Gemeente Den Haag. de gemeenteraad. Rm BSD/ RIS december Gemeentelijke financiering 2016

Vergelijkbare documenten
2. Gemeentelijke financiering in de dagelijkse praktijk

PROGRAMMABEGROTING

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

PROGRAMMABEGROTING

Paragraaf 4: Financiering

PARAGRAAF 3 FINANCIERING

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad. Rm BSD/ RIS juli 2015

Probleemstelling: Berekening benodigde bedrag voor de herfinanciering: Financieringsmemo juni 2015 nr.

BEGROTING Paragraaf Financiering

Grip op Financiën. 13 januari 2015 Sector Control

Treasurystatuut VRU Vastgesteld door het algemeen bestuur d.d. 19 februari 2018

Advies: Kennis te nemen van de treasuryrapportage 2014 inclusief de geactualiseerde liquiditeitsprognose

PARAGRAAF 3 FINANCIERING

Voorstel aan dagelijks bestuur

Kanttekeningen bij de Begroting Paragraaf 4 Financiering

Schuldpositie gemeente Purmerend. Presentatie commissie AZ 15 mei 2017

PROGRAMMABEGROTING Gemeente Leiderdorp

Paragraaf Financiering

Machtiging voor het aangaan van geldleningen in 2009 en aanpassing mandaat voor kortlopende geldleningen.

VOORSTEL AAN HET COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN

3.4 Paragraaf Financiering

Programmabegroting Versie:

Leningen en kasstromen

Onderstaande tabel geeft het verloop weer van onze huidige langlopende geldleningen.

Paragraaf 4 Financiering

VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Memo. Leden van het algemeen bestuur. Treasuryberaad. Datum 30 mei Onderwerp Financieringsbehoefte 2016

Treasurystatuut. Treasurystatuut

Renteverloop 1 jul jun 2017

Memo. Leden van het algemeen bestuur. Treasuryberaad. Datum 17 juni Onderwerp Financieringsbehoefte 2016

Notitie Rentebeleid 2007

In het Financieringsstatuut 2016 zijn 19 artikelen opgenomen die als volgt kunnen worden ingedeeld:

PARAGRAAF 4 : FINANCIERING

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2014;

ARCHIEF * * Corsa-nr Datum 15 april 2013 Onderwerp Bijlage 2 behorend bij DB-voorstel Project

PARAGRAAF FINANCIERING ALGEMEEN

gemeente Eindhoven Betreft startnotitie over uitwerking spelregel Financiën helder en op orde: investeringen maatschappelijk nut.

vast te stellen het navolgende Treasurystatuut 2016 van de gemeente Amersfoort.

Treasurystatuut voor de Veiligheidsregio Utrecht

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen

Inleiding Treasurybeleid... 2 Doelstellingen, Uitgangspunten, limieten, begrippen, indeling

Begroting 2018 Financiering Provincie Gelderland

4.4 Financiering. Inleiding

4.4 Financiering De financiering van de gemeente Spijkenisse

Aan de raad AGENDAPUNT 6.9

Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwikkelingen, Prestaties (wat gaan we doen) en financiële consequenties per product

Uitvoeringsregels Treasury 2018 Gemeente Tilburg

Investeringskasstroom: Investeringen maatschappelijk nut -25,5 Investeringen economisch nut -83,4 Investeringen grondexploitaties (netto) -0,6

Beleidsregels 1. Doelstelling treasuryfunctie 2

Schuldpositie gemeente Bergen Is de positie houdbaar?

Bijlage: Technische invulling Stabiliteit en Groeipact verdrukt onbedoeld publieke investeringen

Programmabegroting Versie:

DB-vergadering Agendapunt 15

HAVENSCHAP MOERDIJK. Concept Begroting 2018

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier; Renterisico

- Besluit van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2010 (agendapuntnummer 3.1).


Herstructurering geldleningenportefeuille Vechtstromen Agendapunt 6 Kenmerk. Nee

Nieuw begrotingsresultaat

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

BIJLAGE 2 Was-wordt tabel

Treasurystatuut 2010

Lange rente 2,65% 3,00% 3,35% 3,70% 4,00% Korte rente 0,15% 0,25% 1,00% 1,50% 1,50%

Treasurystatuut 2016 Gemeenschappelijke Regeling Avri

1. Inleiding en richtlijnen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inhoud 1. INLEIDING 3 2. DOELSTELLING TREASURYFUNCTIE 3 3. INTERNE ORGANISATIE TREASURY FUNCTIE 5 4. TREASURYPARAGRAAF 5

PARAGRAAF 3. Financiering. Begroting 2011 Paragraaf 3 Financiering

gfedcb Besluitenlijst d.d. d.d. gfedcb gem.secr.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoogheemraadschap van Delfland NOTA TREASURYBELEID. Versie: 1.0 Datum: 25 november Nota Treasurybeleid 1

Analyse schuldpositie gemeente Bloemendaal. * * Bedrijfsvoering. Leden van de gemeenteraad Bloemendaal Postbus AE OVERVEEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Treasury statuut. Versiebeheer V2, Besluitvormingscyclus 6 Vaststelling RvT Vastgesteld CvB

Notitie rente

NOTA RENTEBELEID GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

Treasurystatuut Aqualysis 2014

Begroting Openbaar lichaam Ferm Werk

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Provinciale staten van Noord-Holland;

Treasurystatuut Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

In onderstaande tabel wordt de renteverwachting van een aantal grootbanken weergegeven. opstelling begroting 2016

Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie

FINANCIERINGSSTATUUT OMGEVINGSDIENST GRONINGEN

Mondelinge vragen gesteld op de begrotingsmarkt. Vraag Gevraagd is om een overzicht van alle risico s en de aannames/berekeningen hierachter.

