Inhoud. I.A.B.-mededelingen

Vergelijkbare documenten
1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

Nieuwe Vlaamse belastingvermindering vanaf aanslagjaar 2008: regeling in de personenbelasting

CIRCULAIRE AOIF Nr. 27/2010

niet verbeterde kopie

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

Titel : Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst

Ambtshalve ontheffing

Artikel WIB. (16 - aj. 2005) 518

Art. 132, eerste lid, 7 en 8, en tweede lid, WIB 92. zoals gewijzigd door art. 2, W en van toepassing vanaf aj. 2006

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

I. INLEIDING.

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%.

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/

Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/ ) dd

De inkomsten uit de deeleconomie

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2015

Verhoogde belasting vrije som voor personen met beperkt inkomen: 7.380,00 euro (7.350,00)

Het belastingvoordeel dat verbonden is aan een hypotheeklening, noemt men in Vlaanderen de woonbonus.


Incorporatie van reserves aan 10% Vers KMO kapitaal. 14 november 2013

Rolnummer Arrest nr. 33/99 van 17 maart 1999 A R R E S T

Basisbedrag Geïndexeerd bedrag Artikel WIB 92 Omschrijving Aj. 2014

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk

Inhoudstafel. Voorwoord... 1 Inleiding... 3 Algemene bepalingen INKOMSTENBELASTING

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2018

Michel I: bondig overzicht van de programmawet van 19 december 2014

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2012

Het door u te betalen bedrag: 143,16

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Rolnummer Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart

Voordeel alle aard woonst, fiscus naar af, wat te doen?

Infosessie 12/09/2013

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling

Tarieven personenbelasting

Personenbelasting en aanvullende belastingen - Belasting

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor de aanslagjaren 2015 en 2016

Circulaire 2018/C/121 over het wijk-werken

Hervorming van de bijdragen

Afz.: ONTVANGK. DIKSMUIDE WOUMENWEG DIKSMUIDE. SADEGHI Dariush Lange Veldstraat(D) Diksmuide

Rolnummer Arrest nr. 82/2015 van 28 mei 2015 A R R E S T

Aftrek voor risicokapitaal

Home > Addendum dd bij de circulaire AAFisc 36/2008 (nr. Ci.RH.421/ ) dd

Afz.: Infocenter Antwerpen Italiëlei 4 B Antwerpen. Artikelnummer: Datum van uitvoerbaar- Gemeente: verklaring kohier: 06/11/2017

BELASTINGKREDIET van toepassing in de PERSONENBELASTING (art. 289bis, 290, 2 en 291, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)

Schalen bedrijfsvoorheffing vanaf 1 januari 2015

Afz.: Infocenter Antwerpen Italiëlei 4 B Antwerpen. Artikelnummer: Datum van uitvoerbaar- Gemeente: verklaring kohier: 06/11/2017

Weerslag van de studentenarbeid op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders. (inkomsten van het jaar 2005)

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW

Instelling. Onderwerp. Datum

Verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de vaste plaats van tewerkstelling

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Administratie van Fiscale Zaken

WETGEVER TREEDT OP TEGEN VOORDELEN IN DE VORM VAN AANDELEN DIE EEN BUITENLANDSE VENNOOTSCHAP TOEKENT AAN WERKNEMERS IN BELGIE

Personenbelasting en aanvullende belastingen - Belasting

FOD Sociale Zekerheid DG Zelfstandigen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari 2019

Kosten eigen aan de werkgever

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

Het bedrag in uw voordeel: 2.703,06

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Administratie van Fiscale Zaken

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Het tariefverschil

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari Vrije visie, eigen stem

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT

1. Belastingschalen in de personenbelasting. Aanslagjaar 2018 in euro

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

CONSCIENCE Hendrik BEERENS Martha Koning Albert II laan Meise

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 3 REGELMATIGHEID VAN DE AANGIFTE...17

Rolnummer Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Federale Overheidsdienst FINANCIEN Administratie van Fiscale Zaken

IAB-Info. Inhoud. Algemene ledenvergadering van het IAB : zaterdag 26 april 2003

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

CONSCIENCE Hendrik BEERENS Martha Koning Albert II laan Meise

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning. Dienst Reglementering

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

De werkgever kan zich er evenwel toe verbinden om deze verplaatsingskosten te laste te nemen.

