Bijlage 9.3 Informatie voor de luisteraar Stottercentrum Zeeland bussum 2010
Als u luistert naar iemand die stottert, dan zult u misschien niet goed weten hoe u het beste kunt reageren. Luisteraars raken vaak zelf gespannen, houden hun adem in of vullen de ander aan. Zij weten te weinig over stotteren. Er blijken veel misvattingen te bestaan rond het stotteren zelf, de persoon die stottert en hoe men moet reageren op iemand die stottert. Deze informatie gaat in op wat stotteren is, wat iemand die stottert doet om niet te stotteren, welke misvattingen er bestaan, hoe de luisteraar het beste kan reageren en tot slot of het stotteren de beroepskeuze bepaalt. Hopelijk zijn misverstanden hierdoor beter te begrijpen en onhandige reacties misschien te voorkomen. Wat is stotteren? Niemand spreekt perfect vloeiend. Ook als we luisteren naar vloeiende sprekers horen we regelmatig niet-vloeiende momenten. Karakteristiek zijn hierbij: herhalingen van woorden: als als als we kijken naar het het volgende voorbeeld ; herhalingen van delen van uitingen: als we nu als we nu eerst zien dat... ; aarzelingen in het spreken: ehm... ja... ehm als we nu kijken naar... ; zinsveranderingen: ik denk dat... als u het mij vraagt, zou ik het liefst.... Deze niet-vloeiend heden verlopen vaak rustig, er is geen spanning hoorbaar en ze worden uitgesproken in hetzelfde tempo als de rest van het spreken. De spreker heeft tijd nodig om zijn verhaal te ordenen en de juiste zinnen te formuleren. Stotteren verloopt anders. Iemand die stottert herhaalt ook, maar karakteristiek is nu dat er delen van woorden herhaald worden. Er treden vaak meer spanningen en ook versnellingen en/of vertragingen op in het spreken. De herhalingen vinden plaats op belangrijke woorden in de tekst. Timingstoornis Stotteren komt bij ongeveer 1 procent van de volwassenen voor. Het begint meestal op jonge leeftijd: tussen de twee en negen jaar. Mannen hebben er drie- tot viermaal vaker last van dan vrouwen. Stotteren komt in alle sociale lagen van de bevolking en in alle culturen in gelijke mate voor. Er zijn geen specifieke persoonlijkheidskenmerken bekend van mensen die stotteren. Iemand die stottert, heeft hier vermoedelijk een aanleg voor. Op dit moment neemt men aan dat er sprake is van een zogenaamde timingstoornis: moeite om op het juiste moment de juiste spieren met de gevraagde spanning en ook nog in de goede volgorde aan te sturen. De ernst van deze stoornis is per persoon verschillend. Verder blijken meer omstandigheden nodig te zijn om vanuit deze aanleg daadwerkelijk te gaan stotteren. Omstandigheden die meer spanning oproepen lokken het stotteren als het ware uit of wakkeren het aan. Die omstandigheden kunnen van alles zijn: de inhoud van wat er gezegd moet worden; de complexiteit van de taal; emotionele factoren (bijvoorbeeld schaamte of angst); de houding van de luisteraar (zoals ongeduld, kritiek). De persoonlijke ervaringen en de manier van omgaan met deze ervaringen bepalen in welke mate het stotteren een blijvend probleem zal worden. Stotteren komt niet, of veel minder, voor in de volgende gevallen: tijdens zingen, fluisteren, in een koor spreken, als iemand zichzelf niet hoort spreken en als iemand in zichzelf spreekt. Hier is geen eenduidige verklaring voor te vinden, maar het heeft zeker te maken met het communicatieve karakter van het probleem: om te stotteren, heeft iemand altijd een luisteraar nodig. De mate van stotteren is afhankelijk van de situatie, stemming en omstandigheden. Sommige mensen die stotteren kunnen een behoorlijke controle over hun spreken krijgen, maar volkomen vloeiend spreken is over het algemeen geen realistisch streven. De een stottert op een manier die veel problemen geeft voor de luisteraar, bij de ander zijn de problemen voor de luisteraar beperkter. Iedereen stottert anders. Bijlage 9.3 bij Stotteren 2/5