Treasurystatuut gemeente Groningen Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;

4. PARAGRAAF FINANCIERING. Wat is financiering?

Treasury Statuut Vastgesteld 10 april 2017

Treasurystatuut. Acis, Stichting openbaar primair onderwijs Hoeksche Waard

Treasurystatuut. Status: Besproken in MT d.d. 14 augustus 2017 Naar DB d.d. 2 oktober 2017 Naar GMR d.d. 9 november 2017 Vastgesteld d.d.

Gemeente fj Bergen op Zoom

Presentatie Treasury FEO. 11 juli 2005

De Algemene Vergadering wordt gevraagd in te stemmen met de Begroting 2016 van NOC*NSF

1. DOEL. 1.1 Doelstellingen en randvoorwaarden van het treasury beleid

Financiering. Begroting 2017

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Treasurystatuut Nordwin College

Raadsvoorstel Treasurystatuut gemeente Eindhoven 2015

3.4. Financiering Algemeen

Transcriptie:

Gemeente Den Haag de gemeenteraad Rm 2015.363 - BSD/2015.834 RIS 289294 14070 1 december 2015 Gemeentelijke financiering 2016 1. Inleiding Het college informeert de raad jaarlijks over het gemeentelijke financieringsprogramma. Dit is conform het Treasurystatuut van de gemeente (in 2015 geactualiseerd, RIS 279477). In deze raadsmededeling wordt het gemeentelijke financieringsprogramma uiteengezet voor 2016. Het college van burgemeester en wethouders regelt op basis van art. 160 lid e van de Gemeentewet het maximum van de jaarlijks af te sluiten kort- en langlopende leningen, waarbij het college rekening houdt met de limieten voor financiering die bepaald worden door de Wet Financiering decentrale overheden (Wet fido), namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. De hieronder berekende maxima geven feitelijk de gereserveerde jaargrenzen aan, waarbinnen het college toestemming geeft aan de Plaatsvervangend gemeentesecretaris om lang- en kortlopende leningen af te sluiten. In deze brief gaan wij in op de planning van de daadwerkelijk te financieren bedragen, binnen deze maxima. Deze planning is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de feitelijke ontwikkeling van investeringsuitgaven en van de overige liquiditeiten. De planning is bedoeld om inzicht te geven aan de raad. De budgettaire gevolgen van deze financieringsplanning (rentekosten en -opbrengsten) zijn in de begroting 2016-2019 opgenomen. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze de gemeente zich in de praktijk financiert en waarom, naast de baten en lasten, ook de ontwikkeling van de schulden van de gemeente van belang is. 2. Gemeentelijke financiering in de dagelijkse praktijk 2.1 De gemeentelijke financieringsfunctie Uitkeringen moeten op tijd worden betaald, evenals subsidies, salarissen en rekeningen van derden. De inkomende geldstromen - zoals de algemene uitkering en specifieke uitkeringen, onroerende zaakbelasting, parkeergelden - komen niet op hetzelfde moment binnen als de betalingsverplichtingen voldaan moeten worden. Daardoor ontstaan er voortdurend positieve of negatieve banksaldi. Doel van de financieringsfunctie is dat de gemeente altijd op tijd aan al haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De Treasury (het cashmanagement) probeert daarbij om de rentekosten zoveel mogelijk te beperken.

