Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana

Vergelijkbare documenten
Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana ) H Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana ) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

De Zeggekorfslak: bedreigdy maar wijder verspreid dan gedacht

ZEGGEKORFSLAK VERTIGO MOULINSIANA (DUPUY, 1849) Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

Nauwe korfslak Vertigo angustior

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Alle dieren zijn gelijk maar sommige dieren zijn meer gelijk dan andere De Nauwe korfslak in de Nederlandse duinen. Jaap de Boer Stichting ANEMOON

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Behoud van populaties van de Nauwe korfslak (Vertigo angustior) in het kader van het Herstelplan Hollands Duin.

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. De mossen van de Habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos & Tonghaarmuts. BLWG Rapport

Notitie Quickscan flora en fauna

Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (sinds 2004)

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties mei 2009: Veldbezoek ivm monitoring. Wouter Suykerbuyk, Laura Govers, Laura Glasbergen, 10 juni 2009

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

6 Flora- en fauna quickscan

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

HET VLIEGEND HERT IN GELDERLAND VINCENT KALKMAN & SANDER WIJDEVEN

Herstelstrategie Grote-zeggenmoeras (leefgebied 5)

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Memo. Figuur 1 Ligging Planlocatie (rode ster) (Bron: Google Maps)

Natura 2000 profielen soorten. Inleiding

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

NATUUR EN BIODIVERSITEIT

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Bijlage 1 Natuurtoets

Monitoring van Nauwe korfslak Vertigo angustior in het Noordhollands Duinreservaat Inventarisatiejaar 2013

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Notitie flora en fauna

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Ecologische monitoring

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Horstermeerpolder

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

AMSTERDAM OPEN AIR FESTIVAL GAASPERPLAS

Handleiding voor het gebruik van de kaartmodule NEM Meetnet Amfibieën

Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep.

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Ecologisch Werkprotocol

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Nader onderzoek naar vleermuizen Nieuw Graswijk te Assen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2008

Monitoring op natuurboerenerven. Uitleg over de systematiek van het monitoren

Motivatie waarnemers. Waarom tellen waarnemers? Waarneme. Aantallen waarnemers. Nederland is land met hoogste dichtheid aan waarnemers

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Versie Maart Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok Maart 2016

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Nieuwsbrief Jaar van de Patrijs in Zeeland

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

NATUURWAARDENONDERZOEK LOCATIE THEATER EINDRAPPORTAGE GEMEENTE SCHIJNDEL. 28 oktober /CE4/OKO/ & ARCAD1S

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

ANEM-2012 EINDRAPPORTAGE

Vleermuizenonderzoek Het Bosje te Elst

Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied. Concept

Monitoring Wat doen we ermee? Het gebruik van gegevens in de praktijk

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

Transcriptie:

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn Inventarisatieperiode 2004-2005 Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana A.W. Gmelig Meyling, R.H. de Bruyne & S.M.A. Keulen STICHTING ANEMOON 2006

2

Titel: Trefwoorden: Samenstellers: Fotografie "Inhaalslag Verspreidingsonderzoek; mollusken van de Europese Habitatrichtlijn."Inventarisatieperiode 2004-2005. Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana Mollusken, weekdieren, slakken, Zeggekorfslak, Vertigo moulinsiana, Europese Habitatrichtlijn, Natura2000, kwetsbare soorten, natuurbeleid, natuurbescherming, bedreigde natuurgebieden, verspreidingsonderzoek, vrijwilligers, Atlasproject Nederlandse Mollusken (ANM), Amendement Van der Ham, Inhaalslag. A.W. Gmelig Meyling, R.H. de Bruyne & S.M.A. Keulen A.W. Gmelig Meyling tenzij anders is vermeld. Datum: 31-03-2006 ANEMOON rap.nr: 2006-02 Aantal pagina's: 45 Project: Opdrachtgever: Kader: Begeleiders: HabSlak (HabSlak-2004 & HabSlak-2005) Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Amendement Van der Ham F. Koomen (LNV, Directie Kennis Ede) A. Hoffmann (LNV, Directie Kennis Ede) 2006 Stichting ANEMOON. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting ANEMOON. Stichting ANEMOON ANalyse Educatie en Marien Oecologisch ONderzoek Heemskerklaan 119, 2181 XN Hillegom Postbus 29, 2120 AA Bennebroek Tel: 0252-531111 Kvk: 41226121 E-mail: anemoon@cistron.nl Website (ANEMOON): www.anemoon.org Website HabSlak: www.anemoon.org/habslak 3

4

Inhoud Samenvatting...7 1. Inleiding...9 1.1. Natura2000-gebieden en Habitatrichtlijnen...9 1.2. Mollusken van de Habitatrichtlijn...9 1.3. HabSlak-project...9 1.4. Inhaalslag voor de Zeggekorfslak...9 1.5. Doelstelling...10 1.5.1. Opzetten vrijwilligersnetwerk...10 1.5.2. Actualiseren verspreidingsbeeld...10 1.5.3. Opstellen plan voor monitoring...10 1.6.1. Uiterlijke kenmerken van de Zeggekorfslak...11 1.6.2. Voedsel...11 1.6.3. Levenscyclus...11 1.6.3. Populaties...13 1.6.4. Biotoop...13 1.6.5. Microhabitat...14 1.6.6. Voorkomen in Europa...15 1.6.7. Voorkomen in Nederland...15 2. Methode...17 2.1. Protocol en handleiding...17 2.2. Selecteren van de kilometerhokken...17 2.3. Waarnemen op het oog heeft de voorkeur...17 2.4. Seizoen en tijdstip...18 2.5. Weersomstandigheden...18 2.6. Onderzoeksinspanning per km-hok...18 2.7. Noteren van bevindingen op het veldformulier...19 2.8. Klopmonsters; af te raden...19 2.9. Strooiselmonsters...19 2.10. Veiligheid: ga altijd met twee waarnemers!...20 2.11. Gegevensverwerking...20 3. Opbouw vrijwilligersmeetnet...21 3.1. Benaderen van vrijwilligers...21 3.1.1. ANM-vrijwilligers...21 3.1.2. Werven van HabSlak-vrijwilligers...21 3.2. Hulpmiddelen...21 3.2.1. HabSlak-website...21 3.2.2. Inventarisatie protocol...21 3.2.3. Veldformulier...21 3.2.4. Handleiding...22 3.2.5. Wanted-posters...22 3.2.6. HabSlak-visitekaartjes...22 3.2.7. Folder voor HabSlak-2005...22 3.2.8. Poster ANM/Habslak...22 3.2.9. Powerpoint-presentatie ANM/Habslak...22 3.2.10. Verzameld materiaal...22 3.3. Excursies...23 4. Resultaten...25 4.1. Huidige vindplaatsen...25 4.2. Huidig verspreidingsbeeld...26 4.3. Trends in Nederland...26 4.3.1. Geschiedenis van het verspreidingsbeeld...26 4.3.2 Oorzaken van de achteruitgang...27 4.3.2. Trends in dichtheden...27 4.4. Aandachtspunten voor beheerders van Natura2000- en VR-gebieden...29 5. Conclusies...31 5. 1 Algemeen...31 5.2. Verspreidingsonderzoek...31 5

5.2. Vrijwilligersnetwerk...31 6. Aanbevelingen...33 6.1. Voortgang Inhaalslag...33 6.1.1. Onderzoeken van west- en midden Nederland...33 6.1.2. Leekstermeer aanwijzen als Natura 2000-gebied...33 6.2. Monitoring van Zeggekorfslak binnen het NEM...33 6.3. Aanbeveling voor terreinbeheerders...34 6.3.1. Voorkom verdere achteruitgang in dichtheden...34 6.3.2. Verstorende invloeden...34 7. Literatuur...37 8. Dankwoord...39 Bijlagen...40 6

