van Gedeputeerde Staten op vragen van K. Verbeek en W. Dijkstra (CDA) (d.d. 26 januari 2009) Nummer 2239 Onderwerp Behoefte aan beleid voor aardwarmte en Koude en Warmte Opslag (KWO) Aan de leden van Provinciale Staten De afgelopen maanden hebben vele ontwikkelingen plaatsgevonden ten aanzien van innovatieve onderzoeken en toepassingen van alternatieve energiebronnen en opslag van warmte in de bodem. Zo is er sprake van opsporings- en vergunningaanvragen voor het winnen van aardwarmte via geothermie. Ook zijn er vele aanvragen voor Koude en Warmte Opslag (KWO) in de bodem. De provincie Zuid-Holland is gevraagd ambtelijke capaciteit beschikbaar te stellen om beleid te maken voor deze voorzieningen en dit op te nemen in het beleid ten aanzien van ondergrondse ruimtelijke ordening. Het Rijk werkt hieraan al en ook andere provincies lopen op de provincie Zuid-Holland vooruit. 1. Zijn GS op de hoogte van vergunningaanvragen voor het gebruik van aardwarmte via geothermie en hoe kijken GS aan tegen het verlenen van vergunningen (door het Ministerie van Economische Zaken (EZ)) aan particuliere initiatiefnemers en/of overheden? 2. In hoeverre zijn GS op de hoogte dat er verschillende vergunningaanvragen lopen die mogelijk van dezelfde warmtebron gebruik willen maken? 1 en 2 Ja. Het verdient de voorkeur dat gemeenten en particulieren die concurrerende vergunningen hebben ingediend, tot overeenstemming komen over een gezamenlijke aanpak om geothermieprojecten te realiseren, en dat het Ministerie van EZ de vergunningverlening hierop kan afstemmen. Wij constateren dat hiertoe stappen worden gezet door particuliere initiatiefnemers (tuinders) en de gemeenten die concurrerende opsporingsvergunningen hebben ingediend: Brielle, Pijnacker-Nootdorp en Westland, en dat de gemeente Lansingerland na overleg met de particuliere initiatiefnemers heeft afgezien van een concurrerende aanvraag. FZ/GS
Pagina 2/5 3. Zijn GS met ons van mening dat er coördinatie moet plaatsvinden en dat EZ als bevoegd gezag deze coördinerende taak op zich moet nemen of deze moet delegeren naar provincie of gemeenten? Wij streven ernaar dat de gewenste coördinate tot stand komt via goed overleg tussen alle betrokken partijen: particuliere initiatiefnemers, gemeenten, provincie, Ministerie van EZ en andere partijen (bijvoorbeeld energiebedrijven). Om dit te bevorderen heeft de provincie op 30 januari 2009 in samenwerking met het Platform Geothermie een verkennende bestuurlijke bijeenkomst gehouden met betrokken gemeenten, LTO Glaskracht, energiebedrijven, Ministerie van EZ en experts. Hierbij hebben alle aanwezigen de intentie voor verdere samenwerking onderschreven. Provincie en Platform Geothermie werken hiertoe de komende twee maanden een voorstel uit. 4. In hoeverre klopt het dat onze provincie geen mankracht beschikbaar kan stellen om voor KWO en geothermiebeleid in de ondergrondse ruimtelijke ordening te ontwikkelen? 5. Indien vorige vraag met ja wordt beantwoord, zijn GS dan bereid om alsnog voldoende mankracht in te zetten voor deze beleidsontwikkeling? 4 en 5 De veronderstelling dat wij geen menskracht beschikbaar kunnen stellen voor de ontwikkeling van beleid voor ondergrondse ruimtelijke ordening is onjuist. Op dit moment speelt een landelijke discussie over de rolverdeling tussen provincie, gemeenten en waterschappen. Deze discussie hangt samen met de door het Ministerie van VROM ingezette transitie in het bodembeleid dat uitgaat van een integraal beheer en gebruik van bodem en ondergrond. Provincies en gemeenten krijgen naar verwachting de taak het beleid met betrekking tot ondergronds ruimtegebruik, gebiedsgericht grondwaterbeheer en bodemsanering te integreren. Het Rijk is voornemens dit jaar een visie op het duurzaam gebruik van de ondergrond vast te stellen. Hierin wordt tevens de verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende overheden meegenomen. De huidige lijn is dat de provincies verantwoordelijk