Brouwerijen in Venlo

Vergelijkbare documenten
BROUWERIJ De Zwaan aan de Dungense kant (of Maaskantje) van Sint-Michielsgestel kad. nr. B930 later B928b.

Nederlands eerste witbier Witte Raaf terug van weggeweest

Budels, mijn bier is mijn vrijheid!

Werkstuk Dordtologie november 2014

Boven in het pand bevinden zich twee platte gevelstenen. In een van de gevelstenen (boven de voordeur) is de tekst 'HUIZE LOUISE' gebeiteld.

De brouwerij en stijfselfabriek bij de Gouden Berg te Tegelen

Victor Hugo. Victor Hugo in vol ornaat

Fotoquiz Theo Bakkers Domein 2015

Brauerei Ibing Friedrich en Richard Ibing werden geboren als de jongste zonen van een befaamd lakenmakersgeslacht, dat al ruim 200 in de textielindust

Oma Spillner en een dubbelhuwelijk in Schoonhoven

Omslag: Het schildersatelier zoals Antonine de Mun het zelf afbeeldde op een kamerscherm

Emma van Waldeck-Pyrmont: Arolsen, 2 augustus 1858 Den Haag, 20 maart 1934

Albrecht van Oostenrijk: (Wiener Neustadt, 15 november 1559 Brussel, 13 juli 1621

D67, Hintelstraat 12

Bier. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Wat is bier?


Verslag van de bouw van het oorlogsmonumentje in Maashees. Periode maart tot mei 2015:

Marten Kanters (1761?), timmerman en kroeghouder In de patentregisters van 1815 t/m 1818 woont Marten Kanters op Plaats nr. 17

Het huwelijk van Riet Naaijkens en Toon Beerens

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

Hoe het allemaal begon

Het drama van twee geliefden, die niet met elkaar mochten trouwen, terwijl zij 7 maanden zwanger was

D74, thans Kruisstraat 12

Bedrijfsruimtemarkt zuid-nederland Limburg en Noord-Brabant

De Brugse brouwerswereld en de relatie brouwerij De Arend café Vlissinghe

mirjam prinsen Door de ogen van mijn moeder Oorlogsherinneringen van een Rotterdams meisje

Café Kerkemeijer te Rekken

Het Snijdersplein. Voorwoord

De Bergse geboorte van een Haags juweliersbedrijf.

Programma bedrijfs- en kernbezoek Groede 27 januari 2015

Dagboek Sebastiaan Matte

Geschiedenis van de Scherpenzeelse horeca

Omslag: Het schildersatelier zoals Antonine de Mun het zelf afbeeldde op een kamerscherm

Sterkste groei bij werknemers

Daling cafés zet door, maar stagneert

Karel IV van Spanje: Portici, 11 november Rome, 20 januari 1819.

Geschiedenis Gereformeerde kerk Ruinerwold Koekange

Chronologie van de Burgerlijke Stand in de Nederlanden Op

Cornelis Dros ( ), keldergraf 135, vak B Mede-eigenaar van de zeepziederij De Gekroonde Haan

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

6.1. Spreekbeurt door een scholier 1625 woorden 26 maart keer beoordeeld. Nederlands. Bier

G. Oud Pzn & Co (Likeurstokerij "de Voorwaarts") (Oud Wijnkopers)

Een ontgoocheling. Willem Elsschot, Naverteld in eenvoudig Nederlands door Astrid Elbers

Zondag 5 maart 2017 Wijkgemeente De Drieklank CBS Het Kompas Schoolkerkdienst

D52, Past. Van Haarenstr

Gebedsdienst dinsdag 8 oktober 1991 Thema: Maria, bid voor ons, dat wij Gods groet vernemen en elkaar begroeten.

Rondje Vledder. een (virtuele) wandeling langs enkele gebouwen van historische betekenis

Een nieuw boek van Ter Palen!

Welkom in de morgendienst van zondag 23 oktober 2016 Afsluiting Vakantie Bijbel Club Voorganger : ds. Hanneke Paas Muzikale medewerking : Rikus

: De naamloze vennootschap United Green N.V., gevestigd en kantoorhoudende te (7101 BN) Winterswijk aan het Beatrixpark

Locatie van Vincents Laan met populieren bij Nuenen

86,3 87,7 +1,66% -8,62%

Domkerk Keulen Ruud van Capelleveen Nummer: 4 kijk op voor digitale boeken

Bierbrouwerij De Star

Minder startende ondernemers

Bier. Inhoud. Inleiding. Geschiedenis

DORST IN DE OORLOGSJAREN.

Toeristisch bezoek aan Dordrecht

Gebeurtenis Regeerperiode

BOERENKERKHOF begraafplaats der gemeente Lonneker

Het gehucht Oude Molen, voorheen Halstersche Molen, in de krant

TANTE BETSIE. Charles & Herman Horsthuis. (Elisabeth Helena Henriëtte Issels) (Arnhem 11 oktober 1885 Haarlem 29 oktober 1943)

Orde van dienst voor de gemeentezondag. Thema: (Toekomst)-dromen. zondag 3 april 2016 om 9.30 uur. Gereformeerde Kerk Nieuwe Pekela

Terras Check Misset Horeca

Vlissinghe en zijn gasten. Marc Ryckaert 2015

Lang geleden was dit een probleem, dat sommige

Concordans wijknummers

Hierbij wederom een kort overzicht van de laatste ontwikkelingen.

Les 13: Geboorte van Jezus.

DE FERMERIE. De Heilige Schrift. Anno Gulpener Bierbrouwerij - De Fermerie Hightree 23

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

23 oktober 2011 Daguitstap regio Oudenaarde

Nummer Toegang: 584 Plaatsingslijst van het archief van de familie liebregts,

1. Wie of wat? Vul in. Kies uit: eed - kabinet kroonprins prins staatsbezoek. Bezoek van de koning aan een ander land.

Geschiedenis van Ockenburgh

Dames en heren, Geachte burgemeester Heidema, Geachte familie Ebenau en medewerkers van PHB Deventer, Geachte heer Jansen,

Archief van de. Onderlinge Veeverzekeringsmaatschappij. Tholen (OVT)

"Reis naar Jeruzalem"

Aan de afsluiting bij de brouwerij namen 20 personen deel.