Samenvatting Inhaalslag verspreidingsonderzoek De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om bijzondere natuurgebieden, de zogenaamde Natura2000-gebieden, en bedreigde soorten te beschermen. Deze streng beschermde soorten staan vermeld in bijlage II en IV van de Europese Habitatrichtlijn. De Nederlandse overheid wil daarom graag de verspreiding van deze beschermde soorten beter in beeld brengen en heeft daarom in 2004 een groot project gestart: "De Inhaalslag Verspreidingsonderzoek". Deze Inhaalslag wordt door de zogenaamde Particulier Gegevensbeherende Organisaties (PGO's) uitgevoerd. Dit zijn organisaties die flora- en fauna-inventarisaties verrichten met behulp van vrijwilligers. In bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn worden ook twee slakkensoorten genoemd: de Nauwe korfslak Vertigo angustior en de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Aangezien het verspreidingsonderzoek naar weekdieren wordt gecoördineerd door Stichting ANEMOON, heeft het Ministerie van LNV aan deze vrijwilligersorganisatie gevraagd de Inhaalslag-inventarisaties van deze twee soorten landslakken uit te voeren. Om de Inhaalslag voor deze soorten gericht en effectief met behulp van vrijwilligers te kunnen uitvoeren is door Stichting ANEMOON het HabSlak-project in het leven geroepen. De resultaten van het HabSlak-project uitgevoerd in de periode 2004 t/m 2005 worden voor de beide soorten in twee aparte rapporten behandeld. Dit rapport heeft betrekking op de Inhaalslag van de Zeggekorfslak. Doelstellingen De eerste doelstelling van HabSlak was het werven en opleiden van vrijwilligers. Vóór 2004 waren er immers nauwelijks vrijwilligers die de Zeggekorfslak goed konden herkennen en vinden. Deze soort is immers klein (kleiner dan 3 mm) en bevindt zich doorgaans in kleine specifieke biotopen van vaak maar enkele vierkante meters. De tweede doelstelling is het verspreidingsbeeld te actualiseren. Het gaat daarbij om her-inventarisatie van 14 km-hokken waar de Zeggekorfslak vóór het jaar 2000 is waargenomen, maar daarna niet meer én om nieuwe vindplaatsen van deze soort te achterhalen binnen Natura2000-gebieden. Deze nieuwe vindplaatsen dienen gezocht te worden in circa 92 geselecteerde km-hokken waarin biotoop voorkomt dat geschikt lijkt voor de Zeggekorfslak. De derde doelstelling is het opstellen van een plan voor monitoring van de Zeggekorfslak. Dit plan is beschreven in een apart rapport (Gmelig Meyling & de Bruyne, 2005). Resultaten De doelstellingen zijn ruimschoots gehaald. Er zijn voldoende vrijwilligers geworven en opgeleid om het veldwerk te kunnen verrichten. De geplande 106 km-hokken zijn door hen (vaak onder begeleiding van een expert) op de juiste manier onderzocht. In totaal zijn 1427 locaties onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak. De soort is gevonden op 23 locaties gelegen in 18 km-hokken. Mede door de aandacht die HabSlak aan de Zeggekorfslak heeft geschonken en het enthousiasme van de vrijwilligers is de soort nog eens uit vier andere kmhokken gemeld, waar de soort nog niet eerder was gevonden. Aangezien de soort vanaf 2000 al in 5 km-hokken was gevonden, kan gesteld worden dat de soort 7

thans voorkomt in 27 km-hokken. Overzichten van de onderzochte locaties en vindplaatsen worden gegeven middels kaarten in bijlage 3. Aanbevelingen De Zeggekorfslak is tegen de verwachting in ook aangetroffen in twee ver uit elkaar liggende km-hokken in Zuid-Holland. Het verdient daarom aanbeveling ook geschikte biotopen binnen Natura2000-gebieden in Zuid-Holland, Noord- Holland en Utrecht te onderzoeken. De verwachting is nu dat de Zeggekorfslak in dit deel van Nederland een veel wijdere verspreiding kent. De Zeggekorfslak is in vier (en waarschijnlijk meer) km-hokken rond het Leekstermeer aangetroffen. Dit gebied is niet bij de Inhaalslag betrokken, omdat dit gebied geen Natura2000 gebied is. Het Leekstermeer en de gebieden daarom heen zijn echter wel aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Het ziet er naar uit dat de populatie Zeggekorfslakken relatief groot is. We bevelen daarom aan de kmhokken in dit gebied goed te inventariseren én om de bescherming van de soort te waarborgen het Leekstermeer ook aan te wijzen als Natura2000 gebied. De Zeggekorfslak neemt hoogst waarschijnlijk nog steeds in aantal af door verruiging, eurofiering en verdroging. De Zeggekorfslak is tot op heden vooral in Natura2000-gebieden gevonden en líjkt daardoor beschermd. Uit de waarnemingen gedaan tijdens de Inhaalslag blijkt echter dat de leefgebieden van deze soort sterk aan het verruigen en het verdrogen zijn. Het ziet er daarom naar uit dat de soort grote kans loopt in aantallen af te nemen. Het verdient daarom aanbeveling de populaties van de Zeggekorfslak te monitoren (Gmelig Meyling & de Bruyne, 2005). Verder dienen beheerders van de leefgebieden van de Zeggekorfslak zich bewust te worden dat het biotoop van de Zeggekorfslak pas beschermd wordt als in de wijde omtrek rond deze leefgebieden grondwaterstromingen intact worden gehouden, gebiedvreemd water wordt uitgebannen, verdroging wordt tegengegaan en gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen wordt verboden. 8

1. Inleiding 1.1. Natura2000-gebieden en Habitatrichtlijnen De lidstaten van de Europese Unie werken aan een netwerk van beschermde natuurgebieden, de zogenaamde Natura2000 gebieden. Het doel van het instellen van dit netwerk is het behoud en herstel van de biodiversiteit in Europa (zie ook: www.minlnv.nl/natura2000). Daartoe zijn twee richtlijnen opgesteld: de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. De eerste beschermt vogels en hun leefgebieden en daarmee ook voor een deel de andere soorten. De tweede Habitatrichtlijn richt zich op habitattypen en soorten die in Europees verband kwetsbaar, dan wel bedreigd zijn. De Nederlandse overheid wil daarom graag de verspreiding van de soorten genoemd in de Habitatrichtlijn nauwkeurig in beeld te brengen. Dit wordt gedaan tijdens de zogenaamde Inhaalslag Verspreidingsonderzoek, een project dat wordt uitgevoerd door Nederlandse Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). PGO s zijn organisaties die flora- en fauna-inventarisaties met behulp van vrijwilligers coördineren. 1.2. Mollusken van de Habitatrichtlijn In bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn worden ook twee slakkensoorten genoemd: de Nauwe korfslak Vertigo angustior en de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Het verspreidingsonderzoek met vrijwilligers naar slakken en andere weekdieren (mollusken), dat wordt uitgevoerd binnen het kader van het Atlasproject Nederlandse Molluksen (ANM), wordt gecoördineerd door Stichting ANEMOON. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft daarom aan Stichting ANEMOON gevraagd de Inhaalslag-inventarisaties van deze twee soorten landslakken uit te voeren. 1.3. HabSlak-project Bij het ANM zijn 350 weekdiersoorten betrokken. Tot deze weekdieren behoren tweekleppigen, zoals mossels en kokkels, maar ook tuinslakken, naaktslakken en inktvissen. Bij het ANM zijn zowel de soorten uit het zoete, brakke en zoute water als soorten van het land betrokken. Omdat bij de veld-inventarisaties ten behoeve van de Inhaalslag het wenselijk was dat de aandacht naar slechts twee soorten (de Nauwe korfslak en de Zeggekorfslak) uit ging, is binnen het ANM een extra deelproject gestart onder de naam 'HabSlak'. (Kort voor: Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn.) 1.4. Inhaalslag voor de Zeggekorfslak De Inhaalslag voor de Zeggekorfslak en de Nauwe korfslak is uitgevoerd in de periode augustus 2004 tot maart 2006. De resultaten van dit onderzoek worden in twee aparte rapportages behandeld. Voor u ligt de rapportage met betrekking tot de Zeggekorfslak. 9

1.5. Doelstelling 1.5.1. Opzetten vrijwilligersnetwerk Om de kosten van (toekomstige) inventarisaties (en later monitoringonderzoek) naar de Zeggekorfslak beperkt te houden én met het oog op het creëren van betrokkenheid bij natuurbeleid, is het voor de overheid wenselijk dat er specifiek voor deze soort een vrijwilligersnetwerk wordt opgezet. De eerste doelstellingen van de Inhaalslag is daarom: "Het werven, enthousiastmeren en opleiden van vrijwilligers voor zowel de veld- als de laboratoriumwerkzaamheden." 1.5.2. Actualiseren verspreidingsbeeld De tweede doelstelling is het verspreidingsbeeld actualiseren. Het gaat daarbij om her-inventarisatie van km-hokken waar de Zeggekorfslak vóór het jaar 2000 is waargenomen maar daarna niet meer én om nieuwe vindplaatsen van deze soort te achterhalen binnen Natura2000-gebieden. Deze nieuwe vindplaatsen dienen gezocht te worden in km-hokken waarin voor deze soort geschikt biotoop ligt. 1.5.3. Opstellen plan voor monitoring Op den duur dienen de populaties van de Zeggekorfslak binnen Natura2000-gebieden gevolgd te worden om trends in aantallen en veranderingen van het areaal te kunnen vaststellen. Daarom is de derde doelstelling: "Het opstellen van een plan voor monitoring van de Zegge- korfslak." Een monitoringplan is inmiddels opgesteld en op 15 maart 2005 als een apart rapport (Gmelig Meyling en De Bruyne, 2005) aan het Ministerie van LNV verzonden. Vertigo pigmea Vertigo antivertigo Columella edentula Vertigo substriata Fig. 1.1. Vergelijking van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana met andere vertigo-soorten. Tekening R.H. de Bruyne. 10

