Brabantse afspraken invoer RRGS

Vergelijkbare documenten
Brabantse afspraken invoer RRGS

RRGS VERBETERSLAG PROPAANTANKS 2017

Gevarenkaart nr. 0 Algemene toelichting op het gebruik van de gevarenkaarten

Gevarenkaart nr. 1 Brandbare en oxiderende gassen

Kennistafel RRGS Risicokaart Instructie PGS-15 V0.2 d.d. 13 april 2018

Beheerdocument risico-informatie

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01

Besluit buiten. behandeling. laten. nee. 2 3 Alle toestemmingen Is EV relevant? Is de. ja aangevraagd & volledig? aanvraag. compleet?

Chemiepack Nederland BV /08 PBp. MOERDIJK Onbekend Chemiepack Nederland BV Vlasweg 4

Het PR en de hoogte van het GR dient berekend te worden. In onderhavig onderzoek is hiervoor gebruik gemaakt van het rekenmodel Safeti-NL [2].

GR-tabel voor LPG-tankstations die voldoen aan het LPG-convenant

Bestemmingsplan Kern Roosteren. Teksten t.b.v. verantwoording groepsrisico

Externe Veiligheid BEVI / REVI / LPG

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 25 september 2013

Externe veiligheidsonderzoek FrieslandCampina Lochem

Groepsrisicoberekening MAVOM tbv Wm-vergunningprocedure

LPG-tankstations. afstand [m] aantal personen per ha. invloedsgebied invloeds- invloeds- Type inrichting

BIJLAGE 1 Ligging plangebied

Interpretatieblad nummer: 400. QRA checklist inrichtingen

Quickscan externe veiligheid t.b.v. bestemmingsplan De Hoven, De Werven en De Gouwen

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

1. Inleiding. Notitie

Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van lnfrasrrucwur en Milieu

Risicoanalyse Biovergister

Notitie. 1 Inleiding. 2 Uitgangspunten

bp Cereswijk en Dideldom beoordelen voorontwerp en risicoberekeningen

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

december 2007 (Stcrt. 2007, 249).

Regeling externe veiligheid inrichtingen

Beheerdocument risico-informatie Een invulling van gemeentelijke beheerstaken

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Registratiebesluit externe veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

Wijziging Regeling externe veiligheid inrichtingen

Werkproces Externe Veiligheid voor vergunningen

Externe Veiligheid beheersverordening Prins Hendrikpark te Baarn

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Bijlage Nota van wijzigingen. Paragraaf Externe veiligheid Herziening Metal Valley

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

Advies wijziging Groepsrisico NXP Nijmegen ivm wijziging bestemmingsplan

L e i d r a a d R i s i c o I n v e n t a r i s a t i e - d e e l G e v a a r l i j k e S t o f f e n ( L R I - G S )

Intern memo. Projectteam bestemmingsplan Staatsliedenwijk. Archief afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Mobilliteit. Gert-Jan van de Bovenkamp

Externe veiligheid in het Activiteitenbesluit. mr. drs. J.H.K.C. (Christiaan) Soer 26 november 2015

Intern memo. Kernteam herziening bestemmingsplan bedrijvenpark Stichtsekant. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Intern memo. Projectgroep bestemmingsplan Youri Egorovweg. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

QRA Tankbouw Rootselaar Nijkerk

Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi III)

Betreft : Beoordeling hoofdstuk 7 Toetsing externe veiligheid met betrekking tot Toorank, BMD Advies Centraal Nederland, d.d.

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen

Risicoberekening LPG tankstation Total Drentse Poort Nieuw Buinen

QRA LPG tankstation De Staart

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

Intern memo. Projectteam Uitwerkingsplan Almere Poort - Duin 1e fase. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

EXTERNE VEILIGHEID DEVENTER BEDRIJVENPARK A1 RAPPORTAGE

Veiligheidsrisico s tankstation met lpg. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen

Addendum Externe veiligheidsanalyse Koninklijke Ten Cate Nijverdal Definitief

Externe veiligheid. in bestemmingsplannen. Door: Hans Boerhof & André Gijsendorffer Hengelo,

Stappenplan groepsrisicoberekening LPGtankstations

BIJLAGE 1 Ligging plangebied

100% letaliteitscontour

Opdrachtgever: Contactpersoon: Uitgevoerd door: Contactpersoon: Datum: Rapportnummer: P

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Postbus MC s-hertogenbosch

Consequentieonderzoek probitrelatie benzylchloride

Nazorg Bevi-sanering Industrie 2014

Bevi toets koelinstallatie Bevi toets koelinstallatie lijn 3

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland p.a. DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus AV Schiedam

Toetsing externe veiligheid ontwikkeling hotel en sauna/welness nabij IJsbaan de Meent

Intern memo. 1. Inleiding. Projectgroep bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier

Planlocatie Nuland Oost te Nuland

Groepsrisico LPG-tankstation Venrayseweg Horst aan de Maas

Intern memo. 1. Inleiding. Projectgroep bestemmingsplan Kruidenwijk Beatrixpark. archief afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Mobiliteit