Marktbeeld appels en peren

Glorie, glorie, glorie aan het Lam Glorie, glorie, glorie aan het Lam

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

Liturgie voor zondagochtend 21 augustus in de Westerkerk te Veenendaal

Vandaag een Bijzondere Dag: Feest van de Vlaamse Gemeenschap

GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME

Vraag 1b. Wat was de oorzaak van deze ramp? Vraag 1a. In welke provincie was de Watersnoodramp van 1953? ...

Maté Everaers. Les 2: Leven van Maté

Frederik Willem IV van Pruisen: Berlijn, 15 oktober Potsdam, 2 januari 1861

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 14 Datum: 9 januari 2012

Wilhelm I van Duitsland: (Berlijn, 22 maart 1797 aldaar, 9 maart 1888

Nummer: 3 Datum: 13 april 2012

te gaan. Geen tv, grote gezinnen en ook de dochters liepen er al op jonge leeftijd nogal eigenaardig bij. Die leken door die truttige kleding ook

*/RHO AKTE VAN SPLITSING IN APPARTEMENTSRECHTEN DONJON NOORD LAMBRASSE WIJCHEN

E F F E C T U E E L. augustus Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

Deze Portugese gouden munt was vanaf 1785 een belangrijke handelsmunt op Curaçao. Bij introductie was de munt 90 realen waard.

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus!

En zo krijgt de voormalige brouwerij aan het Wilhelminaplein in 1928 de chique naam RICHE telefoon no 85 en dat blijft zo tot en met vandaag.

Pas op voor de Valkuilen. checklist met aandachtspunten. Bespaar problemen, bespaar kosten

HANZESTADSWANDELING ZWOLLE

Korte lesbrief Koningsbomen Ter gelegenheid van het planten van de Lindeboom voor Koning Willem Alexander Op 30 april 2013

Transcriptie:

Sef Derkx, Brouwerijen in Venlo 1843-1944. De teloorgang van een nijverheid, in: F. Hermans et all (red), Venlo's Mozaïek Hoofdstukken uit zeven eeuwen stadsgeschiedenis, pag. 223-242. Brouwerijen in Venlo 1843-1944. Windwijzer van bierbrouwerij A. Verzijl, Venlo, ca. 1880. ' Ik höf mien glaas op alle Venlonaere...' Als tijdens de vastenavond de gasten in een Venloos café en masse invallen bij het refrein van het lied 'Ober' en de al dan niet aanwezige kelner de vraag toezingen: 'Waat heb-se ôs toch in 't glaas gedaon, Ober, ober? Det alles zoë op ziëne kop geit staon, Ober, waat heb-se gedaon?', dan zou vanuit historische perspectief het antwoord kunnen luiden, dat omtrent aard of plaats van herkomst van datgene wat de ober in het glas geschonken heeft weinig met zekerheid gezegd kan worden, maar wel dat het in ieder geval geen in Venlo gebrouwen bier is, waarvan de kop zwaarder is geworden dan de benen. Vijfentachtig jaar geleden zou men deze these met heel wat minder stelligheid kunnen poneren. Venlo telde toen vier brouwerijen. Dit was verre van bijzonder. Iedere gemeente in Limburg schaarde onder haar inwoners wel een brouwer. In de meeste gevallen zelfs meerderen. In Maasbree bijvoorbeeld, werd de locale dorst gelest door liefst zeven brouwerijen. Swalmen, dat rond de eeuwwisseling toch niet de allure had van een mondaine wereldstad, telde er vier. Weert kon zich laten voorstaan op de aanwezigheid van acht brouwerijen en Maastricht spande de