1.6. De Zeggekorfslak 1.6.1. Uiterlijke kenmerken van de Zeggekorfslak De Zeggekorfslak, Vertigo moulinsiana (Dupuy, 1849), is een klein landslakje met een tonvormig huisje met tot vijf, geleidelijk in grootte toenemende windingen. Het huisje heeft maximale afmetingen van 3 x 1,6 mm. Daarmee is deze soort de grootste korfslaksoort van ons land. Aangezien ook vaak kleinere volwassen exemplaren worden aangetroffen, is de grootte alleen geen goed determinatiekenmerk. Het aantal tanden en de plaatsing ervan in de mondopening van het huisje zijn doorslaggevende kenmerken voor de determinatie Het huisje is rechtsgewonden. Als men het topje boven houdt, zit de mondopening rechts, dit in tegenstelling tot dat van sommige verwante soorten korfslakken, die een linksgewonden huisje bezitten, zoals de Nauwe korfslak Vertigo angustior. In de mondopening van het huisje (niet van de slak) zitten 4-5 plooien, ook wel tanden genoemd. De mondrand is een weinig teruggeslagen.. Zonder vergelijkingsmateriaal is de Zeggekorfslak te verwarren met de Dikke korfslak Vertigo antivertigo, de Dwerg-korfslak Vertigo pygmaea en de Tandloze korfslak Columella edentula die alledrie ook in moerasgebieden kunnen voorkomen en daar soms vrij algemeen kunnen zijn. Zie voor de vergelijking van de vorm van de Zeggekorfslak met deze andere soorten figuur 1.1 en de Inventarisatie handleiding (de Bruyne, 2005). 1.6.2. Voedsel De Zeggekorfslak leeft specifiek van algen en schimmels (roesten) die parasiteren op de moerasplanten. Fig.1.2. De Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Voor- en zijaanzicht. Fig. 1.3a. De Zeggekorfslak Fig. 1.3b. De Zeggekorfslak 1.6.3. Levenscyclus De Zeggekorfslak is hermafrodiet en bevrucht zich in de meeste gevallen zelf. De top in de voortplanting ligt in de zomer. Er zijn dan veel volwassen dieren. De eieren hebben minder dan twee weken nodig om uit te komen. Grote aantallen juveniele dieren worden in de herfst waargenomen. De grootte van de populatie kan in opeenvolgende jaren aanzienlijk verschillen. De dieren komen als volwassen exemplaar de winter door. 11

Fig. 1.4. In het Geleenbeekdal (Kmhok 189-323) ligt een kwelrijke locatie met Reuzenpaardestaart, Brandnetel, Vlier, Moeraszegge. Het biotoop is nog net geschikt voor de Zeggekorfslak. Vroeger was deze soort op veel meer plaatsen aanwezig. Bij de Inhaalslag is maar één exemplaar teruggevonden. [Foto: Stef Keulen] Fig.1.5. In het Geleenbeekdal (Kmhok 193-323) ligt een locatie met Elzen-Schietwilgen-bos, Rietgras en Zeggevegetatie, Brandnetel en Gevlekte Dovenetel. Op deze plek bevindt zich een rijke populatie Zeggekorfslakken, in 15 minuten werden 28 exemplaren geteld. [Foto: Stef Keulen] Fig. 1.6. In het Geleenbeekdal (Kmhok 193-323) ligt een locatie met Populieren en Schietwilgen, met ondergroei van Moeraszegge en Pluimzegge. Het grondwater is duidelijk zichtbaar. In 10 minuten werden hier 23 Zeggekorfslakken waargenomen. [Foto: Stef Keulen] 12

1.6.3. Populaties De meeste populaties van de Zeggekorfslak die in ons land zijn aangetroffen omvatten slechts enkele tientallen, hooguit enkele honderden vierkante meters. Buiten Nederland, vooral in Groot- Brittannië en Duitsland, kunnen populaties zich over (veel) grotere gebieden uitstrekken. Op plaatsen waar de soort voorkomt, worden meestal wel meerdere exemplaren per vierkante meter tegelijk aangetroffen, maar de dichtheden zijn doorgaans laag. Per waardplant (zie paragraaf 1.3.4) treft men vaak Fig. 1.7. Deel van een populatie Zeggekorfslakken. [Foto: Stef Keulen] niet meer dan enkele exemplaren aan, terwijl lang niet op alle planten exemplaren worden aangetroffen. Per vierkante meter kan het op de meest optimale plaatsen echter soms wel om tientallen individuen gaan. 1.6.4. Biotoop In Nederland wordt de Zeggekorfslak vooral aangetroffen in moerassen en broekbossen met een dichtbegroeide tot ijle ondergroei van Moeraszegge. In Elzenbroekbossen wordt de soort het meest gevonden. De Zeggekorfslak wordt voornamelijk aangetroffen op de bladeren van de Moeraszegge Carex acutiformis, de primaire waardplant in Nederland. Buiten Nederland wordt de soort vaker ook op andere planten aangetroffen dan in ons land. Op de volgende, vegetatievormende, secundaire waardplanten wordt de soort ook wel aangetroffen: Pluimzegge Carex paniculata, Liesgras Glyceria maxima, Riet Phragmites australis en Oeverzegge Carex riparia. In genoemde vegetaties komen nog diverse andere plantensoorten voor, zoals o.a. de Grote egelskop Sparganium erectum en Bosbies Scirpus sylvaticus, waarop de Zeggekorfslak in principe ook aangetroffen kan worden. Wanneer de Zeggekorfslak op deze planten aanwezig is, blijkt vrijwel steeds dat Moeraszegge toch (hoe ijl ook) eveneens binnen de vegetatie voorkomt. De Zeggekorfslak komt in Nederland vrijwel alleen voor op plaatsen die continu door kwel worden gevoed. De soort is waarschijnlijk indirect afhankelijk van de samenstelling van de kwel. Er wordt wel gesuggereerd dat kwel een rol speelt bij het niet te ver laten dalen van de temperatuur in de winter. Dit zou dan van belang zijn, omdat Nederland aan de noordkant van het areaal ligt en de Zeggekorfslak een warmteminnende soort zou zijn. In de kwelgebieden zou de soort zich daardoor mogelijk noorderlijker kunnen vestigen dan op plaatsen zonder kwel. Toch is deze hypothese twijfelachtig. De Zeggekorfslak is de enige korfslak die als volwassen exemplaar overwintert. In januari 2006 zijn in de moerasbossen rond het Leekstermeer (provincie Goningen) levende Zeggekorfslakken gevonden op verdorde Moeraszegge-stengels die in het ijs stonden. Ook in dit gebied komt kwel voor, maar de waterlaag op de bodem bevriest gewoon en de Zeggekorfslakken lijken door de hoogte op de stengel (10 tot 20 cm boven het ijs) waarop ze zich bevinden geenszins te kunnen profiteren van eventueel hogere temperaturen van het kwelwater. 13

Fig. 1.8. In het Geleenbeekdal (Kmhok 190-323) ligt een zeggenmoeras van ca. 500 m 2 met ondermeer Moeraszegge, Harig wilgenroosje, Lisdodde. Op deze locatie zijn veel Zeggekorfslakken waargenomen. In 20 minuten werden 63 exemplaren gevonden. Op de voorgrond het Zeggemoeras, op de achtergrond het Wilgenvloedbos. [Foto: Stef Keulen] Fig. 1.9. In het Roerdal (km-hok 197-350) ligt een prachtig sprookjesachtig en donker bronbos. In dit bronbos is de Zeggekorfslak in vrij grote aantallen aangetroffen. Fig. 1.10. In de Lemselermaten in Overijssel (km-hok 256-485) ligt een bronbos met daarin een ijle ondergroei van moeraszegge. Op deze zegge-planten wordt de Zeggekorfslak op meerdere plekken aangetroffen. Naast het bronbos ligt ook een zeggenveld dat wordt bemaaid. Ook in dit zeggenveld komen zeggekorfslakken voor. 14

