Overnachtingsplaatsen langs de Maasroute. Datum januari 2010 Status definitief

Vergelijkbare documenten
Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs de Waal oktober 2006

Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Ligplaatsen Waal. een vooruitblik naar mei 2007

Kwalitatieve beoordeling ligplaatsen op de vaarweg Amsterdam-Lemmer

Prognose van de behoefte aan ligplaatsen op de vaarweg Amsterdam-Lemmer

Objectbeschrijving sluiscomplex Heumen (Pepijn van Aubel, november 2016)

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam D 0338

Objectbeschrijving sluiscomplex Weurt (Pepijn van Aubel, november 2016)

Overnachtingshaven Lobith

Overeenkomst inzake bedieningsniveau sluizen en bruggen Maasroute Overeenkomst inzake bedieningsniveau sluizen en bruggen Maasroute

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. stikstofdepositie

Beleidsregels voor nautische. vergunningen. Datum 30 september Ons kenmerk /BBV

Notitie. : Vechtbrug in de N-236 te Weesp

Maas, Lateraalkanaal en Julianakanaal

Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Besluit: De concept-beleidsregels voor nautische vergunningen vast te stellen;

: Industriehaven Genemuiden : Nautische toets Industriehaven Genemuiden Ons kenmerk : LW-AF , versie 3 Datum : 13 juli 2012

De Willemsroute. Het verleidelijke alternatief. Vaarverslag naar Maastricht via het kanaal Wessem-Nederweert en de Belgische Zuid-Willemsvaart

Draaiboek. Nautisch Serious Rescue december Nederland Versie: 15 december 2015 werkgroep Serious Rescue Status: V0

Betreft: Onderhoud Maascorridor en Logistiek

BESLUIT van GEDEPUTEERDE STATEN van FRYSLÂN van 28 augustus 2012, kenmerk , afdeling Nautische Zaken, betreffende

Veilig het water op! Vaarregels recreatie- en beroepsvaart. Algemeen. hoofdvaargeul varen.

Veilig varen doen we samen

Veilig varen op de Gouwe

Amsterdam Rijn Kanaal

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

Watertruck Evaluatie Industrieel modelproject in ZO-Brabant

14 NEt Pdjkswaterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gemeente Gouda Afdeling Gebiedsontwikkeling Postbus BB Gouda 2~ouda

Borgharen maakt kennis met ontwerp nieuwe sluis Grote opkomst bijeenkomst nieuwe sluis Limmel

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Samen door de bocht(en) Editie

Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer bij het Rijk zijnde vaarwegen en op andere met name genoemde vaarwegen

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

DE MAAS (in Belgie)

Veilig varen doen we samen


NOTITIE. 1 Inleiding. Onderwerp : Bepaling ligplaatslengte Referentie : VNZT N Datum : 20 maart 2015 : W. van den Bos/F.

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Afmeervoorziening Cruiseschepen IJmuiden

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Rectificatie Bijlage 13 van het Binnenvaartpolitiereglement betreffende verkeerde voetnoten diepgang

De exacte grootte en situering van de ligplaatszones is op bijgevoegde kaarten aangegeven.

Overnachtingsplaatsen Merwedes

1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014

STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK. Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie

Om tot een weloverwogen ligplaatsenbeleid te kunnen komen is het gewenst dat een ligplaatsenbeleidsplan wordt vastgesteld.

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 juni 2013


3 Witteveen & Bos Provincie Noord-Brabant

knooppunten Maas en grote rivieren

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Leiden Ringweg Oost. Bouwfasering Sumatrabrug. Movares Nederland B.V. ing. R. van der Vlies Kenmerk TW-VDV Versie 1.0

BEKENDMAKING AAN DE SCHEEPVAART IJmond Noordzeekanaalgebied Centraal Nautisch Beheer

Bestemmingsplan Kern Roosteren. Teksten t.b.v. verantwoording groepsrisico

Actualisatie gegevens recreatievaart Bypass Kampen

Waterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 10:00 locale tijd. Kleurcode GEEL

GEMEENTE GRAVE. Ontwerp Beeldkwaliteitsplan Ligplaats woonboot Nieuwe Haven Grave

Het ROEIEN en de vaarregels

Datum 27 september Verkeersbesluit. Versie vastgesteld door dagelijks bestuur 30 augustus 2016 AGV-1

VERORDENING HAVENGELDEN 2016

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 juni L. Gelissen

(Rest)capaciteit Sluizen Maas & Brabantse Kanalen

AIS en management. Martie van der Vlist(Goudappel/DAT.Mobility) Mmv Ellen van der Knaap (Provincie Zuid-Holland)

besluit VERZONDEN t APR. 2Ü15 Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu RWS-2015/14363

Traject Toegelaten afmetingen Verplicht lengte breedte diepgang varen uit de oever op minstens. Albertkanaal

Raadsvoorstel 78J. Gemeenteraad. Vergadering 3 november Onderwerp : Verordening Scheepvaartrechten Helmond 2017

VERORDENING HAVENGELDEN 2017

RAPPORT VAN EXPERTISE

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

Deelrapport verkeer en vervoer Aanvulling

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. externe veiligheid

Reglementen. Ivar ONRUST

Bijeenkomst buurtraad Borgharen, 8 januari 2015 Presentatie plannen nieuwe keersluis Limmel

Besluit Aanwijzing Operationele Ruimte

Waterbericht Maas. Hoogwaterbericht nummer H Uitgegeven om: 10:00 locale tijd. Kleurcode GEEL

(Ontwerp-)Tracébesluit. Inhoud. Voorkeursvariant Ontwerptracébesluit Doelstelling Milieueffecten Vervolgstappen

Faradaystraat 2a Postbus DB Zwolle T: F:

CVDR. Nr. CVDR608633_1

A. Verbodstekens A.1 In-, uit- of doorvaren verboden (algemeen teken)

Verruiming Julianakanaal

Bijlage 5k: De organisatie en beheersobjecten van de (directie) Limburg van Rijkswaterstaat van begin 19e eeuw tot 1 april 2013

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Havenreglement Maxima-centrale

Besluit Aanwijzing Operationele Ruimte

PROVINCIAAL BLAD. vast te stellen het hierna volgende Ligplaatsenbesluit provinciale vaarwegen 2016.

Hierbij dient te worden bedacht dat er een zekere wisselwerking is tussen deze twee onderwerpen.

Besluit Aanwijzing Operationele Ruimte

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

Signalisatie Scheepvaart op Albertkanaal

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal.

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

VERBETERLIJST. Kanaal Gent - Terneuzen Editie / december 2017

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Verordening op de heffing en de invordering van havengelden 2019

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

BICS Instructiekaart E-MELDPLICHT MET BICS E-MELDPLICHT met BICS Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat. Instructies Melden met BICS

Transcriptie:

3 Overnachtingsplaatsen langs de Maasroute Datum januari 2010 Status definitief

Datum januari 2010 Status definitief

Inhoud 1 Samenvatting 5 2 Projectidentificatie 7 2.1 Opdracht 7 2.2 Vigerend beleid 7 2.3 Definities 8 2.4 Leeswijzer 10 3 Areaalbeschrijving 11 3.1 De vaarweg 11 3.2 Overnachtingsplaatsen 13 4 Relevante ontwikkelingen 24 4.1 Maaswerken 24 4.2 Vlootontwikkeling 24 4.3 Verkeer en vervoer 25 4.4 Vervoersprognose 26 4.5 Recreatievaart 28 4.6 Invloed ontwikkelingen 29 5 Kwalitatieve en kwantitatieve eisen 30 5.1 Kwalitatieve eisen 30 5.2 Kwantitatieve eisen 31 5.3 Wensen gebruikers 32 6 Toetsing aan kwaliteitseisen 33 6.1 Spreiding overnachtings- en kegelligplaatsen 33 6.2 Spreiding autoafzetplaatsen 33 6.3 Ligging buiten vaargeul 33 6.4 Afloopvoorzieningen 33 6.5 Bolders en trappen 34 6.6 Sociale veiligheid 34 Pagina 3 van 40

6.7 Walstroom 34 6.8 Afvalverwijdering 34 7 Kwantitatieve toetsing 35 7.1 Uitgevoerde tellingen 35 7.2 Getelde kegelschepen 38 7.3 Berekening ligplaatsbehoefte 38 Pagina 4 van 40

