Uitspraak van het College van Beroep voor de Autosport. inzake:

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van het College van Beroep voor de Autosport. inzake:

o... () 1. Ter zitting van dinsdag 2 oktober 2018 is het College van Beroep voor de Autosport, verder

Het College van Beroep voor de Examens van de Radboud Universiteit Nijmegen doet hierbij uitspraak inzake het beroep van:

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:OGEAA:2016:950

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

Beroep tegen: de beslissing van de Protestcommissie (verder te noemen: PK) d.d. 3 november

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

GERECHTSHOF AMSTERDAM

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

U I T S P R A A K

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RVS:2016:2861

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

U I T S P R A A K


ECLI:NL:RVS:2016:3050

CBE-1166 (030)

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

het college van beroep voor de examens van Fontys Hogescholen (hierna: CBE), verweerder.

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer. een uitspraak en een besluit van de Inspecteur der omzetbelasting te Y, de inspecteur.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

Beslissing op bezwaar

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

UITSPRAAK. inzake: R., appellante, gemachtigde: mr. P.P. Klokkers, advocaat te Amsterdam, tegen

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

U I T S P R A A K

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHAMS:2012:4344 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

CBE-1142 (030)

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

ANONIEM BINDEND ADVIES

Advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert inzake het bezwaar van [bezwaarmaker]

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

Advies aan: Het bestuur van Stichting X, Stichting voor Speciaal Onderwijs (verder: het bevoegd gezag),

LEI Plagiaat ongegrond

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:RVS:2016:3390

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:GHAMS:2014:4411 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ANONIEM BINDEND ADVIES

Bij de beoordeling van het beroep zal worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

Raad van Toezicht NVI, Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

U I T S P R A A K

ANONIEM BINDEND ADVIES


Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie:

Uitspraak van het College van Beroep voor de Autosport inzake: De heer Van Vliet (licentienummer: 13911; startnummer 609) appellant, gemachtigde: mr. B.J. Nauta contra: de beslissing van het College van Sportcommissarissen van 4 oktober 2010 I. Algemeen 1. Ter zitting van dinsdag 26 oktober 2010 is het College van Beroep voor de Autosport (verder te noemen: het College), bestaande uit mr. J.A. Bakker (voorzitter), mr. C. van Aken en ing. J.A. Kok, bijeengekomen op het kantoor van Wille Donker advocaten te Alphen aan den Rijn, alwaar het secretariaat van het College is gevestigd, ter behandeling van het door appellante ingestelde beroep tegen de beslissing van het College van Sportcommissarissen van 4 oktober 2010, waarbij het door appellant tijdens de zesde wedstrijd in het VEKA NK Autocross te Pieterzijl ingestelde protest tegen (de auto van) de heer P. Breederland (licentienummer: 8276; startnummer 604) werd afgewezen. II. Ontvankelijkheid 2. Nu het beroep zich richt tegen een beslissing genomen naar aanleiding van een onderzoek dat zich heeft uitgestrekt tot na afloop van het evenement dient de betrokkene conform artikel 34.1 onder b Reglement betreffende de Autosport Rechtspraak (verder te noemen: RAR) binnen één uur na bekendwording van de beslissing van het College van Sportcommissarissen het voornemen tot het instellen van beroep tegen deze beslissing schriftelijk aan het College van Sportcommissarissen kenbaar te maken en vervolgens binnen vijf dagen na de dag van de bekendmaking beroep in te stellen bij (het secretariaat van) het College. Voorts dient de betrokkene conform artikel 36 RAR binnen voormelde termijn van vijf dagen tevens het voor de behandeling van het beroep verschuldigde beroepsgeld te voldoen.