bierkroon met vijfentwintig brouwers. Er werd doorgaans op beperkte schaal bier vervaardigd onder de meest fantasierijke namen, als: De döbbele Piëlhaas, De Concurrent, l'aurore, Maaszicht, Het Groenewoud, De Oranjeboom, De Nijverheid, Wertha, De groote Wei en, ongelogen, Het Zedelijk Lichaam onder de zinspreuk 'Sub praesido B.M.V. sine macula concepta'.de statistiek over 1907 gaf voor Limburg 181 brouwerijen aan. Op een landelijk totaal van 453 betekende dit een tweede plaats. Noord-Brabant ging met 182 brouwerijen aan de kop. Maar het inwonertal van die provincie lag op circa 600.000 personen, terwijl het voor Limburg op 300.000 geschat werd 4. Ere wie ere toekomt. Met zoveel bruisende verlokkingen is het niet verwonderlijk dat het bierverbuik in Limburg per hoofd van de bevolking bijna driemaal hoger lag dan het landelijke gemiddelde en zo'n honderd liter op jaarbasis bedroeg. Anno 1989 is het bierverbruik in Limburg nog iets gestegen, maar het aantal brouwerijen geslonken tot acht. Kopje onder door ondergisting Voor deze dramatische teruggang van de voor Limburg zo belangrijke en karakteristieke brouwnijverheid zijn verschillende factoren aan te wijzen. Hoofdoorzaak is de grote smaakverandering bij het publiek, die zich in het laatste kwart van de 19e eeuw voltrok. Vooral de jeugdige drinkers, voor bijna elke producent de meest interessante doelgroep, wendden zich massaal af van het traditionele, bovengistend gebrouwen bier. Zij vielen voor het sirenenlied van het nieuwe, ondergistend bier, dat stormenderhand de markt veroverde. Pilsner, om maar het bekendste soort uit deze categorie te noemen, werd in Nederland in korte tijd synoniem met bier. De bakermat van de ondergisting moeten we zoeken in het bierland bij uitstek, Beieren. Bij deze brouwwijze (waarbij het gist naar de bodem zakt) vindt de gisting bij een temperatuur van circa 3 0 C. plaats. De hoofdgisting duurt tien dagen en de nagisting twee tot zes maanden. Bij de bovengisting is de temperatuur 10 tot 12 0 C.; nemen hoofd- en nagisting drie weken in beslag en komt het gist bovendrijven. Ondergisting levert bier met veel koolzuur en een stevige schuimkraag. Een bier om in te happen. Vòòr de invoering van de kunstmatige koeling waren de Beierese brouwers aangewezen op natuurijs afkomstig uit de Alpen. Het werd opgeslagen in enorme ijskelders, waar de temperatuur tot diep in het voorjaar niet boven het smeltpunt kwam. De verbreiding van de ondergistende brouwmethode zou het resultaat genoemd kunnen worden van een serie van ontdekkingen, vernieuwingen en aanpassingen op het gebied van wetenschap en techniek, die in de loop van de 19e eeuw haar beslag kreeg. Engeland vervulde vooral op het technische vlak een gidsfunctie. Terwijl op het vasteland van Europa het bierbrouwen nog een nijverheid was, had het zich daar vanaf de 18e eeuw ontwikkeld tot een bloeiende en belangrijke industrie. De stoommachine was bijna overal ingevoerd en de mechanisatie had een hoge graad van ontwikkeling bereikt. Van doorslaggevende betekenis was een studiereis die een groep Duitse bierbrouwers in de jaren dertig van de vorige eeuw ondernam. In het gezelschap, dat de oversteek waagde, was de meesterbrouwer Gabriel Seidlmayer uit München. Hij schatte de mogelijkheden van de toepassing van stoom op de juiste wijze in en ging er na thuiskomst dan ook toe over. Zijn Spatenbräu, ook nu nog een van de voornaamste en grootste bierbrouwerijen, werd een soort stapelplaats van kennis en vooruitgang. De invoering van de stoom bij het koken van de bierwort en als aandrijfkracht voor pompen en machines, was een eerste stap naar een volledige mechanisatie van de brouwindustrie. Het zuivere handwerk was daarmee eigenlijk een gepasseerd station. De thermometer zorgde voor een betere regulering en handhaving van de temperatuur en de sacharometer, een vinding van de Engelsman Richardson, stelde de brouwer voortaan in staat nauwkeurige extractbepalingen te doen. Van niet te onderschatten belang was het Internationaal Brouwcongres van 1873 in Wenen. Bij deze gelegenheid maakte professor Carl von Linde zijn beroemde verhandeling over de kunstmatige koeling openbaar. Op één slag waren hierdoor de vele problemen en kosten verbonden met de koeling door natuurijs uit de wereld. De laatste grote sprong voorwaarts was de ontdekking in 1883 door van de zogenaamde 'Reincultuur' door de Deen Carl Hansen. In het laboratorium van de Carlsbergbrouwerij toonde hij aan, dat er in het biergist verschillende wilde gistvarieteiten en bacteriën voorkomen, die bederf van het bier veroorzaken. Deze ontdekking heeft er voor gezorgd dat men een geschikte moedercel uit het gist ging scheiden om onder de meest gunstige condities verder te kweken. Voor deze

ontdekking werd Hansen de gouden medaille van de Sociètè d'encouragement Pour l'industrie Nationale uitgereikt. Inzicht in wat er nu precies gebeurt tijdens het gistingsproces, werd goeddeels al in 1873 verkregen door Louis Pasteur, die in de beroemde 'Etude sur la Bière' zijn bevindingen neerlegde. De grote overstap van de traditionele bovengistende naar de moderne en geavanceerde ondergistende brouwmethode hebben maar weinig Limburgse brouwers durven ondernemen. De overschakeling vergde durf tot innovatie, maar vooral een grote investering, die de draagkracht van de meesten te boven ging. De aanschaf van machines en apparatuur waren een ongewis avontuur, waaraan de meeste Limburgse brouwerijen niet waagden te beginnen. Omdat het ondergistend bier veel langer gelagerd moest worden, zou men tevens kapitaal moeten steken in de biervoorraad. Een financieel offer, dat de doorgaans kleine bedrijven niet konden opbrengen. Voor en na zouden echter alle bovengistende brouwerijen van het biertoneel verdwijnen. Zij leverden een product waar steeds minder belangstelling voor was en gingen kopje onder in de ondergisting. Het zou tot 1981 duren voordat het eerste naoorlogse Limburgse bovengistende bier weer gebrouwen werd. Het geschiedde in de Arcense Stoombierbrouwerij, waar een zestal Skol-werknemers onder leiding van brouwmeester Toon van Reek, de dreigende sluiting van hun brouwerij voorkwam door voor eigen risico en min of meer zelfstandig van het moederbedrijf te gaan werken. Fiscus en eerste wereldoorlog Het verval van de brouwnijverheid moet niet alleen gezocht worden in de toenemende populariteit van de ondergistende biersoorten. Ook de accijnswetgeving heeft in negatieve zin bijgedragen. Tot 1867 was de inhoud van de roerkuip het criterium om belasting te heffen. Een voor de hand liggend gevolg was, dat de brouwer steeds meer water ging bijpompen, om voor eenzelfde bedrag aan belastingen zo veel mogelijk bier te krijgen. Het resultaat was een ongenietbaar product, waardoor de kwalitatief veel betere Duitse bieren een toenemende afzet vonden. In 1867 werd de wet aangepast, waarbij de brouwer een keuze kon maken tussen de oude aanslag naar de inhoud van de brouwkuip of een aanslag naar het verbruikte moutmeel. Er was echter èèn belangrijk 'maar'. Aangifte kon alleen gedaan worden voor een hoeveelheid van minimaal 400 pond per brouwsel. Hierdoor werd het grootbedrijf bevoorrecht. De kleine brouwers, die in geringe hoeveelheden bier produceerden, werden door deze bepaling van het nieuwe gebruik van de wet uitgesloten, waarmee de kansen op verbetering van hun bier en de aanpassing aan de moderne smaakeisen van het publiek aan hun neus voorbij gingen. Belastingverhogingen in 1917, waarbij de bieraccijns 400% (!) steeg, 1924 en 1933, zullen eveneens demotiverend gewerkt hebben. Men zag in bier geen brood meer. De belastingverhoging van 1917 stond natuurlijk in direct verband met de eerste wereldoorlog, die een triest hoofdstuk in de brouwerijgeschiedenis genoemd kan worden. Al direct in 1914 deden zich moeilijkheden voor bij de grondstofvoorziening, toen in alle landen een exportverbod voor gerst en mout werd afgekondigd. Met speciale consulaire verklaringen kon men in Groot-Britannië mout krijgen, maar dit werd in 1916 afgeschaft. De schaarste deed de prijzen explosief stijgen. Naast het nijpend gebrek aan gerst en mout, werd de steenkolenvoorziening tot 30% van het vroegere gebruik teruggebracht. In juli 1917 kwam het waterige 'oorlogsbier' op de markt. In de Nieuwe Venlosche Courant van 14 juli 1917 maakten de leden van de afdeling Venlo van de Nederlandschen Brouwersbond bekend: '... dat op de vergadering van verleden Donderdag de minimumprijs hunner Bieren is gesteld op 14 ct. per L., zulks in werking getreden zijnde 12 juli j.l.'. Voortaan zou men alleen nog leveren tegen contante betaling en zonder korting. Het waren zware tijden en de Venlose bierliefhebber zal helemaal de schrik om het hart geslagen zijn toen hij op 11 augustus van hetzelfde oorlogsjaar 1917 in zijn krant een advertentie vond van de Nederlandsche Brouwersbond, waarin het heette: "Ten einde te geraken tot besparing van grondstoffen en steenkolen en tot een verminderde bierproductie, brengt de Nederlandsche Brouwers Bond ter algemeene kennis dat, met ingang van maandag 13 augustus 1917, in Nederland niet anders zullen mogen verkocht worden dan twee soorten bier, n.l. een Luxe-bier licht gekleurd en een Volksbier, donker gekleurd waarvan de prijzen beduidend hooger zullen zijn en nader aan de afnemers zullen worden bekend gemaakt.' Naast de gedwongen omzetbeperking voor eigen land, kondigde de regering in maart 1918 een algeheel uitvoerverbod voor bier af. En alsof dit alles nog niet genoeg was, werd in november 1918 de acht-urige werkdag in brouwerijen ingevoerd, waarvan alweer een verhoging van de productiekosten uitging. Was het aantal Limburgse brouwerijen tussen tussen 1900 en 1913 al gedaald van 193 tot 177, de nasleep van de eerste wereldoorlog zette echt fors het mes er in. In 1920 waren er nog maar vierennegentig brouwerijen en een jaar later negenenzeventig. Depressie en concentratie