1 Samenvatting Bij Rijkswaterstaat Limburg bestaat het vermoeden, dat de overnachtingsplaatsen langs de Maasroute hier en daar niet in orde, dan wel onvoldoende zijn. Daarom is de Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) gevraagd te bestuderen hoe groot is de toekomstige ligplaatsbehoefte is langs de Maasroute is en welke uitbreidingen en kwalitatieve verbeteringen wenselijk zijn. In het kader van het onderzoek zijn in september en oktober 2009 tellingen van het aantal overnachtende binnenschepen op een twintigtal locaties uitgevoerd. De resultaten van de tellingen vormen de basis van het kwantitatieve deel van dit rapport. Het onderzoeksgebied betreft de Maasroute van de Belgische grens tot Heusden, inclusief het Julianakanaal en het Maas-Waalkanaal. Onderzoek en rapport richten zich op de faciliteiten, die bij Rijkswaterstaat in eigendom en beheer zijn. In tabel 1 (pag. 20) is hiervan een overzicht gegeven. Voor de behoefte aan ligplaatsen is een aantal ontwikkelingen relevant. De Maaswerken maken de vaarweg geschikt voor schepen van klasse Vb. Dit zal ongetwijfeld een stimulans zijn voor verdere groei van de gemiddelde scheepsgrootte, een trend die de afgelopen decennia duidelijk waarneembaar was. Door de groei van de scheepsgrootte is het aantal schepen gedaald, ondanks het na 1995 explosief toegenomen vervoer van containers. Toch is het vervoer over de Maas licht gegroeid en wijzen prognoses op verdere groei. Het aantal sluispassages van recreatievaart fluctueert sterk. Er is geen sprake van toename, eerder van een geringe daling van het aantal passanten. De vaarwegbeheerder is er aan gehouden voldoende overnachtingsplaatsen beschikbaar te stellen om het schippers mogelijk te maken te voldoen aan de wettelijk voorgeschreven rusttijden. De concretisering van deze primaire criteria volgt uit de Richtlijnen Vaarwegen 2005 en gebruikerswensen, die uit onder meer een gebruikerstevredenheidsonderzoek naar voren komen. Toetsing aan de kwalitatieve eisen leidt tot de volgende bevindingen: de spreiding van overnachtingsplaatsen, kegelligplaatsen en autoafzetplaatsen langs de Maasroute is adequaat alle overnachtingsplaatsen liggen voldoende buiten de vaargeul, met uitzondering van de Bunkerhaven in Maasbracht bij 3-breed afmeren; het instellen van een maximum afmeerbreedte biedt een afdoende oplossing over het algemeen zijn adequate afloopvoorzieningen aanwezig, met uitzondering van de Bosscheveldsluis en de sluizen te Heumen, Weurt en St. Andries; men kan daar van de remmingwerken gebruik maken om iemand aan wal te zetten en extra voorzieningen zijn niet zonder meer nodig aan de westzijde van de Bunkerhaven te Maasbracht liggen de schepen tegen een steenglooiing; het is aan te bevelen hier betere faciliteiten te scheppen Pagina 5 van 40

met uitzondering van de Oude Haven in Maasbracht ontbreekt walstroom en vrijwel nergens kan de schipper huishoudelijk afval afgeven; deze punten verdienen meer aandacht van de vaarwegbeheerder Als kwantitatieve eis hanteert Rijkswaterstaat de zogeheten 95% percentiel. Het wordt dus acceptabel geacht wanneer de ligplaatsen in 5% van de nachten een hogere bezetting hebben en schepen bijvoorbeeld 3-breed in plaats van 2-breed moeten liggen. Aan de hand van de uitkomsten van de tellingen, de groei van de scheepsgrootte en de prognose van het goederenvervoer is berekend wat de toekomstige behoefte aan overnachtingsplaatsen is. Nu en in de toekomst is een tekort aan overnachtingsplaatsen bij de sluizen te: Belfeld Sambeek Weurt Grave Lith Uitgangspunt is dat schepen niet overnachten op wachtplaatsen bij sluizen. Dat komt thans regelmatig voor. Het is aan de vaarwegbeheerder te bepalen of dit hinderlijk is voor de vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer en zo ja, op welke wijze aanvullende voorzieningen te realiseren zijn. Is het overnachten op de wachtplaatsen niet bezwaarlijk, bijvoorbeeld omdat een sluiskolk s nachts buiten bedrijf is, dan is het ter voorkoming van misverstanden en discussie beter dit gedogen te formaliseren. Anderzijds liggen schepen soms langer dan het in de regel gehanteerde maximum van 3 x 24 uur op een overnachtingsplaats. Dit is vooral te zien in de havens te Maasbracht. Door handhaving is een tekort aan overnachtingsplaatsen tegen te gaan. Samenvattend, beveelt de Dienst Verkeer en Scheepvaart aan: 1. plaatsing van palen en/of steigers aan de westzijde van de Bunkerhaven te Maasbracht 2. formaliseren dan wel verbieden van overnachten op de wachtplaatsen bij de sluizen 3. flexibel gebruik van kegelligplaatsen mogelijk maken, voor zover niet al gerealiseerd 4. aanleg van aanvullende voorzieningen voor overnachten bij de sluizen Belfeld, Sambeek, Weurt, Grave en Lith 5. aanbrengen van voorzieningen voor walstroom en afgifte van huishoudelijk afval Pagina 6 van 40

2 Projectidentificatie 2.1 Opdracht Op 1 januari 1995 is de wet Vaartijden en Bemanningssterkte Binnenvaart (WVBB) van kracht geworden. De bepalingen van de wet zijn per 1 juli 2009 opgenomen in de nieuwe Binnenvaartwet. Doel van de wet is bevordering van de veiligheid door voorkoming van overmatig lange werktijden. De wet legt daartoe een relatie tussen de maximale vaartijd en de bemanningssterkte van een binnenschip. Nadat de maximale vaartijd is volgemaakt, moet de schipper verplicht zijn schip stilleggen om te rusten, wat doorgaans betekent: overnachten. Langs de vaarweg moeten voldoende faciliteiten zijn om zulks mogelijk te maken. De schipperij heeft bij monde van de Koninklijke Schippersvereniging Schuttevaer herhaaldelijk aandacht gevraagd voor een naar hun mening bestaand gebrek aan ligplaatsen langs de Nederlandse hoofdvaarwegen. Die klacht geldt ook voor de Maasroute. In het kader van het project Momaro zijn wacht- en opstelplaatsen bij een aantal sluiscomplexen verbeterd. Daarmee zijn de schepen beter in staat af te meren als ze op een schutting moeten wachten en makkelijker de sluizen binnen te varen. In het project Momaro is de behoefte aan de overnachtingsplaatsen evenwel niet beschouwd. Bij Rijkswaterstaat Limburg bestaat het vermoeden, dat de overnachtingsplaatsen langs de Maasroute hier en daar niet in orde, dan wel onvoldoende zijn. Daarom is de Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) gevraagd te bestuderen hoe groot is de toekomstige ligplaatsbehoefte is langs de Maas tussen de Belgische grens en Heusden en welke uitbreiding van het aantal ligplaatsen op welke locaties wenselijk is, gesplitst naar gewone overnachtingsplaatsen, kegelligplaatsen en autoafzetplaatsen. In het kader van het onderzoek zijn in september en oktober 2009 tellingen van het aantal overnachtende binnenschepen op een twintigtal locaties uitgevoerd. De resultaten van de tellingen vormen de basis van het kwantitatieve deel van het onderzoek. 2.2 Vigerend beleid In de jaren tachtig van de vorige eeuw bleek dat het aantal ongevallen op de vaarweg Rotterdam-Duitsland, waarbij ankerliggers betrokken raakten, naar verhouding bovenproportioneel hoog was. Bovendien leidden aanvaringen met geankerde schepen tot relatief veel slachtoffers en zware materiële schade. Dit was aanleiding om in de eerste Vaarwegnota een beleid te formuleren waarbij overnachtende schepen op de grote rivieren naar speciale overnachtingshavens werden verwezen onder gelijktijdige vermindering van het aantal ankerplaatsen. In een brief aan de Kamer met begeleidende notitie van de toenmalige Dienst Verkeerskunde van Rijkswaterstaat gaf de minister in Pagina 7 van 40

