Vragenlijst tieners Algemene vragen Waar woon jij? Eerst willen we graag weten waar je woont. Sommige kinderen wonen in 2 huizen, bij mama en papa. Als dat zo is, dan mag je één huis kiezen. Woon jij in..? Ja, ik woon in.. Nee, ik woon niet in.. Wie ben jij? Ben je een jongen of een meisje? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Ik ben een meisje. Ik ben een jongen. Wanneer ben je geboren? Vul in: Dag Dag Maand Maand Jaar Jaar 1
In welk land ben jij geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Ik ben in België geboren. Ik ben in een ander land dan België geboren. In welk land is je papa geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Mijn papa is in België geboren. Mijn papa is niet in België geboren. Ik weet niet in welk land mijn papa geboren is. In welk land is je mama geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Mijn mama is in België geboren. Mijn mama is niet in België geboren. Ik weet niet in welk land mijn mama geboren is. Wat doet je papa? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Mijn papa gaat werken. Mijn papa gaat niet werken. Ik weet niet wat mijn papa doet. Wat doet je mama? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Mijn mama gaat werken. Mijn mama gaat niet werken. 2
Welke taal spreek je thuis met je ouders? Je kan meer dan 1 antwoord aanduiden. Ik spreek Nederlands met mijn ouders. Ik spreek Frans met mijn ouders. Ik spreek een andere taal met mijn ouders. Hoeveel broers of zussen heb je? Vul in: Ik heb geen broer of zus. 0 Ik heb zus(sen) en 0 broer(s) Bij wie woon jij? Duid het antwoord aan dat bij jou past. Ik woon bij mijn mama en papa. Ik woon bij 2 mama s. Ik woon bij 2 papa s. Ik woon bij mijn papa. Ik woon bij mijn mama. Ik woon in 2 huizen: 1 bij mijn mama en 1 bij mijn papa. Ik woon ergens anders, maar niet bij mijn mama of papa. Op welk van volgende tekeningen lijkt jouw huis het meest? Duid het antwoord aan dat bij jou past. 3
Hier zijn nog enkele vragen over je thuis. Duid het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Nee Heb je een eigen kamer? Heb je een computer thuis die je kan gebruiken? Heb je een eigen gsm? Heeft jouw gezin een eigen auto? Hoeveel zakgeld krijg je per week? Vul in: 4
Thematische vragen Help jij soms andere mensen? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik help mijn mama of papa thuis met de afwas en opruimen. Ik pas op mijn broer of zus. Ik doe boodschappen voor mijn mama of papa. Ik help mijn broer of zus met huiswerk. Ik help een vriend of een vriendin. Ik help mijn buurman of buurvrouw. 5
Wat doe je in je buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Nee Weet ik niet Ik ben al eens naar een buurtfeest in mijn buurt geweest. Ik heb in mijn buurt al eens mee helpen schoonmaken. Ik weet wat er in mijn buurt te doen is. Ik weet het als er iets gaat veranderen in mijn buurt. Wat vind je van de mensen in jouw buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik ken de mensen in mijn buurt. Ik ben bang van sommige mensen in mijn buurt. Ik vertrouw de mensen in mijn buurt. De mensen helpen elkaar in mijn buurt. 6
Ja Een beetje Nee Weet ik niet Veel mensen spreken een andere taal dan het Nederlands - - Ik speel met andere kinderen in mijn buurt. Mijn mama of papa praten met de mensen in mijn buurt. Ik voel mij veilig in mijn buurt. Zorgt goed voor de mensen? Duid het antwoord aan dat het best bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Er wordt goed gezorgd voor arme mensen in.. Er wordt goed gezorgd voor oudere mensen in.. Er zijn genoeg huizen voor iedereen in. De politie zorgt voor ons. Er is genoeg werk voor iedereen. 7
8
Wie vertelt wat je kan doen in jouw buurt of in.? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het best bij jou past. Ja Nee Weet ik niet Mijn mama of papa. Mijn broer of mijn zus. Een vriend of een vriendin. Mijn juf of meester. Mijn oma of opa. Een leider van de jeugdbeweging. Iemand van mijn hobby's. Iemand anders. Wat vind jij van jouw buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. 9