BSD/2015.834 2 Bij tijdelijke negatieve banksaldi worden kortlopende geldleningen aangetrokken (begrensd tot de kasgeldlimiet), tijdelijke positieve banksaldi worden uitgezet binnen de kaders van de wet Financiering decentrale overheden, de Wet fido. Uitgaven voor investeringen of aflossingen van leningenportefeuilles hebben direct een nadelig effect op de gemeentelijke banksaldi en kunnen derhalve leiden tot acties op de geldmarkt of kapitaalmarkt. Ook geld uitlenen aan derden, uit overwegingen van publiek belang, kan ertoe leiden dat de gemeente meer moet lenen. Hierop zal later worden teruggekomen. 2.2 Enkele begrippen uit de gemeentefinanciën: baten/lasten vs. inkomsten/uitgaven In deze paragraaf leggen we enkele begrippen uit: - Baten en lasten - Inkomsten, uitgaven en schulden - EMU-saldo - Bezit, schulden en balans - Houdbare gemeentefinanciën. Baten en lasten Gemeenten houden hun financiën bij in baten en lasten. Ook bedrijven hanteren baten en lasten. Uitgaven en inkomsten worden daarin toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Als een gemeente een investering doet, bijvoorbeeld een bedrijfsauto koopt die vijf jaar meegaat, dan worden de kosten verdeeld over die vijf jaar. Volgens het stelsel van baten en lasten heeft de gemeente elk jaar een sluitende begroting. Dat moet namelijk van de Gemeentewet. Dat wil niet zeggen dat er elk jaar even veel geld binnenkomt als uitgaat. Als een gemeente in een bepaald jaar een grote investering doet, moet er dat jaar veel betaald worden. In dat jaar heeft de gemeente dan een financieringstekort. In latere jaren komt er meer geld binnen dan eruit gaat, en heeft de gemeente een financieringsoverschot. Dus terwijl de gemeente elk jaar een sluitende begroting heeft, sluiten de geldstromen hier niet op aan. Inkomsten, uitgaven en schulden De rijksoverheid werkt niet op basis van baten en lasten, maar op basis van inkomsten en uitgaven, ofwel op kasbasis. Daarbij wordt gekeken naar de kasstromen. Een bedrijfsauto die vijf jaar meegaat, komt bij de overheid volledig ten laste van het jaar waarin hij is betaald. Het saldo van inkomsten en uitgaven bij de overheid is het zogeheten EMU-saldo. Dit is ook voor gemeenten te berekenen. Het EMU-saldo is uitdrukkelijk wat anders dan het saldo van baten en lasten! Als de uitgaven in een jaar hoger zijn dan de inkomsten, dan heeft de gemeente een financieringstekort en moet ze geld lenen. Er ontstaan dus schulden. Als de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven, dan kan de gemeente een deel van zijn schulden afbetalen. De toename of afname van de schulden in een jaar is het financieringsresultaat van de gemeente. Als een gemeente uitbreidt, hetzij omdat er meer woningen en inwoners komen, hetzij omdat de gemeente steeds meer of steeds duurdere voorzieningen aanbiedt aan de inwoners door nieuwe investeringen, dan geeft de gemeente meer uit dan ze ontvangt. Dan heeft de gemeente dus een EMU-tekort (= negatief EMUsaldo). Met een EMU-tekort is niets mis. Er staan immers steeds meer bezittingen tegenover de groeiende schulden die de gemeente is aangegaan. Maar op de middellange en lange termijn moet de gemeente wel aan haar schuldverplichtingen voldoen door de rente en aflossingen te betalen. Rente en aflossingen leggen een beslag op de toekomstige inkomsten van de gemeente. Deze uitgaven aan aflossingen en rente kunnen niet aan andere publieke voorzieningen worden besteed. Met lenen neemt een gemeente als het ware een voorschot op de toekomst.

BSD/2015.834 3 Vandaar dat de gemeenteraad altijd toestemming moet geven voor de zogeheten kredieten voor investeringen. Bij hoge schulden heeft een gemeente minder mogelijkheden om te bezuinigen en om de bestemming van gelden te veranderen die ligt door de schulden immers vast. Daar staat tegenover dat schulden nodig zijn voor investeringen, en dus voor gemeentelijke voorzieningen. Dit is de reden waarom de Treasury naast de baten en lasten juist ook de ontwikkeling van de schulden van de gemeente volgt. EMU-saldo In 2013 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF) aangenomen. Deze wet stelt regels aan de financiën van de centrale overheid en de decentrale overheden. De wet is een invulling van Europese normen op dit gebied, maar stelt meer eisen dan we Europees verplicht zijn. In de Wet HOF is een macronorm voor het totale EMU-tekort van de gezamenlijke decentrale overheden gesteld. In 2016 is die norm 0,4% van het bruto binnenlands product. Anders dan de voorgaande jaren, is dat tekort in 2016 niet uitgesplitst tussen de gemeenten, provincies en waterschappen. Er geldt in 2016 dus geen norm voor het EMU-tekort van alle gemeenten tezamen, en evenmin voor individuele gemeenten. De Wet HOF stelt geen beperkingen aan de schulden van de decentrale overheden. Bezit, schulden en balans Gemeenten gebruiken leningen voor de aanschaf van bezit. De waarde van dat bezit en de schulden die daartegenover staan, worden in de boekhouding van een gemeente op de balans bijgehouden. Een balans de naam zegt het al moet in evenwicht zijn. Als de schulden op de balans lager zijn dan de waarde van de bezittingen, is een sluitpost nodig om de balans weer in evenwicht te brengen. Deze sluitpost is het eigen vermogen. Gemeenten hebben dus tegelijkertijd schulden én een eigen vermogen. Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve en alle andere reserves. Deze situatie is vergelijkbaar met die van een huizenbezitter, die een hypotheek (= schuld) heeft die lager is dan de waarde van zijn huis. Het verschil tussen die twee is het eigen vermogen. Het eigen vermogen is geen spaarrekening op de bank, maar zit als het ware opgesloten in de waarde van het huis. Evenzo staan de reserves van de gemeenten dus niet op een bankrekening. Men zegt wel dat de reserves op de balans van een gemeente vastzitten in het bezit. Bijvoorbeeld in de bakstenen van een schoolgebouw of in het asfalt en de stoeptegels van de gemeentelijke weg. Met de reserves van een gemeente kunnen geen rekeningen worden betaald. Er moet dus worden geleend. De geldelijke bezittingen van een gemeente staan op de balans onder de post Liquide middelen. De hoogte van het eigen vermogen in de vorm van reserves zegt niets over de hoogte van de schuld. Bij een eigen vermogen van 2 miljoen kan de schuld 1 miljoen euro bedragen (als de gemeente 3 miljoen aan bezittingen heeft, zoals panden en wegen), maar ook 100 miljoen (dan heeft de gemeente 102 miljoen aan bezittingen). Een balans hoort bij een stelsel van baten en lasten. Het Rijk, dat werkt op kasbasis, hanteert geen balans. Voor het Rijk is alleen de schuldpositie van belang. Vandaar de nadruk bij de rijksfinanciën op de schuldpositie: het Rijk heeft geen alternatief. Ook de Europese financiële normen, die gebaseerd zijn op centrale overheden, gaan uit van schulden en van tekorten op kasbasis. Houdbare gemeentefinanciën De VNG heeft de afgelopen jaren het begrip houdbare gemeentefinanciën geïntroduceerd. De VNG vindt de financiën van een gemeente houdbaar als een gemeente ook bij een bepaald scenario met economisch slecht weer genoeg geld overhoudt om aan de schuldverplichtingen (rente en aflossing) te blijven voldoen zonder dat de noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen. De gemeente Den Haag hanteert dit begrip niet, omdat de gemeente Den Haag een genuanceerde risicoparagraaf hanteert. Bij veel (kleinere) gemeenten is die aanzienlijk minder genuanceerd.

