De meritocratie in vraag gesteld. Omgaan met diversiteit: de moeilijkste oefeningen in het onderwijs?

Vergelijkbare documenten
Meertaligheid in een monoculturele schoolcontext Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen

Fact sheet (FS) Succesvol zijn in het onderwijs

Overtuigingen van leerkrachten over taal in onderwijs. Reinhilde Pulinx, Universiteit Gent VFO SSL, Leuven, 18 september 2014

Oprit 14 naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen

Kwetsbare jongeren versterken door onderwijs. Christiane Timmerman CeMIS USAB 22 februari 2016

Op weg naar een (meer) interculturele school

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Positief omgaan met meertaligheid in het basisonderwijs en in de buitenschoolse opvang

Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken

Succesvol zijn in het onderwijs: Hoe kijken de verschillende betrokkenen naar het wat, hoe en waarom van succes en falen?

Positive Education Psychology

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Superdiversiteit. Implicaties voor de onderwijspraktijk. Prof. Maurice Crul VU Universiteit Amsterdam Erasmus Universiteit Rotterdam

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

Op weg naar een (meer) interculturele school

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie

Inspiratiedag Brede School 29 april 2014 Bronks Talenkennis versterken van kinderen en jongeren in de Brede School

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Verbinden vanuit diversiteit

De lange weg naar kansengelijkheid

Verbeteren van de slechte schoolresultaten voor wiskunde en wetenschap blijft uitdaging voor Europa

MUSLINKED BRINGING TALENTS TOGETHER

Racisme & onderwijs. Prof. dr. Orhan Ağırdağ KU Leuven UvA

Facts & Figures: Ervaren discriminatie

De uitdagingen van etnische diversiteit in het onderwijs. Prof. dr. Orhan Agirdag

Doorstroming en oriëntering

Voorstellen voor de geplande Talennota van de Vlaamse minister van Onderwijs

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

DIVERSITEIT IN het onderwijs. Ondersteuning op maat van. onderwijs initiatieven

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

Voorwoord 13. Ten geleide 17. Het moeilijke evenwicht in onderzoek naar cultuur, etniciteit en gender 23

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede

Maten, makkers, diploma s

NAAR EEN EUROPA VOOR ALLE LEEFTIJDEN

Intercultureel leren. Workshop. Studievoormiddag 6 juni 2014

Diverse school, diverse kansen

Voorbij het binaire. Hoe de meertalige realiteit op school en in de klas integreren met het leren van de schooltaal?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

SONAR - 24 april 2008 Maken jongeren in Vlaanderen de overgang van school naar werk met succes? E. Omey & W. Van Trier

Informatie over de deelnemers

Onderwijscentrum Gent. Raakpunten GSIW

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Openbaar en betekenisvol: wij dagen de 21 e eeuw uit!

Inleiding op Divers jong. Diversiteit. What s in a name? Stefaan Pleysier. Leuvens Instituut voor Criminologie, KU Leuven

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil?

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

13640/15 nes/ass/fb 1 DG E - 1C

Workshop 3: Vaardigheden, ongelijkheid en armoede

ISOTIS interview studie MARTINE BROEKHUIZEN MELISSA BE

Engagementsverklaring

PUBLIEKE LEZING (in het Engels) π Woensdag 7 december 2011 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere VOLUNTEERING

Onderwijs in een meertalige Brusselse omgeving Inhoud Stad en onderwijs: topdown bottom up

ONGEKWALIFICEERDE UITSTROOM

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

ICCS-Vlaanderen 2016 Internationaal vergelijkend onderzoek burgerschapseducatie

bouwstenen cultuursensitieve-def.indd 4

Meertaligheid Als Realiteit op School (MARS)

Informal Interpreting in Dutch General Practice. R. Zendedel

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit.

Interview met minister Joke Schauvliege

De peilingsresultaten PAV in internationaal perspectief Colloquium peiling PAV, Brussel, 11 juni 2014

ATLEC. Ondersteunende Technologie Leren via Eenvormig Curriculum. State of the Art en Onderzoeksanalyse Samenvatting

Referentie GLORIEUX, I., I. LAURIJSSEN & Y. VAN DORSSELAER, Zwart op wit. De intrede van allochtonen op de arbeidsmarkt. Garant, Antwerpen, 2009.

Onderwijssociologie & Diversiteit

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Overgang basis-secundair: alle partners slaan de handen in elkaar!