1.6.5. Microhabitat De Zeggekorfslak leeft op de bladeren van de Zeggenplanten. Daar foerageert de soort op roesten, die zich op en in de bladeren bevinden. Roesten vormen een bepaalde groep van schimmels, die de cellen van de bladeren aantasten. Dit leidt tot bruin worden of vergeling van delen van de bladeren. Zolang er voldoende voedsel aanwezig is, is het voor de dieren waarschijnlijk niet noodzakelijk de bladeren Fig. **. De wereld van de Zeggekorfslak. Fig. 1.11 De wereld van de Zeggekorfslak. te verlaten. De dieren worden daarom buiten waardplanten nauwelijks aangetroffen.. 1.6.6. Voorkomen in Europa De Zeggekorfslak komt binnen Europa voor tot in de zuidelijkste delen. Er zijn enkele waarnemingen bekend van de Griekse eilanden. In het noorden komt de Zeggekorfslak voor tot in het noorden van Polen, Denemarken, het zuidelijkste deel van Zweden, Noord-Duitsland en Noord-Nederland. In Groot-Brittannië liggen de noordelijkste vindplaatsen ten zuiden van Liverpool. De Zeggekorfslak komt in vrijwel alle landen van de EU voor, maar het gaat steeds om kleine, zeer plaatselijke populaties. De heersende opvatting is dat de Zeggekorfslak een mediterrane soort is, die tijdens warme perioden tussen de ijstijden naar het noorden migreerde langs de oostelijke en westelijke zijde van het Alpenmassief. Als gevolg van het kouder wordende klimaat tijdens het Subatlanticum (700 v. Chr. tot 1100 n. Chr.) is het verspreidingsgebied uiteengevallen in een aantal over Europa versnipperd gelegen vindplaatsen, waar de soort zich tot op heden heeft kunnen handhaven. 1.6.7. Voorkomen in Nederland De Zeggekorfslak is in Noord-, Midden- en Zuid-Limburg vooral bekend van de zijbeken van de Maas die onder invloed staan van grondwaterkwel. Daarnaast is de soort recentelijk aangetroffen op meerdere plaatsen nabij het Leekstermeer (zowel Drente als Groningen). Ook hier gaat het om een kwelgebied, op de grens van pleistocene en holocene gronden. Verder is de Zeggekorfslak inmiddels bekend van meerdere bronbossen in Overijssel en twee kwelrijke gebieden in Zuid-Holland. Vanwege de recente waarnemingen, die voortkomen uit een sterk vergrote aandacht voor de soort, mag men aannemen dat het actuele verspreidingsbeeld van de soort vermoedelijk nog niet compleet is. Voor alle locaties in Nederland vanwaar de Zeggekorfslak nu bekend is, geldt dat het gaat om plaatsen met zeer specifieke milieu-omstandigheden: Elzenbroekbos met een ondergroei van grote zeggensoorten (met name Moeraszegge) in beekdalen langs hogere gronden waarbij kwel optreedt. Het gaat om de zeldzame Beekdal- Elzenbroek-associatie (Carici elongatae-alnetum). Soms wordt de soort buiten het bos aangetroffen in begroeiingen die worden gedomineerd door grote zeggensoorten (veldjes van Moeraszegge). In het buitenland kunnen de omstandigheden overigens soms aanzienlijk minder specifiek zijn. Voor het huidige verspreidingsbeeld dat is verkregen dankzij de Inhaalslag wordt verwezen naar hoofdstuk 4. 15

Fig. 1.12. Het Habslak-project en daarmee de Inhaalslag Mollusken is op natuurbeurzen met volle overtuiging onder de aandacht gebracht. Niet vaak, maar soms levert dit een nieuwe waarnemer op. Voor het HabSlak-project is iedere nieuwe waarnemer een grote aanwinst. Fig. 1.13. Rykel de Bruyne, de landelijk ANMcoördinator, in overleg met de regiocoördinator van Limburg Stef Keulen over het HabSlakproject. Fig. 1.14. Stef Keulen: Op het oog zoeken naar Zeggekorfslakken is de beste methode. De verstoring is dan minimaal. Dit is vooral bij toekomstige monitoring van groot belang omdat het gebied dan vaak betreden moet worden en het natuurlijk niet zo mag zijn dat een waargenomen negatieve trend veroorzaakt is door het doen van waarnemingen. Fig.1.15. Henk-Jan Kwant legt hier de coördinaten vast om ze later met de computer uit te lezen. 16

2. Methode 2.1. Protocol en handleiding Voor de inventarisaties van de Zeggekorfslak is bij de aanvang van de Inhaalslag en dus in het kader van het HabSlak-project een inventarisatieprotocol geschreven (De Bruyne, 2004). Met de ervaring opgedaan tijdens het veldonderzoek in 2004 is dit protocol verder uitgewerkt tot een geïllustreerde handleiding (De Bruyne 2005). Om een indruk te geven van de methode, wordt hierbij de werkwijze in beknoptere vorm weergegeven.. 2.2. Selecteren van de kilometerhokken Tot doelstelling van de Inhaalslag behoort in ieder geval het inventariseren van de 14 km-hokken waar vóór het jaar 2000 de Zeggekorfslak is waargenomen, maar vanaf 2000 niet meer. Verder is het doel van de Inhaalslag te komen tot een zo volledig mogelijk verspreidingsbeeld van de Zeggekorfslak in Nederland. Het is echter ondoenlijk en ook niet nodig om alle km-hokken in Nederland te onderzoeken op het voorkomen van de Zeggekorfslak. De soort komt immers voor in heel specifieke biotopen. Alleen deze biotopen hoeven te worden onderzocht. Met behulp van topografische kaarten, vegetatiekaarten en natuurdoeltype kaarten zijn 95 km-hokken geselecteerd met bronbossen met grote kans op kwel en Moeraszegge en dus een kans op Zeggekorfslakken. De vrijwilligers zijn zo aangestuurd dat per regio de km-hokken met de grootste kans op Zeggekorfslakken als eerste werden onderzocht. Meer over deze werkwijze wordt beschreven in het rapport "Deelproject 1. Stand van zaken verspreidingsonderzoek, potentieel leefgebied en opzet Inhaalslag" (Gmelig Meyling & De Bruyne, 2004). 2.3. Waarnemen op het oog heeft de voorkeur De Zeggekorfslak is een kleine landslak van ca. 2.5 mm. Desondanks kan men de soort, in tegenstelling tot de Nauwe korfslak Vertigo angustior, met enige oefening wel met het blote oog vinden. De Zeggekorfslakken leven namelijk vrijwel alleen op de stengels van Moeraszegge. Op die stengels bevinden ze zich doorgaans 10 tot ca. 40 cm boven de grond. De waarnemer hoeft dus niet op de buik in het natte moeras te liggen, maar kan het onderzoeken van de zeggevegetatie vaak gehurkt verrichten. Het waarnemen op het oog heeft sterk de voorkeur boven het nemen van klopmonsters en bodemmonsters (zie paragraaf 2.8 en 2.9) omdat deze methode: Fig. 2.1. Marcel Straver: Wanneer je het zoekbeeld te pakken hebt, is het vinden van de kleine Zeggekorfslakken geen probleem. Maar natuurlijk blijft determinatie controle mbv een binoculair het liefst direct in het veld wel noodzakelijk Zie ook de figuur op volgende bladzijde. - de Zeggekorfslakken zo min mogelijk zal verstoren - niet destructief is voor de vegetatie - geen of nauwelijks invloed heeft op de populatie 17

Bij twijfel hoeven slechts enkele grote exemplaren van de vegetatie te worden afgehaald voor het zeker stellen van de determinatie. Men kan er voor kiezen de dieren te conserveren op 70% alcohol en in een monsterbuisje mee te nemen om de determinatie door een expert te laten onderzoeken. Wanneer men een binoculair meeneemt en in het veld al kan komen tot een zekere determinatie, dan kunnen de dieren echter ook weer worden teruggezet in de zeggenvegetatie. Het terugzetten heeft natuurlijk de voorkeur. Men dient zich steeds te realiseren dat het hier gaat om een zeer zeldzame soort. Fig. 2.2. Adriaan Gmelig Meyling: Na de determinatie controle met een binoculair de dieren weer terugzetten in hun biotoop. Het gaat immers om streng beschermde dieren. [Foto: Robin Gmelig Meyling] 2.4. Seizoen en tijdstip In Engelse inventarisatie- en monitoringsprotocollen wordt de periode juni-oktober aangehouden. De Zeggekorfslak is in Nederland echter vrijwel het gehele jaar door te vinden. De grootste kans de soort te vinden is echter vanaf de zomer tot de winter; de grootste aantallen volwassen dieren lijken vooral na de zomer aanwezig. Wanneer op het oog wordt gezocht is voldoende licht van groot belang. Doordat in bronbossen vaak veel licht wordt weggenomen door de bomen, kan men het beste zoveel mogelijk op het midden van de dag het gebied onderzoeken, zodat het licht zoveel mogelijk van boven komt. 2.5. Weersomstandigheden Bij voorkeur dient het gebied te worden onderzocht bij onbewolkt weer, zodat er ook in bronbossen voldoende licht is om naar Zeggekorfslakken te zoeken. Verder is droog weer van belang zodat de bladeren van de Zegge-planten niet aan elkaar plakken. 2.6. Onderzoeksinspanning per km-hok De waarnemers onderzoeken een km-hok in principe met z'n tweeën. Dit vergroot de trefkans op het vinden van de Zeggekorfslak, de motivatie én is bovendien van groot belang voor de veiligheid (zie paragraaf 2.10). Per km-hok worden in principe minimaal 15 locaties onderzocht, die deels van te voren op basis van landkaarten en aanwezigheid van geschikt biotoop worden uitgekozen. Wanneer de Zeggekorfslak echter is gevonden, mag men stoppen en een volgend km-hok gaan inventariseren. De doelstelling is immers het vaststellen van de aanwezigheid van de soort in het km-hok. Op de vijftien locaties onderzoekt men afhankelijk van de dichtheden van de zeggevegetaties per locatie enkele vierkante meters tot enkele tientallen vierkante meters. Per locatie wordt minimaal 20 minuten intensief op het oog gezocht. Daarbij concentreert men zich alleen op het zoeken naar de Zeggekorfslak. Waargenomen exemplaren worden geteld. Na deze twintig minuten kan men desgewenst ook nog zoeken naar andere slakkensoorten waaronder de meeliftsoorten. 18