BSD/2015.834 4 2.3 Totaalfinanciering vs. projectfinanciering De gemeente hanteert bij het financieren van de uitgaven en inkomsten het systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat alle uitgaven worden opgeteld ongeacht om wat voor soort uitgave het gaat. Hiertegenover worden dan alle inkomsten gezet. Als blijkt dat de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten, dan is sprake van een financieringsbehoefte. Totdat de (wettelijke) kasgeldlimiet is bereikt (die is in 2016 200 miljoen), mag de gemeente hiervoor kortlopende leningen aantrekken. Kortlopende leningen zijn in de regel goedkoper dan langlopende leningen. De gemeente mag de kasgeldlimiet tijdelijk overschrijden, maar moet dan binnen drie kwartalen overgaan tot het aantrekken van (een of meerdere) langlopende leningen (zie 5.3). Bij de methodiek totaalfinanciering zijn leningen niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of investeringen, maar aan het saldo van wat de gemeente in totaal uitgeeft en binnenkrijgt. De gemeente past totaalfinanciering toe om twee hoofdredenen: 1. allereerst is door totaalfinanciering de administratieve verwerking eenvoudiger en efficiënter dan bij projectfinanciering. De administratieve kosten zijn daarmee ook lager. 2. bij totaalfinanciering wordt pas geleend als het totaal van alle bankrekeningen een negatief saldo vertoont. Hierdoor zijn de rentekosten zo laag mogelijk en kan de kasgeldlimiet optimaal worden benut. Ad 1: nadeel bij projectfinanciering is dat direct geleend wordt voor een investering, terwijl bij een andere investering een positief kassaldo aanwezig kan zijn. De gemeente hanteert uitdrukkelijk niet de gulden financieringsregel, die inhoudt dat een lange financieringsbehoefte wordt gefinancierd met langlopende middelen en een kortdurende financieringsbehoefte met kortlopende middelen. De rente voor kortlopende leningen is momenteel zo laag dat de gemeente hier de voorkeur aan geeft binnen de daarvoor geldende regels inzake de kasgeldlimiet. 2.4 Financieren op basis van een rentevisie Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente langlopende geldleningen aan. Het financieringsbeleid is erop gericht om de rentekosten te minimaliseren en de renterisico's te beheersen. De gemeente heeft een rentevisie nodig om te kiezen voor welke termijnen ze geld leent. Als de gemeente bijvoorbeeld een rentestijging verwacht, zal ze noodzakelijke leningen voor een lange periode aangaan. Bij een rentedaling kiest ze voor korter lopende leningen. De gemeentelijke rentevisie wordt minstens elk kwartaal geactualiseerd, en indien noodzakelijk ook tussentijds. De rentevisie van de gemeente wordt in principe gebaseerd op de rentevisie van één of meer gezaghebbende financiële ondernemingen. 2.5 Renteverwachting 2016 Op dit moment bestaat in de financiële markten voor 2016 een duidelijke consensus voor de renteverwachtingen. Renteontwikkelingen geldmarkt (leningen met een looptijd korter dan of gelijk aan één jaar) De Europese Centrale Bank (ECB) houdt gedurende langere tijd haar rentetarieven uitzonderlijk laag. Sinds september 2014 is de beleidsrente (korte rente), als gevolg van dalende inflatievooruitzichten, slechts 0,05% en is de depositorente negatief gemaakt tot minus 0,2%. De ECB heeft als doel dat de inflatie in de eurozone dicht bij, maar beneden 2% ligt. In 2015 zijn de economische cijfers voor de eurozone verbeterd en loopt de inflatie geleidelijk op. Echter, de inflatie ligt nog ruim beneden 2% en de ECB heeft dus alle reden om de korte rentetarieven laag te houden. De korte rente, die de gemeente moet betalen voor haar kortlopende leningen (dat zijn leningen met een looptijd korter dan of gelijk aan één jaar), zal voorlopig rond het huidige niveau van nul procent blijven liggen. De markt ziet de geldmarktrentes pas stijgen in 2017.