COMMISSIE VOOR HET VRIJ AANVULLEND PENSIOEN VOOR ZELFSTANDIGEN ADVIES NR. 2 VAN 15 SEPTEMBER 2003

CIRCULAIRE. AOIF nr. 24/2009. Brussel, 9 mei 2009

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

p. 1/12 Globaal overzicht

BETREFT: BRUGPENSIOEN BIJZONDERE WERKGEVERSBIJDRAGEN EN INHOUDINGEN RSZ VANAF 01/04/2010

Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit:

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Versie van DEEL X Titel V Hoofdstuk I Bepaling van de bedrijfsvoorheffing Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2.

Gedifferentieerde interpretatie: sommige auteurs menen dat de uitwinningsvergoeding volledig voor beslag vatbaar is, terwijl het Hof van Cassatie

Rolnummer Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T

Inhoudstafel. Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit: Art 36 Voordelen van alle aard Art 37 Auteurs rechten...

De vestiging en de invordering van de inkomstenbelastingen

Niet verhuurde onroerende goederen die in het buitenland zijn gelegen Begrip huurwaarde.

Transcriptie:

Nummer 15 10 september 2001 13e jaargang Inhoud I.A.B.-mededelingen Seminarie Werknemersparticipatie Zoals wij u al aankondigden in het nummer 13 van I.A.B.-Info, organiseert het Instituut, in samenwerking met de FVIB, op 12 oktober 2001 een seminarie rond de Wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Het programma en de praktische info nemen wij voor alle duidelijkheid nog even op (zie blz. 2); het inschrijvingsformulier vindt u in bijlage. Inschrijven kan nog tot 5 oktober 2001. Fiscaliteit Hervorming PB (2) Maatregelen inzake belastingkrediet : innoverend maar niet vereenvoudigend We kennen het belastingkrediet, een financieringsstimulans via eigen middelen, al sinds enkele jaren. De recente hervorming van de personenbelasting heeft twee nieuwe vormen van belastingkrediet gecreëerd, hoofdzakelijk vanuit de bekommernis de fiscale druk te verminderen : het belastingkrediet omwille van «lage activiteitsinkomsten» enerzijds en het belastingkrediet voor «kinderen ten laste» anderzijds. Wat houden deze maatregelen precies in? Wat zijn de gevolgen van arresten van het Arbitragehof? Het aantal arresten van het Arbitragehof is de laatste jaren explosief toegenomen. Uiteraard heeft een gedeelte van deze arresten ook betrekking op fiscale zaken. Door de snelle toename van de arresten van het Arbitragehof heeft de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit een circulaire uitgevaardigd waarin de gevolgen van de arresten op de beroepsmogelijkheden van de belastingplichtige worden besproken. Een bespreking. Vennootschapsrecht Nieuwe minimumkapitalen voor de vennootschappen Het K.B. van 13 juli 2001 (B.S., 11 augustus 2001) stelt de nieuwe minimumbedragen voor het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen in euro vast. Concreet werden de bedragen die eerder al werden vastgelegd in het Euro-K.B. van 20 juli 2000, verlaagd : een kolfje naar de hand van ruim 127 000 vennootschappen die, door deze verlaging, dan toch niet zullen verplicht zijn een kapitaalsverhoging door te voeren.