Ja Een beetje Nee Weet ik niet Mijn straat is leuk. Mijn buurt is leuk. De huizen zijn mooi. De straten en voetpaden zijn proper. Er zijn parkjes waar ik kan spelen. Er zijn leuke mensen om mee te praten. Wat vind jij van jouw buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Er zijn oudere mensen. Ik kan de tram of bus nemen. Er staan veel auto's geparkeerd. 10
Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik kan veilig wandelen. Ik kan veilig fietsen. Ik ga naar de winkels in mijn buurt. Welke vervelende dingen gebeuren in jouw buurt? Duid voor elke vraag aan hoe veel het gebeurt in jouw buurt. Ja Nee Weet ik niet De auto s rijden te snel. Er is lawaai van verkeer. De buren maken lawaai. Het stinkt in mijn buurt. Mensen doen stom op straat. Mensen maken dingen kapot op straat. 11
Ja Nee Weet ik niet Er ligt vuil op straat. Er ligt hondenpoep op straat. Er zijn plekken waar ik niet durf komen. Wat vind jij van.? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Nee Weet ik niet is leuk. De straten in. zijn mooi. Er is veel te doen in.. De parken in. zijn mooi. De winkels in. zijn leuk. In. wordt goed voor mensen gezorgd. 12
We stellen wat vragen over jouw school. Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik leer van alles bij op school. School is belangrijk voor werk voor later. Ik word eerlijk behandeld op school. Alle kinderen worden eerlijk behandeld op school. Ik ga alleen naar school. 13
Ja Een beetje Nee Weet ik niet Mijn mama of papa brengt mij naar school. Het verkeer in de buurt van mijn school is veilig. Als ik een vraag heb, dan helpt mijn juf of meester mij. De toiletten op school zijn proper. Als ik een probleem heb, kan ik met iemand praten op school. Op school vragen ze naar mijn mening. Hoe ga jij naar je school? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Soms Nee Weet ik niet Ik ga te voet. Ik ga met de fiets of met de step. Ik ga alleen. 14
Ja Soms Nee Weet ik niet Iemand brengt me met de auto. Ik ga met de bus of tram naar school. Welke hobby s doe je? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Nee Weet ik niet Ik doe een sport. ik speel een muziekinstrument. Ik ga naar de tekenles. Ik lees een boek of een strip. Dansen. Ik leer bij over mijn geloof. Ik volg taalles. 15
Ja Nee Weet ik niet Turnen. Ik game. Ik heb geen hobby's Welke hobby's doe je nog? Vul in: Hoe ga jij naar je hobby s? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Soms Nee Weet ik niet Ik blijf thuis. Ik ga te voet. Ik ga met de fiets of met de step. Ik ga alleen. 16
Ja Soms Nee Weet ik niet Iemand brengt me met de auto. Ik ga met de bus of tram. Heb je volgende uitstappen al gedaan? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Nee Weet ik niet Een optreden. Een toneelvoorstelling. Een tentoonstelling. De bibliotheek. Een shoppingcentrum bezocht. Een restaurantbezoek. Ik ga samen met mijn mama of papa op uitstap. Ik ga met de school op uitstap. 17
Ja Nee Weet ik niet Een café. 18
Zijn er genoeg plekken in jouw buurt om te spelen of vrienden te ontmoeten? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik heb genoeg plekken om te spelen of vrienden te ontmoeten in mijn buurt Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt. Ik heb genoeg natuur om in te spelen in mijn buurt. Ik heb genoeg tijd om iets leuks te doen. Ik kan veilig spelen of sporten in mijn straat. Ik mag alleen naar buiten gaan om te spelen of mijn vrienden te ontmoeten. Ik durf overal te komen in mijn buurt. 19
Ja Een beetje Nee Weet ik niet Ik mag op sommige plekken niet komen in mijn buurt. Kunnen andere kinderen ook goed spelen in jouw buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Een beetje Nee Weet ik niet Kinderen hebben veel plekken om te spelen of te sporten in mijn buurt. Kinderen hebben veel te doen in mijn buurt. Kinderen zeggen dat ik weg moet gaan. Kleine kinderen kunnen veel doen in mijn buurt. Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen. Wat doe je nog in jouw buurt? Duid voor elke vraag aan hoe veel je dat doet. Ja Nee Weet ik niet Ik ga sporten in een sportclub. 20
Ja Nee Weet ik niet Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een jeugdwerking. Ik ga spelen bij het buurthuis. Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang. Ik ga zwemmen in een zwembad. Ik ga naar een speeltuin. Ik ga naar een binnenspeeltuin. Ik ga naar een park. Ik ga ergens anders spelen. 21