1985 een nader uitwerking aan het beleid ter zake: Het is derhalve noodzakelijk door middel van overnachtingshavens een veilig alternatief te bieden voor het overnachten op daarvoor niet geschikte riviervakken. Als onderlinge afstand tussen overnachtingsplaatsen noemde de notitie een norm van circa 2 uur varen, derhalve 30 km. Deze norm is overgenomen in de Richtlijnen Vaarwegen. Daarenboven is op 1 januari 1995 de wet Vaartijden en Bemanningssterkte Binnenvaart (WVBB) ingevoerd, nu deel van de Binnenvaartwet. Een schip kan afhankelijk van de bemanningssterkte op drie wijzen geëxploiteerd worden: A1: vaart gedurende 14 uren per dag (dagvaart) met een aaneengesloten rusttijd tussen 22.00 en 6.00 uur A2: vaart gedurende 18 uren per dag (semi-continuvaart) met een aaneengesloten rusttijd tussen 23.00 en 5.00 uur B: vaart gedurende 24 uur per dag (continuvaart) De KSV Schuttevaer heeft bij herhaling gewezen op een naar hun mening bestaand gebrek aan ligplaatsen langs de Nederlandse hoofdvaarwegen. Het gaat daarbij in het bijzonder om ligplaatsen voor overnachten. Een medio 2009 uitgevoerd grootschalig gebruikerstevredenheidsonderzoek bevestigt de klachten: onvoldoende wacht- en overnachtingsplaatsen staat in de top-5 van ontevredenheid. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat kent en erkent het belang van voldoende overnachtingsplaatsen. In de Nota Mobiliteit (2004) is als maatregel aangegeven: het selectief uitbreiden van de capaciteit voor ligplaatsen om te kunnen blijven voldoen aan internationale wet- en regelgeving op het gebied van vaar- en rusttijden. Dit beleid geldt voor alle hoofdvaarwegen, dus ook de Maasroute. Medio 2009 heeft DGLM de Dienst Verkeer en Scheepvaart opgedragen het beleid ten aanzien van overnachtingshavens opnieuw en scherper te formuleren, met medeneming van nieuwe ontwikkelingen en inzichten ter zake. Het rapport ter zake zal naar verwachting in de loop van 2010 verschijnen. 2.3 Definities Er bestaan allerlei soorten ligplaatsen en dat leidt gemakkelijk tot spraakverwarring. In het kader van deze studie zijn de volgende definities en begrippen gehanteerd, merendeels afkomstig uit de Richtlijnen Vaarwegen 2005. ligplaats Elke gelegenheid om met een schip te liggen. wachtplaats Gelegenheid om een schip gedurende korte tijd af te meren in afwachting van een schutting, brugopening, laden of lossen. De wachtplaats is niet bedoeld om op te overnachten. Dit is in het Binnenvaartpolitiereglement vastgelegd. Pagina 8 van 40

opstelplaats Afmeerplaats bij een sluis, waarin schepen zich moeten opstellen om met de eerstvolgende schutting mee te kunnen. De opstelruimte is niet bedoeld om op te overnachten. kegelligplaats Speciale ligplaats voor schepen, die door het verplicht voeren van 1, 2 of 3 blauwe kegels ( s nachts: blauwe seinlichten) aangeven gevaarlijke lading te vervoeren. Andere schepen moeten een bepaalde afstand tot de kegelligplaats bewaren. Ook wel gevaarlijke stoffen ligplaats genoemd. overnachtingsplaats Ligplaats, die de scheepvaart gelegenheid tot overnachten biedt. Dergelijke ligplaatsen of havens zijn niet bedoeld voor goederenoverslag of langdurig verblijf. In de regel geldt een maximum van 3 x 24 uur. Meestal zijn additionele faciliteiten beschikbaar. ankerplaats Ligplaats, waar schepen ten anker kunnen komen. Spudpalen gelden reglementair gezien ook als ankers. Bij een ankerplaats ontbreken afloopvoorzieningen en andere faciliteiten. autoafzetplaats Ligplaats, die uitsluitend bedoeld is om de auto aan of van boord te zetten. Het schip mag in de regel niet langer dan 3 uur gebruik blijven liggen op de autoafzetplaats. loswal Parallel aan de vaarwegas gelegen afmeergelegenheid, bestemd voor de overslag van goederen uit of in een schip. insteekhaven Onder een hoek met de vaarwegas gelegen afmeergelegenheid, bestemd voor de overslag van goederen uit of in een schip. passantenhaven Haven waar toerende recreatievaartuigen voor korte tijd kunnen overnachten en verblijven. remmingwerk Constructie bedoeld voor het afmeren en/of het geleiden van schepen. afloopvoorziening Voorziening om vanaf het gemeerde schip de vaste wal te bereiken. Pagina 9 van 40

2.4 Leeswijzer Dit rapport begint met een beschrijving van het areaal, voor zover in beheer bij Rijkswaterstaat, en de daarin voorkomende ligplaatsen, die geschikt zijn voor overnachten. Aan het eind van het hoofdstuk is een overzichtstabel opgenomen. Hoofdstuk 4 beschrijft een aantal relevante ontwikkelingen, zoals de Maaswerken, de groei van de gemiddelde scheepsgrootte, vervoersprognoses voor beroeps- en recreatievaart om te eindigen met een paragraaf, waarin de consequenties van die ontwikkelingen zijn vertaald naar aantal scheepspassages in 2020 en 2030. Het daaropvolgende hoofdstuk 5 behandelt de kwalitatieve en kwantitatieve eisen, welke in verband staan met overnachtingsplaatsen. De eerste zijn merendeels ontleend aan de Richtlijnen Vaarwegen. De toetsing aan de kwalitatieve eisen is in hoofdstuk 6 te vinden, waarop hoofdstuk 7 aansluit met een kwantitatieve toetsing. De in september en oktober 2009 uitgevoerde tellingen vormen hiervoor de basis. Pagina 10 van 40

3 Areaalbeschrijving 3.1 De vaarweg Het onderzoeksgebied betreft de Maasroute van de Belgische grens tot Heusden, waar de Maas overgaat in Bergsche Maas, inclusief het Julianakanaal en het Maas- Waalkanaal (figuur 1). Dat wil zeggen dat ook de oost-west tak van de Maas met de sluizen Grave, Lith en Sint Andries tot het areaal behoort. Onderzoek en rapport richten zich op de faciliteiten, die bij Rijkswaterstaat in eigendom en beheer zijn. De Maas komt bij Eijsden het land binnen, de scheepvaart echter via het Albertkanaal en de enkele kilometers van Eijsden gelegen sluizen van Ternaaien (Lanaye), zoals schematisch is weergegeven in figuur 1 op de volgende pagina. Het traject van hier tot het punt waar de Maas overgaat in Bergsche Maas is 192 km lang, waarvan 33 km voor rekening van het Julianakanaal komt. De parallel aan het Julianakanaal lopende Grensmaas is niet bevaarbaar. Tussen Linne en Roermond is een lateraalkanaal aangelegd, hoewel de beroepsvaart meestal de Maas kiest. De aftakkingen Maas- Waalkanaal en Kanaal van Sint Andries, die beide toegang geven naar de Waal, zijn gerekend tot het hart van de sluizen 12 km resp. 1 km lang. Het bij Maasbracht aantakkende Kanaal Wessem-Nederweert rekent men niet tot de Maasroute. Het beschouwde areaal bestaat dus uit 205 km vaarweg, waarin elf Nederlandse en een Belgische sluis liggen. Tussen de sluizen van Ternaaien en Limmel heeft de Maas het karakter van een gestuwde rivier. De keersluizen te Limmel staan doorgaans open. Het peil op het Julianakanaal fluctueert daardoor in geringe mate. Tussen Maasbracht en Lith is de Maas wederom een gestuwde rivier. Beneden de sluis van Lith is de Maas een vrijstromende rivier met gering verval. Het Maas-Waalkanaal staat aan de zuidzijde in open verbinding met de Maas. Alleen bij extreem hoge waterstanden gaat de keersluis te Heumen dicht. De sluis van Weurt bij Nijmegen brengt de Maasroute in verbinding met de Waal. Grote schepen kiezen doorgaans voor deze route. De Maasroute heeft de status van hoofdvaarweg en laat schepen van tenminste CEMT-klasse Va toe. De maximaal toegelaten afmetingen variëren over de lengte van de route. De grootste scheepslengte bedraagt 137,7 m tot 193,0 m benedenstrooms van de sluis Lith. De scheepsbreedte loopt uiteen van 14,0 m naar 17,5 m, de maximale diepgang van 3,0 m naar 4,0 m. De bruggen over de Maasroute zijn vast. Tot Born kunnen schepen met vier lagen containers varen, naar verder gelegen bestemmingen is drie lagen het maximaal haalbare. Containerterminals bevinden zich in s Hertogenbosch, Oss, Wanssum en Born. Langs de Maas liggen tal van afgesneden riviertakken en zandwinningsplassen, waardoor druk bezochte watersportgebieden zijn ontstaan. Pagina 11 van 40

