenvatting Na een evaluatie van het Leidse Koffieshopbeleid blijkt dat de ervaringen met dit koffieshopbeleid goed te noemen zijn. Koffieshops zorgen nauwelijks voor overlast en de Politie en de GGD zijn over het algemeen tevreden over de wijze waarop de exploitanten zich aan de wettelijke regels houden. Dit geldt ook voor de wijze waarop voorlichting over softdrugs wordt gegeven. Het blijkt wel nodig te zijn artikel 19 van de Drank- en horecaverordening op enkele punten te verduidelijken. Ook het Sanctiebesluit Koffieshops 1999 kan verbeterd worden: er moet beter rekening worden gehouden met de ernst van de overtreding bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen sanctie.

RAADSAANBIEDINGSFORMULIER Commissie voor Bestuur en Veiligheid REG.NR: Voorstel van : Erik Pluyter B&W Telefoon : (516)5047 Portefeuillehouder( : Burgemeester s) Email : e.pluyter@leiden.nl Datum B&W : 8 maart 2005 Titel: Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 Voorstel: Het College heeft de Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 vastgesteld. Dit besluit wordt voorgelegd aan de commissie voor Bestuur en Veiligheid. Korte inhoud document: Het College heeft de Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 vastgesteld en daarmee met de volgende (uitgangs)punten: a. de huidige gebiedsbeperking blijft ongewijzigd; b. in artikel 19 van de Drank- en horecaverordening wordt de omschrijving een in gebruik zijnd schoolgebouw vervangen door een school waar onderwijs wordt gegeven aan jongeren in de leeftijd van 9 tot 18 jaar ; c. in hetzelfde artikel wordt de aanduiding een straal van 150 meter vervangen door een loopafstand van 150 meter gerekend vanaf de hoofdingang van een koffieshop tot de hoofdingang van een school ; d. de Burgemeester te verzoeken om het Sanctiebesluit Koffieshop 1999 zodanig te herzien dat bij op te leggen sancties rekening kan worden gehouden met de ernst van de overtreding; e. de Raad te verzoeken steun uit te spreken voor de in de raad van de gemeente Amsterdam aangenomen motie "Open de Achterdeur". Soort onderwerp: (I/M/B) ter advisering Deadline behandeling raad - Financiële consequenties -

Commissie: (naam commissie) d.d. (datum Gemeenteraad d.d. (datum raad) commissie) Griffie: par. d.d. Naam: Tst 516 Emailadres: Evaluatie Koffieshopbeleid 2004 1.1 Inleiding In het Collegeprogramma 2002-2006 is opgenomen dat het koffieshopbeleid in 2004 zal worden geëvalueerd. Daarin zal mede worden bezien of het - per locatie afgewogen - mogelijk zou kunnen worden ook buiten de singels het vestigen van koffieshops toe te staan. 1.2 Achtergronden Gemeentelijk softdrugsbeleid heeft, ingevolge de systematiek van de Opium wet, haar ontstaan te danken aan het strafrechtelijk gedoogbeleid ten aan zien van de opsporing en vervolging van de, in beginsel strafbare, klein schalige handel in softdrugs. Handhaving van de Opiumwet is immers voorbehouden aan politie en justitie en niet aan gemeenten. De Opiumwet is een wet die primair de volksgezondheid beoogt te beschermen. Deze gedachte ligt ook ten grondslag aan een belangrijk beleidsuitgangspunt van de Nederlandse regering, om een scheiding van de markten van soft- en harddrugs te bewerkstelligen, door middel van een aan voorwaarden verbonden gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van geringe hoeveelheden softdrugs. Deze verkoop kwam echter steeds meer in handen van commerciële uitbaters. Als gevolg hiervan werden gemeenten in de jaren tachtig en negentig geconfronteerd met een wildgroei aan softdrugsverkooppunten, waardoor de overlast onevenredig toenam. Met name deze overlast heeft de directe aanleiding en het aangrijpingspunt gevormd voor het voeren van gemeentelijk beleid. De jurisprudentie heeft bij het creëren en bepalen van de mogelijkheden voor gemeenten om, op basis van de bestrijding van de overlast, beleid te gaan voeren ten aanzien van softdrugsverkooppunten een grote rol gespeeld. Deze jurisprudentie is tot stand gekomen door de - incidentele - rechterlijke toetsing van diverse lokale initiatieven die in de loop van de afgelopen tientallen jaren tot stand zijn gekomen en die zich nader hebben ontwik keld tot diverse modellen. De diverse modellen worden in de praktijk vaak gekoppeld aan een maximum stelsel, waarvan de toepassingsmogelijkheden in de laatste jaren door de rechter zijn aanvaard en vergemakkelijkt. In juridische zin doet zich hierbij overigens het probleem voor dat het de gemeentelijke wetgever niet is