Wanneer de Zeggekorfslak niet is aangetroffen, maar desondanks toch zeer sterk wordt verwacht, kunnen aanvullend strooiselmonsters worden genomen (zie paragraaf 2.9). 2.7. Noteren van bevindingen op het veldformulier Na iedere telling op een locatie wordt een veldformulier (zie bijlage 4) ingevuld. Daarop worden de waargenomen aantallen Zeggekorfslakken genoteerd, maar ook of er materiaal is verzameld voor determinatiecontrole en/of een strooiselmonster is genomen. Daarnaast worden ook allerlei kenmerken van de onderzochte locatie ingevuld. 2.8. Klopmonsters; af te raden In de literatuur wordt als inventarisatiemethode ook de 'klopmethode' genoemd. Bij deze methode wordt de zeggenvegetatie krachtig uitgeklopt of zelfs met stokken 'geranseld' boven een zeil, een laken of een witte bak, waarin de slakken dan vallen. Deze methode is echter zeer destructief voor de vegetatie en alle insecten die daarin leven. Aangezien de Zeggekorfslak vaak leeft in kleine gebiedjes van soms zelfs maar enkele vierkante meters is het behoud en het gezondhouden van de vegetatie van groot belang. Gezien de steng beschermde status van de Zeggekorfslak wordt de klop methode daarom met klem afgeraden. 2.9. Strooiselmonsters Veel inheemse slakkensoorten zijn klein en leven in de strooisellaag, de laag van afgewaaide en rottende bladeren, takken en vruchten. Om deze slakken te vinden wordt doorgaans strooisel verzameld om mee te nemen naar een laboratorium. Daar wordt het zogenaamde strooiselmonster gedroogd, en met behulp van meerdere zeven met verschillende maaswijdtes in verschillende fracties gescheiden. Daarna kunnen de fracties onder het binoculair worden onderzocht op het voorkomen van de bepaalde slakkensoorten. Deze methode wordt verder uitgebreid beschreven in de handleiding voor het inventariseren van de Nauwe korfslak Vertigo angustior (De Bruyne, 2005) en tevens de Inhaalslag rapportage mbt de Nauwe korfslak (Gmelig Meyling & De Bruyne, 2006). Omdat Zeggekorfslakken vooral leven op de zegge-vegetatie is het nemen van strooiselmonsters niet de meest geëigende methode om naar deze soort te zoeken. De methode is echter wel nodig en ook toegepast tijdens de Inhaalslag wanneer de soort ondanks forse inspanning op het oog niet is gevonden, maar wel sterk wordt verwacht vanwege het biotoop, of omdat de soort daar vroeger is waargenomen. Opgemerkt kan worden dat het nemen van strooiselmonsters weinig destructief is voor de vegetatie. Men verzamelt immers alleen het verdorde en losse materiaal vanaf de bodem en om de planten heen. Voor de populatie van de Zeggekorfslak geldt wel dat er mogelijk enkele exemplaren worden verzameld en dus aan de populatie worden onttrokken. In dit verband is het leuk om te vermelden dat de Zeggekorfslak bij toeval en zeer onverwacht is ontdekt in strooiselmonsters in Zuid-Holland, genomen bij een locaal weekdieren-inventarisatieproject van EIS-Nederland in het kader van het Atlasproject Nederlandse Mollusken. 19

2.10. Veiligheid: ga altijd met twee waarnemers! In veel km-hokken waar vrijwilligers naar toe zijn 'gestuurd' liggen bronbossen, venen en hoogvenen. Deze moerasgebieden kunnen heel gevaarlijk zijn. Op de ene plaats kan nog gewoon worden gelopen, terwijl men bij een volgende stap plotseling diep kan wegzakken. Ga daarom nooit alleen inventariseren, maar minimaal met twee personen. Neem altijd een mobiele telefoon mee. Maak het niet te laat zodat je niet in het donker door gevaarlijke gebieden terug hoeft te lopen. 2.11. Gegevensverwerking Bij elke telling op een locatie hoort een veldformulier. Als er strooiselmonsters zijn genomen, Fig. 2.3. Verlaat het moeras ruim voordat de schemer zijn de waarnemingen ingevuld op intreedt. Een moerasgebied kan levensgevaarlijk zijn. een standaard ANM-formulier. In dit moeras (km-hok 239-557) bij Rolde in Drente Deze formulieren zijn vervolgens was bijna een ongeluk gebeurd. Zie figuur hier onder. ingevoerd in het computerprogramma Metridium van Stichting ANEMOON. Validatie op invoerfouten en/of onwaarschijnlijkheden vindt eveneens plaats met behulp van Metridium. Fig. 2.4. In het moeras bij Rolde (km-hok 239-557) in het Natura2000-gebied de Drentse Aa ging een waarnemer tegen het advies in alleen op pad. Plotseling zakte hij met grote snelheid door de bodem tot z n kin aan toe. De bodem was slechts en dunne droge laag boven op een diepe waterlaag. Gelukkig wist hij zich aan een tak vast te grijpen (achter de boom) en zich daaraan op te trekken. De Zeggekorfslak is overigens in dit gebied niet aangetroffen. 20

3. Opbouw vrijwilligersmeetnet 3.1. Benaderen van vrijwilligers 3.1.1. ANM-vrijwilligers Bij het Atlasproject Nederlandse Mollusken zijn meer dan 250 vrijwilligers aangesloten. Desondanks werd in de periode voordat het HabSlak-project van start ging, naar de Zeggekorfslak nog maar zeer weinig gericht gezocht. Dit is niet verwonderlijk: korfslakken zijn klein, leven verborgen en zijn moeilijk te vinden en tevens voor leken moeilijk determineerbaar. Verwarring met andere, minder bijzondere soorten korfslakken is mogelijk. Stichting ANEMOON heeft daarom aparte acties ondernomen om speciale korfslak-vrijwilligers te werven en op te leiden voor het HabSlak-project. 3.1.2. Werven van HabSlak-vrijwilligers Vooral in 2004, maar ook nog in 2005 is veel tijd gestoken in het gericht en persoonlijk benaderen van ANM-waarnemers, met als doel interesse te wekken voor het HabSlak-project en daarmee voor de Zeggekorfslak en de Nauwe korfslak. Deze benaderingen werden telefonisch gedaan, per e-mail en tijdens verenigingsavonden, op beurzen (van o.a de Nederlandse Malacologische Vereniging) en tijdens velddagen en op natuurbeursen (zie figuur 1.12). Tevens werd bij een tiental lezingen voor ondermeer KNNV-afdelingen en tijdens mollusken-determinatie-avonden aandacht besteed aan het HabSlak-project. Het HabSlak-project is meerdere keren in diverse (regionale) radiouitzendingen aan de orde gekomen. Daarnaast zijn er posters en flyers ontwikkeld en artikelen geschreven in ondermeer het ANM-nieuwsblad 'De Voelspriet' en in de Nieuwsbrief van Stichting ANEMOON, de Zeedahlia. 3.2. Hulpmiddelen 3.2.1. HabSlak-website Om korfslak-waarnemers te werven en te stimuleren is in augustus 2004 de HabSlakwebsite (www.anemoon.org/habslak) beschikbaar gekomen via internet. Op deze website is de nodige informatie te vinden over het project en de soorten. Daarnaast kunnen formulieren en handleidingen worden gedownload en kan men via zogenaamde impressie-pagina's foto's en verslagen bekijken van inventarisaties, excursies, monsternamen en verdere monsterverwerking. Op de HabSlak-site werd in de periode van augustus 2004 tot december 2005 melding gemaakt van voorgenomen excursies en wie men voor deze excursies en informatie kon bereiken. 3.2.2. Inventarisatie protocol Nog voor de start van de Inhaalslag in augustus 2004, is voor de vrijwilligers een inventarisatie-protocol geschreven (De Bruyne, 2004). Dit behandelt de wijze waarop de Zeggekorfslak in het veld moet worden bemonsterd, het invullen van het speciaal voor de Inhaalslag ontwikkelde veldformulier en de methode voor het uitwerken van de monsters. 3.2.3. Veldformulier Om meer inzicht te verkrijgen in de ecologie van de Zegge-korslak, is een speciaal veldformulier ontworpen en in gebruik genomen, waarop de veldmedewerker de 21