Groepsrisico LPG-tankstation Venrayseweg Horst aan de Maas

Betreft : Bestemmingsplan Van Tuijl, Middelkampseweg te Gameren

Advies Externe Veiligheid Van Rogier van Kalken bij ruimtelijke plannen Datum 19 oktober 2007

Intern memo. 1. Inleiding. Projectteam bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart. archief afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Mobiliteit

Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Van Aalstlaan 10 Zoetermeer

Afschrift: Spoelma, Heinen, Bekkers, S3H, Projectbureau EV.,

Kwantitatieve risico analyse Baanplant / van Son en Koot Dongenseweg 3 A Kaatsheuvel

Tholen. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

MILIEUADVIES. Gemeente Woerden College van burgemeester en wethouders B. Wouda en C. Roodhart WOE1513.T001

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2

memo betreft: Quickscan externe veiligheid, Westzijde , Zaandam, ons kenmerk

Quickscan Externe veiligheid gebiedstoets bedrijventerrein Zeewolde

Advies omgevingsveiligheid over gebruik van Ruimte-voor-Ruimte kavels

Algemeen. Externe Veiligheid

ir. A.J. Pikaar, ir. J. Granneman en ing. R.P.M. Jansen NIEUWE REGELGEVING VOOR OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN

Notitie beoordeling externe veiligheid ten behoeve van bestemmingsplan Zuidelijke Stadsrand

Risicoanalyse Avia tankstation. Drievogelstraat in Kerkrade. Adviseurs voor de externe veiligheid

Milieuadvisering voorontwerp bestemmingsplan Wijk aan Zee

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Notitie. Onderzoek externe veiligheid Lelystad bestemmingsplan Stadsrandgebied. 1 Inleiding

Inhoudsopgave. Bijlagen bij toelichting 3. Bijlage 1. Advies Externe Veiligheid. (vastgesteld) Wijk aan Zee NL.IMRO.0375.BPWijkaanZee-VG01 2-3

Handreiking basiskennis externe veiligheid

Dorpsweg 24 e.o. Zijderveld EXTERNE VEILIGHEID Van den Heuvel ontwikkeling & beheer BV definitief

Risicoberekeningen wegtransport gemeente Haarlemmermeer

Risicoanalyse Videojet Technologies Europe in De Meern

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Externe veiligheidsrisico's

Transcriptie:

Brabantse afspraken invoer RRGS Versie 3.0 Maart 2014 Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 1/14

Versie 3.0 Datum 10 Maart 2014 Voorgaande versie 2.1 Datum September 2011 Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 2/14

BRABANTSE AFSPRAKEN INVOER RRGS Versie 3.0 Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 3/14

Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 5 2 GENERIEKE AFSPRAKEN... 6 2.1 REDEN VAN INVOER IN HET RRGS... 6 2.2 INVOER VAN FACULTATIEVE INSTALLATIES... 6 2.3 ACTUALISATIE VAN GEGEVENS... 6 2.4 GROEPSRISICO... 7 2.5 INRICHTINGEN WAARVOOR EEN QRA IS OPGESTELD... 7 2.5.1 Installaties/insluitsystemen... 7 2.5.2 Risicoafstanden... 7 2.5.3 Effectafstanden... 7 2.5.4 Invloedsgebied... 7 2.5.5 QRA niet uitgevoerd overeenkomstig de laatste versie van de rekenmethodiek BEVI... 8 2.5.6 Activiteitenbesluit... 8 2.6 INRICHTINGEN WAARVOOR EEN QRA DIENT TE WORDEN OPGESTELD MAAR (NOG) NIET IS OPGESTELD... 8 2.6.1 Risicoafstanden... 8 2.6.2 Effectafstanden... 8 2.6.3 Invloedsgebied... 8 2.7 INRICHTINGEN WAARVOOR GEEN QRA IS OPGESTELD EN OOK NIET HOEFT TE WORDEN OPGESTELD... 9 2.7.1 Installaties/insluitsystemen... 9 2.7.2 Risicoafstanden... 9 2.7.3 Effectafstanden... 9 2.7.4 Invloedsgebied... 9 2.8 INRICHTINGEN DIE ONDER DE WERKINGSSFEER VAN HET BEVI VALLEN... 9 2.8.1 BEVI-installatie... 9 2.9 INRICHTINGEN DIE ONDER DE WERKINGSSFEER VAN HET ACTIVITEITENBESLUIT VALLEN... 10 2.9.1 Veiligheidsafstanden in plaats van risicoafstanden... 10 2.9.2 Effectafstanden... 10 2.10 REGISTRATIE VAN VERGUNDE MAAR (NOG) NIET GEREALISEERDE ACTIVITEITEN... 10 3 CATEGORIESPECIFIEKE AFSPRAKEN... 11 3.1 LPG-TANKSTATIONS... 11 3.1.1 Installaties/insluitsystemen... 11 3.1.2 Vergunde doorzet... 11 3.1.3 Risicoafstanden... 11 3.1.4 LPG-tankstations waarvoor een QRA is uitgevoerd t.b.v. het vaststellen van het GR... 11 3.1.5 LPG-tankstations waarvoor een QRA moet worden uitgevoerd... 12 3.2 OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN... 12 3.2.1 Invoer van de opslagvoorziening... 12 3.2.2 Invoer stofgegevens... 13 3.2.3 Opslag in de buitenlucht of (grotendeels) open opslagvoorziening... 13 3.2.4 Opslag van bestrijdingsmiddelen in hoeveelheden van 2.500 10.000 kg... 13 3.3 PROPAAN EN VLOEIBAAR GEMAAKT BRANDBAAR GAS... 13 3.3.1 Algemeen... 13 3.3.2 Propaan... 14 3.3.3 LPG en butaan... 14 3.3.4 Overige vloeibaar gemaakte brandbare gassen... 14 3.4 OVERIGE GEVAARLIJKE GASSEN... 14 3.5 AMMONIAKKOEL- EN VRIESINSTALLATIES... 14 3.5.1 Invoer van de installaties... 14 3.5.2 Installaties met een inhoud tot 1.500 kg... 14 Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 4/14