toegestaan om activiteiten die bij wet zijn verboden (in dit geval de Opiumwet) aan een gemeentelijke vergunning te binden. Om die reden zijn in de jaren 90 diverse gemeentelijke verordeningen waarin een vergunningstelsel voor koffieshops was opgenomen door de rechter onverbindend verklaard. Voor de regulering van koffieshops betekent dit dat slechts op indirecte wijze gereguleerd kan worden. 1.3 Doelstellingen In december 1994 is in Leiden het aangescherpte koffieshopbeleid door de Gemeenteraad vastgesteld. De belangrijkste doelstelling hiervan was het terugdringen van de overlast van koffieshops (lees softdrugsverkooppunten) voor de buurtbewoners. De bij de buurtbewoners levende gevoelens van onveiligheid en/of sterke aantasting van het woon- en leefklimaat zouden moeten worden verminderd. Gedacht werd daarbij aan de volgende vormen van overlast: - straatrumoer en lawaaioverlast door samenscholingen; - vervuiling; - parkeeroverlast van bezoekers; - aanstootgevend gedrag van gebruikers; - criminele gedragingen en intimidaties. Als een van de daarvan afgeleide doelstellingen werd het terugdringen van het aantal softdrugsverkooppunten tot een aantal van maximaal 15 noodzakelijk geacht, werden de openingstijden van koffieshops beperkt en werd vestiging van koffieshops in het gebied buiten de singels niet meer toegestaan. 2. Wettelijk instrumentarium 2.1 Strafrechtelijk kader Het gedoogbeleid dat het Openbaar Ministerie voert kan als volgt worden omschreven. Justitie ziet af van strafrechtelijk optreden tegen koffieshops wanneer voldaan wordt aan de zogenaamde AHOJ-G-criteria. De afzonderlijke letters staan voor: A: geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit; H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden; O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de koffieshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de koffieshop rondhangende klanten; J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang van jeugdigen tot een koffieshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar; G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder transactie wordt begrepen alle koop en verkoop in één koffieshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

Justitie ziet in beginsel onder deze voorwaarden af van strafrechtelijk optreden tegen de kleinschalige handel in cannabis of cannabisproducten. Hierdoor wordt uitvoering gegeven aan het Rijksbeleid ten aanzien van o.a. de principes: scheiding der markten van hard- en softdrugs, bescherming van jeugdigen en tegengaan van groothandel. Daarbij wordt ter dege beseft dat overlast door deze kleinhandel in koffieshops het draagvlak voor dit - met name door overwegingen op het gebied van de volksgezondheid ingegeven - beleid onder de Nederlandse bevolking ondermijnt. Bestrijding van overlast door de aanwezigheid van een koffieshop kan derhalve niet worden tegengegaan door strafrechtelijk optreden van de Politie. Gemeenten moeten daar zelf een oplossing voor vinden. Bij het gemeentelijk koffieshopbeleid is aansluiting gezocht bij de AHOJ-G criteria omdat hiermee een integrale aanpak (zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk optreden) gerealiseerd kan worden. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de AHOJ-G criteria ook de grenzen aangeven waarbinnen de gemeente haar koffieshopbeleid kan voeren. 2.2 Bestuursrechtelijk kader De hoofddoelstelling van het in 1993 en 1994 vastgestelde beleid was en is, zoals hierboven al is opgemerkt, het terugdringen van de overlast van softdrugsverkooppunten. Als daarvan afgeleide doelstelling werd een verdere beperking van het aantal softdrugsverkooppunten tot een maximum aantal van 15 binnen de singels noodzakelijk geacht, alsmede een duidelijke scheiding van de verkoop van alcohol en drugs. Om deze doelstellingen te realiseren zijn in Leiden in de jaren 90 de volgende instrumenten gebruikt c.q. ontwikkeld en ingevoerd: a. In artikel 19, tweede lid, van de Drank- en Horecaverordening zijn een aantal weigeringsgronden opgenomen. Deze weigeringsgronden zijn ingevoerd om een - preventieve - toetsing van de verlofaanvragen van bestaande en nieuw te vestigen koffieshops mogelijk te maken. Zij vormen de criteria waaronder koffieshops in Leiden worden gedoogd. Het gaat hier -samengevat - om de volgende criteria: - een verbod om een koffieshop te exploiteren wanneer binnen een straal van 150 meter een in gebruik zijnd schoolgebouw of een consultatiebureau van alcohol en drugs aanwezig is; - een verbod om in de koffieshop softdrugs aan minderjarigen te verstrekken; - het woon-, leef- en winkelklimaat mag niet in negatieve zin wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een koffieshop; - een verbod voor koffieshops om reclame te maken voor de verkrijgbaar heid van softdrugs; - een maximum aantal toegestane koffieshops van 15; - een verbod om koffieshops in het gebied buiten de singels te exploiteren. b. Artikel 55, tweede lid, van de APV is aangevuld met een bepaling op grond waarvan koffieshops gesloten dienen te zijn tussen 22.00 en 16.00 uur c. Artikel 59 APV gaf de Burgemeester onderscheidenlijk Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid om gebouwen, vaartuigen en andere ruimten,