3. Het College heeft vastgesteld dat appellant, in de persoon van de heer R. Van Vliet, zijn voornemen tot het instellen van beroep tijdig en op correcte wijze kenbaar heeft gemaakt. Het beroep van appellant is bij (fax)brief en e-mail van 8 oktober 2010 ingesteld en derhalve tijdig door het College ontvangen. Voorts heeft appellant tijdig het door hem verschuldigde beroepsgeld voldaan. 4. Op grond van het vorenstaande is appellant naar het oordeel van het College aldus ontvankelijk in zijn beroep. III. Processtukken 5. Het College heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde processtukken genummerd productie 1 t/m 11. IV. Toelichting partijen 6. Ter zitting zijn gehoord: a) namens appellant mr. B.J. Nauta b) namens het College van Sportcommissarissen mr. J.A.M. Smeekens c) namens de heer P. Breederland (belanghebbende) mr. B. van der Horst d) namens de Technische Commissie de heer H. Kersten 7. Ter zitting heeft mr. Nauta, aan de hand van een pleitnota, het namens appellant ingestelde beroep nader toegelicht. Voorts hebben mr. Smeekens en mr. Van der Horst, eveneens aan de hand van een pleitnota, het standpunt van respectievelijk het College van Sportcommissarissen en de heer Breederland (belanghebbende) nader gemotiveerd. Van het verhandelde ter zitting is een proces verbaal opgemaakt. V. Achtergronden 8. Na afloop van de zesde wedstrijd in het VEKA NK Autocross te Pieterzijl heeft het College van Sportcommissarissen het door appellant tegen de heer P. Breederland (licentienummer: 8276; startnummer 604) ingestelde protest in behandeling genomen, nu de auto van de heer Breederland naar het oordeel van appellant op een aantal punten in strijd zou zijn met de bepalingen uit het Algemeen Reglement Autocross (verder te noemen: ARA), te weten: 2

a) bij de wielkasten zou in strijd zijn met het bepaalde in artikel 24.1 sub b ARA teveel materiaal zijn verwijderd en dit zou in strijd met het bepaalde in artikel 24.7 ARA vervangen zijn door ander materiaal; b) de aanpassing van het schutbord zou in strijd zijn met artikel 24.12 ARA; c) het (uitlaat-)geluid van de auto zou in strijd zijn met het bepaalde in artikel 20.2 ARA (> 100 dba). 9. Naar aanleiding van voormeld protest is de auto van de heer Breederland op verzoek van het College van Sportcommissarissen op 2 oktober 2010 onderworpen aan een nakeuring door de Technische Commissie, waarbij de auto op voormelde door appellant naar voren gebrachte punten is gecontroleerd. 10. Op basis van voormelde nakeuring heeft de Technische Commissie kort gezegd geconcludeerd dat de auto van Breederland ten aanzien van de gecontroleerde punten voldeed aan de bepalingen van het ARA. Aangezien het niet meer mogelijk was om de auto van Breederland te starten, was het voor de Technische Commissie ook niet meer mogelijk om onderzoek te doen nar het (uitlaat-)geluid van de auto, welke onderzoek aldus ook achterwege is gebleven. 11. Vervolgens heeft het College van Sportcommissarissen het protest van appellant -op grond van de bevindingen van de Technische Commissie- afgewezen. 12. Aangezien appellant zich niet kon verenigen met voormelde uitspraak op protest heeft hij hiertegen beroep ingesteld. VI. Beoordeling 13. Op basis van het verhandelde ter zitting en de in het geding gebrachte stukken concludeert het College dat voldoende aannemelijk is geworden dat de auto van de heer Breederland ten aanzien van alle (wel) gecontroleerde punten voldeed aan de bepalingen van het ARA en het door de Technische Commissie verrichte onderzoek voor het overige ook aan de gestelde vereisten voldeed, waaronder tevens de ter discussie gestelde afwezigheid van appellant bij de nakeuring. Ten aanzien van dit laatste punt wijst het College op het bepaalde in artikel 5.8 ARA, waarin uitdrukkelijk is opgenomen dat het de indiener van een protest in beginsel niet is toegestaan om bij deze keuring aanwezig te zijn. In het verlengde van voormelde conclusie overweegt het College als volgt. 3