1 Inleiding In 2009 is vanuit het programmabureau Brabant Veiliger het project 'Kwaliteitsslag registreren en beheren gegevens RRGS opgestart. Het doel van het project was om de kwaliteit van de gegevens in het RRGS te verbeteren en om binnen Brabant de gegevens in het RRGS op een uniforme wijze in te invoeren. Hiertoe is het document Brabantse afspraken invoer RRGS opgesteld. In dit document zijn afspraken geformuleerd die de kwaliteit en de uniformiteit van de in het RRGS ingevoerde gegevens dient te verbeteren. Als vervolg op dit project uit 2009 is het project Pilot samenwerking RRGS-team opgestart. De praktijkervaringen die bij dit project zijn opgedaan hebben geresulteerd in aanvullingen, aanbevelingen en verbeteringen van de afspraken zoals vastgelegd in het document Brabantse afspraken invoer RRGS. De afspraken en uitgangspunten zoals opgenomen in het document Brabantse afspraken invoer RRGS hebben als basis gediend voor onderhevig document. Voor de leesbaarheid en de bruikbaarheid van het document is de inhoud en structuur gewijzigd. Getracht is om het document dusdanig in te delen dat de afspraken die voor een specifieke situatie van toepassing zijn eenvoudig kunnen worden achterhaald. Daarnaast is bij de meeste afspraken een nadere toelichting gegeven over nut en noodzaak van de betreffende afspraak. Geen van de afspraken zoals opgenomen in dit document is strijdig met de eerder gemaakte afspraken. Indien nodig wordt dit document jaarlijks aangepast De afspraken die in dit document zijn opgenomen gelden als aanvulling op hetgeen is vastgelegd in de Leidraad Risico-inventarisatie Gevaarlijke Stoffen. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 5/14

2 Generieke afspraken De afspraken die in dit hoofdstuk zijn opgenomen zijn van toepassing op alle categorieën. Daarnaast zijn er afspraken vastgelegd die van toepassing zijn op een specifieke categorie inrichtingen of activiteiten. Deze afspraken zijn per categorie beschreven in hoofdstuk 3. Indien voor een bepaalde categorie de generieke afspraken volstaan, is deze categorie niet beschouwd in hoofdstuk 3. 2.1 Reden van invoer in het RRGS Indien een installatie of activiteit registratieplichtig is op basis van de Regeling provinciale risicokaart (RP) dient als reden van invoer te worden ingevoerd Ministeriële regeling. Indien de installatie of activiteit registratieplichtig is op basis van het Registratiebesluit Externe Veiligheid (RB) dient Registratiebesluit als reden van invoer te worden geselecteerd. Indien er sprake is van een facultatieve invoer (zie paragraaf 2.2) dient Facultatief te worden geselecteerd. 2.2 Invoer van facultatieve installaties Het invoeren van facultatieve installaties of activiteiten (installaties/activiteiten die niet registratieplichtig zijn omdat ze niet voldoen aan de drempelwaarde uit de drempelwaardetabel van de Leidraad Risico Inventarisatie) is ter beslissing aan het bevoegd gezag. Zo vinden veel bevoegde gezagen het wenselijk om een overzicht te hebben van de vuurwerkverkooppunten in hun gemeente, terwijl deze wettelijk niet geregistreerd hoeven te worden. Indien er voor gekozen wordt om (een deel) van de facultatieve installaties of activiteiten op te nemen in het RRGS, dient te worden gerealiseerd dat de afstanden die in de gevarenkaarten van de Leidraad Risico Inventarisatie zijn opgenomen niet van toepassing zijn. De facultatief ingevoerde inrichtingen worden uitsluitend getoond op de professionele risicokaart en zijn niet zichtbaar op de burgerkaart. 2.3 Actualisatie van gegevens Omdat het van belang is dat de risicokaart actueel blijft is het noodzakelijk dat zodra er nieuwe gegevens beschikbaar zijn, deze op de risicokaart worden getoond. Aangezien de gegevens van het RRGS worden ontsloten via de provinciale risicokaarten is het derhalve noodzakelijk dat ook de gegevens van het RRGS actueel zijn. De actualisatie van de gegevens dient plaats te vinden binnen twee weken na het beschikbaar zijn van de nieuwe gegevens (bijvoorbeeld na verlening/wijziging van een vergunning, actualisatie van het veiligheidsrapport, vaststelling van een ruimtelijk plan of wijziging van de in Revi genoemde afstanden voor categoriale inrichtingen). Daarnaast geldt dat het bevoegd gezag er overeenkomstig artikel 15 lid 3 van het Registratiebesluit externe veiligheid voor dient te zorgen dat de gegevens in het register ten minste eens per vijf jaar worden geactualiseerd. N.B. Met betrekking tot risico- en effectafstanden wordt onder actueel verstaan: de meest recente afstanden en contouren die zijn vastgesteld conform de rekenmethodiek Bevi, uitgaande van de vergunde activiteiten en de vergunde hoeveelheden stoffen. Deze afstanden hoeven dus niet overeen te komen met eventueel in de vergunning opgenomen afstanden/contouren. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 6/14