niet zijnde een woning, waarin middelen zoals bedoeld in de artikelen 2. en 3. van de Opiumwet worden gebruikt, bereid, verwerkt enz. te sluiten indien het woon-, leef- en winkelklimaat op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Dit artikel is inmiddels van rechtswege vervallen door de inwerkingtreding van artikel 13B van de Opiumwet (de Wet Damocles). Op grond van deze bepaling heeft de Burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen bij overtredingen van de Opiumwet, zij het dat deze bevoegdheid is beperkt tot voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Het artikel is een aanvulling op artikel 174a Gemeentewet op grond waarvan de Burgemeester de bevoegdheid heeft om bij ernstige overlast woningen of niet voor publiek toegankelijke lokalen te sluiten. In november 1998 is boven beschreven beleid geëvalueerd Daarin zijn de volgende aanbevelingen gedaan: 1. het sanctiebeleid dient in formele zin door de Burgemeester te worden vastgesteld. Deze aanbeveling is in 1999 gerealiseerd. 2. het maximum aantal toegestane koffieshops wordt teruggebracht van 15 tot 12. Deze aanbeveling is middels een daartoe strekkende wijziging van de Drank- en horecaverordening medio 1999 door de Raad gerealiseerd. 3. de thans geldende openings- en sluitingstijden voor koffieshops worden niet gewijzigd. 4. artikel 19, tweede lid, onder e. van de Drank- en Horecaverordening wordt aangescherpt in die zin dat ook geen personen onder de 18 jaar worden toegelaten. Deze aanbeveling heeft ertoe geleid dat aan het verleende verlof een voorschrift is verbonden dat personen onder de 18 jaar niet mogen worden toegelaten. 5. de Politie Hollands Midden te verzoeken om, in samenwerking met de GGD Zuid- Holland Noord, voor mei 1999 te komen met voorstellen om de handel van softdrugs buiten de koffieshops te ontmoedigen. Deze aanbeveling is betrokken bij het jaarprogramma GSB. 6. de ontwikkelingen op het gebied van eco-drugs e.d. zullen worden gevolgd. Ten aanzien van deze aanbeveling zijn geen nieuwe ontwikkelingen gesignaleerd. 3. Ontwikkelingen 1998-2003 in Leiden 3.1 Begrenzing binnenstad / verduidelijking verordening Op 18 januari 2000 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak in hoogste instantie bepaald dat de Burgemeester van Leiden terecht de verleende verloven voor koffieshops gelegen buiten de singels heeft ingetrokken. Een koffieshop gelegen aan de Lage Rijndijk heeft daarop de verkoop gestaakt en een andere locatie gevonden aan de Nieuwe Beestenmarkt. De koffieshop in de Herenstraat is uiteindelijk verhuist naar de Diefsteeg. Deze laatste verhuizing heeft geleid tot een bezwaarschriftenprocedure waarin met name omwonenden zich uitspraken tegen de komst van een 12 e koffieshop in de binnenstad. In een advies

van juli 2001 van de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften heeft de Commissie overwogen dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag wat nu precies onder het begrip schoolgebouw moet worden verstaan. Geadviseerd werd om de begripsomschrijving te verduidelijken. In genoemd advies overwoog de Commissie voorts dat het begrip straal niet als eenduidig en consistent kan worden aangemerkt en dat de wijze van meten niet duidelijk is. In het Collegeprogramma is aangegeven dat bij de evaluatie zal mede worden bezien of het - per locatie afgewogen - mogelijk zou kunnen worden ook buiten de singels het vestigen van koffieshops toe te staan. De reden waarom destijds door de Raad is besloten om vestiging van koffieshops buiten de singels niet meer toe te staan is gelegen in het feit dat de wijken buiten de singels in hoofdzaak de functie van woonwijk hebben. Koffieshops passen beter in een gebied waarbij sprake is van een menging van functies zoals wonen, werken en recreeren en dat is feitelijk alleen het geval in het gebied binnen de singels. Gelet op het feit dat thans alle 12 toegestane koffieshops binnen de singels zijn gevestigd en op het feit dat gebiedsbeperking ook volgens de Rechter voldoende objectief is en er feitelijk geen ander criterium is dat in dezelfde mate objectief is, wordt voorgesteld om de huidige gebiedsbeperking ongewijzigd te laten. De aanbevelingen van de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften nemen wij over en wij zullen voorstellen de omschrijving een in gebruik zijnd schoolgebouw te vervangen door een school waar onderwijs wordt gegeven aan jongeren in de leeftijd van 9 tot 18 jaar. Voorts zullen wij voorstellen om het begrip van 150 meter te vervangen door een loopafstand van 150 meter gerekend vanaf de hoofdingang van een koffieshop tot de hoofdingang van een school". 3.2 Verkoop aan minderjarigen In de laatste jaren is het gebruik van softdrugs door minderjarigen toegenomen. De voorlichtingsen preventieprojecten van de GGD richten zich nu ook op leerlingen in de hoogste groepen van het basisonderwijs. In de periode 1999 tot en met 2003 is 2 keer geconstateerd dat verkoop aan minderjarigen heeft plaatsgevonden en beide keren zijn de twee koffieshops voor zes maanden gesloten geweest. Sinds april 2003 vindt er periodiek overleg plaats met de exploitanten van koffieshops en vertegenwoordigers van de gemeente, de politie, de GGD en Parnassia. In dat overleg is de verkoop aan minderjarigen en de doorverkoop aan minderjarigen nadrukkelijk aan de orde. Veel exploitanten werken inmiddels met een pasjessysteem en/of controleren in de directe omgeving van hun bedrijf of doorverkoop plaatsvindt. Een waterdicht systeem bestaat echter niet. Uitgangspunt voor de Burgemeester is dat wanneer verkoop aan minderjarigen of doorverkoop wordt geconstateerd en wanneer deze kan worden herleid tot een koffieshop de exploitant door een sanctie zal worden getroffen. Het is aan de exploitanten om door middel van pasjes en zo nodig zwarte lijsten te voorkomen dat minderjarigen softdrugs vanuit een koffieshop kunnen kopen. 3.3 Cursus GGD Een andere ontwikkeling is dat de GGD in samenwerking met Parnassia en de Politie sinds 2001 personeel dat in koffieshops werkzaam is een cursus aanbiedt waarin zij geïnformeerd worden over