De eerste jaren na de oorlog brachten een licht herstel. Het trage tempo van veranderingen en de stijging van lonen en grondstofprijzen deden het mogelijke gunstige effect echter weer tenietde na 1920 intredende economische depressie, de grote werkeloosheid, de vermindering in koopkracht bij het publiek, enkele bar slechte zomers en alweer een belastingverhoging in 1924 maakten het er voor de bierbrouwers niet beter op. Integendeel, het bierverbruik bleef ver achter bij dat van vòòr de eerste wereldoorlog. Pas in 1927 kwam er enige verbetering, maar de crisis die na 1930 in volle hevigheid voelbaar werd, tastte de brouwindustrie verder aan. De kleintjes moesten wijken voor de groten, die steeds meer brouwerijen gingen opkopen en stilleggen om de locale afzet over te nemen. Door het verlenen van kredieten en faciliteiten aan horecabedrijven werd de positie van de kapitaalkrachtige brouwerijen steeds sterker en zagen de dorpsbrouwers zich buitenspel gezet. Intensieve advertentie-campagnes in dagbladen en tijdschriften en het verstrekken van reclamemiddelen als lichtbakken, uithangborden, bierglazen, asbakken en viltjes droegen bij tot de populariteit van slechts enkele brouwerijen. Deze concentratietendens, die in Limburg overigens later op gang gekomen is dan elders in ons land, heeft de doodsteek betekend voor de laatst overgebleven traditionele bierbrouwers. In 1930 bedroeg het aantal brouwerijen in Limburg eenenvijftig; zes jaar later was dit teruggelopen tot vijfentwintig. Kadastrale kaart De Venlose bierbrouwerijen zijn zeer detailleerd in 1842 in kaart gebracht. Met de bijbehorende register, dat de wijdlopige titel 'Oorspronkelijke en suppletoire aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen benevens van derzelver inhoudsgrootte, klasseering en belastbaar inkomen' draagt, vormen deze kadastrale minuutplans een schier onuitputtelijke bron. Elk huis, schuurtje, hofje,stukje stadsmuur of bedrijfje staat nauwkeurig ingetekend. Deze kaarten prikkelen de fantasie geven ons een mogelijk tot inleving in de sfeer, de geur, de geluiden, kortom de adem van de stad. In de periode van iets meer dan een eeuw, die ligt tussen de uitgave van deze kaarten en november 1944, toen de laatste brouwerij in vlammen opging, zijn in Venlo precies tien brouwerijen in bedrijf geweest. Op de westelijke Maasoever, bijna recht tegenover de Bolwaterstraat, lag De Staay. Een aanzienlijk bouwwerk uit de 17e eeuw, omgeven door sierlijke, oude lindebomen. Het deed dienst als boerderij, veerhuis, logement, herberg én brouwerij. Bij keizerlijk decreet, door Napoleon Bonaparte op 6 februari 1812 in de Tuileriën uitgevaardigd, werd het huis en de landerijen van de bij het grondgebied van Venlo gevoegd. De toenmalige eigenaar, Paulus Houba, moet weinig been gezien hebben in de van hoogste hand verordeneerde Venlose annexatie, want in januari 1816 wendt hij zich tot de Gouverneur van Limburg om de in zijn ogen onzalige plannen van Napoleon ongedaan te maken. Tevergeefs. In oktober 1834, een jaar na Houba's overlijden, wordt De Staay door notaris E. Thiessen openbaar verkocht. Voor 11.700 francs wordt het eigendom van Gerard van den Pasch en zijn echtgenote Hendrina Evers uit Grubbenvorst. Van den Pasch zal vooral voor eigen clientèle gebrouwen hebben. In 1843 bedroeg zijn productie 240 hectoliter. In 1859 noteert de ontvanger der plaatselijke belastingen dat van den Pasch in dat jaar vier keer gebrouwen heeft voor in totaal drieneveertig vat en twintig kannen. In 1859 stond één knecht bij hem op de loonlijst voor vijfenzestig à vijfenzeventig cent per dag met inwoning, kost en vooral vrij-drinken. Na het overlijden van Gerard van den Pasch in 1876, wordt de brouwerij opgeheven en stoombootondernemer H. Janssen eigenaar van de Staay. Bij de inval van de Duitsers, op 10 mei 1940, raakt het idyllische pand door beschietingen onherstelbaar beschadigd. De Gouden Arend en Sint-Caecilia Van dit type bedrijf, een café-brouwerij waar slechts enkele malen per jaar gebrouwen wordt en dan alleen nog maar voor eigen cafè-klanten, waren er meer in Venlo. Op de zuidhoek van de Vleesstraat en de Grote Beekstraat lag café de Gouden Arend. In zijn 'Straten van Venlo' noemt H. Uyttenbroeck de families Pruijmboom, Goudt en Nuyts als eigenaren. In 1826 krijgt Pieter Pruijmboom toestemming de achter zijn café gelegen branderij te verbouwen tot brouwerij. Blijkbaar is dit een bevestiging achteraf van een al bestaande situatie, want in het patentregister over 1821 komen we hem tegen als tapper en brouwer met een productie van 200 hectoliter per jaar. De 'Staat der Fabrijken, Trafijken en bedrijven, welke op den eersten Januarij 1843 aanwezig waren in de Stad Venloo' vermeldt een productie van 120 hectoliter. In hetzelfde jaar wordt de brouwerij gesloten. In de Grote Kerkstraat, waar nu pâtisserie Broekmans ligt, was voor de tweede wereldoorlog café Sint-Caecilia. De naamgeefster was en is niet alleen patrones van alle componisten en uitvoerende musici of muzikanten; op deze plaats