Entercultureel. werken aan interculturele competenties via de ontwikkeling van een online leertraject

Werken dialoogbijeenkomsten tegen discriminatie?

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

Samenvatting Onderzoeksrapport SOCIAAL EN EMOTIONEEL WELBEVINDEN VAN JONGE KINDEREN IN SCHOOL EN OPVANG. Een onderzoek in vijf Europese landen

Wat zijn identiteiten?

maatschappijwetenschappen pilot havo 2018-I

Naar een krachtige samenwerking tussen ouder en school

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

TAAL EN WELBEVINDEN IN EEN DIVERSE SCHOOL EEN PRAKTIJKVERHAAL

Vergeet dementie, onthou mens

Opgave 2 Religie en integratie

Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand. Rudi Janssens

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Vormingen. Aanbod in West-Vlaanderen

De onvoorziene gevolgen van tracking voor de dagelijkse schoolpraktijk nader onderzocht

STAKEHOLDERS. Hoe gaan we daar mee om? Jacques van Unnik Manager Personnel Certification & Training 3 december 2015 BUSINESS ASSURANCE

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Strengthening medical teachers professional identity. Understanding identity development and the role of teacher communities and teaching courses

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Lokale sociale innovatie: een kijk vanuit de marges van overheid en markt

8763/19 jwe/gra/sp 1 TREE.1.B

Onderwijskundige doelen

Transcriptie:

36 De meritocratie in vraag gesteld. Omgaan met diversiteit: de moeilijkste oefeningen in het onderwijs? Noel Clycq* & Christiane Timmerman** Een van de belangrijkste transities die zich in de grotere steden in de wereld, en dus ook in Vlaanderen, voltrekt is de overgang van een door autochtonen gedomineerde stad naar een door minderheden gedomineerde stad. Althans voornamelijk in demografische termen. Deze diversifiëring toont zich het sterkst bij de jongere leetijdsgroepen en onderwijsinstanties worden als een van de eerste grote sociale instituties met deze transitie geconfronteerd. De grote vraag blijt echter hoe deze toenemende met name etnischculturele diversiteit wordt aangevoeld en welke discoursen er rond worden geconstrueerd. Verschillende onderzoeken maken duidelijk dat er grote onderwijsongelijkheden zijn tussen bepaalde minderheidsgroepen en de meerderheidsgroep, maar dit zegt weinig over de onderliggende processen die hierbij een rol spelen. Dit artikel, dat gebaseerd is op het grootschalige Oprit 14-project, gaat dieper in op deze processen, en tracht de discoursen met betrekking tot onder andere onderwijssucces en -falen en de verhouding tussen Nederlands en anderstaligheid verder uit te diepen. Hierbij spelen met name processen van (on)bewuste culturalisering en stigmatisering een belangrijke rol aangezien ze vaak een domper zetten op de onderwijsaspiraties van jongeren. I. Inleiding Onze centrumsteden diversifiëren steeds meer en met name in steden zoals Antwerpen, Genk en Gent heeft meer dan de helft van de bevolking, op dit moment of in het volgende decennium, volgens de Lokale Integratie- en Inburgeringsmonitor (LI&I) een immigratieachtergrond. Dit betekent dat zogenaamde minderheden samen de meerderheid zullen vormen en dat de klassieke autochtone meerderheidsgroep in relatieve termen een minderheidsgroep wordt: ze zal niet meer groter dan 50 % van de bevolking van deze steden zijn. Deze demografische veranderingen hebben natuurlijk grote gevolgen voor de samenleving en voor de belangrijkste instituties hierin, zoals in de eerste plaats het onderwijs. In de hiervoor genoemde steden heeft volgens de LI&I nu reeds de overgrote meerderheid van de 0 tot 11-jarigen een immigratieachtergrond en onderwijsactoren zullen deze transities als een van de eerste diensten voelen. In dit artikel bespreken we kort een recent afgerond onderzoeksproject, Oprit 14 - Naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen, dat specifieke aandacht had voor deze thema s en voor de plaats van diversiteit in het onderwijs. Een hoopgevend startpunt voor onderwijsonderzoek is de bevinding dat Vlamingen over het algemeen een erg hoog vertrouwen hebben in hun onderwijssysteem: 76 % * Dr. Noel CLYCQ: postdoctoraal onderzoeker en onderzoekscoördinator in het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies, Universiteit Antwerpen. ** Prof. dr. Christiane TIMMERMAN: directeur van het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies, Universiteit Antwerpen.