2.4 Groepsrisico Indien voor een inrichting het groepsrisico is vastgesteld, dient in het RRGS te worden aangegeven welke populatiegegevens zijn gehanteerd (bijvoorbeeld het Populatiebestand Groepsrisicoberekeningen van het ministerie van I&M (http://www.populatiebestandgr.vrom.nl/) of de gemeentelijke basisadministratie). Hierbij dient tevens de peildatum van de gegevens te worden aangegeven. 2.5 Inrichtingen waarvoor een QRA is opgesteld 2.5.1 Installaties/insluitsystemen Indien voor een inrichting een QRA is opgesteld dienen alle insluitsystemen die een significante bijdrage leveren aan het externe risico te worden ingevoerd in het RRGS. Dit ongeacht of voor de betreffende insluitsystemen de drempelwaarde uit de drempelwaardetabel van de LRI wordt overschreden. Voor het vaststellen van de insluitsystemen die een significante bijdrage leveren aan het externe risico dient de voor de QRA uitgevoerde subselectie te worden gehanteerd. Deze subselectie dient als bijlage te worden opgenomen in het RRGS. Dit kan via de optie Achtergrond documentatie toevoegen onder Informatie over de inrichting. Indien geen subselectie is uitgevoerd, dienen alle in de QRA beschouwde insluitsystemen in het RRGS te worden ingevoerd. N.B. Installaties die vallen onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit en waarvoor de drempelwaarde uit de drempelwaardetabel van de LRI wordt overschreden, dienen altijd te worden ingevoerd (zie paragraaf 2.5.6). 2.5.2 Risicoafstanden Indien voor een inrichting een QRA is opgesteld, dienen de berekende plaatsgebonden risicocontouren in het QRA-scherm van het RRGS als shapefile te worden ingevoerd of te worden ingetekend op de kaart. Indien uit de QRA blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar wordt berekend dient dit in het QRA-scherm van het RRGS te worden aangegeven. De plaatsgebonden risicocontouren die wel beschikbaar zijn (bijvoorbeeld PR10-7 en PR10-8 ) dienen als shapefile te worden ingevoerd of dienen te worden ingetekend op de kaart. Indien voor een inrichting een QRA is opgesteld mogen de risicoafstanden uit de LRI niet meer worden gehanteerd, maar dienen de berekende risicocontouren te worden ingevoerd in het RRGS (een uitzondering hierop zijn de QRA s die voor LPG-tankstations zijn uitgevoerd, zie paragraaf 3.1.3). 2.5.3 Effectafstanden Indien voor een inrichting een QRA is opgesteld dienen op installatieniveau bij voorkeur de in de QRA berekende effectafstanden te worden ingevoerd in het RRGS. Als deze niet beschikbaar zijn kunnen de effectafstanden uit de gevarenkaarten worden gehanteerd. 2.5.4 Invloedsgebied Indien voor een inrichting een QRA is opgesteld dient het uit de QRA voortkomende invloedsgebied in het QRA-scherm van het RRGS te worden ingevoerd als shapefile. Hierbij dient de PR10-30 uit SAFETI-NL te worden gehanteerd als het invloedsgebied. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 7/14