14. Ter zitting heeft de heer Kersten (hoofd van de Technische Commissie) een uitgebreide mondelinge toelichting gegeven ten aanzien van de nakeuring van de auto van de heer Breederland en de in dat verband door de Technische Commissie verrichte metingen en gedane constateringen. Daarbij zijn alle door appellant bij het ingestelde protest naar voren gebrachte punten uitvoerig besproken. 15. Hoewel het College omwille van de transparantie richting de overige betrokkenen, waaronder meer in het bijzonder de indiener van een protest (in casu: appellant), aan de Technische Commissie in overweging geeft om de door haar geconstateerde meetresultaten duidelijk(er) vast te leggen en kenbaar te maken, heeft het College geen enkele reden aan te nemen dat de Technische Commissie de verrichte metingen onzorgvuldig heeft uitgevoerd. Daar komt bij dat ook appellant ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard niet te twijfelen aan de integriteit van de Technische Commissie. Het College concludeert dan ook dat het beroep van appellant op deze (meet)punten ongegrond dient te worden verklaard. 16. Voorts dient het College dan te beoordelen of de heer Breederland in strijd met het bepaalde in artikel 24.7 ARA materiaal zou hebben vervangen. Op basis van het verhandelde ter zitting overweegt het College dat haar niet is gebleken dat de heer Breederland in strijd met voormelde bepaling daadwerkelijk materiaal heeft vervangen, waarmee afbreuk zou zijn gedaan aan de originele afkomst hiervan. Wel oordeelt het College dat is komen vast te staan dat de heer Breederland een afdekplaat op de wielkast heeft aangebracht, maar naar haar oordeel kan dit niet worden aangemerkt als onreglementaire aanpassing van de wielkast, nu artikel 24.7 ARA het niet verbied om een dergelijke afdekplaat aan te brengen, mits uiteraard voldaan wordt aan de overige vereisten van deze bepaling, hetgeen naar de mening van het College het geval is. 17. Ten slotte dient het College te beoordelen of de auto van de heer Breederland in strijd met het bepaalde in artikel 20.2 ARA te veel (uitlaat)geluid heeft gemaakt. Op basis van het verhandelde ter zitting stelt het College vast dat de auto van de heer Breederland, als gevolg van een aanrijding aan de achterzijde van de auto, ontstaan tijdens de wedstrijd, niet meer kon worden gestart en op dit punt aldus niet meer is gecontroleerd. 18. Ter zitting is niet gesteld en overigens ook niet aan het College gebleken dat voormelde schade eenvoudig te herstellen zou zijn geweest, zodanig dat de auto van de heer Breederland binnen een redelijk tijdsbestek alsnog voor een geluidproef gestart had kunnen worden. 4

19. Nu de oorzaak hiervan gelegen is in voormelde aanrijding kan deze omstandigheid naar het oordeel van het College in alle redelijkheid niet aan de heer Breederland worden toegerekend. Dit zou anders (kunnen) zijn, indien de auto door toedoen van de rijder en/of zijn helpers niet meer gecontroleerd had kunnen worden, maar daarvan is het College in het onderhavige geval niet gebleken. Daar komt bij dat appellant slechts een blote stelling heeft geponeerd en verder geen andere verifieerbare feiten en/of andere omstandigheden heeft aangevoerd, die objectief aanleiding hadden kunnen geven tot het vermoeden dat de auto van de heer Breederland het maximaal toegelaten geluidniveau heeft overschreden. 20. Concluderend overweegt het College dan ook dat het beroep van appellant ook op dit punt ongegrond dient te worden verklaard. VII. Conclusie 21. Op grond van het vorenstaande is het College van oordeel dat het beroep van appellant ontvankelijk dient te worden verklaard en komt zij tot de navolgende uitspraak: a. verklaart appellant ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep; b. bepaalt dat het beroep van appellant ongegrond is; c. bepaalt dat het protest- en beroepsgeld aan de KNAF komt te vervallen; d. veroordeelt appellant tot een bijdrage in de kosten van het geding ad 1.000,00. * * * * * * Aldus gedaan te Alphen aan den Rijn op 9 november 2010 Het College van Beroep voor de Autosport voor deze, mr. J.A. Bakker (voorzitter) 5