ARTIKELEN 37 onder hen had (zeer) veel vertrouwen in het onderwijs tegenover een kleine 5 % dat (zeer) weinig vertrouwen had (Studiedienst van de Vlaamse Regering 2012: 35). Bovenal duidt dit op een grote tevredenheid over de werking van dit systeem: het onderwijssysteem lijkt te doen wat de gemiddelde Vlaming ervan verwacht. Een blik op landenvergelijkend onderzoek zoals de PISA-survey of de Europese Enquête naar de arbeidskrachten bevestigt over het algemeen de goede prestaties van het Vlaamse onderwijssysteem (DANHIER et al., 2014; RESL.eu, 2014). Toch kenmerkt het Vlaamse onderwijs zich ook door grote verschillen in prestaties en uitkomsten tussen leerlingen van verschillende socio-economische en/of etnischculturele categorieën. Mogelijk nog belangrijker is dat deze ongelijkheden bijna nergens zo groot zijn als in Vlaanderen (en Wallonië, dat verschillen van gelijkaardige grootte kent) (DANHIER et al., 2014). Een cruciaal punt hierbij is de vaststelling dat die verschillen over de decennia heen, en ondanks enorme investeringen in het beleidsdomein met de grootste portefeuille, blijven bestaan. De vragen Hoe kan het dat die verschillen blijven bestaan? en Hoe kunnen we daar fundamenteel iets aan proberen te veranderen? liggen aan de basis van het project Oprit 14: Naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen waarvan recent het gelijknamige boek is verschenen 1. Het nummer 14 in de projecttitel verwijst ruwweg naar de leeftijd van de leerlingen waar het onderzoek zich voornamelijk op focust 2. Dit neemt natuurlijk niet weg dat het project ijvert voor een vlottere schoolloopbaan voor alle leerlingen, ongeacht hun leeftijd. De bevindingen van dit project kunnen daarom ook inzichten opleveren die verder gaan dan de specifieke leeftijdsgroep van leerlingen of de specifieke scholen waarin het onderzoek is uitgevoerd. Bovendien sluiten verschillende bevindingen aan bij inzichten uit de internationale literatuur waardoor het Oprit 14-project ook op deze wijze ingebed is in een breder academisch kader. Het opzetten van het Oprit 14-project werd sterk aangemoedigd door actoren uit het onderwijsveld. De vragen hoe onderwijsongelijkheden kunnen worden weggewerkt hebben niet enkel wij als onderzoekers onszelf gesteld, maar zijn in 2007 door enkele onderwijsdeskundigen expliciet aan ons gesteld. Dat was voor ons dan ook de aanzet om een grootschalig project uit te schrijven dat zowel in de breedte als in de diepte een aantal fundamentele processen wilde onderzoeken. Financiering voor het project werd gevonden bij het IWT, het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie. Hierdoor kon het projectteam gedurende vier jaar van 2009 tot 2012 intensief samenwerken. Het team bestond uit vier onderzoeksgroepen van drie Vlaamse universiteiten: het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS Universiteit Antwerpen), het Steunpunt Diversiteit en Leren (SDL Universiteit Gent), het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA KU Leuven) en het Interculturalism, Migration and Minorities Research Centre (IMMRC KU Leuven). II. De theoretische achtergrond van het Oprit 14-project in het kort De vaststelling dat bepaalde groepen van leerlingen zoals jongeren met een lagere socio-economische achtergrond, met lager opgeleide ouders en/of met een immigratieachtergrond het stelselmatig slechter doen in het onderwijs, plaatst onderzoekers, beleidsmakers en praktijkmensen al decennialang voor cruciale vragen. Deze discussie is bovendien niet enkel verbonden met de recente etnisch-culturele diversifiëring van de samenleving, maar geldt al veel langer voor, bijvoorbeeld, jongeren met een arbeidersklasseachtergrond. Ondanks allerlei inspanningen op het vlak van structuurhervormingen, financiële ondersteuning, professionalisering van onderwijsactoren en specifiek beleid voor doelgroepen blijven de traditionele patronen van ongelijkheid voortbestaan. De socio-economische achtergrond van leerlingen blijft de belangrijkste voorspeller van hun verdere schoolloopbaan, het al dan niet blijven zitten, het doorstromen naar de verschillende onderwijsvormen en het al dan niet doorstromen naar de (specifieke regionen van de) arbeidsmarkt. Die vaststellingen zijn reeds in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw en in verschillende landen gemaakt door academici zoals BOURDIEU en PASSERON, BERNSTEIN, GIROUX en BOWLES en GINTIS. Zij wijzen terecht op de sterke reproductie van ongelijkheid in onderwijssystemen over West-Europa en de Verenigde Staten heen (DANHIER et al. 2014; RESL.eu, 2014). De socio-economische positie en status waarmee jongeren het onderwijs binnentreden is niet enkel de sterkste voorspeller van hun verdere traject, maar valt vaak sterk samen met de positie en status waarmee jongeren het onderwijs verlaten. Dit betekent dat het onderwijssysteem er te weinig in slaagt om een context te scheppen waarin jongeren een andere, en voornamelijk hogere positie of status, kunnen verwerven. Het onderwijs als the great equalizer iedereen heeft dezelfde kansen om succesvol te zijn blijkt niet te kloppen. Sommige onderzoeken wijzen zelfs uit dat het Vlaamse onderwijssysteem bestaande sociale ongelijkheden eerder vergroot dan verkleint (GROENEZ et al. 2009). Dat grootschalige en vaak onbedoelde reproductie van ongelijkheid kenmerkend is voor het Vlaamse (en vele andere) onderwijssyste(e)m(en) is geen verrassing of nieuwe vaststelling. Dit betekent echter niet dat het hier 1 N. CLYCQ, C. TIMMERMAN, P. VAN AVERMAET, J. WETS & P. HERMANS, Oprit 14: naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen, Gent, Academia Press, 2014. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op het inleidend en besluitend hoofdstuk van dit boek. 2 Hoewel het cijfer 14 verwijst naar de leetijd van de leerlingen, zijn in het project eveneens leerlingen van oudere leetijden betrokken. Voor de vlotte leesbaarheid is evenwel voor één cijfer gekozen.