2.5.5 QRA niet uitgevoerd overeenkomstig de laatste versie van de rekenmethodiek BEVI Indien voor een inrichting die onder de werkingssfeer van het BEVI valt in het verleden reeds een QRA is opgesteld, maar deze niet in overeenstemming is met de laatste versie van de rekenmethodiek BEVI (bestaande uit SAFETI-NL en de Handleiding Risicoberekeningen BEVI) en er geen wettelijke aanleiding is om de QRA te actualiseren, dienen de resultaten van de bestaande QRA toch te worden ingevoerd in het RRGS. Bij de opmerkingen dient dan wel vermeld te worden dat de QRA niet is opgesteld conform de laatste versie van de rekenmethodiek BEVI. 2.5.6 Activiteitenbesluit Indien binnen een inrichting activiteiten worden verricht die vallen onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit, dient naast de risicocontouren uit de QRA tevens rekening te worden gehouden met de veiligheidsafstanden die voor de betreffende activiteiten in het activiteitenbesluit zijn opgenomen. De afstanden uit het activiteitenbesluit staan los van de risicoafstanden en dienen ten alle tijden te worden aangehouden (zie tevens paragraaf 2.9). 2.6 Inrichtingen waarvoor een QRA dient te worden opgesteld maar (nog) niet is opgesteld 2.6.1 Risicoafstanden Indien voor inrichtingen die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen en die QRA-plichtig zijn geen QRA is opgesteld, verplicht het Registratiebesluit niet om dit alsnog te doen. Het verdient echter de voorkeur om voor dergelijke inrichtingen wel een QRA op te (laten) stellen. Aangezien voor QRA-plichtige inrichtingen de risicoafstanden uit de gevarenkaarten van de Leidraad Risico Inventarisatie niet mogen worden gehanteerd, kunnen in het RRGS de gevraagde risicoafstanden niet worden ingevoerd indien geen QRA beschikbaar is. In dat geval dient op installatieniveau bij het invoerveld Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat de inrichting QRA plichtig is, maar dat nog geen QRA is uitgevoerd. Zodra er een QRA beschikbaar is (bijvoorbeeld i.h.k.v. een omgevingsvergunning voor milieu of i.h.k.v. een ruimtelijke wijziging) dienen de resultaten uit deze QRA in het RRGS als shapefile te worden ingevoerd of te worden ingetekend op de kaart. 2.6.2 Effectafstanden Indien voor inrichtingen die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen en die QRA-plichtig zijn geen QRA is opgesteld, kunnen de effectafstanden uit de gevarenkaarten worden ingevoerd in het RRGS. Zodra er een QRA beschikbaar is (bijvoorbeeld i.h.k.v. een omgevingsvergunning voor milieu of i.h.k.v. een ruimtelijke wijziging) heeft het de voorkeur de effectafstanden uit deze QRA in het RRGS in te voeren. 2.6.3 Invloedsgebied Indien voor inrichtingen die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen en die QRA-plichtig zijn geen QRA is opgesteld, kan het invloedsgebied niet worden ingevoerd in het RRGS. Zodra er een QRA beschikbaar is (bijvoorbeeld i.h.k.v. een omgevingsvergunning voor milieu of i.h.k.v. een ruimtelijke wijziging) dient het invloedsgebied uit deze QRA in het RRGS als shapefile te worden ingevoerd. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 8/14

2.7 Inrichtingen waarvoor geen QRA is opgesteld en ook niet hoeft te worden opgesteld 2.7.1 Installaties/insluitsystemen Voor inrichtingen die niet QRA-plichtig zijn dienen alle installaties waarvoor de drempelwaarde uit de drempelwaardentabel van de Leidraad Risico Inventarisatie wordt overschreden te worden ingevoerd in het RRGS. 2.7.2 Risicoafstanden Voor inrichtingen die niet QRA-plichtig zijn dienen de risicoafstanden uit de gevarenkaarten van de Leidraad Risico Inventarisatie te worden ingevoerd. Voor inrichtingen die onder het BEVI vallen en als categoriaal zijn aangemerkt, gelden de risicoafstanden uit de REVI. Indien voor een installatie die binnen het toepassingsgebied van de gevarenkaarten is gelegen geen risicoafstanden in de gevarenkaarten zijn opgenomen, kunnen de invoervelden voor de risicocontouren niet worden ingevoerd. In dat geval dient op installatieniveau bij het invoerveld Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat voor de betreffende installatie geen risicoafstanden zijn opgenomen in de gevarenkaarten. 2.7.3 Effectafstanden Voor inrichtingen die niet QRA-plichtig zijn dienen de effectafstanden uit de gevarenkaarten van Leidraad Risico Inventarisatie te worden ingevoerd. Indien specifieke effectafstanden bekend zijn hebben deze de voorkeur boven de generieke afstanden uit de gevarenkaarten. Indien in de gevarenkaarten geen effectafstanden zijn opgenomen voor een installatie en er voor deze installatie geen specifieke afstanden zijn vastgesteld, dienen de invoervelden voor de effectafstanden niet te worden ingevuld. 2.7.4 Invloedsgebied Uitsluitend voor inrichtingen die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen en als categoriaal zijn aangemerkt, dient het invloedsgebied te worden ingevoerd in het RRGS. Voor deze afstanden wordt verwezen naar de REVI. Voor de overige inrichtingen is het invloedsgebied in principe niet van toepassing. 2.8 Inrichtingen die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen 2.8.1 BEVI-installatie Indien een inrichting onder de werkingssfeer van het BEVI valt, dient uitsluitend voor de installaties/insluitsystemen waardoor de inrichting onder de werkingssfeer van het BEVI valt in het RRGS te worden aangegeven dat er sprake is van een BEVI-installatie. Voor de installaties die niet in het BEVI zijn benoemd, dient te worden aangegeven dat het geen BEVI-installaties betreft (bijvoorbeeld: bij aanwezigheid van een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van 3.500 kg en een propaantank van 5.000 liter binnen één inrichting, dient in het RRGS te worden aangegeven dat de ammoniakkoelinstallatie een BEVI-installatie is. Voor de propaantank dient te worden ingevoerd dat dit geen BEVI-installatie is). Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 9/14