strekte haar hemelse voorspraak zich ook uit over een andere kunst, die in Venloos met het 'traöte' verbonden wordt, namelijk de brouwkunst. De oudst bekende vermelding van Sint-Caecilia als brouwerij dateert van 1706, als de provisoren van de Huisarmen, P. Kels en Andries Noeten, met mede-eigenaar Petrus Pannekoeks aan brouwer Frans Albers voor fl. 860,- Sint- Caecilia verkopen. In de bevolkingsregisters van 1815 tot 1830 komen we een andere Frans in dit pand tegen: Frans Hermes, geboortig van Erkelenz. Hij brouwt per jaar tussen de 250 en 500 vaten en is tevens meelverkoper. Na zijn overlijden in 1836 zet zijn weduwe Petronella Hermes-Mertens, brouwersdochter, de zaak voort. In 1843 is de productie al gestegen tot 662,5 hectoliter per jaar. Zoon Laurens volgt haar op, maar bij zijn vertrek naar Roermond in 1879 is de brouwerij Sint-Caecila gesloten en wordt alleen het café-bedrijf onder die naam voortgezet. Nog een voorbeeld van een kleine brouwerij vinden we in het Keizerstraatje waar Peter Matthijs Verwins bier én azijn bereidde, een combinatie die we in Duitsland en België vaker tegen komen en in ons land kennen van de Gulpener Bier- en Azijnbrouwerij. Verwins krijgt op 12 februari 1827 toestemming tot het oprichten van een brouwerij die hij tegen de huidige kerk van de paters Dominicanen bouwt, ter hoogte van het Ursulastraatje. Verwins, die tevens een smederij bezat, is tot 1843 als brouwer actief geweest. De Hoepel Op de hoek van de Parade en Begijnengang, staat een pand dat tot diep in de Begijnengang doorloopt en waar tot 1920 brouwerij de Hoepel gevestigd was. In 1783 wordt de brouwerij genoemd in een akte, waarbij Willem Theunissen verklaart dat hij van de armenprovisoren een bedrag van 2.000 gulden Kleefsch heeft opgenomen tegen een rente van 70 gulden op een huis, erf en brouwerij gelegen tegenover de Grote Kerkstraat, genaamd 't Reipken. 't Reipke is in het Venlose dialect het verkleinwoord van de reip, de hoepel. Die laatste naam kiest Jan Christian Verzijl, afkomstig uit Katwijk aan de Maas, als hij de brouwerij overneemt. Jan Christian was een gefortuneerd man. Zo kon hij zich onder andere eigenaar noemen van de Italiëmolen bij de Jodenstraat en een windmolen aan de huidige Molenstraat. Verzijl figureert nog in het dagboek van pastoor van Postel, die op 29 januari 1798 noteert dat de Fransgezinden, met molenaar Verzijl voorop, de vrijheidsboom hebben geplant. 's Avonds, maar dit heeft de weleerwaarde van horen zeggen, zouden er meer dan honderd kaarsen gebrand hebben in het woonhuis van Verzijl en zouden zijn kinderen om de Vrijheidsboom gedanst hebben. Jan Christian bracht De Hoepel tot grote bloei. Met 2313 vaten in 1819 was het veruit de voornaamste brouwerij. Na zijn dood in 1820 volgt zijn zoon Jan Augustin hem op. Van Jan Augustin Verzijl bezit het Goltziusmuseum een portret. Op deze pasteltekening van F. Bohres (1843) glimlacht de brouwer ons vriendelijk toe. Geen wonder, want het ging hem zeer voor de wind. Als hij in 1866 op 85-jarige leeftijd overlijdt, wordt als beroep rentenier opgegeven. De brouwerij is dan al weer enkele jaren in handen van zijn neef Antoon Verzijl.Op dat moment zijn er vijf knechten in loondienst en wordt de brouwerij tot de belangrijkste van Noord-Limburg gerekend. Antoon's bier was zeer geliefd, getuige de uitdrukkelijke vermelding in de vele advertenties van café's die rond de vastenavond in de krant verschenen. Als in 1892 Louis Strauch in de Bolwaterstraat café-restaurant International opent, laat hij niet na te vermelden dat hij zijn klanten kan gerieven met het puike bier uit de brouwerij van de heer A. Verzijl à zes cent per glas. Als speciale attractie had Strauch een 'reuzenkellner' geëngageerd die voor de bediening, maar ongetwijfeld ook voor veel gespreksstof zorgde. Verzijl had al vroeg begrepen, dat het verlenen van kredieten aan horecaondernemers hem een vast aantal afnemers gerandeerde. In 1884 bijvoorbeeld, leent hij fl. 2.000,- aan Joannes Seelen, kastelein in de Sociëteit de Prins van Oranje en fl. 1.000,- aan herbergier Daniël Peters. Evenals zijn directe voorganger, oom Jan Augustin, sterft Anton Verzijl ongehuwd. Brouwerij De Hoepel gaat over in handen van zijn petekind Antoon de Rijk. Deze schakelt over op de ondergistende brouwmethode en plaatst daarvoor een koelinstallatie. In 1911 kan hij adverteren met het ondergistend Lagerbier. Later komen daar de andere ondergistende bieren Pilsner en Münchner bij. De Rijk was waarschijnlijk de eerste brouwer in Venlo die tot het bottelen van bier overging. Bier op fles won maar langzaam terrein. Men was gewoon met een kan naar de brouwerij te gaan. Wie een feest vierde bestelde een 'kiendje' bier, een vat met een inhoud van 25 liter. In 1917 moet de brouwerij stilgelegd wegens gebrek aan brandstoffen en gerst. Drie jaar later koopt Willem Bedaux het pand en vestigt er een rijwielhandel. Klosterbraü