38 een wetmatigheid betreft waarin geen verandering kan worden aangebracht. Integendeel, nieuwe inzichten en initiatieven kunnen een ander licht werpen op bepaalde onderwijsprocessen en kunnen de huidige situatie in goede zin ombuigen. Zoals gezegd hebben studies gewezen op deze steeds terugkerende patronen waarbij specifieke categorieën van leerlingen jongeren met een immigratieachtergrond, een lagere socio-economische status, jongens (eerder dan meisjes) en met een andere thuistaal naast het Nederlands een groter (theoretisch) risico op een problematische onderwijsloopbaan hebben. Deze benadering houdt in dat onderzoek op zoek kan gaan naar nieuwe of alternatieve perspectieven en interpretaties om deze fenomenen te begrijpen en te veranderen. Hiervoor hebben we in het kader van het Oprit 14-project diverse theoretische benaderingen vanuit verschillende disciplines (zoals onderwijswetenschappen, sociologie, antropologie, taalwetenschappen en sociale psychologie) samengebracht. Dit alles plaatsen we binnen het bredere kader van sociale reproductie (en transformatie) in het onderwijs. III. De zoektocht naar overlappende perspectieven op opvoeden en onderwijzen Het vertrekpunt van onze benadering is dat het onderwijstraject van een leerling niet enkel door hem- of haarzelf wordt uitgewerkt, maar dat allerlei belangrijke personen of instituties hierbij een belangrijke rol (kunnen) spelen. Zo zal een jongere direct of indirect beïnvloed worden door de ideeën, doelstellingen en acties van ouders, maar ook door die van leerkrachten en vrienden. Tegelijkertijd gebeurt die wederzijdse beïnvloeding binnen het bredere kader van de school en het daarbij behorende beleidskader dat wordt uitgewerkt door directies, die op hun beurt werken binnen een breder Vlaams onderwijsbeleid dat mede door de koepels en netten wordt gestuurd. Deze omvattende benadering wordt ook wel de cultuur-ecologische benadering genoemd in de traditie van onderzoekers als BRONFENBRENNER (1989) of FEINSTEIN (et al. 2004). De kernboodschap is dat de manoeuvreerruimte voor elke persoon beperkt is door de specifieke (in)formele rollen die een individu inneemt als leerling, leerkracht, ouder, directeur in het onderwijsdomein. Voor elk van deze individuen tekenen de bestaande structuren mogelijke paden uit en een individu moet zichzelf in sterke mate binnen deze uitgestippelde paden bewegen. In het huidige Vlaamse onderwijs zul je bijvoorbeeld al op jonge leeftijd in een specifieke onderwijsvorm terechtkomen waarin je veel nieuwe vaardigheden en competenties kunt verwerven, maar die er ook voor zorgen dat je minder gemakkelijk naar andere onderwijsvormen kunt overstappen. Met name de overstap van het technisch of beroeps secundair onderwijs naar het algemeen secundair onderwijs komt zelden voor, hoewel het tot de mogelijkheden behoort. De flexibiliteit die er theoretisch gezien wel is, blijkt in de praktijk zelden mogelijk. Dergelijke opportuniteiten en beperkingen hebben natuurlijk een belangrijke invloed op de loopbanen van leerlingen in het Vlaamse onderwijs. Tegelijkertijd zijn leerlingen en al hun (in)directe betrokkenen deel van andere netwerken zoals het gezin, de bredere familie, de vriendengroep, de buurtomgeving, allerlei organisaties en niet het minst van de bredere samenleving (Vlaanderen, België, Europa, ). Een leerling wordt dus nooit in isolement gevormd door slechts een van deze netwerken maar brengt in elk van deze netwerken eigen ideeën, verwachtingen en vaardigheden mee. Deze socialisatie gebeurt steeds in interacties tussen personen in verschillende contexten (bijvoorbeeld: de relaties tussen ouders en leerlingen; tussen leerlingen en leerkrachten; tussen ouders en leerkrachten) en het is dus een logisch gevolg dat er soms spanningen zitten op deze relaties. Dit brengt ons bij het uitganspunt van het Oprit 14-project. We stellen de leerling centraal en trachten zijn onderwijstraject retrospectief op te bouwen. Daarbij nemen we niet enkel zijn perspectief mee maar we plaatsen zijn traject en perspectief binnen het brede kader van interacties met medeleerlingen, ouders, vrienden, leerkrachten en andere relevante personen. We trachten zo goed mogelijk al deze perspectieven met elkaar in verband te brengen en bepaalde fenomenen vanuit deze verschillende standpunten te analyseren. Grafisch kan het als volgt worden voorgesteld. School Thuis Jongere Vrienden Buurt