de werking van verschillende soorten drugs, de wet- en regelgeving, Eerste Hulp Bij Drugsincidenten (EHBD) en dergelijke. Ook in deze cursus wordt overigens gewezen op het verbod van verkoop aan minderjarigen. Na afloop van de cursus ontvangen de deelnemers een certificaat. Op verzoek van de GGD is in de vergunning voor koffieshops opgenomen dat er tijdens de openingstijden tenminste 1 personeelslid aanwezig moet zijn die de cursus met goed gevolg heeft doorlopen. Het initiatief wordt goed gewaardeerd door de exploitanten en de personeelsleden. Voorts is in de koffieshops voorlichtingsmateriaal van de GGD aanwezig. De ervaring is dat dit goed gelezen wordt door de bezoekers. 3.4 Geen terras of internet Met betrekking tot het verbod van affichering zijn twee ontwikkelingen vermeldenswaard. Allereerst heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat terrassen bij koffieshops niet zijn toegestaan omdat daarmee sprake is van affichering, waardoor het publiek ongewild met koffieshops wordt geconfronteerd. Om dezelfde reden mogen koffieshops niet op internet met hun koopwaar adverteren. Van overtredingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Als gevolg van deze ontwikkeling is een aan een Leidse koffieshop verleende terrasvergunning ingetrokken. 4. Handhaving Naast de strafrechtelijke handhaving vindt in Leiden op een aantal onderdelen ook bestuursrechtelijke handhaving plaats. Allereerst geldt dat voor het overtreden van het verbod om harddrugs in een koffieshop voorhanden te hebben. Op overtreding hiervan staat een sanctie van sluiting voor een periode van één jaar. Voorts wordt bestuursrechtelijk gehandhaafd op het verbod van verkoop van softdrugs aan minderjarigen. Op overtreding van dit verbod staat een sanctie van sluiting voor een periode van zes maanden. Daarnaast bevat het Sanctiebesluit Koffieshops sancties bij onder meer het veroorzaken van overlast het verstoren van de openbare orde, het maken van reclame en het verkopen van meer dan 5 gram softdrugs persoon per dag. Ook daarvoor geldt dat een sanctie van sluiting voor de periode van zes maanden wordt opgelegd. Het Sanctiebesluit is gebaseerd op raadsbesluit nr. 93.0180 van 21 december 1993 waarin de Raad het koffieshopbeleid heeft vastgesteld.. Hoewel het Sanctiebesluit de toets van de Rechter heeft doorstaan, is in de praktijk gebleken dat het nauwelijks mogelijkheden biedt om rekening te houden met de ernst van een overtreding. Zo staat op overtreding van het reclameverbod eenzelfde sanctie als voor overtreding van het verbod van verkoop aan minderjarigen n.l. sluiting van zes maanden. Het is niet uitgesloten dat, wanneer tegen een lichtere overtreding als het maken van reclame handhavend wordt opgetreden door middel van sluiting voor zes maanden, de Rechter tot het oordeel zal kunnen komen dat het Sanctiebesluit onverbindend is omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de ernst van de overtreding. Het verdient daarom aanbeveling om het Sanctiebesluit te herzien. Wat de feitelijke handhaving betreft het volgende.