Aan de voet van het hoogterras aan de Kaldenkerkerweg ligt, vanuit de stad gezien links een monumentaal, witgepleisterd herenhuis. Het heeft het huisnummer 239 en was de directiewoning van een brouwerij, waarover in het jaarverslag van de Kamer van Koophandel over 1873 gezegd wordt: ' De hier sinds 1872 in aanbouw genomen stoombierbrouwerij en mouterij van de heer Schellens is in december 1873 klaar gekomen en in werking getreden. De inrichting is dusdanig dat alle werkzaamheden door stoom geschieden. Men denk daarin alleen Beiersch (= ondergistend) bier te maken. De roerkuip houdt in 104,1 liter en wordt ook door de machine gedreven, zoodat wanneer twee keer gebrouwd wordt dagelijks 160 hectoliter bier gebrouwd kan worden. De gebouwen zijn omvangrijk, met ruime kelders voorzien, het water is goed, en het eerste bier bijzonder goed uitgevallen, zoodat het alle schijn heeft dat deze brouwerij eene gunstige uitkomst zal leveren.' 'Eene gunstige uitkomst' heeft deze brouwerij niet opgeleverd. Integendeel, van het begin af aan zat het tegen. In 1870 vestigt zich in Venlo Gerard Schellens, geboren in Neuss. Op 5 november 1872 dient hij een aanvraag in om bij het landgoed Casino een bierbrouwerij te mogen vestigen. De te plaatsen stoommachine 'zal zijn van hooge drukking en hetzelve zal hebben een paardenkracht van 4 tot 5.'. Een schoorsteen van vijftien en een halve meter zou overlast bij de omwonenden moeten voorkomen. Zeventien dagen later valt de vergunning in de bus. Als voorwaarde wordt gesteld dat de brouwerij uiterlijk na zes maanden in bedrijf moest zijn. Die bouw vergt echter veel meer tijd dan gepland en de ondernemer krijgt uitstel tot 1 december 1873 om zijn grootse plannen te verwezenlijken. In het Venloosch Weekblad van 24 januari 1874 doet hij trots kond dat de 'Dampf-Bierbrauerei Casino' met ingang van 1 februari daaropvolgend, zal beginnen met het leveren van 'feinen untergärisch Bieres - Wiener Brauart'. Blijkbaar waren in de Duitse taal gestelde advertenties ook toen al geen bijzonderheid. De eerste afnemer van het Weense bier was uitbater H. Hendriks van het bekende café De Papegaai aan de Kaldenkerkerweg, een directe buurman van Schellens. Al vlug na de opening traden complicaties op. De ijskelders waren te klein, waardoor de voorraad natuurijs al gauw uitgeput was en Schellens in de zomer van 1874 met de handen in de schoot moest toezien. Na zijn overlijden in 1876, twee jaar na de opening, neemt zijn stiefzoon Martin Merbecks de roerstok ter hand en trekt als compagnon een verder niet te traceren 'heer Berg' aan. In 1879 kan het jaarverslag van de Kamer van Koophandel opgetogen melden: ' De Beijersche Bierbrouwerij van de heeren Merbecks & Berg schijnt door de aangebrachte doelmatige veranderingen en het verbeteren der kelders meer aan de eischen te kunnen voldoen dan dit in jaren het geval is geweest; zij heeft dan ook het geheele jaar gewerkt en veel bier, niet alleen naar verschillende plaatsen in ons land, maar ook naar België verzonden'. In 1880 verkopen Merbecks' zus en halfzus hun kindsdeel in de brouwerij. Compagnon Berg is inmiddels verdwenen en in zijn plaats treedt Heinrich Egelseer op, die mede-eigenaar wordt. Het gaat niet goed in de brouwerij aan het Casino want in 1882 wordt het faillisement uitgesproken en Charles Baron de Bieberstein, advocaat en procureur uit Roermond, als curator aangesteld. Voor fl. 10.000,- neemt Heinrich Boetzkes, bierbrouwer in Schaag bij Breyell, een jaar later het huis met brouwerij en erf over. Er wordt weer geregeld bier gebrouwen. Boetzkes start een intensieve reclame-campagne voor zijn 'Puik Weiss bier', een bier op basis van tarwe en het al even 'Puik Beiersch, Oud en Versch Bier'. Alles natuurlijk 'onder aanbeveling en verzekering der promptste bediening'. In 1896 wordt echter op last van A.Rogge de verkoop van de brouwerij aangekondigd. Maar Boetzkes weet het ongustige tij voorlopig te keren door een handelsvennootschap aan te gaan met Herman Bird. Op 30 april 1898 komt de Venlose Courant met het bericht, dat in een vergadering in café Suisse de N.V. Venlosche Actienbrouwerij Klosterbräu tot stand gekomen is, die de exploitatie van de brouwerij van Boetzkes zal voortzetten. Op 6 juni van hetzelfde jaar wordt de oprichtingsakte voor notaris Brouwers verleden in aanwezigheid van de acht aandeelhouders: Heinrich Boetzkes en medefirmant Herman Bird, die de brouwerij inbrachten; Joseph Diebels, bierbrouwer in Issum en verder een viertal Venlonaren, t.w. Jules Thywissen, meelfabrikant, Henri Goossens, o.a. betrokken bij de Pope, Herman van Rijn, apotheker en Martin Berger, bankier. Aandeelhouder nummer acht was Jozef Boetzkes, een familielid van Heinrich. Het gestortte kapitaal bedroeg fl. 120.000,- of 200.000 Mark, verdeeld in 200 aandelen van fl 600,- of 1.000 Mark. De Venlose onderneming was hiermee de eerste brouwerij in Noord- en Midden-Limburg die een naamloze vennootschapsvorm bezat. De meest interessante participant is ongetwijfeld Joseph Diebels. Zijn altbierbrouwerij in Issum is uitgegroeid tot de belangrijkse producent van altbier in de Bondsrepubliek.Vanaf 1902 ging de brouwerij zelf het bier bottelen. Dat de aflevering niet altijd zonder problemen verliep, moge duidelijk worden uit een nieuwsbericht in de Venlose Courant van 26 september 1907: 'Gisterenmorgen viel de wagen waarmee het flesschenbier van de Klosterbräu wordt rondgebracht aan de Roermondsche Poort omver. De boomen braken af en het paard ging er van door de Vleeschstraat in, waar het gegrepen werd. Door het omvallen van de wagen waren natuurlijk vele flesschen gebroken en deden zich enkele omstanders te goed aan de overgebleven resten bier'. Deze scherven brachten weinig geluk, Klosterbräu was en bleef onrendabel. Het aandelenpakket werd teruggebracht tot fl. 72.000,- en de N.V. overgenomen door de Bergerbank. Toch konden ook deze

