INLEIDING VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE, EIMERT VAN MIDDELKOOP, VOOR DE STARTCONFERENTIE VERKENNINGEN, 5 MAART 2008 Zeer geachte aanwezigen, Het doet mij genoegen u allen hier te verwelkomen. Dat klinkt obligaat, maar dat is het niet. Ik zal u vertellen waarom. Vijftien jaar geleden, in 1993, schreef ik in de Militaire Spectator een artikel over de noodzaak van een toereikende krijgsmacht. Ik betoogde toen dat de krijgsmacht een kerninstrument is van elk staatsbestel en dat derhalve de vraag naar toereikendheid legitiem en noodzakelijk is. Maar ik stelde ook vast dat met het einde van de Koude Oorlog moeilijker viel vast te stellen wat voor ons land een toereikende krijgsmacht moest zijn. De Oost-West tegenstelling met een duidelijke vijand had immers plaatsgemaakt voor een diffuser wereldbeeld. Ik vreesde destijds dat het moeilijk zou zijn weerstand te bieden aan de verleiding om de krijgsmacht als een sluitpost op de rijksbegroting te gaan beschouwen. Daarmee zou de defensiebegroting in een vrije val terecht kunnen komen. Die
vrees, zo stel ik vijftien jaar later vast, is tot op zekere hoogte bewaarheid. Onze samenleving is door de jaren heen aanzienlijk minder van haar welvaart aan Defensie gaan besteden. Dat wij er desondanks in geslaagd zijn toe te werken naar professionele en goed toegeruste krijgsmacht die overal ter wereld op alle niveaus inzetbaar is, mag een verdienste heten. Zeker, de daling van onze defensie-uitgaven zowel in relatieve als in absolute zin was te rechtvaardigen op grond van de verbeterde internationale verhoudingen sinds 1989. De kans op een grootschalige oorlog op Europees grondgebied verdween immers achter de horizon. De wereld is echter ook instabieler geworden. Veel meer dan in de Koude Oorlog is een operationeel beroep op de krijgsmacht gedaan om onze belangen en onze waarden te verdedigen. Onze militairen worden tegenwoordig ingezet op plaatsen die veel verder weg liggen dan de Noordduitse laagvlakte onder omstandigheden die ons voor nieuwe uitdagingen plaatsen. Terwijl wij hier bijeen zijn, voeren zij een moeilijke en belangrijke NAVO-missie uit in Afghanistan. 2
Eerder traden zij al op in Irak, op de Balkan, in Cambodja, in Ethiopië, voor de kust van Liberia, in Haïti, in Kongo, en ga zo verder. Vorige week nog bracht ik een bezoek aan onze marine die voor de kust van Libanon de wapensmokkel tegengaat. En vrijdag besloot het kabinet voor de duur van een jaar een verkennerseenheid van ongeveer 60 man uit te zenden naar Tsjaad als onderdeel van een EVDB-missie. En dan heb ik het nog niet gehad over het toegenomen beroep dat binnen onze landsgrenzen op de krijgsmacht wordt gedaan. Mede als gevolg van de terroristische dreiging is de samenwerking met civiele autoriteiten de afgelopen jaren belangrijk verdiept. Kortom, als het gaat om het leveren door de krijgsmacht is de politiek veeleisend. Ook dit kabinet. De vraag is vervolgens of het aanbod toereikend is en kan blijven! Nu behoeft zeker dit kabinet zich niet te schamen voor de middelen die het Defensie heeft toebedeeld. Voor deze kabinetsperiode bieden de uitgangspunten van de beleidsbrief Wereldwijd dienstbaar voldoende houvast voor een toereikende krijgsmacht. Het huidige ambitieniveau past 3
naadloos bij de actieve en constructieve rol die het kabinet in de wereld wil spelen. Voor zover de inzet van een krijgsmacht een manier is waarop een land zichzelf internationaal een identiteit verschaft is dat voor Nederland een actieve, professionele en loyale. Ik meen dat dit even passend is als onze zelfbewuste politiek op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking. Bij een welvarend land als Nederland, met zijn grote economische belangen en krachtige morele drijfveren, met zijn sterke internationale oriëntatie en toewijding aan de internationale rechtsorde, met zijn reputatie als betrouwbare partner en zijn verplichtingen in de NAVO en de EU, bij zo n land hoort een moderne, robuuste en geloofwaardige krijgsmacht. Dat wij nu aan verkenningen naar de toekomst van de krijgsmacht beginnen, moet daarom eerst en vooral worden uitgelegd als een uitdrukking van onze politieke wil ook voor de toekomst recht te doen aan de vereisten van dat centrale instrument van onze staat. 4