Indien een inrichting onder de werkingssfeer van het BRZO 99 valt, geldt voor alle installaties/insluitsystemen dat er sprake is van een BEVI-installatie. N.B. inrichtingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit worden opgeslagen of bewaard vallen niet onder de werkingssfeer van het BEVI (ook niet wanneer deze wel onder de werkingssfeer van het BRZO 99 vallen). 2.9 Inrichtingen die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit vallen 2.9.1 Veiligheidsafstanden in plaats van risicoafstanden Indien binnen een inrichting activiteiten plaatsvinden die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit vallen, zijn voor deze activiteiten de veiligheidsafstanden uit het activiteitenbesluit van toepassing. Deze veiligheidsafstanden mogen in het RRGS niet als risicoafstand worden ingevoerd maar dienen op installatieniveau in het veld Veiligheidsafstand conform activiteitenbesluit te worden ingevoerd. Voor een activiteit die onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit valt, dienen in het RRGS geen risicoafstanden te worden ingevoerd. Daartoe dient in het RRGS op installatieniveau bij het invoerveld Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat de activiteit onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit valt en er daarom uitsluitend veiligheidsafstanden van toepassing zijn. N.B. Voor inrichtingen die niet onder het activiteitenbesluit vallen en die niet QRA-plichtig zijn (bijvoorbeeld IPPC-inrichtingen waar een propaantank kleiner dan 13 m 3 aanwezig is), zijn de afstanden uit de gevarenkaarten wel van toepassing. 2.9.2 Effectafstanden Voor de effectafstanden van registratieplichtige activiteiten die onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit vallen dienen de in de gevarenkaart opgenomen effectafstanden te worden ingevoerd (tenzij specifieke afstanden beschikbaar zijn). 2.10 Registratie van vergunde maar (nog) niet gerealiseerde activiteiten Indien voor een inrichting een vergunning is afgegeven maar (nog) niet alle vergunde activiteiten zijn gerealiseerd, dienen de inrichting en alle vergunde installaties/ insluitsystemen - inclusief de van toepassing zijnde afstanden - toch in het RRGS te worden opgenomen. Hetzelfde is van toepassing voor een inrichting die niet meer in bedrijf is of een activiteit die niet meer wordt uitgevoerd, maar waarvoor nog wel een vergunning is afgegeven. Het RRGS heeft immers betrekking op de vergunde activiteiten en niet op de feitelijk aanwezige activiteiten. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 10/14

3 Categoriespecifieke afspraken De in dit hoofdstuk vermelde afspraken gelden aanvullend op de generieke afspraken zoals opgenomen in hoofdstuk 2. Indien de categoriespecifieke afspraken ter vervanging zijn van de generieke afspraken is dit uitdrukkelijk vermeld. 3.1 LPG-tankstations 3.1.1 Installaties/insluitsystemen Bij een LPG-tankstation dienen tenminste drie installaties te worden ingevoerd: Vulpunt; Opslagreservoir (maximaal 80 m 3 ); Afleverzuil. Indien er binnen een inrichting meerdere vulpunten, opslagreservoirs of afleverzuilen zijn dienen deze allemaal individueel te worden ingevoerd. 3.1.2 Vergunde doorzet Indien de jaardoorzet van LPG in de vergunning van een inrichting is vastgelegd, dient deze doorzet te worden opgenomen in het betreffende invulveld van het RRGS. Dit aangezien de risicoafstanden afhankelijk zijn van de doorzet. Indien de doorzet niet in de vergunning is vastgelegd dient in het invulveld voor de doorzet 0 te worden ingevoerd. Tevens dient dan in het bijbehorende opmerkingenveld te worden aangegeven dat de maximale doorzet niet in de vergunning is vastgelegd. Wanneer de doorzet niet in de vergunning is vastgelegd, dient voor het vaststellen van de risicoafstanden te worden uitgegaan van een onbeperkte doorzet. 3.1.3 Risicoafstanden Voor LPG-tankstations zoals bedoeld in BEVI dienen te risicoafstanden (PR10-6) uit Tabel 1 van de REVI te worden gehanteerd. Dit zijn de afstanden voor nieuwe situaties. De afstanden voor PR10-5 worden niet ingevoerd in het RRGS. Ook voor LPG-tankstations waarvoor (in het verleden) de plaatsgebonden risicocontouren met een QRA zijn berekend, zijn de afstanden uit REVI leidend. Wel mag de QRA gebruikt worden voor het vaststellen van het groepsrisico. Uitsluitend indien een LPG-tankstation niet onder het Besluit LPG-tankstations milieubeheer valt of indien er sprake is van een LPG-tankstation in combinatie met één of meerdere QRAplichtige activiteiten, moet een QRA voor de gehele inrichting worden opgesteld en zijn de afstanden uit REVI niet van toepassing. 3.1.4 LPG-tankstations waarvoor een QRA is uitgevoerd t.b.v. het vaststellen van het GR Indien een QRA is uitgevoerd voor de berekening van het groepsrisico dient de vraag Is voor de inrichting een QRA opgesteld? met Ja te worden beantwoord. Aangezien de risicoafstanden uit REVI leidend zijn dient in het RRGS de vraag Dient voor de inrichting een QRA te worden opgesteld? met Nee te worden beantwoord. Op QRA-niveau dient bij de vraag Contouren invoeren via de optie Contourgrens importeren, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 11/14

Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Uit de QRA berekening of verplichting volgt geen 10-6 te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat de risicoafstanden uit REVI van toepassing zijn, en dat deze op installatieniveau zijn ingevoerd. Ook het invloedsgebied dient niet op QRA-niveau, maar op installatieniveau, te worden ingevoerd. De risicoafstanden en invloedsgebieden zoals opgenomen in REVI dienen zodoende op installatieniveau te worden ingevoerd. 3.1.5 LPG-tankstations waarvoor een QRA moet worden uitgevoerd Voor LPG-tankstations die niet onder het Besluit LPG-tankstations milieubeheer vallen of voor inrichtingen waar er sprake is van een LPG-tankstation in combinatie met één of meerdere QRA-plichtige activiteiten, dient een QRA te worden uitgevoerd. Voor dergelijke inrichtingen zijn de risicoafstanden uit REVI niet van toepassing. Voor deze inrichtingen gelden de afspraken zoals beschreven in paragraaf 2.5 of paragraaf 2.6. De vraag Dient voor de inrichting een QRA te worden opgesteld? dient voor dergelijke inrichtingen met Ja te worden beantwoord. Op installatieniveau dient bij de vraag Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat de risicocontouren op QRA-niveau zijn ingevoerd. 3.2 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen 3.2.1 Invoer van de opslagvoorziening De opslagvoorzieningen (CPR 15-2 / PGS 15 opslagen) dienen in het RRGS als polygoon te worden ingevoerd en niet als puntbron. Dit aangezien de risico- en effectafstanden voor dergelijke opslagen gelden de vanaf de uitwendige scheidingsconstructie van het gebouw of het onderdeel daarvan of van de buitenzijde van de opslagplaats in de buitenlucht. Nieuw in te voeren opslagvoorzieningen kunnen uitsluitend als polygoon worden ingetekend, maar voor reeds ingevoerde opslagvoorzieningen kan het zijn dat deze nog als puntbron zijn ingetekend. Indien dit het geval is dient dit te worden aangepast. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 12/14