In de afgelopen jaren zijn er nauwelijks klachten ingediend over koffieshops in Leiden. Over de koffieshop in de Diefsteeg, waarover zoveel te doen is geweest, is één klacht ingediend (juni 2002). Deze klacht kon niet door bevindingen van de Politie worden bevestigd. De klacht is meegenomen bij de evaluatie van die vergunningverlening. In de evaluatie is geen aanleiding gevonden het verleende verlof niet te verlengen. In twee koffieshops is vastgesteld dat verkoop aan minderjarigen heeft plaatsgevonden. Deze twee bedrijven zijn overeenkomstig het Sanctiebesluit Koffieshops elk voor zes maanden voor het publiek gesloten verklaard. Sinds 1998 is in twee koffieshops door de Politie opgetreden in verband met een te grote handelsvoorraad, gevolgd door strafrechtelijke vervolging van de overtreder. Vóór de inwerkingtreding van art. 13B van de Opiumwet was er geen wettelijke grondslag om op dit punt ook bestuursrechtelijk op te treden. Na de inwerkingtreding van dit artikel is afgezien van bestuursrechtelijke handhaving en vindt uitsluitend strafrechtelijke handhaving plaats. De reden hiervoor is gelegen in de achterdeurproblematiek. Volgens de AHOJ-G criteria is een handelsvoorraad toegestaan van maximaal 500 gram. Het bevoorraden van koffieshops valt echter niet onder het gedoogbeleid. Het is koffieshops ook niet toegestaan zelf cannabis te produceren. Dat levert in de praktijk de merkwaardige situatie op dat bevoorrading van koffieshops strafbaar is, terwijl de verkoop van aanwezige cannabis wordt gedoogd. Strikte handhaving van dit onderdeel leidt feitelijk tot de sluiting van koffieshops hetgeen juist niet de bedoeling van het koffieshopbeleid in Leiden is. Onder deze omstandigheden wordt bestuursrechtelijk handhaven niet opportuun geacht. Hierna wordt onder 5.3 verder in gegaan op de achterdeurproblematiek. 5. Landelijke ontwikkelingen 5.1 Brief kabinet drugsbeleid Op 23 april 2004 heeft het Kabinet in een brief van de Tweede Kamer een aantal beleidsvoornemens met betrekking tot het drugsbeleid in Nederland uitgewerkt. In de brief geeft het Kabinet aan dat het Nederlandse drugsbeleid steunt op drie pijlers: het beschermen van de (volks)gezondheid, het tegengaan van overlast en het bestrijden van (drugs-) criminaliteit. Het primaat ligt bij de bescherming van de gezondheid. In de brief wordt een overzicht gegeven van maatregelen die het Kabinet voorstaat. Deze zijn onder te verdelen in vier onderdelen. 5.1.1 Actieplan Ontmoediging Cannabis Het Kabinet is van mening dat het feit dat er in Nederland een scheidingsbeleid wordt gevoerd niet betekent dat het gebruik van cannabis zonder risico's is. Problematisch gebruik en afhankelijkheid worden gezien als reële risico's. Tevens wijst het Kabinet op de sterke stijging van het THC-gehalte in cannabis. Het Kabinet heeft dan ook besloten om het ontmoedigingsbeleid (het voorkómen van gebruik en met name problematisch gebruik) een nieuwe impuls te geven. Daarnaast wordt verder onderzoek bepleit naar

gezondheidsrisico's van cannabisgebruik in relatie tot psychische stoornissen en naar de risico's van het gebruik van cannabis met een hoog THC-gehalte. Indien uit onderzoek zou blijken dat het gebruik van cannabis met een hoog THCgehalte leidt tot ernstige gezondheidsrisico's, dan zal het kabinet zich bezinnen op de consequenties voor het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid. In het uiterste geval zou, indien de risico's vergelijkbaar zijn met die van harddrugs, plaatsing van cannabissoorten met een zeer hoog THC-gehalte op Lijst I van de Opiumwet het gevolg kunnen zijn. 5.1.2 Aanscherping handhaving cannabisbeleid Het Kabinet is van mening dat het cannabisbeleid moet worden ondersteund door een strikte handhaving om overlast en andere negatieve verschijnselen tegen te gaan. Het Kabinet vraagt van gemeenten dat zij meewerken aan een aanscherping van het cannabisbeleid. Verder wil het Kabinet komen tot het nog verder terugdringen van coffeeshops in de buurt van scholen en in grensgebieden. Tevens zullen niet-gedoogde verkooppunten worden aangepakt. Ook wordt gepleit voor een intensivering van de handhaving van het coffeeshopbeleid en de aanpak van niet-gedoogde verkooppunten. De knelpunten die gemeenten ervaren bij de toepassing van art. 13b Opiumwet en art. 174a Gemeentewet zullen in overleg met gemeenten aangepakt worden. Het kabinet pleit voorts voor toepassing van het BIBOB-instrumentarium bij het verstrekken van vergunningen aan coffeeshophouders. In de nieuwe Wet politiegegevens zal het mogelijk worden om, onder voorwaarden en indien nodig, in het kader van een regionaal samenwerkingsverband, politiegegevens te verstrekken aan bestuur en samenwerkende partners. 5.1.3 Koffieshoptoerisme Het Kabinet heeft er op gewezen dat het Nederlands cannabisbeleid leidt tot een toeloop van buitenlanders, wat weer leidt tot internationale kritiek op het Nederlandse beleid en schadelijk is voor de buitenlandse betrekkingen. Het Kabinet wil in overleg met de betrokken gemeenten passende maatregelen treffen om het cannabistoerisme in te dammen. Zo onderzoekt het Kabinet op welke wijze de verkoop aan niet-ingezetenen tot een minimum kan worden teruggebracht. Om te voorkomen dat coffeeshoptoeristen zich vervolgens zullen wenden tot illegale verkooppunten zal het kabinet er zorg voor dragen dat nadrukkelijk op de illegale verkooppunten gehandhaafd wordt. Om het coffeeshoptoerisme effectief te kunnen bestrijden is het nodig om de grensoverschrijdende politiesamenwerking verder tot stand te brengen. 5.1.4 Teelt van cannabis