Waal Waal St. Andries Kanaal St. Andries 9 km CT CT Heusden 26 km Lith 26 km Grave Maas Weurt Maas-Waalkanaal Heumen 26 km Sambeek Maas 46 km CT = sluis CT = containerterminal Maas Heel/Linne Belfeld 23 km Roermond Lateraalkanaal 5 km Maasbracht 13 km Julianakanaal Born CT Albertkanaal Maas 20 km Limmel (keersluis) 7 km Ternaaien Figuur 1: Schema van de Maasroute Luik CT Pagina 12 van 40

3.2 Overnachtingsplaatsen Langs de Maasroute kunnen binnenschepen bij of in tal van havens, terminals en sluizen afmeren. Een gedeelte van deze faciliteiten leent zich voor overnachten. De voornaamste, puur voor overnachten bestemde Rijkswaterstaatsligplaatsen langs de Maasroute zijn de volgende: sluis Ternaaien De sluis ligt op Belgisch gebied, maar is als begin van de Nederlandse Maasroute waard te beschouwen. In de noordelijke voorhaven is een lange betonnen wand met zowel wacht- als overnachtingsplaatsen. Voor de laatste is circa 1000 m beschikbaar. Langs de wand staan zware bolders en zijn trappen en verlichting aangebracht. Kegelligplaatsen en andere voorzieningen ontbreken. In de voorhaven aan Belgische zijde bestaat de mogelijkheid de auto aan wal te zetten of aan boord te nemen. haven St. Pieter De Haven St. Pieter ligt op 3 km van Ternaaien aan de linkeroever van de Maas (kmr. 3,2) 1 en is in beheer bij Rijkswaterstaat. Een deel van de haven is ingericht als jachthaven. Langs de St. Pietersweg zijn ligplaatsen voor de beroepsvaart aan zware betonnen dukdalven met afloopvoorzieningen. Er is (straat)verlichting aanwezig. De haven wordt weinig gebruikt door de beroepsvaart vanwege de aanwezige ondiepten. kaden Maastricht Tussen de Wilhelminabrug (kmr. 4,7) en de Noorderbrug (kmr. 5,6), in het centrum van Maastricht, liggen ter weerszijden van de rivier kaden: de Wilhelminakade (linkeroever) en de Griend (rechteroever). Aan de Wilhelminakade is een aantal vaste ligplaatsen voor rondvaartboten, bunkerschepen en dergelijke. Er is 200 m kade beschikbaar voor overnachtende binnenschepen. Het is hier mogelijk de auto van boord te zetten. sluis Bosscheveld De sluis Bosscheveld (kmr. 5,7) geeft toegang tot de Zuid-Willemsvaart. De voorhavens van deze sluis beschikken over overnachtingsgelegenheid op 4 resp. 6 betonnen dukdalven. Er is evenwel geen mogelijkheid aan wal te gaan en verlichting of andere voorzieningen ontbreken, waardoor deze plaatsen niet bijzonder geliefd zijn. kade Urmond Op 100 m ten zuiden van de brug te Urmond (kmr. 21,9), nabij Stein, bevindt zich aan de rechteroever van het Julianakanaal een 150 m lange kade, in beheer bij Rijkswaterstaat, die voor liggen of overnachten te gebruiken is. De nabij gelegen haven Stein is echter meer populair. 1 De kilometrering is conform het bestand Vaarwegen in Nederland (ViN) Pagina 13 van 40

palenrij Born sluis Born De sluis Born ligt halverwege het Julianakanaal op kmr. 25,4. Het gaat om een driedubbele sluis met voorhavens aan noord- en zuidzijde. In de zuidelijke voorhaven zijn aan de westzijde over een lengte van circa 400 m betonnen dukdalven met afloopvoorzieningen voor overnachtende schepen aanwezig. Deze zijn van voldoende kwaliteit. Een gedeelte van de palenrij is als deurenbergplaats ingericht. Aan de oostzijde is een modern drijvend steiger voor kegelschepen. Langs de ligplaatsen staan straatlantaarns. Overige voorzieningen ontbreken. In de noordelijke voorhaven staan aan de westzijde eveneens betonnen palen met afloopvoorzieningen. In het verlengde hiervan ligt een steiger voor kegelschepen. Voor de noordelijke voorhaven gelden dezelfde condities als voor de zuidelijke voorhaven. Berghaven Grevenbicht Aan de linkeroever, op ongeveer een kilometer ten noorden van de sluis Born, is de Berghaven Grevenbicht gesitueerd, ook wel Berghaven Schipperskerk genoemd. In de haven staan drie steigers, waar overnachtende schepen of duwbakken kunnen liggen. Er is tevens een autoafzetplaats. loswal Echt De loswal Echt bevindt zich aan de rechteroever van het Julianakanaal op kmr. 36,0. In principe kan aan deze omstreeks 100 m lange kade overnacht worden. Door haalgolven van langsvarende schepen is de ligging onrustig en maakt de scheepvaart niet of nauwelijks gebruik van deze overnachtingsmogelijkheid. De loswal is niet in beheer van Rijkswaterstaat, maar wel meegenomen in de tellingen. Pagina 14 van 40

kegelsteiger sluis Maasbracht De driedubbele sluis te Maasbracht (kmr. 39,9) vormt de noordelijke uitgang van het Julianakanaal. In de zuidelijke voorhaven is aan de oostzijde bevindt zich een drijvend steiger met in het verlengde een ligplaats op palen met afloopvoorziening. Aan de westoever een vast steiger met plaats voor één kegelschip (foto). Er is verlichting aanwezig, andere voorzieningen ontbreken. De noordelijke voorhaven sluit aan op de Oude Haven van Maasbracht. Er is in de voorhaven nauwelijks plaats voor overnachtingsvoorzieningen. Alleen staat aan de oostzijde een steiger met twee palen, waarop schepen kunnen overnachten. Oude Haven Maasbracht Direct ten noorden van de sluis,ter hoogte van de bebouwde kom van Maasbracht is de Oude Haven gelegen. Er zijn veel schepen met Maasbracht als thuishaven, waardoor deze haven altijd goed gevuld is. Om deze schepen te faciliteren, zijn stroomkasten aangebracht. Voorzieningen voor vuilnisafgifte ontbreken echter. Aan de oost- en westzijde van de Oude Haven is circa 600 resp. 250 m aan ligplaatsen op steigers aanwezig. Afhankelijk van het aantal rijen, dat men naast elkaar ligt, is de capaciteit van de haven circa 30 schepen. Achterin de haven is een gedeelte, dat aan Domeinen behoort en waar voornamelijk woonschepen en kleine vaartuigen een vaste ligplaats hebben. stroomkast haven Maasbracht Pagina 15 van 40

bakkenhoek werkschip overnachtingsplaatsen kegelsteiger Industriehaven Bunkerhaven autosteiger overnachtingsplaatsen voorhaven noord Oude Haven Bunkerhaven Maasbracht Overnachten is ook mogelijk in de zogeheten Bunkerhaven, in feite de scheidingsdam tussen het verlengde van de voorhaven van de sluis en de Maas. In de bunkerhaven is een autoafzetplaats aanwezig en halverwege bevindt zich een steiger voor schepen met één kegel. Aan het noordelijke uiteinde is een ligplaats voor een vergunninghousluiscomplex Havens Maasbracht (Google Maps) Pagina 16 van 40