3.2.2 Invoer stofgegevens Bij opslagvoorzieningen voor verpakte gevaarlijke stoffen wordt het risico over het algemeen bepaald door het vrijkomen van toxische verbrandingsproducten. Bij het invoeren van een opslagvoorziening dient op installatieniveau bij stofgegevens installatie te worden gekozen voor de stofcategorie Toxische verbrandingsproducten. Indien bekend kunnen hier tevens de van toepassing zijnde toxische verbrandingsproducten worden ingevoerd (stikstofdioxide, zwaveldioxide, waterstofchloride, waterstoffluoride, waterstofbromide). Indien het vrijkomen van onverbrand toxisch product tevens een bijdrage levert aan het risico dienen ook te betreffende toxische stoffen te worden ingevoerd. Het is dus niet wenselijk om alle stoffen/stofcategorieën die in de opslagvoorziening worden opgeslagen in te voeren. 3.2.3 Opslag in de buitenlucht of (grotendeels) open opslagvoorziening De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in de buitenlucht of in een (grotendeels) open opslagvoorziening 1 dient in het RRGS te worden geregistreerd (tenzij dit overeenkomstig paragraaf 2.5.1 niet noodzakelijk is). Omdat bij opslag in de buitenlucht op leefniveau geen hoge concentraties van giftige verbrandingsproducten ontstaan, dienen echter geen risico- en effectafstanden en invloedsgebieden te worden ingevoerd. Wel dient rekening te worden gehouden met de minimumafstand van 20 meter die moet worden aangehouden tot (beperkt) kwetsbare objecten (zie Revi). Dit om brandoverslag te voorkomen en de bereikbaarheid van de opslagvoorziening voor de brandweer te garanderen. Deze afstand dient echter niet te worden ingevoerd in het RRGS. Aanbevolen wordt om in het RRGS de opmerking te plaatsen dat voor de betreffende opslagvoorziening een minimumafstand van 20 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten dient te worden aangehouden. 3.2.4 Opslag van bestrijdingsmiddelen in hoeveelheden van 2.500 10.000 kg De opslag van bestrijdingsmiddelen in hoeveelheden van 2.500 kg t/m 10.000 kg per opslagvoorziening dient in het RRGS te worden geregistreerd. Voor opslagvoorzieningen met maximaal 10 ton gevaarlijke stoffen zijn echter geen risico- en efectafstanden en invloedsgebieden van toepassing. Daartoe dient in het RRGS op installatieniveau bij het invoerveld Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat gezien de beperkte hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen geen risicoafstanden van toepassing zijn. Wel geeft het activiteitenbesluit voor enkele typen bedrijven (artikel 4.1) veiligheidsafstanden die in acht dienen te worden genomen. 3.3 Propaan en vloeibaar gemaakt brandbaar gas 3.3.1 Algemeen Indien het aantal tankauto- of scheepsverladingen niet bekend is of niet in de vergunning is vastgelegd, dient voor het vaststellen van de risicoafstanden te worden uitgegaan van een onbeperkt aantal verladingen. 1 Onder een open opslagvoorziening wordt conform de PGS 15 verstaan: een open opslagvoorziening is een ruimte welke ten minste aan één zijwand geheel open is (al dan niet afgescheiden door een hek- of gaaswerk) zodat deze in vrij contact staat met de buitenlucht en geen gassen zich kunnen ophopen of zich vlak boven de vloer kunnen verzamelen. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 13/14

3.3.2 Propaan Voor propaantanks die onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit vallen is de locatie van de propaantank niet vastgelegd (de propaantank mag overal binnen de inrichting worden geplaatst, mits wordt voldaan aan te geldende veiligheidsafstanden). In het RRGS dient als locatie van de propaantank de actuele locatie te worden ingevoerd. 3.3.3 LPG en butaan De opslag van meer dan 13 m 3 LPG (niet zijnde een LPG-tankstation) of butaan in een opslagtank valt formeel niet onder de werkingssfeer van het BEVI en is daarmee niet QRAplichtig. Voor deze installaties mogen de afstanden uit de gevarenkaarten dus worden gehanteerd. Het verdient echter de voorkeur om de risico s van dergelijke opslagen met een QRA vast te stellen. 3.3.4 Overige vloeibaar gemaakte brandbare gassen Tot vloeistof verdichte brandbare gassen (zoals butaan, LNG, LPG (niet zijnde tankstations), vloeibaar biogas en tot vloeistof verdicht waterstof) moeten worden opgenomen in de categorie 'propaan en (vloeibaar) gemaakt brandbaar gas' (drempelwaarde 3.000 liter). LNG dient te worden geregistreerd onder categorie K (Propaan of ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas). De QRA-plicht is niet van toepassing maar wordt in de meeste gevallen wel uitgevoerd. De gegevens van de QRA kunnen worden ingevoerd daarbij kan in de toelichting worden aangegeven dat het LNG betreft. 3.4 Overige gevaarlijke gassen Atmosferische of gecomprimeerde brandbare gassen (zoals CNG, gecomprimeerd biogas en gecomprimeerd waterstof) moeten worden opgenomen in de categorie 'overige gevaarlijke gassen' (drempelwaarde 20.000 liter)'. 3.5 Ammoniakkoel- en vriesinstallaties 3.5.1 Invoer van de installaties Ammoniakkoel- en vriesinstallaties dienen in het RRGS als polygoon te worden ingevoerd en niet als puntbron. Dit aangezien de risico- en effectafstanden gelden vanaf de machinekamer van de koel- of vriesinstallatie en de bij die installatie behorende, met de buitenlucht in verbinding staande leidingen naar de verdamper of verdampers en het afscheidervat of vloeistofvat. Zie ter illustratie paragraaf 3.2.1. 3.5.2 Installaties met een inhoud tot 1.500 kg Voor ammoniakkoel- en vriesinstallaties met een inhoud tot 1.500 kg worden geen risico- en efectafstanden ingevoerd in het RRGS. Dit omdat deze verwaarloosbaar zijn. Daartoe dient in het RRGS op installatieniveau bij het invoerveld Contouren invoeren via de optie Contourgrens invullen, geen risicocontour6 aanwezig te worden geselecteerd. Bij het invoerveld Reden geen 10-6 contour ingevuld dient vervolgens de optie Niet beschikbaar volgens gevarenkaart uit leidraad te worden geselecteerd. Als toelichting dient te worden aangegeven dat gezien de beperkte inhoud van de installatie geen risicoafstanden van toepassing zijn. Brabantse Afspraken Invoer RRGS versie 3.0 14/14