De verkenningen zijn nodig omdat de defensie-inspanning ook na deze kabinetsperiode moet kunnen bogen op brede politieke en maatschappelijke steun. Dat is te meer van belang omdat de defensiebegroting, net als in de afgelopen jaren, onder druk zal blijven staan. De operationele inzet van de krijgsmacht zal de komende jaren grote inspanningen van de krijgsmacht blijven vergen, met alle gevolgen van dien voor de organisatie. Defensie blijft bovendien gevoelig voor autonome ontwikkelingen die de kosten van personeel en materieel verder kunnen doen stijgen. Daar reken ik overigens ook indirecte kosten toe, zoals die als gevolg van nieuwe regelgeving. Ook het feit dat defensie-uitgaven stelselmatig achterblijven bij de normen die de NAVO aanlegt, is reden tot een heroriëntatie op de vraag naar de relatie tussen politiek doel en materiele middelen. Dat geldt ook voor de financieringssystematiek die nu wordt gehanteerd voor de instandhouding en de inzet van de krijgsmacht. 5
Om al deze redenen en voor een stabiele ontwikkeling van de krijgsmacht is duidelijkheid op langere termijn gewenst. Het zal u niet verbazen dat ik het belangrijk vind dat Nederlanders beginnen te wennen aan het idee dat behalve lágere ook hógere defensie-uitgaven denkbaar zijn en dat deze zelfs nodig kúnnen zijn wil ons land zich veilig wanen en een actieve bijdrage blijven leveren aan internationale vrede en veiligheid. Ik koester de voorzichtige hoop dat deze kabinetsperiode voor de krijgsmacht in dat opzicht als een historisch omslagpunt zal worden beschouwd. Maar deze omslag komt niet van de ene op de andere dag. Op de uitkomsten van de verkenningen kan en wil ik niet vooruitlopen. Eerst komt de analyse. En voor die analyse moeten wij niet bang zijn. De vrees bij de krijgsmacht voor bezuinigingen zit diep. Dat is zeer begrijpelijk, gelet op de ervaringen in de afgelopen vijftien jaar. Ik vraag daar ook nadrukkelijk begrip voor. In deze verkenningen gaat het om de toekomst. Defensie heeft alle reden om deze verkenningen vol zelfvertrouwen in te gaan. Dit zelfvertrouwen blijkt al uit het gegeven dat wij het startschot voor de verkenningen niet in een kazerne lossen maar in de Rijksacademie voor Financiën en Economie. De 6
verkenningen zullen de basis leggen voor een krijgsmacht die blijvend tegen de toekomst is bestand. De grillige wereld waarin wij thans leven staat niet toe dat wij nonchalant met de vereisten van onze krijgsmacht omgaan. Het garanderen van veiligheid is immers een basisgarantie, die de burger legitiem van de overheid vraagt. Het motto voor de verkenningen luidt dan ook niet voor niets: Houvast voor de krijgsmacht van 2020. Geachte aanwezigen, Ik ben blij met de aanwezigheid bij deze startconferentie van mijn collega Wouter Bos. Zijn medewerking mag u ook zien als een bewijs dat het kabinet eensgezind aan de verkenningen begint! Ik ben ook blij met de aanwezigheid van zijn voorganger Gerrit Zalm en de andere illustere leden van de klankbordgroep die hij zal voorzitten. Ik ben vooral ook blij met uw aller aanwezigheid. Daaruit blijkt de betrokkenheid van velen met de veiligheid van ons land en met onze krijgsmacht. Ik hoop dat wij vandaag uw denkkracht en ervaring mogen aanspreken om daarop in de verkenningen te kunnen voortbouwen. Ik heb er alle vertrouwen in dat wij onder leiding van Jacobine Geel een boeiende en 7
veelzijdige discussie tegemoet gaan. Ik verheug me zeer op uw inbreng. Onze krijgsmacht is dat meer dan waard. * * * * * 8