Het Kabinet pleit voor een intensivering van de aanpak van de hennepteelt. Deze krijgt namelijk steeds meer een bedrijfsmatig karakter en er is sprake met betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit. De teelt moet niet alleen strafrechtelijk worden aangepakt maar ook bestuursrechtelijk. Het Kabinet verwacht dat gemeenten de bestuursrechtelijke handhaving stimuleren en intensiveren en dat hierbij wordt samengewerkt met publieke en private partijen. Het Kabinet pleit voor het opstellen van samenwerkingsconvenanten waarin afspraken worden neergelegd over ieders inzet bij de handhaving, en geeft aan deze activiteiten te faciliteren. Naast een bestuurlijke aanpak wordt hennepteelt ook strafrechtelijk aangepakt, zowel ten aanzien van de huisteler als ten aanzien van georganiseerde criminaliteit. Politieregio's dienen hennepteelt aan te pakken op grond van regionale criminaliteitsanalyses, en zij kunnen daarbij zonodig een beroep doen op de nationale recherche. Het Kabinet zal woningcorporaties stimuleren om bedrijfsmatige teelt van hennep in huurwoningen te ontmoedigen door middel van het ontbinden van huurcontracten en/of het sluiten van woningen. Het Kabinet bepleit tevens een efficiëntere financiële aanpak van henneptelers. Het openbaar ministerie zal met de belastingdienst overleggen over de samenloop van het ontnemingtraject en het proces van het opleggen en invorderen van belastingsaanslagen. Tenslotte zullen de strafmaat en de richtlijn voor beroeps- en bedrijfsmatige cannabisteelt worden herzien in het kader van de omzetting van het onlangs afgesloten Europees Kaderbesluit illegale drugshandel. 5.2 Reactie VNG op de brief De VNG heeft in een schriftelijke reactie uitgesproken dat zij de visie van het Kabinet niet deelt. Gemeenten ervaren bijvoorbeeld meestal geen overlast van gedoogde koffieshops, aanscherping van dat beleid is daarom overtrokken, terwijl gemeenten wel vinden dat de achterdeurproblematiek moet worden opgelost. De toon van de brief van het Kabinet doet volgens de VNG onvoldoende recht aan het succesvolle lokale coffeeshopbeleid. Het is juist positief dat concentratie van handel in softdrugs bij koffieshops plaatsvindt, daarmee is de handel namelijk controleerbaar en beheersbaar. Dat zou ook internationaal moeten worden uitgedragen. Gemeenten zijn volgens de VNG over het algemeen tevreden over het beleid dat zij voeren inzake gedoogde koffieshops. De vele in de bijlage van de brief opgesomde maatregelen zijn niet allemaal nodig. Lokaal maatwerk is nodig en zeker geen landelijk opgelegd instrumentarium. Het kabinet behoeft geen afspraken te maken met gemeenten over de totstandkoming van gemeentelijke beleidsplannen, handhavingarrangementen en prestaties. In de meeste gemeenten zijn deze zaken allemaal reeds geregeld. De door het kabinet gewenste aanscherping van het beleid kan tot sluiting van gedoogde koffieshops leiden, daardoor zal naar verwachting het aantal illegale en oncontroleerbare verkooppunten toenemen (zoals kofferbak- en scooterverkoop). De ervaring van gemeenten is dat illegale verkoop al snel leidt tot verkoop van harddrugs en toenemen van overlast.