BSD/2015.834 5 Renteontwikkelingen kapitaalmarkt (leningen met een looptijd langer dan één jaar) Een programma van kwantitatieve verruiming door de ECB is in maart 2015 van start gegaan om de inflatie in het eurogebied omhoog te brengen. Per maand koopt de ECB voor 60 miljard aan private en publieke waardepapieren aan. Het programma loopt ten minste tot september 2016. De omvangrijke kwantitatieve verruiming oefent aan de ene kant een neerwaartse druk op de lange rente uit. Aan de andere kant zijn de economische cijfers voor de eurozone verbeterd en bestaat de kans dat de inflatie oploopt. Bovendien wordt verwacht dat de Fed (de Amerikaanse centrale bank), als gevolg van gunstige Amerikaanse economische cijfers, eind 2015 de korte rente gaat verhogen. Deze factoren zorgen voor een opwaarts effect op de lange rente vanaf 2016. Bij het verwachte economische herstel en oplopende inflatie zal de ECB in september 2016 haar opkoopprogramma beëindigen. De markten zullen daarop tijdig voorsorteren, in dat geval zal de rente verder stijgen. 3. Actuele ontwikkelingen op treasurygebied (intern/extern) 3.1 Nieuw Treasurystatuut en Uitvoeringsbesluit Begin 2015 zijn het (vernieuwde) Treasurystatuut 2015 (RIS 279477) en het Uitvoeringsbesluit Treasurybeheer 2015 (RIS 279476) vastgesteld. 3.2 Schatkistbankieren De gemeente is vanaf 16 december 2013 gebonden aan de regels van het schatkistbankieren. De gemeente Den Haag heeft echter geen tijdelijke overtollige middelen, het totaal van alle gemeentelijke bankrekeningen is negatief. De gemeentelijke liquiditeitsprognose (zie de Paragraaf Financiering van de programmabegroting 2016-2019) laat zien dat de gemeente ook de komende jaren geen overtollige liquide middelen zal hebben. 4. Liquiditeitsprognose Zoals in de Paragraaf Financiering in de begroting 2016-2019 is toegelicht, verwacht de gemeente een (permanent) liquiditeitstekort te hebben. Dit liquiditeitstekort wordt veroorzaakt door de onder 5.2 a. tot en met d. genoemde punten. Door de belastingopbrengsten eind eerste kwartaal en in het tweede kwartaal van 2016 en het ontvangen van het btw compensatiefonds eind tweede kwartaal 2016, zal het liquiditeitstekort aanzienlijk afnemen om vervolgens in het tweede halfjaar (vooral in het vierde kwartaal) van 2016 weer toe te nemen. Ieder jaar is dit patroon in de liquiditeitsprognose terug te zien. 5. Aantrekken van langlopende en kortlopende middelen in 2016 5.1 Onzekerheid bij financieren Er kan in de loop van een begrotingsjaar financieel heel veel gebeuren, waarvan de contouren aan het begin van dat jaar nog onduidelijk zijn of in het geheel nog ontbreken. Veel is in voorbereiding bij de gemeentelijke diensten en vergt nog nadere besluitvorming door het college of de raad in de loop van het jaar. Planvorming kan uiteindelijk leiden tot toekomstige uitgaven, maar ook tot extra toekomstige inkomsten (bijvoorbeeld van het Rijk). Veel kan in termen van verwachte liquiditeit nog ongewis zijn. Om toch over voldoende flexibiliteit en bewegingsruimte in de gemeentelijke financiering te kunnen beschikken is een voldoende financieringsmandaat voor de uitoefening van de financieringsfunctie onontbeerlijk. Het college gaat daarom voor de mandatering (die volgt uit het Treasurystatuut en het Uitvoeringsbesluit Treasury) uit van de in deze brief aangegeven maxima van 530 miljoen (zie 5.2) lange financiering en 200 miljoen (de kasgeldlimiet voor 2016, zie 5.3) kort op te nemen leningen in 2016. Deze maxima betekenen niet dat daadwerkelijk deze omvang zal worden bereikt.