der, in dit geval een werkschip. Daarnaast bevindt zich de bakkenhoek, een plaats waar 12 duwbakken kunnen afmeren op een viertal boeien. De voor overnachters beschikbare oeverlengte van de Bunkerhaven tussen het autosteiger en het kegelsteiger enerzijds en tussen het kegelsteiger en het werkschip anderzijds is circa 500 m. Er zijn geen voorzieningen in de vorm van palen of steigers. Schepen liggen tegen de steenglooiing aan, hooguit twee breed. De capaciteit van de Bunkerhaven voor overnachters is daardoor niet meer dan 12 schepen. Geladen schepen maken geen gebruik van deze plaatsen, omdat zij gevoeliger zijn voor de zuiging van passerende vaart dan lege schepen de kans op schade aan de romp door stoten op de stenen te groot achten. sluis Heel Op circa 5 kilometer van de sluis Maasbracht is de sluis Heel gelegen (kmr. 45,3). Het gaat hier om een dubbelsluis, die toegang geeft tot een ca. 7,5 km lang lateraalkanaal, dat aan de noordzijde in open verbinding staat met de Maas. In de zuidelijke voorhaven staat aan de oostoever twee steigers. Op een bord is aangegeven, dat het kegelsteiger is te gebruiken door schepen met zowel één of twee kegels, na toestemming van de sluis. Aan de westelijke oever bevindt zich bovendien een rij palen met drie steigers. In de noordelijke voorhaven is aan de westzijde, in het verlengde van de wachtplaatsen van de sluis een rij palen met afloopvoorzieningen ter lengte van 265 m. flexibel gebruik kegelsteiger sluis Linne De sluis Linne ligt slechts 300 m ten oosten van de sluis Heel. Via deze sluis komt de scheepvaart op een bochtige, afgesneden Maastak, waaraan zich de haven van Roermond en enkele grote jachthavens bevinden. De sluis Linne is hoofdzakelijk bij recreatievaart in gebruik. De beroepsvaart kiest in de regel sluis Heel, behalve lange samenstellen. De kolk van de sluis Heel is namelijk met 142 m namelijk te kort voor schepen van klasse Vb. De kolk van Linne is met 265 m lengte wel toereikend. De deurenbergplaats van Linne wordt mede als autoafzetplaats gebruikt. Op de volgende pagina is de situatie van Heel/Linne in beeld gebracht. Pagina 17 van 40

sluis Heel sluis Linne 3 steigers steiger deurenbergplaats kegelsteiger stuw Zuidelijke voorhaven sluis Heel en sluis Linne (Google Maps) sluis Roermond De enkele sluis te Roermond brengt de schepen, die de route via de afgesneden Maastak kozen op de Maas ter hoogte van het eindpunt van het Lateraalkanaal. In de zuidelijke voorhaven zijn geen wachtplaatsen, wel een deurenbergplaats, die mede als autoafzetplaats wordt gebruikt en een circa 200 m rij losse palen met vier steigers naar de wal. Aan de noordzijde is een drijvend steiger voor recreatievaart. Eveneens een circa 200 m lange rij palen met vier steigers. Bovendien is hier een apart kegelsteiger aanwezig. sluis Belfeld De sluis Belfeld (kmr. 67,3) is ruim 20 km benedenstrooms van Heel gelegen. In de zuidelijke voorhaven zijn twee steigers ten behoeve van overnachten. De deurenbergplaats fungeert tevens als autoafzetplaats. Buiten de voorhaven, op de rivier, bevindt zich een steiger voor kegelschepen plus enkele losse palen. Ook in de noordelijke voorhaven bevinden zich twee steigers en een kegelsteiger. Pagina 18 van 40

Sambeek sluis Sambeek Pas 46 km na Belfeld is de volgende sluis met overnachtingsmogelijkheid: Sambeek (kmr. 112,5). De inrichting van de voorhavens lijkt op die van Belfeld. In de bovenstroomse, oostelijke voorhaven staan twee steigers voor overnachtende schepen (zie foto). Aan de noordoever van de Maas is een kegelsteiger plus drie losse palen. Ook hier fungeert de deurenbergplaats als autoafzetplaats. In de benedenstroomse voorhavens zijn drie drijvende steigers aanwezig, waarvan een voor kegelschepen. Iets noordelijker zijn langs de oostelijke Maasoever twee maal drie palen geplaatst. sluis Heumen De keersluis te Heumen (kmr. 131,3) vormt de toegang tot het Maas-Waalkanaal. Alleen bij hoge rivierstanden is de sluis in bedrijf. Aan de zuidzijde staan 8 losse, stalen palen en aan de noordzijde nog eens 12, waar schepen kunnen overnachten. Deze hebben geen afloopvoorziening, noch zijn er andere voorzieningen. sluis Weurt De sluis Weurt is op 10,4 km van de sluis Heumen gelegen aan de westzijde van Nijmegen en vormt de verbinding van het Maas-Waalkanaal met de Maas. De voorhaven aan de kanaalzijde sluit aan op de industriehavens van Nijmegen. In het verlengde van de remmingwerken aan de Oostkanaaldijk zijn over circa 200 m overnachtingsplaatsen op houten meerstoelen met slechts één afloopvoorziening aanwezig. Aan de westzijde van het kanaal staan zes losse palen voor duwbakken. Aan de voorzijde van de wachtplaatsen is de mogelijkheid een auto van boord te zetten. Pagina 19 van 40

kegelsteigers Waal damwand sluis Weurt r emmingwerk meerstoelen Industriehaven Situatie ter plaatse van sluis Weurt (Google Maps) In de voorhaven aan de zijde van de Waal bevindt zich aan de oostzijde een drijvend remmingwerk en aan de westzijde een damwand, beide in principe bestemd voor op schutting wachtende schepen. De damwand is voorzien van trappen met aan de bovenzijde handbeugels om het uitklimmen te vergemakkelijken. In het verlengde van de damwand zijn twee drijvende steigers voor kegelschepen. Wanneer zich geen schip met twee kegels aandient, laat het sluispersoneel ook schepen met één kegel toe op de ligplaats. Een gedeelte van de damwandkade is gereserveerd als autoafzetplaats. sluis Grave Sluis Grave (kmr. 140,9) ligt in de oost-westtak van de Maas. Aan de bovenstroomse zijde, in de invaart van de oude sluis, staan acht palen voor overnachtende schepen. Aan de benedenstroomse zijde zijn twee steigers gesitueerd, waarvan één voor kegelschepen. Kort voor de westelijke invaart van de sluis, in verband met de invaart eigenlijk te dicht op de kolk, is een autoafzetplaats. Ook aan de bovenstroomse zijde is gelegenheid de auto af te zetten. Pagina 20 van 40

sluis Lith Sluis Lith (kmr. 166,3) is de meest benedenstroomse sluis in de Maas. Westelijk van Lith is de rivier vrij stromend. In de bovenstroomse, oostelijke voorhaven staan drie steigers voor overnachtende beroepsvaarders, waarvan twee voor kegelschepen. Op verzoek mogen hier schepen met één of twee kegels liggen. Nabij de oude sluis is een autoafzetplaats. De benedenstroomse, westelijke voorhaven is te klein voor overnachtingsplaatsen. Daarom zijn de twee kegelsteigers buiten de voorhaven aan de noordoever van de Maas geplaatst. In beide voorhavens zijn ruim bemeten wacht- en opstelplaatsen. Overnachtende schepen kunnen hier eventueel liggen zonder de doorgaande vaart te hinderen. sluis St. Andries De sluis St. Andries (kmr. 174,7) verbindt de Maas en de Waal. Aan de zuidoever van het verbindingskanaal staan 4 houten meerstoelen voor overnachters. In de voorhaven aan de kant van de Waal staan twee series van 4 stalen palen, waarvan één voor kegelschepen. Alle zijn van voldoende kwaliteit. Afloopvoorzieningen ontbreken evenwel. In tabel 1 op de volgende pagina is de huidige capaciteit voor overnachtende schepen langs de Maasroute weergegeven. De gegevens ter zake zijn afkomstig van Dienst Limburg. Er is onderscheid gemaakt tussen enerzijds doorlopende damwanden of kaden, anderzijds losse palen of vaste en drijvende steigers. Langs damwanden of kaden kunnen de schepen letterlijk schuiven, bij steigers is de ligplaats gefixeerd. Kegelligplaatsen zijn apart vermeld, evenals autoafzetplaatsen. Als geen nadere indicatie beschikbaar was, is uitgegaan van twee breed afmeren en de thans gemiddelde scheepslengte inclusief 5 m ter weerszijden voor het uitbrengen van trossen. In extreme situaties is drie breed afmeren in de regel ook nog acceptabel. Let wel: het gaat hierbij alleen over ligplaatsen, die voor overnachten zijn aangewezen, niet over remmingwerken die bedoeld zijn als wachtplaats voor de volgende schutting, waar overnachten wordt gedoogd. Pagina 21 van 40