maatregelen niet verhelpen, dat na een lange en langzame kreeftegang de inventaris in 1921 verkocht moest worden. Het Roode Kruis en Huenges De Lomstraat was in de vorige en deze eeuw het Shangri-la voor de door dorst gekwelden. Liefst vier brouwerijen waren hier gevestigd. Deze concentratie laat zich waarschijnlijk verklaren uit de omstandigheid, dat in dit diep gelegen gedeelte van de stad het grondwater van uitstekende kwaliteit was en de putten nooit droog vielen. In het pand waar nu de winkel van de familie Berndes is, was tot 1843 de brouwerij Het Roode Kruis van vader Peter en zoon Hendrik Janssen. Janssen senior had Het Roode Kruis in 1769 gekocht en in korte tijd tot een krachtige bedrijf uitgebouwd. Uit de overzichten van de opbrengst van de moutaccijns over 1776/1777 en 1783/1784 blijkt, dat Peter Janssen de brouwer is met respectievelijk het grootste en het op een na grootste moutverbuik. Bij een boedelscheiding op 27 Prairial An XII/16 juni 1804 komt de brouwerij in eigendom van zoon Hendrik. Met vier knechten is het nog een van de betere brouwerijen in de stad. Bier zal het hoofdproduct geweest zijn, maar daarnaast leverde Peter Janssen ook jenever en azijn. Onze brouwer deelt in de algehele malaise die zijn tijd kenmerkt. In een korte periode wordt het pand met grote sommen geld uit leningen belast. Na zijn overlijden staat er uit familiekring geen opvolger op en wordt Het Roode Kruis verkocht aan koperslager Bruno van Meijel. Van veel bescheidener omvang was de brouwerij van Peter Huenges, gevestigd in een groot pand, in de vorige eeuw nog bekend als Sint-Nicolaas en in oorsprong het gildehuis van de kramers. Peter Huenges hield hotel en herberg. In maart 1866 vraagt hij toestemming voor de bouw en inrichting van een mouterij en brouwerij. Ook Huenges zal vooral voor eigen klanten gebrouwen hebben. Hij levert zowel bovengistend, als ondergistend bier. Voor het 'Officieel Orgaan voor het Jocusrijk - Kikerikiki!',de voorloper van de Traöt, laat Peter Huenges zelfs zijn dichtaderen vloeien: " 'k Wil um wat te annonceere Mit doon in de groëte rie, Mien Hotel recommandeere Zoë Café as Brouwerie. 'k Hald ouk van gezonde grappe En 'k ier de joekserie Maar 'k wil daorum neet vertappe Aan ein smäel- of scheldpartie. Um voor good héj mit te brêke, Wuerd ter kennis dit gebrag: Die zich achter mâske s stêke, Blief den toegang heej ontzag." Uit een advertentie uit het Venloosch Weekblad van 19 juni 1886 weten wij zijn prijzen. Versch bier kostte tien, Oud bier twaalf en Beiersch bier zestien cent per liter. Na zijn overlijden in 1890 wordt de brouwerij inventaris te koop aangeboden en kopen de Zusters van Liefde het pand om er een Bewaarschool in te beginnen. De Liefde Brouwerij de Liefde was gesitueerd in het pand waar thans bloemen- en plantenzaak Leurs is. Wie de moeite neemt om hier even binnen te lopen, vindt in de zaak nog de waterput en lagerkelders van de brouwerij. Ze zijn bij een verbouwing op gelukkige wijze geïntegreerd in het geheel. De brouwerij, die een ingang had aan het Knibbelstraatje was in 1841 door Willem Theunissen voor een bedrag van fl. 3.200,- en een jaarlijkse lijfrente van fl. 226,80 verkocht aan Peter Jozef van Liebergen. Volgens de eerder genoemde opgave van 1843 brouwde van Liebergen 1.268,02 hectoliter per jaar en had hij twee knechten in dienst. In 1855 geven Gedeputeerde Staten hem toestemming een jeneverstokerij te beginnen. Zoon Karel volgt hem op in De Liefde