Wat betreft het voorgenomen beleid ter ontmoediging van cannabisgebruik is de VNG van mening dat zij voorlichting gericht op de ontmoediging van cannabisgebruik toejuicht. De vormgeving daarvan moet wel mogelijkheden bieden voor lokaal maatwerk in de handhaving. De VNG wacht de resultaten van het onderzoek naar het THC-gehalte in cannabis af en verbindt daar op voorhand geen conclusies aan. Met betrekking tot de door het Kabinet aangekondigde aanscherping van de handhaving van het koffieshopbeleid heeft de VNG er op gewezen dat in de brief van het Kabinet wordt gesproken over gemeenten, terwijl feitelijk zo n 80% van de gemeenten heeft gekozen om geen coffeeshops toe te staan. In de ruim 100 gemeenten die dit wel toestaan zijn in totaal 782 coffeeshops gevestigd. Hiervan bevinden zich 378 in de drie grootste. Voorts wijst de VNG er op dat een gedwongen afstandscriterium tot scholen en/of landsgrens in de 35 gemeenten die dit nu niet kennen, zal leiden tot gedwongen sluitingen of verplaatsingen. De praktijk leert dat het vinden van alternatieve vestigingslocaties leidt tot grote problemen. De VNG wijst er ook op dat er onduidelijkheid bestaat over de invulling van het overlastcriterium. Betere handvatten op dat gebied kunnen leiden tot meer helderheid en het handhavend optreden vergemakkelijken. Tenslotte merkt de VNG op dat een aantal gemeenten aan geeft dat procedures om tot sluiting - zowel op grond van artikel 13b Opiumwet als 174a Gemeentewet (voor de illegale verkoop vanuit woningen) - over te kunnen gaan vaak een lange adem vergen. De rechtsbeschermingprocedures maken het lastig om snel en doortastend op te kunnen treden. Wat de teelt van cannabis betreft is de VNG van mening dat de integrale aanpak van de teelt van cannabis steeds vaker prioriteit krijgt in gemeenten. Bestuursrechtelijk optreden van gemeenten levert zeker bij woningen - knelpunten op door langdurige juridische procedures. De illegale teelt wordt overigens grotendeels veroorzaakt door de achterdeurproblematiek van koffieshopshops. De ervaringen in Leiden bevestigen de kritiek van de VNG. De ervaringen in Leiden staan haaks op de brief van het Kabinet en deze doet geen recht aan de inspanningen van gemeenten om te komen tot een verantwoord softdrugsbeleid. Er is dan ook geen aanleiding om aanbevelingen te doen als gevolg van de brief van het Kabinet. 5.3 Achterdeur problematiek Op 19 april 2004 heeft de Gemeenteraad van Amsterdam het initiatief van de PvdA-fractie ondersteund, om de achterdeur problematiek landelijk aan de orde te stellen door het uitbrengen van een manifest Open de Achterdeur. In het manifest wordt erop gewezen dat het gedoogbeleid in Nederland zich slechts uitstrekt tot de (beperkte) verkoop van softdrugs. Het gebruik van softdrugs is niet strafbaar gesteld. Het produceren daarvan echter wel. Dit leidt tot de situatie dat koffieshops een beperkte handelsvoorraad mogen hebben, maar zij mogen zelf niet produceren. Volgens het manifest is de nu toegestane handelsvoorraad voor koffieshops van maximaal 500 gram in de praktijk niet werkbaar. Consumenten verlangen een verscheidenheid in variaties, zodat een detaillist een voorraad moet aanhouden van acht of meer soorten wiet. Dus is men per soort snel uitverkocht, waardoor men tussentijds vanuit illegale opslagplaatsen moet aanvullen.

Koffieshopmedewerkers lopen hierbij extra veiligheidsrisico s, zoals de kans op een overval. Het is een paradoxale situatie dat een koffieshopeigenaar die een product verkoopt dat legaal te krijgen en te gebruiken is, tot gevangenisstraf kan worden veroordeeld en zijn zaak kan kwijtraken als hij meer dan 500 gram van dat betrekkelijk onschuldige product in voorraad heeft In het manifest wordt daarom voorgesteld om te komen tot een transparante kweek en distributie van wiet, hetgeen het mogelijk maakt een stelsel van kwaliteitstoezicht in te voeren. Dit biedt volgens het manifest de beste condities om criminele invloeden te weren en gezondheidsrisico s te minimaliseren. Voorgesteld wordt daarom dat lokale overheden de ruimte krijgen om desgewenst arrangementen te treffen voor de aanvoer van cannabis op transparante en gereguleerde wijze. Ook kan een onwenselijk hoog THC-gehalte van de wiet worden voorkomen. De gemeenteraad van Amsterdam roept daarom andere gemeenteraden op onderstaande motie te ondersteunen waarin gepleit wordt om ruimte te scheppen voor lokale experimenten en daarmee te komen tot een voltooiing van het Nederlandse softdrugsbeleid. Het manifest besluit met de oproep: "ook de achterdeur moet open!" Tekst motie: Motie 'Open de Achterdeur' De gemeenteraad van.. Overweegt: dat kennis genomen is van het verzoek van alle fracties in de gemeenteraad van Amsterdam (met uitzondering van de CDA-fractie) tot steun voor het door hen opgestelde manifest 'Open de achterdeur' Besluit: dat het manifest aansluit bij de opvattingen van de gemeenteraad van.. dat het manifest 'open de achterdeur' en de daarin besloten oproep aan het Parlement wordt onderschreven dat deze besluiten onder de aandacht worden gebracht van de gemeenteraden in Nederland van alle G26 gemeenten en te verzoeken tevens steun te verlenen aan genoemd manifest Verzoekt het college van B&W van.. dat het de boodschap van het manifest waar mogelijk uitdraagt in contacten met andere gemeentebesturen, vertegenwoordigers van Regering en Parlement, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en instellingen die betrokken zijn bij vormgeving van drugsbeleid in het belang van volksgezondheid, toezicht, handhaving en bestrijding van criminaliteit En gaat over tot de orde van de dag Zoals hiervoor is opgemerkt ondervinden ook de koffieshops in Leiden de gevolgen van de achterdeurproblematiek. De Raad wordt verzocht steun uit te spreken voor de in de gemeenteraad van Amsterdam aangenomen motie "Open de Achterdeur". 6. Samenvatting en aanbevelingen