Tabel 1: Capaciteit overnachtingsplaatsen Maasroute telpunt kmr. losse aparte kademuur aantal opmerkingen palen steigers lengte schepen* sluis Ternaaien 0,0 beheer Wallonië - voorhaven noord 1000 22 autoafzet in voorhaven zuid haven St. Pieter 3,2 8 4 kaden Maastricht 5,5 - Wilhelminakade 200 4 autoafzet mogelijk - Griend 500 10 sluis Bosscheveld 5,7 - oostzijde 4 2 - westzijde 6 4 kade Urmond 21,9 150 4 autoafzet mogelijk sluis Born 25,4 - voorhaven zuid 7 14 autoafzet bij deurenberging 2 4 kegelsteigers - voorhaven noord 8 16 1 2 kegelsteiger berghaven Grevenbicht 26,5 3 12 autoafzetplaats aanwezig loswal Echt 36,0 100 2 niet in beheer RWS sluis Maasbracht 39,9 - voorhaven zuid 3 6 - voorhaven noord 1 2 kegelligsteiger havens Maasbracht 42,0 - Oude Haven 30 afhankelijk aantal rijen - Bunkerhaven 500 12 autoafzetplaats aanwezig 6 duwbakken op boeien 1 2 kegelsteiger sluis Heel/Linne 45,3 - voorhaven zuid 4 12 autoafzet bij deurenberging 1 2 kegelsteiger - voorhaven noord 3 6 1 2 kegelsteiger sluis Roermond 52,5 - voorhaven zuid 4 8 autoafzet bij deurenberging 1 2 kegelligsteiger - voorhaven noord 4 8 sluis Belfeld 67,3 - voorhaven zuid 2 4 autoafzet bij deurenberging 1 2 kegelsteiger op rivier - voorhaven noord 3 6 1 2 kegelsteiger Pagina 22 van 40

telpunt kmr. losse aparte kademuur aantal opmerkingen palen steigers lengte schepen* sluis Sambeek 112,5 - voorhaven oost 2 4 autoafzet bij deurenberging 1 2 kegelligsteiger 3 2 - voorhaven west 2 4 1 2 kegelligsteiger sluis Heumen 131,3 - voorhaven zuid 8 4 - voorhaven noord 12 6 sluis Weurt 141,7 Maas-Waalkanaal - voorhaven zuid autoafzetplaats aanwezig 9 6 Oostkanaaldijk 6 4 Westkanaaldijk, duwvaart - voorhaven noord autoafzetplaats aanwezig 2 4 kegelligsteigers sluis Grave 140,9 - voorhaven oost 8 4 autoafzetplaats aanwezig - voorhaven west 1 2 autoafzetplaats aanwezig 1 2 kegelligsteiger sluis Lith 166,3 - voorhaven oost 1 2 autoafzetplaats aanwezig 2 4 kegelligsteiger - voorhaven west 2 4 kegelligsteiger sluis St. Andries 174,7 - voorhaven zuid 4 2 - voorhaven noord 4 2 4 2 kegelligsteiger * bij gemiddelde scheepslengte en m.u.v. havens Maasbracht 2-breed liggen Langs de Maasroute bevindt zich naast de genoemde overnachtingsplaatsen tal van loswallen en een aantal belangrijke overslaghavens, waar schepen voor of na laden of lossen kunnen overnachten. Te noemen zijn bijvoorbeeld Stein, Maasbracht, Roermond, Venlo, Wanssum, Maashees, Oss en s Hertogenbosch. Pagina 23 van 40

4 Relevante ontwikkelingen 4.1 Maaswerken De overstromingen in de winters van 1993 en 1995 maakten duidelijk, dat het achterliggende gebied van de Maas beter beschermd diende te worden door de aanleg van kaden, nevengeulen en andere maatregelen. In het kader van deze zogeheten Maaswerken is tevens de vaarweg aangepast voor schepen van maximaal klasse Vb, tweebaksduwvaart met een lengte van 190 m, breedte 11,4 m en diepgang 3,5 m. Tot 2018 worden de volgende maatregelen genomen: verdiepen van de rivierbedding verruimen van rivierbochten verbreden van het Julianakanaal ten zuiden van Born verbetering en verlenging van sluizen verhogen van de doorvaarthoogte van bruggen peilopzet in sommige stuwpanden Medio 2009 is in het kader van de Maaswerken een begin gemaakt met de verdieping van een 12,5 km lang traject tussen Gennep en Grave. Door de rivierbodem 0,5 tot 3,0 m uit te baggeren, moeten de hoogwaterstanden enkele decimeters lager worden. De verdieping tussen Grave en Ravenstein is 2007 voltooid. Vanaf 2011 volgt baggerwerk tussen Venlo en Arcen. Ook in 2009 is begonnen met de verlenging tot 225 m van de sluizen in het Julianakanaal te Born en Maasbracht. De sluis Heel volgt later. De regio Wallonië zal de aanleg van een vierde sluis bij Ternaaien bekostigen en ter hand nemen. De duwvaartsluis met afmetingen van 225 x 25 m moet in 2013 gereed zijn. Er zijn plannen om de sluis bij Heumen te vervangen door een brede keersluis, die minder oponthoud voor de scheepvaart oplevert. 4.2 Vlootontwikkeling Overeenkomstig het beeld in de rest van Nederland is de grootte van de schepen op de Maasroute gedurig gegroeid. In figuur 2 is de langjarige trend voor enkele kenmerkende sluizen in de Maasroute weergegeven. Er is geen reden te veronderstellen dat de trend tot staan zal komen. Integendeel, de verruiming van de Maasroute betekent een stimulans voor verdere groei van de scheepsgrootte. Wanneer de trendlijn doorgetrokken wordt, komt de gemiddelde scheepsgrootte in het jaar 2030 voor de noord-zuidtak van de Maas en het Maas- Waalkanaal op circa 1750 ton en voor de oost-westtak, benedenstrooms van Grave, van op circa 1400 ton. Pagina 24 van 40

2.000 gemiddelde scheepsgrootte (ton) 1.600 1.200 800 400 1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006 2010 2014 2018 2022 2026 2030 Weurt Maasbracht Grave St. Andries 0 1970 1974 1978 Figuur 2: Ontwikkeling van de gemiddelde scheepsgrootte 4.3 Verkeer en vervoer Het aantal vrachtschepen, dat de sluizen in de Maas passeert, is de afgelopen decennia systematisch gedaald (figuur 3). Toch is het goederenvervoer over de Maasroute als geheel licht groeiende (figuur 5). De reden is hiervoor uiteen gezet: de gemiddelde scheepsgrootte en daarmee de grootte van de ladingpartijen is sterker toegenomen dan het vervoer, resulterend in minder schepen. Het containervervoer op de Maasroute heeft zich voorspoedig ontwikkeld met terminals te s Hertogenbosch, Oss, Wanssum en Born. In figuur 4 zijn de passages van containers, uitgedrukt in TEU, bij enkele sluizen in beeld gebracht. Ook hier is de negatieve invloed van de economische crisis in 2008 zichtbaar. De te Maasbracht passerende laaddozen zijn nagenoeg uitsluiten voor de terminal te Born bestemd. Het verschil tussen Weurt en Maasbracht is de lading met Wanssum als bestemming. Te Maasbracht passeren hoofdzakelijk containers voor Born. De te Grave en St. Andries passerende boxen hebben merendeels Oss als bestemming. De ruim 100.000 TEU per jaar voor s Hertogenbosch hoeven geen sluizen in de Maasroute te passeren. Pagina 25 van 40