en als deze overlijdt komt schoonzoon Frans Klep, uit Breda, voor het voetlicht. In het dialect is een 'klep', een glas bier. Er bestaat geen meervoudsvorm. Wie in gezelschap vertoeft en een rondje bestelt, vraagt gewoon om zoveel 'klep' als er bierliefhebbers rond de tafel zitten. Nu zou men kunnen vermoeden, dat dit dialectwoord in relatie staat met brouwer Frans Klep. De naam is immers een teken. Toch is dit niet het geval. Al lang voordat Frans Klep in Breda geboren was, werden in Venlo bij de kastelein 'klep' besteld. Een 'klep' is namelijk een bierpot uit aardewerk of glas, met een tinnen of verzilverde klapdeksel. Het drinken van een 'klep' kende een code, die tot ons gekomen is door een van smakelijke verhalen van levenskunstenaar en begenadigd causeur Sjang Cornet. Wie in een café even 'naar achter moest' en in zijn haast vergat de klapdeksel van zijn 'klep' dicht te slaan, wachtte bij terugkomst een onaangename verrassing. Zijn vrienden waren toegeschoten en hadden hun 'klep' met opengeslagen deksel op die van het slachtoffer gestapeld. Het slachtoffer was verplicht een rondje te geven aan alle 'torenbouwers'. Meteen na de eerste wereldoorlog wordt brouwerij De Liefde ontmanteld en vertrekt Frans Klep met zijn gezin naar het Belgische Etterbeek. La Belle Alliance Brouwerij La Belle Alliance stond via een overdekt steegje in verbinding met de Lomstraat. Momenteel is op deze plaats 'De Lampenier', een zaak in verlichtingsartikelen. De oorsprong van La Belle Alliance moeten we zoeken in 1800, als de puissant rijke Dyonisius Mulder bij notaris Ph. Frederix een contract tussen hem en de Maastrichtse brouwer Paulus Thijssen laat opstellen. Men komt overeen dat Thijssen Mulder zal leren Maastrichts Witbier te maken, een bier op basis van tarwe(mout). Thijssen verplicht zich 'alle geheijmen, aanwijsingen, ophelderingen en ingredienten dewelke tot voorschreven onderwijsinge en lieringe souden connen dienen en deselve volmaakt doen worden' te onthullen, 'sonder deswegen aan den eerste comparant iets het weinigste te mogen agterhouden en verswijgen'. In 1840 koopt zoon Everard de brouwerij en mouterij bij een boedelscheiding. De inventaris bestaat uit: een brouwketel, een werk- en gistkuip, een gerstbak met onderbak, een maïschpomp, twee koelschepen, de mouterij, een waterpomp, een grote partij vaten in verschillende maten, beslagrieken, stookijzers en een kolenschap. De aankoopsom van de brouwerij met inventaris en bijbehorend woonhuis bedraagt fl. 8.125,-. Een dag later laat hij bij notariële acte vastleggen dat hij de brouwerij voor de ene helft voor zichzelf en voor de andere helft voor zijn compagnons Rudolf Courbois uit Nijmegen en Johan Blom uit Venlo, gekocht heeft. In 1842 verzoekt Everard Mulder, via de Kamer van Koophandel, aan de Minster van Financiën om kleinere roerkuipen te mogen plaatsen, omdat in de zomermaanden de voorraad bier beperkt moet zijn vanwege het gevaar van verzuring door de warmte. Interessanter is de brief van 20 januari 1856, die de Kamer van Koophandel namens hem aan de Commissaris van De Koning richt. Hierin wordt verzocht Mulder toestemming te geven om bij het brouwen van 'Beijersch Bier' op de avond voor de eigenlijke brouwdag al met zijn werkzaamheden te mogen beginnen. Dit is nodig om het bier zijn lichte kleur te laten krijgen. De brouwer is met plezier bereid de brouwketel af te laten sluiten en te laten verzegelen door een belastingambtenaar. Helaas is het antwoord op dit verzoek niet bewaard gebleven. Daarmee is niet met zekerheid vast te stellen, of Everard Mulder als een der eersten in ons land overgegaan was op de ondergistende brouwmethode. Maar we mogen aannemen dat waar rook uit de brouwerijschoorsteen komt, er ook wel vuur onder de ketel zal zijn. Lange jaren is de naam van de familie Wolters aan La Belle Alliance verbonden geweest. In 1858 huwt Ferdinand de Volder met Anna Wolters. Ferdinand brengt bij het huwelijk de brouwerij La Belle Alliance in. Het brouwers- en huwelijksgeluk heeft niet lang mogen duren. Ferdinand stierf in 1856, slechts achtentwintig jaren oud, of liever gezegd jong. De weduwe stond voor de moeilijke taak het bedrijf voort te zetten. Haar broer Louis Anton Wolters ging het bewind voeren. Louis was een man met open oog voor de ontwikkelingen op het gebied van de techniek. Hij liet in 1871 een 'stoomwerktuig of locomobile van een en een half paardekracht tot het in beweging brengen van de waterpomp en de moutmolen' installeren 98. Hiermee werd een eerste begin gemaakt met de mechanisatie van het bedrijf, waardoor een arbeidsbesparende productiewijze mogelijk werd. Na de dood van hun vader in 1906, namen de zonen Jules en Felix La Belle Alliance over. Zij werden terzijde gestaan door hun moeder Josephine. Het bier van Wolters was bekend en geliefd. Het werd in talloze café's in en buiten Venlo gedronken. Kasteleins betaalden ongeveer 23 gulden voor één vat pilsner, het hoofdproduct van La Belle Alliance. Op zondag 5 november 1944 viel het doek voor de laatste Venlose brouwerij. Vijf Mitchell-bommenwerpers lieten rond vier uur 's middags hun dodelijke last vallen op de stad. De gevolgen waren desastreus. Een felle brand aangewakkerd door een stormachtige wind, dreigde de hele binnenstad in de as te leggen. Een hoosbui voorkwam die ramp, maar het leed en de schade waren immens. Ook brouwerij La Belle Alliance was een prooi geworden van de vlammen. Van het hele complex bleef niets meer over dan wat opslag- en lagerruimtes. Hiermee werd het boek van de geschiedenis van de Venlose brouwnijverheid voorgoed dichtgeslagen.