De buitenkant Stotteren is meer dan wat woorden herhalen of erop blokkeren. Voor het gemak praten we over de buitenkant en de binnenkant van het stotteren. Aan de buitenkant kunnen we het volgende zien en/of horen: iemand die stottert, herhaalt klanken of delen van woorden en/of verlengt bepaalde klanken of blijft hangen op bepaalde klanken. Vaak doet hij extra moeite om uit zijn woorden te komen, er kunnen veranderingen ontstaan in de snelheid van spreken en het niet- vloeiende spreken kan vergezeld gaan van extra bewegingen, grimassen en dergelijke. De aard en de ernst van de v erschijnselen zullen per persoon verschillend zijn. Hulpmiddeltjes In een poging deze stottermomenten zo min mogelijk te laten opvallen, verzint iemand die stottert allerlei hulpmiddeltjes of trucjes. Sommige mensen leren zichzelf allerlei stopwoordjes aan of beginnen steeds opnieuw met een zin. Ook kan iemand de zin gaan veranderen of een ander woord gaan gebruiken als er een stotterwoord verwacht wordt. Allerlei meebewegingen kunnen ontstaan met bijvoorbeeld de ogen, de kaak of met andere delen van het lichaam. Op den duur raken vele van deze trucjes geautomatiseerd en worden dan onbewust en voortdurend toegepast. Vaak ook zal de persoon die stottert het spreken op allerlei manieren uit de weg gaan. Op den duur kan iemand hier volledig in vastlopen. De binnenkant van het stotteren Aan de binnenkant merken we vaak het volgende: als iemand stottert zal hij zich extra gespannen gaan voelen omdat hij stotteren niet positief opvat. Zijn hart gaat sneller kloppen, het zweet breekt hem uit, angstgevoelens kunnen optreden, frustratie, schaamte... Vaak ook kan iemand die stottert zich zo fixeren op wat hij wil zeggen dat spreken een kwelling wordt. Allerlei gedachten kunnen de kop op gaan steken: Oh help, daar ga ik weer of Als ik straks moet praten, zullen de anderen wel weer denken dat ik niet weet wat ik zeggen wil, enzovoort. Als iemand stottert, houdt hij zich veel meer bezig met de vorm van het spreken dan iemand die niet stottert. De vorm wordt belangrijker dan de inhoud. De inhoud zal hierdoor vaak schade oplopen. Iemand die stottert zal niet meer rechtstreeks zeggen wat hij wil zeggen of houdt alles erg beknopt. Dat zal bijna altijd zijn functioneren nadelig beïnvloeden. Gedachten en emoties Vaak verergert het stotteren als er inhoudelijk meer van het gesprek afhangt. Degene die stottert, gaat zichzelf hogere eisen stellen en doet zijn uiterste best door te gaan voor een vloeiende spreker. Als emoties in de interactie een belangrijke rol gaan spelen, kan stotteren ook toenemen. Vergelijk dit met een vloeiend spreker : ook deze zal minder vloeiend spreken tijdens emotionele momenten. Denk aan uitdrukkingen als: Hij kon geen woord uitbrengen van schrik, Met een van angst dichtgeknepen keel en dergelijke. De gebruikelijke niet-vloeiendheden komen nog eens boven op het stotteren. Bijlage 9.3 bij Stotteren 3/5
Misvattingen Stotteren blijkt regelmatig een probleem te zijn voor de luisteraar, in enkele gevallen zelfs meer voor de luisteraar dan voor degene die stottert. Iemand die stottert, kijkt vaak weg tijdens het stotteren. Vooral tijdens een blokkade kan het voor hem moeilijk zijn de ander aan te kijken. Vaak meent de luisteraar degene die stottert ook niet te moeten aankijken. Helaas is dit een hardnekkig misverstand. Als algemeen advies geldt dat iemand die stottert het best gewoon kan worden aangekeken. Hiermee wordt aangegeven dat er met aandacht geluisterd wordt. Bij twijfel kunt u hem of haar natuurlijk ook rechtstreeks vragen wat hij of zij prettig vindt, zeker als u elkaar wat beter kent. Het blijkt dat mensen die stotteren nogal eens bestempeld worden als onzeker, zenuwachtig, verlegen of gefrustreerd. Door deze persoonlijkheidskenmerken zou het stotteren te verklaren zijn. Daar is echter geen enkel bewijs voor. Men kan gevoeglijk aannemen dat veel van voornoemde kenmerken eerder een gevolg dan een oorzaak zijn van het stotteren. Het is heel goed mogelijk dat de onzekerheid van de luisteraar de communicatie met de persoon die stottert bemoeilijkt. De meeste mensen kennen van het stotteren alleen de uiterlijke kenmerken zoals herhalingen van (delen van) woorden, verlengen en vastlopen op klanken. De vele trucjes, synoniemen, toevoegingen die binnen het spreken gebruikt worden als gevolg van het stotteren worden niet als stotteren herkend, maar kunnen het hele gesprek wel onduidelijk of diffuus maken. De luisteraar kan er geen touw meer aan vastknopen en krijgt een verkeerde indruk van degene die stottert. Doordat stotteren zo wisselend optreedt, denken veel mensen dat het een makkelijk te verhelpen stoornis is. Niets is minder waar. Stotteren is voor volwassenen een spraakprobleem voor het leven. De ernst kan door de jaren (eventueel met behulp van therapie) veranderen, maar stotteren is niet iets wat men even wegpoetst. Hoe te reageren? Probeer de neiging tot het aanvullen van de zinnen te onderdrukken. Als u degene die stottert goed kent