80.000 60.000 passerende schepen 40.000 Weurt Maasbracht Grave St Andries 20.000 0 1970 1973 1976 1979 1982 1985 1988 1991 1994 1997 2000 2003 2006 2009 Figuur 3: Ontwikkeling van het verkeer bij vier sluizen 200.000 vervoerde containers (TEU) 160.000 120.000 80.000 40.000 Weurt Maasbracht Grave St. Andries 0 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 Figuur 4: Containervervoer in TEU bij vier sluizen Pagina 26 van 40

Naar verwachting zal het vervoer van containers op de Maasroute nog aanmerkelijk stijgen. Niet alleen door de autonome, landelijke groei, maar ook de vestiging van nieuwe terminals zoals in Venlo. Doordat containerschepen een grote vervoerscapaciteit hebben, is de groei van het aantal schepen relatief klein. In de prognose van de groei van het goederenvervoer in paragraaf 4.4 is de sterke groei van de containersector verwerkt. 4.4 Vervoersprognose Ten behoeve van de MIT-verkenning Born-Ternaaien heeft Ecorys in opdracht van Rijkswaterstaat Limburg in 2007 binnenvaartprognoses opgesteld. De prognoses zijn gebaseerd op de door DVS opgestelde Welvaart Leefomgeving (WLO) scenario s. Hiervan is het scenario Global Economy (GE), het hoogste scenario, het meest relevant voor dit onderzoek. Het basisjaar is 2005/2006. In de prognoses zijn niet alleen landelijke tendensen verwerkt, maar ook lokale invloeden op het goederenvervoer over water, zoals de afname van de zand- en grindwinning op de lange termijn (na 2025) en de opleving op korte termijn als gevolg van de Maaswerken. Het containervervoer zal naar verwachting sterk stijgen, tot een verviervoudiging tussen 2005 en 2040 toe. 35.000 30.000 25.000 vervoerde lading (ton) 20.000 15.000 10.000 Weurt Maasbracht Grave St. Andries 5.000 0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011 2014 2017 2020 2023 2026 2029 Figuur 5: Prognose goederenvervoer bij enkele sluizen Pagina 27 van 40

De resultaten van deze ontwikkeling zijn te zien in figuur 5. Ecorys koos 2005/2006 als basisjaar. De grafiek toont, dat in de jaren 2006 tot en met 2008 aanzienlijk meer lading vervoerd werd dan volgens de prognose. De economische crisis leidde evenwel tot een neerwaartse bijstelling. Figuur 5 toont eveneens dat de voorspelde groei niet onaannemelijk is, gezien de werkelijke vervoerscijfers van voorgaande jaren. Remmingwerken in de westelijke voorhaven van de sluis Lith, niet voor overnachten bestemd 4.5 Recreatievaart De Maas, met zijn natuurlijk aanzien en vele plassen terzijde, is een aantrekkelijk gebied voor recreatievaart. Figuur 6 geeft de getallen voor passerende recreatievaartuigen bij enkele sluizen. De fluctuatie over de jaren is aanzienlijk. Dit is een bekend verschijnsel: de lust om toertochtjes te maken is sterk afhankelijk van het weer. Een mooie zomer leidt tot veel verkeer, een slechte tot het omgekeerde. Het recreatieverkeer speelt zich nagenoeg geheel in het zomerhalfjaar af. Over het algemeen gaat met uit van een groei met 1% per jaar. Dit cijfer is gebaseerd op de bootverkoop volgens de HISWA. Een belangrijk deel van deze verkopen betreft echter sloepen, vaartuigen die niet geschikt zijn voor meerdaagse tochten en zich niet, Pagina 28 van 40

al toerend, bij de sluizen zullen aandienen. Daarenboven liggen de meeste sloepen dicht bij huis, dus in het dicht bevolkte westen van het land. 16.000 12.000 recreatievaartuigen 8.000 4.000 Weurt Maasbracht Grave St. Andries 0 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 Figuur 6: Passages van recreatievaartuigen bij enkele sluizen En tot slot heeft de watersport te kamen met vergrijzing. De oudere watersporter gebruikt zijn boot meer voor verblijfsrecreatie en minder om te varen. Allemaal redenen, waarom de groei van 1% niet in het aantal passages bij sluizen te vinden is. Dit geldt zowel op de Maas als landelijk gezien. Er is dus geen systematische groei van de recreatievaart bij de Maassluizen te verwachten, wel een sterk fluctuerend beeld met sterke uitschieters ten opzichte van het jaarlijks gemiddelde. 4.6 Invloed ontwikkelingen De Maaswerken en de voorgenomen aanleg van een grote sluis bij Ternaaien faciliteren een doorgaande groei van de scheepsgrootte, een tendens die ook zonder deze werken reeds zichtbaar is. Ook autonoom groeit de hoeveelheid lading, met name in het segment van de containers. Het aantal passages van recreatievaart bij de sluizen fluctueert sterk, maar er is geen sprake van een trendmatige toename. Integendeel, de toegangen tot de Maasroute in Weurt en Grave laten zelfs een zekere teruggang zien. Pagina 29 van 40

5 Kwalitatieve en kwantitatieve eisen 5.1 Kwalitatieve eisen Er is in wezen maar één criterium voor de beoordeling van de ligplaatsen: de vlotte en veilige vaart. Met andere woorden, de aanwezigheid van de ligplaatsen mag de vlotte en veilige vaart van de scheepvaart niet significant ten nadele beïnvloeden. Deze voorwaarde geldt voor zowel de passerende vaart als voor de schepen, die langs de vaarweg ligplaats hebben gekozen. Passerende schepen mogen niet gedwongen worden tot het verminderen van snelheid voor overnachtende schepen, waardoor hun totale reistijd verlengd zou worden. De veiligheid van de passerende vaart mag evenmin in het geding komen door losbrekende overnachters of schepen, die doende zijn ligplaats te nemen dan wel hun reis te hervatten. Anderzijds moeten de gemeerd liggende schepen gevrijwaard blijven van zuiging of hinderlijke golfslag door de passerende vaart en mag het aanvaringsgevaar niet dusdanig hoog zijn, dat de bemanning moet vrezen in zijn slaap verrast te worden door een aanvaring. Daarenboven moeten de bolders voldoende sterk zijn voor de optredende troskrachten. De vaarwegbeheerder is er aan gehouden voldoende overnachtingsplaatsen beschikbaar te stellen om scheepsbemanning in staat te stellen te voldoen aan de wet betreffende vaar- en rusttijden. De concretisering van deze primaire criteria volgt uit de Richtlijnen Vaarwegen 2005. Aan de richtlijnen is het onderstaande ontleend, die vooral met het oog op kanalen zijn opgesteld en daarom niet alle in gelijke mate op de rivier van toepassing zijn: Om het de schippers mogelijk te maken zich te houden aan de vaar- en rusttijdenwet liggen overnachtingsgelegenheden bij voorkeur niet meer dan omstreeks twee uur varen, dat wil zeggen circa 30 km uit elkaar. Voor kegelschepen geldt een afstand van 60 km. De wettelijk voorgeschreven afstand tot objecten en andere schepen ware aan te houden. De aard van de lading bepaalt het aantal te voeren blauwe kegels. De aan te houden minimum afstanden zijn beschreven in het ADN en overgenomen in het BPR: - bij een schip dat één blauwe kegel voert: 10 m van andere schepen en 100 m van gesloten woongebieden, tankopslagplaatsen en kunstwerken - bij een schip dat twee blauwe kegels voert: 50 m van andere schepen en 100 m van kunstwerken en tankopslagplaatsen en 300 m van gesloten woongebieden - bij een schip dat drie blauwe kegels voert: 100 m van andere schepen en 500 m van gesloten woongebieden, tankopslagplaatsen en kunstwerken Schepen met eenzelfde aantal kegels mogen wèl in elkaars nabijheid liggen. Een afgemeerd schip moet geheel buiten de vaargeul liggen. Een ligplaats moet derhalve tenminste de breedte van het maatgevende schip uit het normale profiel liggen, opdat de doorgaande vaart niet belemmerd wordt door vaartbeperkingen. Pagina 30 van 40