nodige biotoopinformatie kan geven, behorend bij de te onderzoeken locatie (zie bijlage 4) 3.2.4. Handleiding Aan de hand van de ervaringen opgedaan in 2004 is het Inventarisatieprotocol uitgewerkt tot een in kleur geïllustreerde handleiding (De Bruyne, 2005). Deze is in juli 2005 naar alle HabSlak-waarnemers gestuurd en vormde voor hen een belangrijke stimulans om door te gaan met het HabSlak-project. 3.2.5. Wanted-posters Er zijn twee afzonderlijke Wanted -posters ontwikkeld, waarmee op een duidelijke en tevens enigszins ludieke manier aandacht wordt gevraagd voor het HabSlak-project en de beide korfslakken. De posters zijn onder meer gestuurd naar bezoekerscentra en werden getoond tijdens lezingen en dergelijke en tijdens evenementen als de Mollusken-beurs van de Malacologische Vereniging en VOFF(veld)-dagen, waaronder de 2000-soortendag. De posters worden op verzoek digitaal of in papieren vorm toegestuurd. 3.2.6. HabSlak-visitekaartjes Gebaseerd op de Wanted-poster is ook een visitekaartje voor waarnemers, monsternemers en vrijwilligers ontworpen. Deze zijn tevens aan iedereen die meehielp met het verwerken van de monsters gestuurd, als dank voor hun inzet en ter stimulering van hun bijdrage aan de afronding van de Inhaalslag in 2005. 3.2.7. Folder voor HabSlak-2005 Besloten is om één folder te ontwikkelen voor beide korfslakken, omdat is gebleken dat vrijwilligers die betrokken zijn bij de inventarisaties van de Nauwe korfslak juist ook geïnteresseerd zijn in de inventarisaties van de Zeggekorfslak. Omdat voor de Zeggekorfslak weinig waarnemers in de regio Limburg en Overijssel zijn gevonden, is werving van vrijwilligers in het westen van het land noodzakelijk en kan deze werving het beste gekoppeld worden aan die van waarnemers voor de Nauwe korfslak. 3.2.8. Poster ANM/Habslak Onder meer voor de landelijke Mollusken-beurs te Eindhoven (2004) en de landelijke VOFF-dag werd een poster-presentatie ontwikkeld over het verspreidingsonderzoek naar Nederlandse mollusken. Hierbij is ook aandacht besteed aan het HabSlak-project. 3.2.9. Powerpoint-presentatie ANM/Habslak Er is voor HabSlak geen aparte Powerpoint-presentatie gemaakt, maar er zijn meerdere pagina s toegevoegd aan bestaande ANM-Powerpoint-presentatie over het HabSlak-project. Deze vernieuwde Powerpoint-presentaties zijn inmiddels verstuurd naar de ANM-coördinatoren en personen die lezingen verzorgen voor ondermeer het KNNV-slakkenproject. 3.2.10. Verzameld materiaal Het tijdens monsternamen verzamelde molluskenmateriaal wordt opgenomen in de collecties van Stichting ANEMOON en het Zoölogisch Museum Amsterdam. Daarbij moet worden aangetekend dat het materiaal van de overige verzamelde molluskensoorten nog niet verder is uitgewerkt, aangezien dit buiten het kader van de 22

Inhaalslag valt. Het materiaal is per locatie opgeslagen, zodat t.z.t. de data ten goede kunnen komen aan het Atlasproject Nederlandse Mollusken. 3.3. Excursies Een overzicht van de excursies en wanneer deze zijn gegeven, is te vinden in de tabellen van bijlage 1 en 2 voor respectievelijk 2004 en 2005. In 2004 zijn zoals gepland zeven Vertigo moulinsianaexcursies uitgevoerd. In zes gevallen kwamen de deelnemers uit west Nederland. Op de HabSlakwebsite en via e-mail werd 18 maal aangekondigd dat men met inventarisaties kon mee lopen. De respons uit Limburg was echter minimaal. De andere aanmeldingen waren allen personen uit het westen des lands. In totaal waren drie personen belast met het begeleiden van de excursies. Vijf verschillende personen hebben minimaal één keer aan een excursie meegedaan. Vier hiervan kwamen uit west Nederland en allen gaven aan interesse te hebben om mee te doen aan inventarisaties van de Zeggekorfslak (evenals de Nauwe korfslak) in en buiten Limburg. Fig. 3.1. Ook bij excursies is een binoculair heel plezierig en kan het verschil tussen de diverse korfslakken duidelijk worden gemaakt.. Voor 2005 waren er 30 excursies/inventarisatiedagen met bezoekers gepland. Er zijn 29 inventarisatiedagen geweest, waarbij gemotiveerde vrijwilligers en potentiële vrijwilligers meeliepen met een expert. Deze inventarisatiedagen hadden niet het karakter van een uitgebreide excursie en zijn niet breed aangekondigd. De reden hiervoor is dat de inventarisatie voorop moest staan. Het plannen van uitgebreide excursies met diverse deelnemers, waarin de experts/excursieleiders ingaan op allerlei vragen van de bezoekers, kost veel tijd en het aantal te onderzoeken km-hokken zou vermoedelijk niet gehaald zijn. Desondanks liepen in totaal 11 geïnteresseerde personen één of meerdere keren mee. Tijdens de excursies en inventarisaties zijn veel foto s gemaakt. Een aantal daarvan is opgenomen in de Inventarisatiehandleiding (De Bruyne 2005), op de impressiepagina s van de HabSlak-website: www.anemoon.org/habslak en in dit rapport. Fig. 3.2. Soms is het nuttig om tijdens een excursie ook andere biotopen te bekijken. Dan worden andere soorten korfslakken gevonden, die dan later met de binoculair kunnen worden vergeleken. Hier wordt gezocht naar Vertigo pigmea die vaak op viaducten kan worden aangetroffen, maar ook op moeraszegge. 23

Fig. 3.3. Km-hok 110-432 in Zuid-Holland behoort tot het Vogelrichtlijngebied de Donkse laagten. Door dit km-hok loopt het kanaal Groote Achterwaterschap in de polder De Alblasserwaard. In een brede rietstrook met daar tussen Oeverzegge, Moeraszegge en ook Scherpe zegge is de Zeggekorfslak waargenomen. Fig. 3.4. Langs het kanaal Groote Achterwaterschap liggen in de diepte de polders. Dit zijn kwel rijke en daardoor drassige gebieden waar ook verschillende zeggesoorten staan. Deze velden worden gemaaid. Ook op de zeggen die langs greppels met water staan is de Zeggekorfslak aangetroffen. wgge Fig. 3.5. In km-hok 98-450 in Zuid-Holland is langs de Rotte bij Moerkappelle werd onverwacht ook de Zeggekorfslak waargenomen in een brede rietstrook. Tussen het riet stond Smalle stekelvaren, Moeraszegge, Harig wilgen-roosje en Fijnladdermos. Het betrof een venige bodem en het water in de Rotte oogt tamelijk voedselrijk. Dit gebied is overigens niet als Natura2000- of Vogelrichtlijngebied aangewezen. 24