I.A.B.-mededelingen Werknemersparticipatie Seminarie 12 oktober 2001 De Wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen maakt de invoering van (para-)fiscaal gunstige participatiestelsels voortaan ook mogelijk in België. De wet promoot de invoering van verschillende participatiestelsels, met name het uitkeren aan de werknemers van een deel van de winst van de onderneming in cash (winstparticipatie), het toebedelen van aandelen van de vennootschap (kapitaalsparticipatie) of nog, specifiek voor KMO s, het geven van een winstparticipatie die door de werknemer onmiddellijk geïnvesteerd wordt in de onderneming, het zogenaamde «investeringsspaarplan». Een belangrijk gegeven is verder dat de wet voorziet in een nieuwe waarderingsopdracht voor de externe accountant en de bedrijfsrevisor. In welbepaalde gevallen zal de waarde van het aandeel toegekend aan de werknemers, immers moeten worden vastgesteld overeenkomstig gelijkluidend advies van een van deze beide professionals. Om de leden en de stagiairs wegwijs te maken in deze belangrijke nieuwe wetgeving, organiseert het Instituut, in samenwerking met de FVIB, op vrijdag 12 oktober 2001 een seminarie. Dit zal plaatsvinden van 13u30 tot 17u30 in het Auditorium «Herman Teirlinck» van KBC Bank aan de Havenlaan te Brussel. Pogramma : 13u30 Onthaal 14u00 Inleiding Door Dhr. J. DE LEENHEER, Voorzitter I.A.B. 14u10 Wetgevend kader Door Dhr. J.-P. SERVAIS, Voorzitter Hoge Raad voor de Economische Beroepen, Adjunct- Kabinetschef Minister van Financiën, Docent ULB 14u45 Boekhoudkundige en fiscale aspecten Vergelijking met de wetgeving op de stock-options Door Dhr. B. COLMANT, Belastingconsulent, Auditeur-Generaal BBL, Lid Hoge Raad voor Financiën 15u30 Koffiepauze 16u00 Focus op de KMO Door Dhr. J. VERHOEYE, Accountant, Docent Hogeschool Gent, Fiscaal redacteur FET 16u45 Vraagstelling 17u15 Slotwoord Door Prof. Dr. K. GEENS, Voorzitter FVIB Deelnemingskosten en inschrijving De bijdrage voor leden I.A.B. en/of FVIB bedraagt 35 EUR (1 412 BEF); stagiairs betalen 25 EUR (1 008 BEF). De syllabus is in deze bijdrage inbegrepen. Inschrijven kan via bijgevoegd faxformulier. Opgelet : uw inschrijving is pas definitief na ontvangst van de bijdrage op rekening van het I.A.B.

Fiscaliteit Hervorming PB (2) Maatregelen inzake belastingkrediet : innoverend maar niet vereenvoudigend R. LASSAUX We kennen het belastingkrediet, een financieringsstimulans via eigen middelen, al sinds enkele jaren. (1) De recente hervorming van de personenbelasting heeft twee nieuwe vormen van belastingkrediet gecreëerd, hoofdzakelijk vanuit de bekommernis de fiscale druk te verminderen : het belastingkrediet omwille van «lage activiteitsinkomsten» enerzijds en het belastingkrediet voor «kinderen ten laste» anderzijds. Wat houden deze maatregelen precies in? Opsporing van de werkloosheidsvallen nieuw artikel 289ter W.I.B. 1992 De «werkloosheidsval» is in België een fenomeen waar men niet naast kan kijken : omwille van het geringe verschil, op financieel vlak, tussen de inkomsten van volledig uitkeringsgerechtigde werklozen en de inkomsten van hen die dicht tegen het minimumloon aanleunen of deeltijds werken, zal eerstgenoemde categorie niet snel geneigd zijn zich op de arbeidsmarkt te begeven. De regering wil daar iets aan doen door te komen tot een substantiële opwaardering van het inkomen van de «werknemers» waarvan de «activiteitsinkomsten» een nieuw begrip waarop we verder terugkomen laag zijn. Wie zal voor dit belastingkrediet in aanmerking komen? Twee voorwaarden moeten gelijktijdig vervuld zijn. In de eerste plaats moet men «reguliere inkomsten uit arbeid» hebben. Volgens het wetsontwerp betekent dit dat men ofwel werknemer ofwel zelfstandige moet zijn. Met die nuance een nuance die kan tellen dat de zelfstandigen die kiezen voor de toepassing van de forfaitaire belastingsgrondslagen in plaats van belast te worden op de werkelijke inkomsten, niet in aanmerking komen. De reden daarvan is niet geheel duidelijk. Wél duidelijk is dat het belastingkrediet op die manier voor de overgrote meerderheid van de slagers, bakkers, caféhouders, dagbladverkopers, schoenmakers, landbouwers enz. van meet af aan verwordt tot een maat voor niets. Daartegenover staat dat de meewerkende echtgenoot van een persoon die een vrij beroep uitoefent, er eventueel wel van kan genieten. Een tweede voorwaarde heeft te maken met het niveau van de middelen. In een eerste fase zal het belastingkrediet immers enkel ten goede komen aan diegenen waarvan de «activiteitsinkomsten» hoger liggen dan 150 000 BEF (3 260 EUR), maar lager dan 650 000 BEF (14 140 EUR) vóór indexering. «Activiteitsinkomsten» dienen begrepen te worden als het bedrag van de netto beroepsinkomsten, verminderd met : pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen; vervangingsinkomsten (werkloosheidsuitkeringen, brugpensioenen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen); afzonderlijk belaste inkomsten (opzeggingsvergoedingen, vervroegd vakantiegeld, enz.); bezoldigingen uit deeltijdse arbeid die minder dan een derde van de normale arbeidsduur bedraagt; winsten of baten uit een zelfstandige nevenactiviteit. De bedoeling is dus duidelijk het belastingkrediet te ontzeggen aan personen die geen regelmatige inkomsten genieten, bijvoorbeeld studenten met een vakantiejob of personen die pas op het einde van het jaar beginnen te werken. De belastingplichtigen, daarentegen, die tijdens eenzelfde aanslagjaar over beroeps- én vervangingsinkomsten beschikken, zullen het belastingkrediet kunnen genieten voor het deel van hun inkomsten dat uit de beroepsactiviteit afkomstig is.