BSD/2015.834 6 5.2 Langlopende middelen in 2016 De gemeentelijke lange financieringsbehoefte wordt door vier onderwerpen bepaald: a. de aflossing van lopende leningen (binnen de wettelijke renterisiconorm), b. de investeringsuitgaven gedurende het jaar, c. leningen voor investeringen van derden, met name gemeentelijke deelnemingen en d. financiering van toekomstige gemeentelijke investeringen. a. Aflossing van lopende leningen Bij het aantrekken van langlopende geldleningen dient rekening te worden gehouden met (toekomstige) renterisico s. Een renterisico doet zich voor wanneer nieuwe leningen moeten worden aangetrokken of wanneer voor bestaande leningen een renteherziening aan de orde is. Op dat moment kan de dan geldende rente afwijken van de in de begroting geraamde rente. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen, omdat de gemeente dan een groot financieel risico loopt als de rente hoog is. In de Wet fido is daarom een renterisiconorm opgenomen: de herfinancieringen mogen jaarlijks niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal, dat wil zeggen 471 miljoen. Bij het afsluiten van leningen dient rekening te worden gehouden met het toekomstige aflossingsritme van de totale leningenportefeuille. Contractueel (als gevolg van in voorgaande jaren afgesloten langlopende leningen) moet de gemeente Den Haag aan financiële partijen (banken, verzekeringsmaatschappijen) in 2016 circa 40 miljoen (BNG: circa 17 miljoen en NWB: circa 23 miljoen) aan aflossingen op opgenomen langlopende leningen (voor de eigen bedrijfsvoering) betalen. Ze zal dus ruimschoots binnen de renterisiconorm blijven. Afgesloten forwards in 2015 Om te kunnen profiteren van het huidige lage renteniveau heeft het college in juli 2015 twee langlopende 20-jarige lineaire leningen aangetrokken met een uitgestelde storting, zogeheten forwards (RIS 283899): 130 miljoen tegen 1,695% met storting in oktober 2016 en 115 miljoen tegen 1,88% met storting in oktober 2017. Hiermee wordt voorkomen dat tegen een veel hogere rente moet worden geleend op het moment van de uitgaven. Conform de Wet Financieel Toezicht (WFT) is een lening met een toekomstige storting niet als een derivaat te typeren. Voordeel van deze financieringswijze is dat men nu meteen al volledige zekerheid heeft over zowel de beschikbaarheid als de toekomstig te betalen rente. Keerzijde hiervan is dat lang geld duurder is dan kort, en dat niet meer geprofiteerd kan worden van eventuele dalingen in de lange rente. De kans dat de lange rente verder daalt, is echter gering. In de afgesloten forward voor 2016 is rekening gehouden met 30 miljoen aan aflossingen op opgenomen langlopende leningen (voor de eigen bedrijfsvoering) in 2016. Het verschil van 10 miljoen ( 40 miljoen minus 30 miljoen) wordt veroorzaakt doordat in juli 2015 een langlopende 20-jarige lineaire lening van 200 miljoen (tegen 1,48%) aangetrokken is voor de financiering van de investeringen over 2014 en de (her)financiering van leningen. De aflossing op deze lening bedraagt in 2016 10 miljoen. Het college houdt voor de financiering van aflossing op lopende leningen een bedrag van 10 miljoen als maximum aan. b. Investeringsuitgaven Gerealiseerde investeringen 2015 In 2016 zullen één of meerdere 20-jarige lineaire lening(en) worden opgenomen voor de gerealiseerde investeringen over 2015. In de programmabegroting 2016-2019 is in de jaarschijf 2015 circa 145 miljoen opgenomen aan te realiseren gemeentelijke investeringen. De raming van de investeringsuitgaven is in de afgelopen jaren verlaagd tot een realistischer niveau.

BSD/2015.834 7 Derhalve is 145 miljoen (1) het maximaal te lenen bedrag voor de in 2015 gerealiseerde investeringen. Het daadwerkelijke te lenen bedrag zal afhangen van het verloop van de liquiditeiten in 2016. Investeringsuitgaven 2016 De ervaring leert dat de gemeente jaarlijks ruim 125 miljoen uitgeeft aan reguliere investeringen (MIP). Dit zal zich blijven voordoen op nieuwbouw en vervanging van kapitaalgoederen zoals gebouwen voor onderwijs, welzijn, cultuur en sport. Eerder is vermeld dat het college in juli 2015 een langlopende lening aangetrokken heeft van 130 miljoen met een uitgestelde storting in oktober 2016. Om zeker te zijn dat er niet te veel (onnodig) lang werd geleend: - is uitgegaan van een investeringsbedrag van 125 miljoen in 2016; - werd voor de investeringen een maximaal indekpercentage van 80% bepaald, wat derhalve neerkomt op maximaal 100 miljoen voor 2016. De overige 20% loopt mee in de totale gemeentelijke korte liquiditeitspositie. Door voor deze mix te kiezen blijft de gemeente flexibel (niet meer kortlopend lenen dan op dat moment nodig is) en wordt overliquiditeit op enig moment voorkomen. Overliquiditeit is immers duur, omdat dat betekent dat de gemeente te veel langlopend heeft geleend. Achteraf (in 2016) zal het verschil tussen de gerealiseerde investeringen en hetgeen wat reeds door middel van forwards reeds is ingedekt, afhankelijk van de liquiditeitspositie in die jaren, alsnog lang worden aangetrokken. In de programmabegroting 2016-2019 is in jaarschijf 2016 aan gemeentelijke investeringen een bedrag opgenomen van ruim 170 miljoen. Door middel van een forward is reeds 100 miljoen langlopend voor investeringen ingedekt. Het verschil van 70 miljoen (2) is derhalve het maximaal (nog) te lenen bedrag voor nieuwe investeringsuitgaven. Het daadwerkelijke bedrag zal afhangen van de concrete voortgang van investeringen en de beschikbare liquiditeiten. Het college houdt voor de financiering van investeringsuitgaven een bedrag van 215 miljoen ( 145 miljoen (1, zie boven) plus 70 miljoen (2)) als maximum aan. Inzoomen op investeringen 2016 In 2016 zijn een aantal grote en een groot aantal kleinere investeringen gepland. Een aantal grote langdurige projecten staat voor 2016 en verder op stapel, enkele zijn reeds gestart. Met name deze projecten hebben een grote invloed op de financieringsbehoefte. Het betreft onder andere: Neherkade ( 45 miljoen), Haags Startstation Erasmuslijn (HSE) ( 20 miljoen), Rotterdamse baan ( 60 miljoen), Sportcampus Zuiderpark ( 40 miljoen) en Spuikwartier (170 miljoen). Van deze vijf projecten zal circa 90 miljoen in 2016 moeten worden betaald. Met deze bedragen is rekening gehouden in de gemeentelijke liquiditeitsprognose. Ook voor de financiering van deze investeringen moeten leningen worden aangetrokken. De rentekosten voor deze investeringen (en de afschrijvingen) zijn in de meerjarenbegroting gedekt. c. Leningen aan derden De gemeente kan ervoor kiezen de uitvoering van haar publieke taak in samenwerking met derden (gemeenschappelijke regelingen, stichtingen, verenigingen, nv s etc.) te realiseren. Soms zijn voor het uitvoeren van deze taak investeringen door deze derde noodzakelijk en is financiering vereist. Daarnaast wordt in toenemende mate de gemeente gevraagd, als gevolg van strengere eisen die aan banken zijn opgelegd, om een rol als (mede) financier (of garantsteller) te nemen. De gemeente stelt zich terughoudend op bij het verstrekken van geldleningen of het verlenen van garanties. Het beleidsuitgangspunt op dit gebied is nadrukkelijk nee, tenzij. Conform de Wet Fido is dit tenzij gekoppeld aan het publieke belang dat wordt gediend met het verstrekken van de lening. Als basisuitgangspunt geldt dat rechtspersonen en private marktpartijen (kredietverstrekkers) de zaken onderling regelen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, dus zonder tussenkomst van de gemeente.