ARTIKELEN 39 IV. Methoden en sample In dit korte artikel bespreken we een aantal belangrijke bevindingen uit het Oprit 14-project. Hiervoor kunnen we niet altijd de bredere analyse presenteren, daarvoor verwijzen we naar het Oprit 14-boek. Alle bevindingen zijn gebaseerd op nieuw empirisch veldwerk, verzameld via een multi-sited mixed-method -benadering. We hebben jongeren en leerkrachten bevraagd via kwantitatieve (voornamelijk survey) en kwalitatieve (voornamelijk diepteinterviews en focusgroepsgesprekken). Op basis hiervan is een surveydatabank samengesteld die de informatie bevat van 11.015 ingevulde vragenlijsten van 3de en 4de jaars secundair onderwijs uit een 90-tal scholen verspreid over Antwerpen, Genk en Gent. Daarnaast is gedurende een periode van twee jaar een of meerdere keren gesproken met 114 jongeren en een 80-tal leerkrachten en directies. In een deelaspect van het Oprit 14-project is eveneens een vragenlijst afgenomen bij 674 leerkrachten. Deze combinatie van methoden liet toe om zeer veel informatie te verzamelen en met elkaar in verband te brengen. Meer informatie over de methodologie en de bevindingen zijn terug te vinden in het boek Oprit 14 - Naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen (2014). V. Enkele centrale bevindingen De bevindingen van het Oprit 14-onderzoek illustreren de moeilijkheden die het Vlaamse onderwijs kenmerken om diversiteit een centrale plaats te geven in zijn dagelijkse praktijk en discours. Wanneer jongeren aan het woord worden gelaten, geven ze aan dat het bestaande curriculum te weinig intercultureel is of onvoldoende rekening houdt met de bestaande diversiteit; dat ze zelden leerkrachten voor zich zien staan die hun etnisch-culturele achtergrond delen; en dat het spreken van hun moedertaal in de school zeer vaak verboden wordt, en soms zelfs expliciet gesanctioneerd. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van ervaren stigmatisering die kunnen leiden tot disengagement. A. Gevoelens van stigmatisering en onderwijsdisengagement Internationaal onderzoek focuste reeds op de relatie tussen ervaringen van stereotypering en stigmatisering en de betrokkenheid of het engagement van jongeren ten aanzien van onderwijs (BAYSU, PHALET, and BROWN 2011; STEVENS en VAN HOUTTE, 2011). Leerlingen die zich gestigmatiseerd voelen, kunnen hierop reageren door hun welbevinden en zelfwaardering los te koppelen van hun prestaties op school; door bijvoorbeeld de eerlijkheid van het geven van punten in vraag te stellen en/of zich persoonlijk minder te identificeren met onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat deze gevoelens van stigmatisering zich sterker manifesteren bij jongeren in BSO-richtingen (VAN HOUTTE, DEMANET & STEVENS 2012). In het Oprit 14-onderzoek werden ook dergelijke verbanden vastgesteld. Zowel uit de interviews met schoolpersoneel, ouders als leerlingen blijkt dat het BSO vaak erg negatief wordt voorgesteld, en dat het volgen van BSO-onderwijs op zich soms al als een falen wordt beschouwd. Uit de onderzoeksdata bleek dat leerlingen in het BSO, en in het bijzonder leerlingen van Marokkaanse en Turkse origine, de minst sterke relatie legden tussen behaalde schoolresultaten en hun academisch zelfvertrouwen en zelfwaardering. Dit proces van ontkoppeling doet zich bij jongeren voor om hun zelfbeeld als het ware te beschermen tegen de effecten van stereotypering binnen de schoolcontext. Verder bleek ook uit het Oprit 14-onderzoek dat Turkse en Marokkaanse BSO-leerlingen het vaakst slechte resultaten toeschrijven aan een oneerlijke beoordeling door leerkrachten. Ook dit wordt in de bovenvermelde sociaalpsychologische literatuur geduid als een typische strategie om het zelfbeeld te beschermen tegen negatieve stereotypering (STEELE, SPENCER & ARONSON 2002). Maar het hierboven beschreven proces van loskoppeling zegt nog niets over het belang dat deze leerlingen hechten aan onderwijs. Uit ons onderzoek bleek namelijk dat Turkse en Marokkaanse leerlingen het belang van onderwijs hoger inschatten en hogere aspiraties hebben dan andere, ook autochtone, leerlingen. Van groot belang voor de persoonlijke waardering van onderwijs bleek het respect dat leerlingen ervaren van leerkrachten. In de interviews gaven jongeren in het BSO vaak aan dat ze dit respect minder ervaarden. Dit drukte zich bij de Turkse en Marokkaanse jongeren (in het algemeen, maar in het BSO in het bijzonder) vooral uit door een gevoel van onvoldoende ruimte die in scholen wordt gecreëerd voor de ontwikkeling van de eigen taal, cultuur, en (etnische) identiteit. De hierboven beschreven vaststellingen golden echter niet voor alle BSO-scholen of scholen met een hoog aandeel leerlingen met een immigratieachtergrond. Er was wel degelijk variatie. Uit het Oprit 14-onderzoek bleek dat er belangrijke verschillen waren tussen scholen in de mate waarin leerlingen zich gestigmatiseerd voelen. De wijze waarop een school omgaat met zijn leerlingenpopulatie en de diversiteit die aanwezig is, speelt een belangrijke rol in hoge of lage gevoelens van stigmatisering bij jongeren. Scholen kunnen wel degelijk het verschil maken. B. De rol van supplementair onderwijs: de Poolse en Chinese school Een aantal van de hierboven beschreven vaststellingen bleken niet alleen bij de jongeren met een Turkse en Marokkaanse immigratieachtergrond voor te komen. Enerzijds gaven de jongeren met een Poolse en Chinese immigratieachtergrond de twee andere groepen met