worden voor het maken van bovenlokale afwegingen. Wij spelen in op deze ontwikkeling door binnenkort een eerste aanzet te doen voor een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik. Naast Geothermie en KWO worden hierin ook andere vormen van ondergronds ruimtegebruik betrokken. Vanuit de beleidsvelden milieu, bodem en (grond)water en vanuit vergunningverlening hebben wij hier reeds beperkte capaciteit voor vrijgemaakt. Afhankelijk van de uitkomsten van de landelijke discussie over taken en rollen, zullen we bezien of de ambtelijke inzet op dit dossier voldoende is. 6. Op welke wijze gaan GS om met aanvragen voor KWO in de bodem? In het Grondwaterplan 2007-2013 wordt als uitgangspunt genomen dat het vergunnen van KWO-systemen mogelijk gemaakt moet worden met zo min mogelijk (negatieve) effecten op het grondwatersysteem. Bij mogelijke effecten moet worden gedacht aan het voorkomen van thermische verontreiniging (temperatuursverhoging) en interferentie met andere KWO-systemen waardoor er rendementsverlies optreedt. De vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen en welke gegevens moeten worden overlegd,
Pagina 3/5 staan vermeld in de Verordening Waterbeheer Zuid-Holland 2007 (Provinciaal blad 48, uitgegeven 14 mei 2007). Deze vereisten zijn bij de aanvragers - veelal gespecialiseerde adviesbureaus - bekend. 7. Hoe kan de huidige procedure van 9 maanden worden verkort? De wettelijk vastgestelde vergunningverleningsprocedure bedraagt 26 weken, deze termijn wordt doorgaans voor KWO-vergunningen gehaald. In deze 26 weken zit tweemaal een wettelijk voorgeschreven periode van zes weken voor ter inzagelegging. Wel wordt, meestal voordat er een definitieve aanvraag ingediend wordt, eerst aan ons een conceptaanvraag voorgelegd met het verzoek aan ons deze te beoordelen. Naar aanleiding van onze opmerkingen in conceptfase wordt de definitieve aanvraag aangepast en bij ons ingediend. Onze ervaring is dat wanneer de conceptfase wordt overgeslagen, de kwaliteit van de aanvraag vaak onvoldoende is en alsnog aanvullende gegevens moeten worden gevraagd om een zorgvuldige belangenafweging mogelijk te kunnen maken. Om de procedure zo snel mogelijk te laten doorgaan, is het voor zowel de aanvrager als voor ons van belang dat er in een vroegtijdig stadium contact is over de in te dienen aanvraag. 8. In hoeverre houden GS rekening met reeds verleende vergunningen die mogelijk hinder kunnen ondervinden van nieuwe KWO-vergunningaanvragen? Indien KWO-systemen te dicht bij elkaar komen, kan er interference optreden doordat de warmtebron van het ene systeem de koudebron van een volgend systeem raakt. In dat geval kunnen beide systemen noch als koude-, noch als warmtebron dienen. Daarom zet het beleid bij te verwachte - ruimtelijke - ontwikkelingen in op clustering indien KWO-systemen in elkaars nabijheid zijn. Zo is er in samenwerking met de gemeente Gouda voor de Goudse Poort en de Spoorzone een masterplan voor KWO opgesteld. Deze masterplannen zijn vervolgens gekoppeld aan het bestemmingsplan. Daarnaast wordt momenteel een masterplan KWO voor Zuidplaspolder-Noord opgesteld. Andere ondergrondse gebruiksdoelen die mogelijk kunnen interfereren met KWO zijn: - ondergronds bouwen; - hemelwateropslag; - gietwaterontrekking en - bestaande grondwaterverontreinigingen systemen voor sanering daarvan. Dat zijn redenen waarom in het grondwaterplan is opgenomen dat KWO in stedelijke- en glastuinbouwgebieden in principe in het 2 e WVP of lagere pakketten mag worden toegepast. Op dit moment is een maximum temperatuur, gesteld op maximaal 30 C, verbonden aan het opslaan van warmte in de bodem. Het bedrijfsleven heeft dringend behoefte om water met een hogere temperatuur op te slaan in de bodem, dit om efficiënter gebruik te maken van de warmte die in bepaalde tijden van het jaar beschikbaar is. 9. Wat is de reden van onze provincie om een maximum van 30 C te hanteren voor opslag in de bodem?