Hoeveel? Het belastingkrediet zal zeker geen omwenteling teweegbrengen in de aanslagbiljetten, en dit om twee redenen. Ten eerste zal de inwerkingtreding van de maatregel zeer geleidelijk gebeuren. De eerste gevolgen ervan zullen vanaf volgend jaar voelbaar zijn, maar dan wel beperkt tot 78 EUR, d.w.z. het equivalent van circa 3 600 BEF. In 2003 (aanslagjaar 2004) zal het belastingkrediet maximum 220 EUR bedragen. Vanaf 2004 (aanslagjaar 2005) zou het dan uiteindelijk op 440 EUR liggen. Daarbij komt dat het belastingkrediet verminderd zal moeten worden in verhouding tot het deel dat de «activiteitsinkomsten» vertegenwoordigen ten opzichte van het nettobedrag van de beroepsinkomsten. En last but not least indien het totale netto-inkomen meer bedraagt dan 10 880 EUR zonder 14 140 EUR te overschrijden, zal de volgende formule moeten worden toegepast : 440 EUR _ (14140 EUR - totaal netto inkomen) 14140 EUR -10880 EUR Schematisch weergegeven zal het belastingkrediet, wanneer de maatregel volledig operationeel zal zijn (aanslagjaar 2005), dus als volgt gebeuren: Basis in euro Belastingkrediet van tot 0 3 260 0 3 260 4 350 evenredig toenemend 1 tot 4 350 10 880 h 440 10 880 14 140 evenredig afnemend 2 tot 0 14 140 en meer 0 1 De evenredige toename zal berekend worden aan de hand van de volgende formule : 440 EUR _ (activiteitsinkomsten _ 3 260 EUR 2 (4 350 EUR - 3 260 EUR) Voor de berekening van de evenredige afname zal de volgende formule worden toegepast : 440 EUR _ (activiteitsinkomsten _ 14140 EU (14140 EUR -10 880 EUR) Deze bedragen zullen worden geïndexeerd. Aldus berekend zal het nieuwe belastingkrediet volledig op de PB en op de aanvullende belastingen verrekend worden. Op voorwaarde dat het 2,50 EUR bereikt, zal het terugbetaalbaar zijn ten belope van het saldo indien de belastingvrije som of de minderingen het niet verschuldigd zijn van een belasting tot gevolg zullen hebben. Volledigheidshalve dienen we nog te vermelden dat het belastingkrediet per belastingplichtige zal worden berekend. Bij gemeenschappelijke aanslag worden de activiteitsinkomsten berekend vóór toepassing van het huwelijksquotiënt en het meewerkinkomen. Dit uiteraard om te vermijden dat één activiteit aanleiding zou geven tot dubbele toepassing van het belastingkrediet. Vanaf wanneer? De eerste terugbetalingen zouden vanaf eind 2003 kunnen plaatsvinden. Van meer betekenisvolle terugbetalingen zou pas vanaf 2005 en vooral in 2006 gesproken kunnen worden. Gezien de bescheidenheid van het maximaal toekenbare bedrag in 2002 (76 EUR) zouden de resultaten wel eens op zich kunnen laten wachten. Tijdens de bespreking van het wetsontwerp in de Kamer (Parl. Doc., Kamer, BZ 2000-2001, nr. 1270/006, p. 68) heeft de Minister van Financiën alleszins de mogelijkheid niet uitgesloten om het belastingkrediet geleidelijk in de bedrijfsvoorheffingen door te rekenen.