40 een immigratieachtergrond die in het Oprit 14-project werden bestudeerd over het algemeen aan dat zij overwegend positief werden gepercipieerd en zij voelden zich minder gestigmatiseerd. Maar anderzijds drukten ook de Poolse en Chinese jongeren een duidelijke behoefte aan de ontwikkeling van de eigen taal en cultuur uit. Aan deze behoefte werd echter niet voldaan in het reguliere onderwijs (of er kon niet aan voldaan worden). Als reactie hierop blijkt dat de Poolse en Chinese gemeenschap dit tekort compenseert door zelf supplementair onderwijs over en in de eigen taal en cultuur voor haar jongeren te organiseren. Het onderzoek bij de Poolse en Chinese jongeren leert ons dat de supplementaire scholen nieuwe vormen van sociaal en cultureel kapitaal opleveren en dat dit leidt tot symbolisch kapitaal dat kan worden ingezet in het reguliere onderwijs en potentieel kan bijdragen tot een meer succesvolle onderwijsloopbaan. Door hun aanwezigheid in de supplementaire scholen zeggen de jongeren dat ze makkelijker toegang tot steun binnen de eigen etnische gemeenschap ervaren, bijvoorbeeld in de vorm van informatie over het Vlaams onderwijs, tolken, huiswerkbegeleiding enz. Dit wijst op het belang van intra-etnische sociale netwerken. Maar deze intraetnische sociale netwerken dragen niet alleen bij tot de ontwikkeling van een sterkere identiteit, maar ook tot meer zelfwaardering en groter zelfvertrouwen. Elementen die vaak als belangrijke voorwaarden voor een goede onderwijsloopbaan worden gezien. Daarnaast bieden deze supplementaire scholen een veilige haven voor kinderen, ouders en zelfs leerkrachten omdat hun etnische, culturele en/of religieuze achtergrond niet wordt geproblematiseerd. Concreet zijn bepaalde cultural and ethnic markers erg expliciet (en ook impliciet) aanwezig in deze scholen, waardoor ze veel meer als vanzelfsprekend worden beschouwd. In het reguliere onderwijs wordt de aanwezigheid van bepaalde markers zoals eigen taal voornamelijk als problematisch beschouwd, waardoor deze omgeving minder veilig voelt voor deze jongeren, althans op het gebied van etnisch-culturele identiteit. Ten slotte ontwikkelen de leerkrachten in deze supplementaire scholen vaak een ander beeld van de leerlingen en hun thuissituatie door de veel laagdrempeligere mogelijkheid om te communiceren in een gemeenschappelijke taal, voornamelijk met ouders. Daardoor kunnen deze scholen een belangrijke informerende en adviserende rol opnemen ten aanzien van het reguliere onderwijs (bv. in functie van studiekeuzes of ouderbetrokkenheid). Het onderzoek in de Poolse en Chinese scholen toont ook aan dat die Poolse en Chinese scholen niet tot het ontstaan van één vaste en door iedereen gedeelde identiteit leiden. De behoefte tot de constructie van meervoudige en meerlagige identiteiten is bij de Poolse en Chinese gemeenschap groot. Bovendien vormen de Poolse en Chinese scholen op verschillende manieren een belangrijke brug tussen de thuisomgeving van Poolse en Chinese jongeren en het reguliere Vlaamse onderwijs. Maar het Oprit 14-onderzoek toont ook aan dat deze brugfunctie van supplementaire scholen tot meer samenwerking met het reguliere onderwijs verder uitgewerkt en versterkt kan worden. Een belangrijke opmerking hierbij is dat ook andere minderheidsgroepen een gelijkaardige behoefte zouden kunnen hebben, zoals deze van de Poolse en Chinese gemeenschap besproken in het Oprit 14-onderzoek. VI. Naar de erkenning van de rol van krachtige individuen, gemeenschappen en onderwijssystemen In het voorgaande zijn enkele centrale bevindingen uit het Oprit 14-onderzoek besproken die tegelijkertijd een kritische blik werpen op onderwijsprocessen maar eveneens kunnen leiden tot innovatieve oplossingen om de huidige uitdagingen in het Vlaamse onderwijs aan te pakken. Hoewel structurele aanpassingen op zowel macroniveau (onderwijsbeleid), mesoniveau (schoolbeleid) als microniveau (klasbeleid) belangrijk zijn, wijzen onze resultaten erop dat deze hervormingen samen moeten gaan met aanpassingen op het concrete interactieniveau, en in het bijzonder op het niveau van leerkrachtleerlinginteracties. Het zijn individuen en groepen die navigeren en interageren in deze structuren en er hun eigen invulling aan geven en hun trajecten uitbouwen. Het Oprit 14-onderzoek toont aan dat perspectieven op wat goed of waardevol is voor een succesvolle onderwijsloopbaan vaak nog sterk uiteen (kunnen) lopen waardoor de nood voor het bouwen aan een meer inclusief verhaal steeds belangrijker wordt. In het bijzonder stelt het Oprit 14-onderzoek het volgende voor: De huidige benadering van diversiteit en meertaligheid vertrekt nog al te vaak vanuit een monolinguaal en monocultureel onderwijsperspectief. Diversiteit en meertaligheid worden nog te veel gezien als iets dat afwijkt van de legitieme norm in de ruimte van de school. Daardoor wordt diversiteit en meertaligheid benaderd als een gebrek of tekort dat moet worden weggewerkt. Willen we jongeren meer actief betrekken als actieve actoren in school en leren, en hun betrokkenheid en zelfbeeld verhogen, dan zullen we concepten als diversiteit en meertaligheid anders moeten invullen en meer moeten integreren in het reguliere curriculum. Om het voorgaande te bereiken is het van belang om elk van de betrokkenen het gevoel te geven dat hij/zij mee kan beslissen over de inhoudelijke en structurele vormgeving