Pagina 4/5 Zoals vermeld in het 'Grondwaterplan Zuid-Holland 2007-2013' mag warmteopslag geen onaanvaardbare (micro)biologische of chemische gevolgen hebben. Bij welke temperatuur er negatieve effecten op de bodem en het grondwater optreden, is vooralsnog niet duidelijk. Uit de monitoringsgegevens van bestaande KWO-systemen blijkt dat een infiltratietemperatuur tot maximaal 30 C na genoeg geen invloed heeft op chemische processen of microbiologische activiteit. Bij de vergunningverlening voor KWO-systemen geldt daarom in principe 30 C als maxim um infiltratietemperatuur gehanteerd. Voor de andere provincies ligt dit maximum overigens op 25 C. Dit is ook een grens die voor lozing van (koel-)water in het oppervlaktewater wordt gehanteerd. 10. In hoeverre zijn GS bereid om dit maximum te verhogen naar bijvoorbeeld 40 of 50 C? In het 'Grondwaterplan Zuid-Holland 2007-2013' is aangegeven dat hogere temperatuuropslag kan leiden tot hogere energiebesparingen. Hierdoor is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in de effecten op bodem en grondwater. In het 'Grondwaterplan Zuid- Holland 2007-2013' is ruimte opgenomen voor enkele pilotprojecten voor hogere temperatuurssystemen. Voor deze systemen is uitgebreide monitoring van temperaturen, energiebalans, concentratie en microbiologische activiteit vereist. 11. In hoeverre kunnen GS de innovatieve oplossingen, die de tuinbouw in Zuid-Holland zoekt om over te schakelen naar een nog duurzamere bedrijfstak, ondersteunen en welke inzet willen GS daarvoor plegen? De innovatieve oplossingen die de tuinbouw zoekt, sluiten aan op het programma duurzame warmte van de provincie, gericht op het totstandbrengen van een transitie van gas naar verschillende warmteopties, waaronder Geothermie en KWO. Hiertoe wordt een strategie ontwikkeld in samenwerking met nadere overheden en private partijen, gericht op stedelijke- en glastuinbouwgebieden. Verder is de provincie opdrachtgever voor de uitwerking van (voorbeeld)projecten, voor glastuinbouw momenteel met name Zuidplaspolder-Noord en Vierpolders, en ondersteunt de provincie projecten, waarbij gemeenten het voortouw hebben. Daarnaast hebben wij in het Actiepogramma Greenports Zuid-Holland en ook in het concept-waterplan aangegeven wat wij willen doen om de Zuid-Hollandse greenports te verduurzamen. Duurzaamheid wordt breed opgevat, waarbij onder andere naar aspecten als energie, water, licht, transport, economie en planologie wordt gekeken. Naast het beleidsmatig sturen op duurzaamheid wordt de toepassing van innovatieve technieken middels pilots gestimuleerd. Voor water lopen pilots gericht op waterketensluiting in de Overbuurtse Polder en de Zuidplaspolder (deels gefinancierd vanuit het provinciale Programma Innovatie en Duurzaamheid). De provincie heeft deze projecten opgezet of is daar nog mee bezig en draagt ook financieel bij. De resultaten van deze projecten zullen ook binnen de sector breed gecommuniceerd worden. Op dit moment is KWO in de eerste watervoerende laag in de bodem niet toegestaan. In onder andere het Westland zijn de tweede en derde watervoerende laag vaak onvoldoende geschikt.
Pagina 5/5 12. In hoeverre zijn GS bereid om de eerste watervoerende laag voor KWO beschikbaar te stellen? Het eerste watervoerende pakket (wvp) is in principe inderdaad niet beschikbaar voor KWO in glastuin- en stedelijke gebied. Bij hoge uitzondering wordt soms toch vergunning verleend voor een KWO-systeem in het eerste watervoerende pakket. Zo is vorig jaar een KWO-systeem vergund in het eerste watervoerende pakket voor een Hogeschool in Maasland waarvoor goed onderbouwd kon worden dat er geen interferentie met andere ondergrondse gebruiksfuncties te verwachten waren. Op grond van het huidige beleid zal dit echter meer uitzondering dan regel zijn. Over de geschiktheid van het tweede watervoerende pakket voor toepassing van KWO bereiken ons tegenstrijdige berichten. Het is mogelijk dat het pakket niet overal (even) geschikt is, waardoor de rendementen van KWO lokaal kunnen verschillen. De vraag of en onder welke voorwaarden het eerste watervoerende pakket vrijgegeven kan worden voor KWO ten koste van gietwateropslag (essentieel voor een duurzame waterketen in de glastuinbouw) is een prioriteringsvraagstuk. Energie en water zijn beide belangrijke duurzaamheidsaspecten voor de glastuinbouw en het vrijgeven van het eerste watervoerende pakket voor KWO kan ten koste gaan van het realiseren van een duurzame waterkringloop binnen de glastuinbouw. Indien uit onderzoeken blijkt dat de ruimtelijke reservering niet (meer) nodig is, omdat de bedachte gebruiksfuncties (zoals gietwateropslag) niet mogelijk zijn, kan overwogen worden op het eerste watervoerende pakket vrij te geven voor KWO. In de beantwoordeling van vraag 4 hebben wij aangegeven dat wij werken aan een integraal afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik. De afweging tussen het toepassen van KWO en de reservering voor gietwateropslag maakt daar onderdeel vanuit. Op grond van het afwegingskader kan het beleid mogelijk worden aangepast. Nu wordt uitvoering gegeven aan het staande beleid; dit geeft slechts bij hoge uitzondering ruimte voor KWO in het eerste watervoerende pakket. Den Haag, 17 februari 2009 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, M.H.J. van Wieringen-Wagenaar J. Franssen