Het gezinsgeschenk nieuw artikel 134, 3 W.I.B. 1992 Nog steeds vanuit de bekommernis de problemen aan te pakken die verband houden met lage inkomens, wil de regering ook de situatie verbeteren van de (meestal éénouder- en grote) gezinnen die, omwille van die hoedanigheid, niet of niet volledig kunnen genieten van belastingverminderingen voor kinderen ten laste. Om die situatie te verhelpen, zal het niet gebruikte deel van de belastingvrije som voor kinderen ten laste omgezet worden in een terugbetaalbaar belastingkrediet met een maximum van 250 EUR per kind ten laste bij de eindberekening. Indien dit deel uit verschillende elementen bestaat, zal de regel van het belastingkrediet worden toegepast ten voordele van de belastingplichtige. Dit betekent dat het niet gebruikte deel van het belastingkrediet verondersteld zal worden in eerste instantie afkomstig te zijn van het vrijgestelde supplement voor kinderen ten laste. Een ambtshalve ontheffing zal gevraagd kunnen worden in geval van overschot van belastingkrediet voor kinderen ten laste. Op technisch vlak zal deze maatregel in werking treden vanaf het aanslagjaar 2003. Sneller dus dan het begrip «gemeenschappelijke aanslag» en de nieuwe regel voor berekening van de belastingvrije som per echtgenoot. Maar het belastingkrediet zal pas worden toegekend na de afsluiting van de aangifte en de gevolgen ervan zullen pas voelbaar zijn na twee of drie jaar; de gezinssituatie zal dan intussen waarschijnlijk al veranderd zijn. De situatie van de «gezinnen met lage inkomsten» houdt vaak verband met een echtscheiding of feitelijke scheiding. In dit specifieke kader stippen we nog het volgende nieuw aspect van de belastinghervorming aan. Vanaf aanslagjaar 2003 zal men namelijk, voor de berekening van het maximum toegestane bedrag van de bestaansmiddelen van het kind, opdat dit nog in aanmerking zou komen als persoon ten laste, geen rekening meer moeten houden met de onderhoudsgelden die worden gestort als gevolg van een rechterlijke beslissing. (1) Deze maatregel waarin artikel 289bis W.I.B. 92 voorziet, is van toepassing sinds het aanslagjaar 1997 en bestaat in een volledige verrekening (zonder dat het eventuele teveel evenwel kan worden terugbetaald) met de vennootschapsbelasting van 7,5 % van de uitgevoerde verhoging van het eigen vermogen, zij het met een maximum van 800 000 BEF. Uit het recente verslag dat het Rekenhof m.b.t. dit onderwerp gepubliceerd heeft (http ://www.rekenhof.be), blijkt dat deze maatregel duidelijk niet het verhoopte succes heeft opgeleverd. Niet eens 1 % van de in aanmerking komende vennootschappen (zij die de progressieve belastingtarieven in de zin van artikel 215 W.I.B. genieten) heeft in de voorbije jaren op deze maatregel een beroep gedaan.