ARTIKELEN 41 van ons onderwijs. Dit geldt niet enkel voor leerlingen en ouders, maar ook voor leerkrachten die nu soms aangeven dat ze niet over de informatie of de instrumenten beschikken om met deze diversiteit en meertaligheid om te gaan. Waar wij naartoe willen evolueren is een kritische pedagogie die stilstaat bij de expliciete en impliciete boodschappen die in het onderwijs een invloed uitoefenen op hoe individuen en groepen zich voelen, zich engageren en participeren. Hierbij dient erkenning van verschillen (en gelijkenissen), maar ook de waardering van die verschillen en de opname ervan in (intercultureel) onderwijs, zich aan als een van de oplossingen voor de huidige moeilijkheden van het Vlaamse onderwijs. Enkel op die manier kan het huidige onderwijs dat nog sterk monocultureel is ingevuld, nauwe aansluiting vinden bij de toenemende diversiteit van de ruimere samenleving. Een diversiteit die trouwens al jaren expliciet aanwezig is in de scholen en klassen. De goede praktijken van het benutten van de meertalige en multiculturele realiteit die we in dit onderzoek zijn tegengekomen, bewijzen dat het in scholen met een divers leerlingen- en ouderpubliek mogelijk is om sterke cognitieve en sociaal-emotionele resultaten te boeken die de kansen op succesvollere schoolloopbanen voor alle leerlingen verhogen. VII. Bibliografie GROENEZ, S., NICAISE, I. & DE RICK, K., De ongelijke weg door het onderwijs, in L. VANDERLEYDEN, M. CALLEN & J. NOPPE (eds.), De Sociale Staat van Vlaanderen 2009, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Drukkerij Room, 2009, 33-67. RESL.eu (2014), Policies on Early School Leaving in nine European countries: a comparative analysis, www.resl-eu. org (geraadpleegd op 03-04-2015). STEELE, C.M., SPENCER, S.J. & ARONSON J., Contending with group image: the psychology of stereotype and social identity threat (p.379-440), in M.P. ZANNA (ed.), Advances in Experimental Social Psychology, San Diego, CA: Academic Press, 2002, 379-440. STEVENS, P. A. J. & VAN HOUTTE, M., Adapting to the System or the Student? Exploring Teacher Adaptations to Disadvantaged Students in an English and Belgian Secondary School in Educational Evaluation and Policy Analysis 2011, 33(1), 59-75. Studiedienst van de Vlaamse Regering, VRIND 2012: Vlaamse regionale indicatoren, Brussel, Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2012. VAN HOUTTE, M., DEMANET, Y. & STEVENS, P.A.J., Selfesteem of academic and vocational students: Does within-school tracking sharpen the difference?, Acta Sociologica 2012, 55(1), 73-89. BAYSU, G., PHALET, K. & BROWN, R., Dual Identity as a Two-Edged Sword: Identity Threat and Minority School Performance, Social Psychology Quarterly 2011, 74(2), 121-143. BRONFENBRENNER, U., Ecological Systems Theory, Annals of child development, 1989, 6, 187-249. CLYCQ, N., TIMMERMAN, C., VAN AVERMAET, P., WETS, J. & HERMANS, P, Oprit 14: naar een schooltraject zonder snelheidsbeperkingen, Gent, Academia Press, 2014. DANHIER, J., JACOBS, D., DEVLEESHOUWER, P., MARTIN, E. & ALARCON, Naar kwaliteitsscholen voor iedereen? Analyse van de resultaten van het PISA 2012 onderzoek in Vlaanderen en in de Federatie Wallonië-Brussel, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2014. FEINSTEIN, L., DUCKWORTH, K. & SABATES, R., A Model of Inter-generational Transmission of Educational Success, London, Centre for Research on the Wider Benefits of Learning, 2004.