kunt u dat in overleg soms wel doen, maar in andere gevallen is de kans groot dat zoiets als vernederend ervaren wordt, zeker wanneer er verkeerd wordt aangevuld. Adviezen als Doe maar rustig aan en Zeg het maar langzaam kunnen erg bevoogdend overkomen. Bovendien doet degene die stottert immers al zijn uiterste best zo vloeiend mogelijk te spreken. Kijk hem daarom zo veel mogelijk aan en probeer zelf ontspannen te blijven. Een luisteraar kan, als hij de situatie geschikt acht, eventueel ook zeggen: Ik kan u niet altijd goed verstaan, maar ik doe mijn best en neem de tijd. Sommige situaties kunnen al heel lang een probleem zijn. Iemand heeft bijvoorbeeld ooit de ervaring gehad dat hij makkelijker sprak door de telefoon en heeft daaraan gekoppeld dat dit kwam doordat hij de ander niet zag; een ander heeft juist gemerkt dat hij heviger stotterde aan de telefoon en heeft ook geconcludeerd dat dit kwam doordat hij de ander niet zag. Zo kan stotteren zich bij iedereen verschillend ontwikkelen. Spreek zelf rustig, dit heeft een gunstig effect op de persoon die stottert. Gehaast worden en tegelijk moeten stotteren is nu eenmaal een lastige combinatie. Probeer te luisteren naar wát iemand zegt en niet naar hóe hij iets zegt. Taboe Als het enigszins mogelijk is, probeer dan het stotteren bespreekbaar te maken. Als stotteren een taboe is waar niet over gesproken kan worden, dan wordt het probleem alras groter. Het kan moeilijk zijn voor de luisteraar als de stotteraar hier geen ingang toe geeft. Vergelijk het met andere problemen die mensen kunnen hebben: een ernstige ziekte of relationele problemen. Als de persoon die stottert aangeeft daar best over te kunnen praten, is dat voor de ander vaak een opluchting, er valt als het ware spanning weg. Als de luisteraar laat merken dat hij bereid is over het stotteren te praten kan dat voor de persoon die stottert ook prettig zijn. Door over het stotteren te praten, kan uw kennis toenemen, waardoor de communicatie aanzienlijk kan verbeteren. Bijlage 9.3 bij Stotteren 4/5
Als u niet verstaat wat iemand zegt als gevolg van stotteren, vraag iemand dan net als in een gesprek met iemand die niet stottert wat hij bedoelt. Doen alsof u hem wel verstaan heeft, geeft veel meer verwarring. Is stotteren een probleem? Niet bij iedereen die stottert, zal het stotteren uitgroeien tot een probleem. Er is een groot verschil tussen stotteren en een stotteraar zijn. Voor de laatste is het stotteren een flink probleem: het bepaalt heel veel in zijn leven. Anderen zullen het niet-vloeiende spreken de plaats hebben gegeven die het verdient: zij zijn zich naast het stotteren bewust van hun eigenwaarde. De mate waarin stotteren als een probleem ervaren wordt, hangt voor een belangrijk deel af van (karakter)eigenschappen: gevoeligheid, manier van denken, het vermogen oplossingen te zoeken voor problemen. Stotteren hoeft geen levensprobleem te worden of teblijven. Beroepskeuze Zijn er beroepen die buiten het bereik van de persoon die stottert vallen? Eigenlijk bijzonder weinig. Dat maakt het volgende lijstje van bekende stotteraars wel duidelijk: Winston Churchill, Charles Darwin, Isaac Newton, Somerset Maugham, Aristoteles, koning George VI van Engeland, en in Nederland Ed Nijpels, Boudewijn Büch en Jan Lenferink. Dit zijn toch niet bepaald mensen die in een hoekje zijn weggekropen omdat ze stotterden. Ook voor iemand die stottert geldt: zoek het werk of de studie waar je plezier in hebt en waar je verdere aanleg en al je andere kwaliteiten het best tot hun recht komen. Iemand die stottert, zal vermoedelijk niet de ambitie hebben nieuwslezer te worden. Maar voor het overige zijn er maar weinig echte beperkingen. Therapie Als iemand problemen ondervindt door zijn stotteren, bijvoorbeeld op school of in zijn werk, kan hij overwegen een stottertherapie te volgen. Het kan zijn dat iemand steun nodig heeft in het ontwikkelen van zelfvertrouwen bij het (stotterend) spreken. Soms moeten situaties geoefend worden waar nog angst voor bestaat. Soms moet en kan de spraak gericht geoefend worden. Een goede therapie richt zich zowel op de binnenkant als op de buitenkant van het stotteren. Stottertherapieën kunnen intensief zijn. Er zijn inmiddels veel mogelijkheden op dit gebied. De hulp van de mensen uit de omgeving is onontbeerlijk en biedt de persoon die een therapie volgt veel steun. Zie voor meer informatie: www.stotteren.nl. Bijlage 9.3 bij Stotteren 5/5