Wat zijn de gevolgen van arresten van het Arbitragehof? 1 Het is algemeen bekend dat het aantal arresten van het Arbitragehof de laatste jaren explosief is toegenomen. 2 Uiteraard heeft een gedeelte van deze arresten ook betrekking op fiscale zaken. Door de snelle toename van de arresten van het Arbitragehof heeft de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomstenfiscaliteit een circulaire uitgevaardigd waarin de gevolgen van de arresten op de beroepsmogelijkheden van de belastingplichtige worden besproken. 3 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vernietigingsarresten en arresten gewezen ingevolge een prejudiciële vraag. Vernietigingsarresten De gevolgen van vernietigingsarresten worden in de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof zelf voorzien. De vernietigingsarresten hebben een absoluut gezag van gewijsde vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. 4 De publicatie in het Belgisch Staatsblad opent een nieuwe termijn van zes maanden voor het instellen van een administratief of rechterlijk beroep, zelfs indien de wettelijke termijnen hiervoor verstreken zijn. 5 De circulaire voorziet dan ook dat een nieuwe bezwaartermijn van zes maand begint te lopen vanaf de datum van publicatie van een arrest van het Arbitragehof over een fiscale bepaling. In dergelijk geval kan het bezwaarschrift dus worden ingediend na het verstrijken van de «normale» bezwaartermijn voorzien in artikel 371 W.I.B. 1992. Volgens de circulaire dient het bezwaarschrift ingediend te worden ná de publicatie van het betrokken arrest in het Belgisch Staatsblad. Een administratief beroep ingediend na de uitspraak van het arrest, maar vóór de publicatie ervan, zou volgens de circulaire voorbarig zijn. Naar de letter van de wet genomen, is deze stelling misschien correct, doch deze interpretatie druist in tegen de wijze waarop de Administratie de aanslagtermijn voor de toepassing van artikel 355 W.I.B. 1992 vaststelt. In de administratieve commentaar staat immers dat artikel 355 W.I.B. 1992 enkel de uiterste datum van inkohiering vaststelt en dat de vervangende aanslag kan worden gevestigd zodra de aanvankelijke aanslag is vernietigd en alvorens de gestelde termijn is beginnen te lopen. 6 Indien artikel 18 van de Bijzondere Wet op het Arbitragehof op dezelfde manier wordt geïnterpreteerd, dan zou de in dit artikel vermelde termijn slechts de uiterste datum voor indiening van een bezwaarschrift vaststellen, en zou een bezwaarschrift kunnen worden ingediend zodra het vernietigingsarrest is uitgesproken. De Administratie erkent evenwel dat een voorbarig bezwaarschrift (hiermee wordt bedoeld een bezwaarschrift dat is ingediend na de uitspraak van een vernietigingsarrest, maar vóór de publicatie ervan) kan beschouwd worden als een verzoek tot ambtshalve ontheffing. De uitspraak van het arrest wordt dan gezien als een nieuw feit in de zin van artikel 376, 1 W.I.B. 1992. In de circulaire wordt terecht gesteld dat een vernietigingsarrest niet kan beschouwd worden als een wijziging van rechtspraak in de zin van artikel 376, 2 W.I.B. 1992. Dit is logisch gezien het arrest betrekking heeft op de geldigheid van de rechtsnorm zelf, en niet over de toepassing of de interpretatie ervan. Op basis van een vernietigingsarrest kan dus niet alleen een bezwaarschrift worden ingediend, doch ook een verzoek tot ambtshalve ontheffing. 7 In tegenstelling tot de mogelijkheid voor het indienen van een bezwaarschrift (waarvoor een geheel nieuwe termijn van zes maanden wordt geopend cf. supra) is de mogelijkheid voor het indienen van een verzoek tot ambtshalve ontheffing echter beperkt in de tijd. De overbelasting moet immers aan de Administratie worden bekendgemaakt binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. Indien het bezwaarschrift betrekking heeft op een aanslag die buiten deze termijn valt, zou m.a.w. de publicatie van het arrest dienen afgewacht te worden vooraleer het bezwaarschrift zou ingediend kunnen worden.