BSD/2015.834 8 Het college houdt voor het verstrekken van leningen aan derden een bedrag van 25 miljoen als maximum aan (de (her)financiering van de HTM (HTM Railvoertuigen B.V. en HTM Railinfra B.V.) is geregeld in een afzonderlijk raadsvoorstel (RIS 285567) en staat los van dit bedrag). In de komende maanden wordt duidelijker in welke mate (bedrag, looptijd) daadwerkelijk extra leningen worden aangetrokken. Voor het verstrekken van deze leningen moet bestuurlijke besluitvorming nog plaatsvinden. De aangetrokken leningen worden één-op-één door verstrekt aan de derde. Overigens geldt voor deze categorie leningen dat zij uit oogpunt van EU-regelgeving over staatsteun marktconform moeten zijn. Dit houdt in dat er een opslag komt op het tarief dat de gemeente zelf moet betalen. d. Financiering toekomstige gemeentelijke investeringen De gemeente Den Haag heeft de komende jaren, gezien het verloop van de gemeentelijke liquiditeitsprognose, te maken met een sterk oplopende financieringsbehoefte. Deze behoefte wordt enerzijds veroorzaakt door (eind)aflossingen op eerder opgenomen langlopende leningen en anderzijds (vooral) door voorgenomen investeringen (MIP, zie 5.2 b.). Door de financiële markten wordt in 2016 een stijging van de lange rente verwacht. Om alvast (een gedeelte van) de toekomstige uitgaven, als gevolg van aflossingen van lopende leningen en de voorgenomen investeringen te financieren, heeft het college heeft in juli 2015 twee langlopende leningen aangetrokken met een uitgestelde storting in 2016 en 2017. Ook in 2016 bestaat de mogelijkheid om forwards af te sluiten. Hierbij worden dan langlopende lineaire leningen aangetrokken met een uitgestelde storting in 2018 en 2019. Tevens zal hierdoor de financieringsdruk, d.w.z. de hoogte van de benodigde lange financiering ná 2019, afnemen. De minimale lange financieringsbehoefte, als gevolg van eindaflossingen op eerder opgenomen langlopende leningen (2018: 65 miljoen, 2019: 15 miljoen) en de voorgenomen reguliere investeringen (minimaal circa 125 miljoen per jaar), bedraagt voor 2018 190 miljoen en voor 2019 140 miljoen. Het totale bedrag dat de gemeente voor 2018 en 2019 langlopend dient te financieren voor de eigen bedrijfsvoering bedraagt minimaal 330 miljoen. Om zeker te zijn dat er niet te veel (onnodig) lang wordt geleend, is voor de investeringen een maximaal indekpercentage van 80% bepaald, d.w.z. 100 miljoen per jaar en worden er alleen langlopende (lineaire) leningen opgenomen voor de financieringsbehoefte van 2018 en 2019. Hierdoor wordt de financieringsbehoefte voor 2018 en 2019: 165 miljoen en 115 miljoen. Het totale bedrag dat de gemeente minimaal voor 2018 en 2019 dient te financieren d.m.v. het afsluiten van forwards bedraagt 280 miljoen. Het college houdt hiervoor een bedrag van 280 miljoen als maximum aan. Totale financieringsbehoefte lang Voor het jaar 2016 tellen bovengenoemde vier onderdelen op tot een bedrag van maximaal 530 miljoen aan nieuwe langlopende middelen (aflossing van lopende leningen: maximaal 10 miljoen, investeringsuitgaven: maximaal 215 miljoen, leningen aan derden: maximaal 25 miljoen en financiering van toekomstige gemeentelijke aflossingen en investeringen: maximaal 280 miljoen). Het verstrekken van het mandaat betekent niet dat daadwerkelijk voor dit bedrag nieuwe leningen zullen worden aangetrokken. Het college voorziet voor 2016 geen additionele renterisico s (zoals een substantieel hogere rente) die het afsluiten van derivaten nodig maken. Komend jaar zullen dergelijke financieringsinstrumenten daarom niet worden gebruikt.