4. Resultaten 4.1. Huidige vindplaatsen Ten behoeve van de Inhaalslag zijn 106 km-hokken onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak (zie voor ligging kaart 1, bijlage 3). In 2004 zijn 51 km-hokken onderzocht (bijlage 1) en in 2005 zijn 55 km-hokken onderzocht (bijlage 2). Zie voor de wijzen waarop de km-hokken zijn geselecteerd paragraaf 2.2. Ten behoeve van de Inhaalslag zijn 1427 locaties onderzocht. Op 83 locaties in 23 km-hokken is de soort gevonden en in totaal zijn 616 individuen geteld. In 4 km-hokken was de soort al eerder waargenomen. In minimal 27 km-hokken komt de soort dus voor. Tabel 4.1. geeft een overzicht van de gebieden en de 27 km-hokken waar de Zeggekorfslak vanaf 2000 is waargenomen en in welke km-hokken de Zeggekorfslak is (terug)gevonden dankzij de Inhaalslag. In de tabel worden tevens kolommen gegeven met informatie over ondermeer het aantal locaties waarop de soort is waargenomen en het totaal aantal waargenomen exemplaren. Deze aantallen zeggen overigens weinig over de dichtheden, omdat voor de Zeggekorfslak geldt dat er niet verder werd gezocht in een km-hok als deze soort werd aangetroffen. Tabel 4.1. De 27 km-hokken waar de Zegge korfslak is waargenomen vanaf het jaar 2000 LstWrn = Jaar waarin de Zeggekorfslak voor het laatst is waargenomen vóór de Inhaalslag Som = Totaal aantal aangetroffen dieren over alle locaties onderzocht bij de Inhaalslag Nloc = Aantal locaties binnen km-hok waar de soort is gevonden bij de Inhaalslag Datum = Datum waarop de waarnemingen zijn gedaan in het kader van de Inhaalslag Inhaal = Ja: (Terug)gevonden bij gepland km-hok tbv Inhaalslag. X1 Y1 Prov Gebied HR-type Som Nloc Lst Wrn Datum Inhaal 193 322 Li Geleenbeekdal Nat2000 19 1 1982 07-10-2004 Ja 189 323 Li Geleenbeekdal Nat2000 1 1 25-08-2004 Ja 193 323 Li Geleenbeekdal Nat2000 70 3 1998 07-10-2004 Ja 190 323 Li Geleenbeekdal Nat2000 1 1 13-11-2004 Ja 187 324 Li Geleenbeekdal Nat2000 4 1 13-11-2004 Ja 190 324 Li Geleenbeekdal Nat2000 41 1 1998 23-09-2004 Ja 190 325 Li Geleenbeekdal Nat2000 107 4 1986 25-09-2004 Ja 191 326 Li Geleenbeekdal Nat2000 69 2 12-10-2004 Ja 190 326 Li Geleenbeekdal Nat2000 37 2 1999 21-10-2004 Ja 190 328 Li Geleenbeekdal Nat2000 120 2 1962 30-10-2004 Ja 197 350 Li Roerdal Nat2000 50 1 1999 13-10-2004 Ja 197 351 Li Roerdal Nat2000 8 1 16-09-2004 Ja 201 357 Li Boeshei Geen 2002 2002 201 358 Li Boeshei Geen 2002 2002 199 360 Li Swalmdal Nat2000 2001 2001 202 360 Li Swalmdal Nat2000 2002 2000 192 416 Li St. Jansberg Nat2000 1 3 10-08-2005 Ja 255 484 Ov Lemselermaten Nat2000 22 4 31-07-2005 Ja 256 485 Ov Lemselermaten Nat2000 20 4 26-09-2004 Ja 258 484 Ov Agelerbroek Nat2000 1 10 31-07-2005 Ja 259 484 Ov Agelerbroek Nat2000 3 32 30-07-2005 Ja 257 487 Ov Rossumermeden Geen 3 3 23-07-2005 Ja 98 450 ZH - Geen 11 1 12-10-2005 110 432 ZH Donkse Laagten Vogel-RL 8 1 21-05-2005 223 577 Leekstermeer Vogel-RL 3 1 2005 224 578 Gr Leekstermeer Vogel-RL 14 1 2003 14-01-2006 225 576 Leekstermeer Vogel-RL 3 1 2005 25

4.2. Huidig verspreidingsbeeld Bijlage 3 geeft een overzicht van de resultaten van de Inhaalslag in twee kaarten. Kaart 1 geeft een overzicht van de km-hokken die zijn onderzocht in 2004 en 2005. Kaart 2 geeft een overzicht van de plaatsen waar de Zegge-korslak is aangetroffen en niet is teruggevonden. 4.3. Trends in Nederland 4.3.1. Geschiedenis van het verspreidingsbeeld In ons land is de Zeggekorfslak pas in 1943 voor het eerst aangetroffen (Geleenbeekdal). Tot 1998 was de soort niet van buiten dit gebied bekend. In de periode van 1943 tot 1968 werd de soort in vijf km-hokken aangetroffen. Daarna brak een periode aan waarin de soort niet meer werd teruggemeld en er zelfs werd gedacht dat de soort was verdwenen: "onder meer door drainage zijn de vindplaatsen de laatste jaren echter dermate van aanzien veranderd, dat we de soort hoogstwaarschijnlijk als uitgestorven in ons land moeten beschouwen" (Gittenberger, 1970). In 1984 konden Gittenberger et al. echter melden dat de Zeggekorfslak in mei 1982 weer was waargenomen in het dal van De Geleen, binnen de gemeenten Heerlen en Hoensbroek. De soort was daarmee in één van de vijf km-hokken teruggevonden. In de periode 1982 t/m 1998 werd de soort binnen het Geleenbeekdal in vijf andere km-hokken aangetroffen. Tot en met 1998 was de soort in het Geleenbeekdal dus ooit in tien km-hokken aanwezig. Na 1998 is de soort in nog drie andere km-hokken binnen het Geleenbeekdal waargenomen. Tijdens de Inhaalslag in 2004 en 2005 in het kader van de Inhaalslag van het Ministerie van LNV, kon de Zeggekorfslak in slechts drie van deze tien km-hokken worden teruggevonden. In zeven km-hokken is de soort dus niet teruggevonden (zie tabel 4.2). Op basis van de beschikbare gegevens op kmhok-niveau, kan dus gesteld worden dat het verspreidingsgebied van de Zeggekorfslak met 70% is verminderd. In alle km-hokken waar de Zeggekorfslak vanaf 1998 was waargenomen, werd ze bij de Inhaalslag in 2004 en 2005 wél teruggevonden. Tabel 4.2. De 7 km-hokken waar de Zegge korfslak niet is teruggevonden LstWrn =Jaar waarin de Zeggekorfslak voor het laatst is waargenomen vóór de Inhaalslag (onb=onbekend) Datum = Datum waarop het km-hok is onderzocht in het kader van de Inhaalslag Ond. = Aantal locaties dat is onderzocht Nr. X Y Gebied LstW Datum Ond 15 196 322 Geen Natura 2000 gebied 1996 7-11-2004 15 16 189 324 Geen Natura 2000 gebied 1984 24-8-2004 15 17 193 326 Geen Natura 2000 gebied 1982 3-12-2004 15 18 186 330 Geen Natura 2000 gebied Onb 25-9-2004 15 33 190 327 Geleenbeekdal 1951 7-9-2004 15 36 188 328 Geleenbeekdal 1947 4-10-2004 15 37 189 328 Geleenbeekdal 1949 4-10-2004 15 Na 1998 is de Zeggekorfslak door groeiende interesse en gerichte zoekacties respectievelijk gevonden in het Swalmdal (Limburg), het Roerdal (Limburg), nabij het Leekstermeer (Groningen en Drente) en in Zuid-Holland (nabij Alblasserwaard en Moerkappelle). Het is zeer waarschijnlijk dat de Zeggekorfslak al sinds lange tijd op deze locaties voorkomt en door gebrek aan onderzoek nooit eerder is ontdekt. Omdat geen gegevens van vroeger beschikbaar zijn, kunnen over de trend in deze gebieden geen exacte uitspraken worden gedaan. Er zijn echter meerdere 26

aanwijzingen dat de vroegere verspreiding van de soort rondom de nieuwe vindplaatsen veel ruimer moet zijn geweest. Er bestaan daarom sterke vermoedens dat de soort ook buiten het Geleenbeekdal en dus in Nederland flink in areaal is afgenomen. 4.3.2 Oorzaken van de achteruitgang De oorzaken van de achteruitgang van de Zeggekorfslak in het Geleenbeekdal zijn waarschijnlijk vooral het gevolg van : bebouwing kanaliseren en verlegging van de Geleenbeek ontwatering van moerassen en moerasbossen cultiveren van moerasbossen naar landbouwgebieden aanleg van industriegebieden aanleg van (snel)wegen herinrichting voor o.m. recreatie storten van mijnsteen en kolenslib sterke verbossing, waardoor de zeggevegetatie erg/te ijl is geworden. Fig. 4.1. In het Geleendal verschijnt een woonwijk waar vroeger moeras met zeggen lag en waar de Zeggekorfslak waarschijnlijk voorkwam Fig. 4.2. In het Geleendal is een gecultiveerde vijver aangelegd op een locatie waar vroeger een moeras lag.. Ook voor deze locatie geldt dat de Zeggekorfslak hier hoogst waarschijnlijk heeft geleefd. 4.3.2. Trends in dichtheden De Zeggekorfslak is waarschijnlijk niet alleen in areaal afgenomen. Voor de kmhokken waar de soort thans (nog) voorkomt, geldt waarschijnlijk dat de aantallen vooral in de laatste decennia ook zijn afgenomen. Voor meerdere bronbossen waar de Zeggekorfslak in 2004 en 2005 is aangetroffen geldt immers dat de gevolgen van verdroging en eutrofiëring (zoals verruiging en opkomst van Liesgras) duidelijk zichtbaar zijn. Niet zelden werd de Zeggekorfslak gevonden in kleine stukjes Zeggevegetatie in het 'centrum' van een natuurgebied(je), waarvan het merendeel vanuit de randen sterk is verruigd. 27