Arresten op prejudiciële vragen De gevolgen van een arrest van het Arbitragehof gewezen ingevolge een prejudiciële vraag zijn minder verstrekkend dan de gevolgen van een vernietigingsarrest. Artikel 28 van de Bijzondere Wet op het Arbitragehof voorziet enkel dat het rechtscollege dat de prejudiciële vraag heeft gesteld zich moet voegen naar het arrest van het Arbitragehof. Het arrest heeft m.a.w. enkel uitwerking tussen partijen (inter partes) en geldt niet voor iedereen (erga omnes). Een derde (d.w.z. iemand die niet bij de procedure was betrokken) kan derhalve geen rechten putten uit een arrest van het Arbitragehof gewezen ingevolge een prejudiciële vraag, althans niet rechtstreeks. De Administratie meent immers dat ook een arrest van het Arbitragehof gewezen ingevolge een prejudiciële vraag kan beschouwd worden als een «nieuw feit» in de zin van artikel 376, 1 W.I.B. 1992. Uit de circulaire blijkt dat deze stelling van de Administratie is ingegeven door de vrees dat de belastingplichtige bij een afwijzing van zijn verzoek tot ambtshalve ontheffing een gerechtelijke procedure zou opstarten waarin hij wel zijn gram zou halen. Met het inwilligen van de verzoeken tot ambtshalve ontheffing wil de Administratie naar eigen zeggen nutteloze gerechtelijke procedures vermijden. In de circulaire wordt evenwel een voorwaarde voor de toepassing van het verzoek tot ambtshalve ontheffing voorzien. Er zou slechts sprake kunnen zijn van een nieuw feit dat aanleiding kan geven tot het indienen van een verzoek tot ambtshalve ontheffing, indien de bezwaartermijn voorzien in artikel 371 W.I.B. 1992 is verstreken op het ogenblik van het uitspreken van het arrest van het Arbitragehof of uiterlijk op de datum van publicatie ervan. Deze voorwaarde moet gezien worden in het licht van artikel 376, 1 W.I.B. 1992 waarin wordt gesteld dat het laattijdig inroepen van het nieuwe feit wordt verantwoord door «wettige redenen». Indien op één der vermelde data de bezwaartermijn niet is verstreken, en er wordt geen bezwaarschrift ingediend, dan zou er geen wettige reden meer voorhanden zijn die het laattijdig inroepen van het nieuw feit zouden kunnen verantwoorden. Bij het onderzoek naar de toepassingsvoorwaarden voor het verzoek tot ambtshalve ontheffing zal de voor de belastingplichtige gunstigste datum in aanmerking genomen worden. Concreet betekent dit dat toch nog een verzoek tot ambtshalve ontheffing zal kunnen worden ingediend wanneer de bezwaartermijn is verstreken na de uitspraak van het arrest, maar vóór de publicatie ervan. De datum van publicatie van het arrest zal m.a.w. steeds determinerend zijn omdat deze datum voor de belastingplichtige het meest gunstig is. Dit is trouwens ook het meest logisch gezien de publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad geldt als algemene bekendmaking ervan. Desalniettemin is het niet uitgesloten dat er zich onbillijke situaties kunnen voordoen, meer bepaald wanneer de bezwaartermijn verstrijkt kort na de datum van publicatie. In dat geval is het mogelijk dat de belastingplichtige slechts over een aantal dagen beschikt om zijn bezwaarschrift in te dienen. Komt daarbij dat het bezwaarschrift bij de Gewestelijke Directie moet toekomen voor de termijn verstreken is, zodat het tijdig indienen van een bezwaarschrift in een aantal gevallen zeer moeilijk zal zijn. Evenwel moet de publicatie van de arresten gewezen op een prejudiciële vraag in tegenstelling tot de publicatie van de vernietigingsarresten niet afgewacht worden vooraleer men enig initiatief dient te nemen voor het indienen van een bezwaarschrift. Niet alleen kan een bezwaarschrift worden ingediend na de uitspraak van dergelijk arrest, maar m.i. belet niets dat een bezwaarschrift wordt ingediend zodra men kennis krijgt van het feit dat een prejudiciële vraag werd gesteld aan het Arbitragehof. De behandeling van het bezwaarschrift kan dan worden uitgesteld tot een arrest is gewezen omtrent de prejudiciële vraag. Besluit Met deze circulaire heeft de Administratie gezocht naar een oplossing voor twee soorten problemen die nauw met elkaar samenhangen. Enerzijds heeft de Administratie willen verduidelijken welke rechten de belastingplichtige kan laten gelden indien een voor de belastingplichtige gunstig arrest wordt gewezen door het Arbitragehof. Niettegenstaande een aantal randbemerkingen kunnen gemaakt worden, is deze duidelijkheid voor de belastingplichtige toe te juichen.

Anderzijds wil de Administratie door de omschrijving van de rechten van de belastingplichtige waarschijnlijk vermijden dat op grote schaal bezwaarschriften en verzoeken tot ambtshalve ontheffing worden ingediend wanneer bekend wordt dat een prejudiciële vraag werd gesteld aan het Arbitragehof. 8 Recent kan worden verwezen naar de prejudiciële vragen inzake de dieseltaks en inzake het belastingvrij minimum voor gehuwden. In deze zaken werden de fiscale Administraties overstelpt met bezwaarschriften en verzoeken tot ambtshalve ontheffing, waarvan zelfs modellen circuleerden op het Internet. Nu vaststaat dat de belastingplichtige ook na de uitspraak van het Arbitragehof bepaalde rechten zal doen kunnen gelden, kan een nieuwe gelijkaardige toevloed in de toekomst worden vermeden. Evenwel zullen er nog steeds gevallen zijn waarin een verzoek tot ambtshalve ontheffing zal moeten worden ingediend vooraleer het Arbitragehof een uitspraak heeft gewezen 9, meer bepaald in geval de termijn van drie jaar binnen dewelke de overbelasting moet kenbaar gemaakt worden aan de Administratie dreigt te verlopen. 1 Dit artikel is verschenen in Actuele Voorinformatie Fiscaal Bulletin, Ced.Samsom, 2001/13, p. 9. De auteur, Didier JAECQUES, is advocaat bij Laga, Leterme & Vennoten 2 Aantal arresten gewezen door het Arbitragehof in 1995 : 88, in 1996 : 82, in 1997 : 84, in 1998 : 140; in 1999 : 141 en in 2000 : 141. 3 Circulaire Ci.RH.862/536.019 van 4 mei 2001. 4 Artikel 9, 1 van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. 5 Artikel 18 van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. 6 Comm. I.B. 1992, nr. 355/35. 7 Het indienen van een verzoek tot ambtshalve ontheffing lijkt enkel te kunnen in de periode vanaf de uitspraak van het arrest tot de publicatie ervan. Na de publicatie ervan staat immers de mogelijkheid open om een bezwaarschrift in te dienen. 8 De problematiek stelt zich niet voor de verzoeken tot vernietiging, aangezien de Bijzondere Wet op het Arbitragehof in deze gevallen een bijkomende bezwaartermijn voorziet indien het Arbitragehof de vernietiging uitspreekt. 9 Het indienen van een bezwaarschrift is strikt genomen niet nodig omdat men steeds een beroep kan doen op de procedure van ontheffing van ambtswege alwaar de termijn in de regel langer zal zijn dan die voor het indienen van een bezwaarschrift.