BSD/2015.834 9 5.3 Op te nemen kortlopende middelen in 2016 (kasgeldlimiet) De stand van de korte rente (de geldmarktrente) is op dit moment zeer laag, waardoor het interessant is om meer geld kort te lenen met inachtneming van de kasgeldlimiet ( 200 miljoen). Hoe lang deze korte rente zo laag blijft staan, is echter niet te voorspellen. De gemeente mag de kasgeldlimiet twee achtereenvolgende kwartalen overschrijden. In het derde kwartaal is de gemeente verplicht om maatregelen te nemen. Indien de gemeente de kasgeldlimiet twee achtereenvolgende kwartalen heeft overschreden, zal het college in het derde kwartaal langdurig geld lenen zodat de gemeente weer voldoet aan de kasgeldlimiet. De voorkeur van het college gaat uit naar 20-jaars leningen. Hiermee wordt beoogd de looptijd zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de looptijd van de gemeentelijke activa (matching). Toekomstige renterisico s kunnen hierdoor worden voorkomen. 6. Verwachte en geplande financiering kort en lang in 2016 In 2016 (en volgende jaren) verwacht de gemeente een liquiditeitstekort te hebben. Afhankelijk van de werkelijk gerealiseerde inkomsten en uitgaven en de renteontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt zal de totale financieringsbehoefte worden ingevuld met kortlopende leningen (rekeningcourant krediet bij de BNG en kortlopende leningen bij financiële instellingen en bij andere decentrale overheden met een liquiditeitenoverschot) en langlopende leningen. Bij het opnemen van kortlopende leningen bij andere decentrale overheden geldt de eis dat er geen (verticale) toezichtrelatie mag bestaan tussen de betrokken decentrale overheden. De gemeente mag dus niet lenen bij de Provincie Zuid-Holland en andersom. Door de zeer lage korte rente wordt het verwachte financieringstekort in 2016, met inachtneming van de kasgeldlimiet, zoveel mogelijk met kortlopende financieringsmiddelen gefinancierd. Duidelijk is dat de gemeente net als in 2015 voor de afweging komt te staan om in 2016 (en volgende jaren) langlopende leningen aan te trekken. Afhankelijk van de liquiditeitspositie in 2016 zal worden bekeken hoeveel lange financieringsmiddelen er in 2016 aangetrokken moeten worden. Door deze werkwijze wordt tevens de opgenomen leningenportefeuille zo beperkt mogelijk gehouden (lagere rentelasten). Op het moment dat de rente gunstig is en de verwachting bestaat dat de rente zal gaan stijgen zal een groter deel van de bestaande kortlopende ( vlottende ) schuld omgezet worden in een langlopende schuld door het aangaan van langlopende leningen. 7. Onzekerheden De feitelijke planning binnen het maximum van 530 miljoen aan op te nemen langlopende middelen laat zich op dit moment niet heel precies voorspellen. De (aanvullende) herfinanciering van aflossingen van lopende leningen van 10 miljoen, de (aanvullende) financiering van investeringen van 215 miljoen (voor 2015, 2016 en 2017) en de financiering door middel van forwards van eindaflossingen op eerder opgenomen langlopende leningen (totaal 80 miljoen) en de voorgenomen reguliere investeringen (totaal 200 miljoen) voor 2018 en 2019 zullen naar verwachting ook daadwerkelijk in die mate nodig zijn, met enig voorbehoud ten aanzien van het tijdstip van de daadwerkelijke investeringsuitgaven. Dit zal afhangen van de concrete voortgang van de investeringsprojecten. De omvang van leningen aan gemeentelijke deelnemingen is sterk afhankelijk van specifieke omstandigheden en besluitvorming, en daarom binnen het genoemde maximum op dit moment moeilijk exact in te schatten. 8. Tot slot In deze raadsmededeling is getracht een zo goed mogelijk inzicht te geven in de verwachte financieringsplanning voor 2016. Zoals aangegeven is dit afhankelijk van veel factoren.

BSD/2015.834 10 Goed financieren vereist ook het snel kunnen inspelen op veranderende omstandigheden, zowel binnen de eigen organisatie (bijvoorbeeld het verloop van geldstromen) als daarbuiten (bijvoorbeeld rentestanden). Daarmee kunnen kosten worden vermeden en vaak ook budgettaire voordelen worden behaald. Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, mw. A.W.H. Bertram de burgemeester, J.J. van Aartsen