Voor varende schepen is een plotselinge verandering van het vaarwegdwarsprofiel hinderlijk in verband met de bestuurbaarheid. De overgang in het horizontale vlak van een loswal of ligplaats naar de vaarweg moet geleidelijk verlopen, minimaal onder een hoek van 1 : 2. Bolders moeten voldoende strek zijn en in staat zijn steil staande trossen te houden. De bolders moeten op circa 2 m achter de oever staan. Daarnaast kan men aan ligplaatsen eisen van comfort en sociale eisen ten behoeve van bemanning en eventuele omwonenden stellen, die als secundaire criteria te beschouwen zijn. Dit zijn de volgende punten: Autoafzetplaatsen, die de bemanning in staat stelt per auto boodschappen te doen, dokters- of ziekenbezoek af te leggen, kinderen naar school of internaat te brengen en de toegang voor hulpdiensten vergemakkelijkt; autoafzetplaatsen liggen maximaal 1 uur rijden oftewel 60 km uit elkaar Afloopmogelijkheden zijn wenselijk, wanneer sprake is van losse palen of steigers. Niet iedere ligplaats hoeft een afloopmogelijkheid te hebben, maar om de maximaal 30 km moet het mogelijk zijn personen aan of van boord te laten gaan Beperking van geluidsoverlast en emissies door waar zinvol stroomkasten op de wal te plaatsen, waardoor gemeerd liggende schepen geen gebruik van generatoren hoeven te maken. Stroomkasten moeten in staat zijn een vermogen van tenminste 16 A bij 220/240 V af te geven en voor grote schepen 32 A bij 380 V. De aansluitbussen moeten CE gecertificeerd zijn Vergroting van de veiligheid van onverhoopt te water geraakte opvarenden door langs remmingwerken om de 30 m ladders aan te brengen met een handbeugel aan de bovenzijde Verlichting dient om de sociale veiligheid te vergroten, met name in stedelijke gebieden. De verlichting mag niet verblindend zijn voor de doorgaande vaart. Tegengaan van vervuiling en verloedering door het plaatsen van afvalcontainers bij tenminste de grote ligplaatsen of havens; de afvalcontainers moeten regelmatig worden geleegd 5.2 Kwantitatieve eisen Bij de bepaling van de behoefte aan ligplaatsen wordt terwille van de vergelijkbaarheid van de resultaten zoveel mogelijk dezelfde berekeningsmethode gehanteerd. Het door DVS gebezigde model gaat uit van het huidige gebruik van de ligplaatsen. Dit is vast te stellen door middel van tellingen. De waarnemingen moeten plaatsvinden in de nachtelijke uren, wanneer de meeste overnachters ligplaats hebben genomen, dat wil zeggen tussen 23.00 en 5.00 uur. Gezien de sterke fluctuaties in het gebruik van de ligplaatsen is een waarnemingsperiode van vier aaneensluitende weken in voor- of najaar aan te bevelen Als maatgevend aantal overnachters in het basisjaar geldt 95% van het maximum aantal schepen, geteld gedurende een periode van tenminste vier weken, de zogenaamde Pagina 31 van 40

95% percentiel. Het is acceptabel te achten wanneer in dergelijke drukke omstandigheden meer schepen naast elkaar liggen dan gewoonlijk. Bij kleine overnachtingsplaatsen met minder dan 4 schepen per nacht maximaal geldt voor het basisjaar de maximale bezetting, zoals waargenomen tijdens de vierweekse waarnemingsperiode. Zo mogelijk is het beter kleine ligplaatsen te groeperen tot deelgebieden. De berekening van het benodigde aantal ligplaatsen in het prognosejaar is uiteraard ook op de 95% percentiel gebaseerd. Voor ligplaatsen langs een gesloten oever rekent DVS een maximale bezetting van 90% voor de eerste rij en 60% voor de tweede rij schepen. Breder dan twee breed liggen is langs een gesloten oever onwenselijk. 5.3 Wensen gebruikers Medio 2009 is een gebruikersonderzoek gehouden onder ruim 738 binnenschippers (RWS Dienst Verkeer en Scheepvaart: Gebruikerstevredenheidsonderzoek binnenvaart 2009). In de vraagstelling is de tevredenheid over wacht- en overnachtingsplaatsen meegenomen. Wacht- en overnachtingshavens vullen nagenoeg de gehele top-5 van ontevredenheid. Deze resultaten komen overeen met de uitkomsten van en drie jaar eerder gehouden interviewronde. De schippers zijn van mening dat er in het algemeen te weinig overnachtingshavens zijn. Daardoor zijn in de huidige situatie de tussenafstanden in de reguliere vaarschema s niet altijd overbrugbaar. Als belangrijkste wensen hebben zij: de overnachtingsplaatsen moeten rustig, veilig en schoon zijn, dus zijn verlichting en afvalcontainers zeer gewenst men moet gemakkelijk en veilig van en boord kunnen via een goede afloopvoorziening de auto moet gemakkelijk van boord kunnen en de haven moet goed ontsloten zijn voor wegverkeer en hulpdiensten Punten van minder belang zijn volgens de schippers: walstroomvoorzieningen, drinkwatertappunten en de nabijheid van openbaar vervoer. Onveiligheidsgevoelens komen voort uit de aanwezigheid van hangjongeren, dronken personen en vandalisme, met name bij afgelegen locaties, maar ook door te snel voorbij varende collega s. Pagina 32 van 40

6 Toetsing aan kwaliteitseisen 6.1 Spreiding overnachtings- en kegelligplaatsen Door de aanwezigheid van overnachtingsgelegenheid in de voorhavens van sluizen wordt ruimschoots aan het 30 km criterium voldaan, met één uitzondering: het 46 km lange traject tussen de sluizen van Belfeld en Sambeek. Hier bevinden zich echter de havens van Wanssum en Venlo, zodat er geen reden is van rijkswege extra overnachtingsgelegenheid aan te leggen. Voor kegelschepen is het afstandcriterium 60 km. Bij de grote sluiscomplexen is altijd tenminste één kegelsteiger aanwezig, waarmee ruimschoots aan het afstandscriterium voldaan is. Kegelligplaatsen langs de Maasroute liggen op voldoende afstand van andere ligplaatsen. 6.2 Spreiding autoafzetplaatsen Doordat de deurenbergplaatsen van de meeste sluizen ook als autoafzetplaats zijn te gebruiken, zijn ruim voldoende voorzieningen aanwezig om aan het afstandcriterium te voldoen. Benedenstrooms van Lith ontbreken in beheer bij Rijkswaterstaat zijnde autoafzetplaatsen en is de scheepvaart aangewezen op faciliteiten van derden. 6.3 Ligging buiten vaargeul Voor zover dezerzijds was na te gaan, liggen alle overnachtingsplaatsen in voldoende mate buiten de vaargeul. Alleen bij Echt ligt de loswal aan het Julianakanaal die, hoewel formeel buiten de vaargeul, zodanig ligt dat gemeerde schepen last hebben van waterbeweging door passerende vaart. Om deze reden is het gebruik van de loswal Echt voor overnachten miniem. Ook de loswal te Urmond wordt weinig gebruikt. In dit geval is de haven van Stein een aantrekkelijker alternatief. In het middendeel van de Bunkerhaven Maasbracht is de vaargeul te smal als schepen drie breed liggen. Het instellen van een maximale afmeerbreedte biedt op vrij eenvoudige wijze uitkomst. De vormgeving van de voorhavens is zodanig, dat er niet sprake is van plotselinge veranderingen van het vaarwegprofiel, die de bestuurbaarheid van het passerende schip nadelig zouden beïnvloeden. 6.4 Afloopvoorzieningen Over het algemeen zijn bij de overnachtingsplaatsen adequate afloopvoorzieningen aanwezig. Bij de Bosscheveldsluis en de sluizen Heumen en St. Andries ontbreken deze echter en kan de bemanning van een afgemeerd schip niet aan wal. Mede om deze reden zijn de genoemde ligplaatsen weinig in gebruik. Desgewenst is het echter mogelijk van de remmingwerken gebruik te maken om iemand aan de wal te zetten. Pagina 33 van 40