Vennootschapsrecht Nieuwe minimumkapitalen voor de vennootschappen R. VAN BOVEN Het KB van 13 juli 2001 (B.S., 11 augustus 2001) stelt de nieuwe minimumbedragen voor het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen in euro vast. Concreet werden de bedragen die eerder al werden vastgelegd in het EuroKB van 20 juli 2000, verlaagd : een kolfje naar de hand van ruim 127 000 vennootschappen die, door deze verlaging, dan toch niet zullen verplicht zijn een kapitaalsverhoging door te voeren. Het K.B. van 20 juli 2000 (B.S. 30 augustus 2000) stelde het minimumkapitaal voor NV en Comm.VA vast op 62 000 EUR (2 501 043 BEF), voor de BVBA en de CVBA op 18 600 EUR (750 322 BEF) en voor de LV op 6 200 EUR (250 107 BEF). Het logische gevolg hiervan was dat vennootschappen waarvan het statutair maatschappelijk kapitaal op het wettelijk minimum was afgestemd, verplicht werden een kapitaalverhoging tot stand te brengen teneinde zich te conformeren aan deze nieuwe minima. Hoewel de wetgever een vereenvoudigde procedure had uitgewerkt om de statuten aan te passen naar aanleiding van de omschakeling op de euro (Wet van 30 oktober 1998 betreffende de Euro, B.S., 10 november 1998), bleek deze nog teveel tijd in beslag te nemen en teveel te kosten. Om aan dit euvel te verhelpen werden met het K.B. van 13 juli 2001 (B.S. 11 augustus 2001) nieuwe minimumkapitalen geïntroduceerd die lager liggen dan de huidige wettelijke minimumkapitalen. De nieuwe bedragen luiden als volgt : Vennootschapstype Minimumkapitaal Artikel vanaf 1/01/2002 W. Venn. BVBA h 18 550 Art. 214 minimum volstort h 6 200 Art. 223 CVBA vast gedeelte h 18 550 Art. 390 minimum volstort h 6 200 Art. 397 CVBA VSO h 6 150 Art. 665 minimum volstort h 2 500 Art. 665 NV h 61 500 Art. 439 Comm. VA h 61 500 Art. 657 LV h 6 150 Art. 794 Als gevolg van deze aanpassing is geen enkele vennootschap nog verplicht om haar statuten aan te passen aan de euro. Het principe van de «formele continuïteit» zorgt er immers voor dat bedragen, die in akten en contracten in Belgische frank zijn gesteld, vanaf 1 januari 2002 automatisch worden geconverteerd tegen de officiële koers (40,3399).

De vennootschap kan er uiteraard voor opteren haar maatschappelijk kapitaal in de vennootschapsakte formeel in euro uit te drukken of het op een afgerond bedrag te brengen en kan dan nog steeds haar toevlucht nemen tot de voormelde vereenvoudigde procedure. Deze laat toe een statutenwijziging en zelfs een beperkte kapitaalverhoging door te voeren met een minimum aan kosten en formaliteiten. (501/NB I.A.B.) 2001 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : J. De Leenheer, I.A.B., Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail : info@iec-iab.be) I.A.B.-publicatie, in samenwerking met Ced.Samsom, Kouterveld 14, 1831 Diegem