Na een evaluatie van het Leidse Koffieshopbeleid blijkt dat de ervaringen met dit koffieshopbeleid goed te noemen zijn. Koffieshops zorgen nauwelijks voor overlast en de Politie en de GGD zijn over het algemeen tevreden over de wijze waarop de exploitanten zich aan de wettelijke regels houden. Dit geldt ook voor de wijze waarop voorlichting over softdrugs wordt gegeven. Het blijkt wel nodig te zijn artikel 19 van de Drank- en horecaverordening op enkele punten te verduidelijken. Ook het Sanctiebesluit Koffieshops 1999 kan verbeterd worden: er moet beter rekening worden gehouden met de ernst van de overtreding bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen sanctie. De Drugsbrief van het Kabinet aan de Tweede Kamer geeft een beeld van een drugsbeleid waar Leiden zich niet in herkent en wij onderschrijven dan ook de kritiek daarop van de VNG. De brief bevat geen aspecten op grond waarvan het softdrugsbeleid in Leiden zou moeten worden gewijzigd. Ook de koffieshops in Leiden ondervinden de gevolgen van de achter-deurproblematiek. Voorgesteld wordt daarom om ook de Leidse gemeenteraad te verzoeken het Amsterdamse initiatief te steunen door het aannemen van de motie "Open de Achterdeur". Het vorenstaande leidt tot de volgende aanbevelingen. Aanbeveling 1 Gelet op het feit dat thans alle 12 toegestane koffieshops binnen de singels zijn gevestigd en op het feit dat gebiedsbeperking ook volgens de Rechter voldoende objectief is en er feitelijk geen ander criterium is dat in dezelfde mate objectief is, wordt voorgesteld om de huidige gebiedsbeperking ongewijzigd te laten. Aanbeveling 2 Gelet op het motief van de verordening, namelijk de schoolgaande jeugd te beschermen tegen de invloed die koffieshops in de onmiddellijke nabijheid van een school kunnen hebben op het gebruik van softdrugs door schoolgaande jongeren, zijn wij van mening dat artikel 19 van de verordening zich zowel zou moeten richten op scholen waar middelbaar onderwijs wordt gegeven als op scholen waar basisonderwijs wordt gegeven. Van belang is daarbij het gegeven dat de preventie- en voorlichtingsprogramma's van bijvoorbeeld de GG en GD zich ook richten op jongeren in de hoogste groepen van het basisonderwijs. Ook de hoogste groepen van het basisonderwijs behoren tot de doelgroep. Overeenkomstig dit standpunt is de verordening totnogtoe ook toegepast. Wij stellen derhalve voor de omschrijving een in gebruik zijnd schoolgebouw te vervangen door een school waar onderwijs wordt gegeven aan jongeren in de leeftijd van 9 tot 18 jaar. Aanbeveling 3 Het criterium "straal van 150 meter" wordt in de praktijk bij de uitvoering van de verordening zodanig uitgelegd dat daarmee wordt bedoeld de kortst mogelijke verbinding tussen een koffieshop en een in gebruik zijnd schoolgebouw. Ook de wijze van meten (perceelgrens of hoofdingang) is qua redactie niet duidelijk. Voorgesteld wordt daarom om een straal van 150 meter te vervangen door een loopafstand van 150 meter gerekend vanaf de hoofdingang van een koffieshop tot de hoofdingang van een school". Aanbeveling 4

Het Sanctiebesluit Koffieshop 1999 zodanig te herzien dat bij op te leggen sancties rekening kan worden gehouden met de ernst van de overtreding.

Aanbeveling 5 De Raad zal worden verzocht steun uit te spreken voor de in de raad van de gemeente Amsterdam aangenomen motie "Open de Achterdeur". ID/BJZ Februari 2005