Fig. 4.3. Het gebied de St. Jansberg toont vooral in de zomermaanden de gevolgen van verdroging. De kwel stagneert. Dit was de enige plek, een berken-eikenbos met moeraszegge, waar de Zeggekorfslak is gevonden. [Foto: Stef Keulen] Fig. 4.4. In de Lemselermaten ligt een veld van moeraszeggen dat ook wordt bemaaid. De Zeggekorfslak komt in dit veld nog voor. Het is noodzakelijk dat over het maai-beleid wordt nagedacht. Fig. 4.5. Het deel van Agelerbroek ten zuiden van het Kanaal Almelo-Nordhorn is bijzonder eutroof. De Zeggekorfslak heeft hier in verleden hoogst waarschijnlijk wel geleefd, maar is daar in 2004 en 2005 niet aangetroffen. Het deel ten noorden van het kanaal is nog redelijk mooi, al zijn ook daar tekenen van verdroging zichtbaar. De Zeggekorfslakken komen er echter nog voor. Fig. 4.6. Van een natuurlijk waterhuishouding is in het deel van Agelerbroek ten zuiden van het Kanaal Almelo-Nordhorn geen sprake. Vroeger is er waarschijnlijk sprake geweest van een kwelrijk gebied. Ook de afname van kwel is er waarschijnlijk de oorzaak van dat de Zeggekorfslak uit het zuidelijk deel is verdwenen. 28

4.4. Aandachtspunten voor beheerders van Natura2000- en VR-gebieden In tabel 4.3. wordt een overzicht gegeven van de Natura2000 en Vogelrichtlijngebieden in Nederland waar de Zeggekorfslak is waargenomen. Tabel 4.3. Habitatrichtlijngebieden in Nederland waar de Zeggekorfslak is waargenomen Gebiedsnaam HRgebiedstype Aantal km-hokken waarin ooit Zeggekorfslak is gevonden Leekstermeer VR-gebied 3 Aandachtspunten mbt beleid Er zijn nog Het gebied ondergaat binnenkort grote waarnemingen uit drie planologische veranderingen. Beheerders zijn zich andere km-hokken, die waarschijnlijk nog niet goed bewust van het feit niet gecontroleerd zijn dat in dit gebied een relatief grote populatie van de door experts van Zeggekorfslak voorkomt. Stichting ANEMOON. Het is waarschijnlijk dat de Zeggekorfslak in nog (veel) meer km-hokken voorkomt. Agelerbroek Natura2000 2 Terugdringen eutrofiëring vooral in het gedeelte ten zuiden van het Kanaal Almelo-Nordhorn. De Zeggekorfslak heeft in verleden hoogst waarschijnlijk wel geleefd in het zuidelijk deel, maar is daar in 2004 en 2005 niet aangetroffen. Lemselermaten Natura2000 4 Het gebied is sterk aan het verruigen. De zeggevegetatie wordt steeds meer verdrongen. Het is van belang dat al het gebruik van meststoffen in de wijde omgeving wordt tegengegaan. In dit gebied bevindt zich een zeggenveld dat wordt gemaaid. Er moet onderzoek komen hoe dat het best gedaan kan worden. St.Jansberg Natura2000 1 Verdroging (in de zomermaanden) tegengaan. Swalmdal Natura2000 2 Daar waar landbouwgebieden grenzen aan de bronbossen, is de Zeggekorfslak niet gevonden. Mogelijk gevolg van gebruik gewasbeschermende middelen die via kwel de zeggevegetatie bereiken. Roerdal Natura2000 2 Veranderend gebruik van de grond (wegenaanleg e.d.) doet de populaties verdwijnen Geleenbeekdal Natura2000 13 In 2004 en 2005 niet Vegetaties verruigen sterk, in gebruikname grond voor andere doeleinden dan als natuurgebied teruggevonden in 3 van (woningbouw, industrieterreinen, enz.) de 13 km-hokken 29

30

5. Conclusies 5. 1 Algemeen De Inhaalslag Mollusken is in de periode 2004-2005 uitgevoerd binnen het HabSlakproject dat speciaal voor de Inhaalslag door Stichting ANEMOON is geïnitieerd. De Inhaalslag met betrekking tot de Zeggekorfslak is succesvol verlopen. Alle geplande km-hokken zijn onderzocht en zelfs nog een aantal meer. Door de promotie van deze soort zijn meerdere extra meldingen binnen gekomen. Hoewel het aantal nieuwe gemotiveerde vrijwilligers dat zich heeft aangemeld voor deze soort gering is, vinden we dit een goed resultaat, omdat het om een moeilijk herkenbare en moeilijk vindbare soort gaat, die doorgaans leeft in moeilijk begaanbare gebieden. De vrijwilligers hebben alle te kennen gegeven door te willen gaan met gerichte inventarisatiewerkzaamheden van Habitat-richtlijnsoorten. 5.2. Verspreidingsonderzoek Tot deze Inhaalslag behoorde de her-inventarisatie van alle 14 km-hokken waar de Zeggekorfslak vóór 2000 is waargenomen, maar daarna niet meer. Daarnaast zijn 92 km-hokken onderzocht. Alle 106 km-hokken zijn grondig onderzocht op een wijze die door het Centraal Bureau voor de Statistiek als kwalitatief in orde is beoordeeld om met voldoende betrouwbaarheid te kunnen vaststellen dat de kans op het voorkomen van de soort minimaal is als deze niet is aangetroffen. De Zeggekorfslak is (terug)gevonden in 18 van 105 km-hokken die zijn onderzocht in het kader van de Inhaalslag. In zeven km-hokken waar de Zeggekorfslak vóór 2000 is waargenomen is deze niet teruggevonden en hoogstwaarschijnlijk ook verdwenen, als gevolg van verlies van geschikt biotoop, verruiging en verdroging. Drie km-hokken waar de soort niet is teruggevonden liggen in het Natura2000-gebied 'Geleenbeekdal'. In vier km-hokken is de Zeggekorfslak nieuw ontdekt tijdens waarnemingen die zijn gedaan buiten de Inhaalslag om, maar die wel in het kader van het HabSlak-project en het ANM-project zijn doorgegeven. Dit komt door de sterk vergrote aandacht die Stichting ANEMOON aan de Zeggekorfslak kon schenken. Het betreft hier waarnemingen in de omgeving van het Leekstermeer op de grens van Groningen en Drente en in Zuid-Holland. De veldmedewerkers en vrijwilligers hebben in het veld waargenomen dat de vele moerasgebieden waar de Zeggekorfslak (nog) voorkomt of (waarschijnlijk) voorkwam sterk aan het verruigen zijn. Voor de beheerders is er alle aanleiding om gebiedsvreemd en eutroof water in de wijde omgeving van de voorkomensgebieden te weren. Van groot belang is ook dat grondwaterstromen zoveel mogelijk intact worden gehouden en dat wateronttrekking in de wijde omgeving wordt tegengegaan. 5.2. Vrijwilligersnetwerk Naast het inventarisatie onderzoek was ook het opzetten van een vrijwilligersmeetnet voor de Zeggekorfslak een doel op zich, om ook toekomstig verspreidingsonderzoek en monitoring te kunnen uitvoeren. Ondanks dat het hier gaat om een moeilijk determineerbare soort die alleen kan worden waargenomen door intensief zoekwerk in 31

meestal moeilijk begaanbare gebieden, zijn er voldoende enthousiaste en gemotiveerde vrijwilligers verkregen om de Inhaalslag te kunnen uitvoeren. De waarnemers waren over het algemeen erg nauwgezet met de uitvoering van 'hun' km-hokken en het invullen van de formulieren. Wel is gebleken dat er maar weinig vrijwilligers de inventarisaties (altijd) geheel zelfstandig willen uitvoeren. Vrijwilligers lopen het liefst (geregeld) mee met een expert. Ook dit is een enorme winst, omdat de inventarisaties alleen al om veiligheidsreden én om de trefkans te vergroten door twee personen moeten worden uitgevoerd (zie paragraaf 2.10). Ook zijn er enkele waarnemers die hebben geholpen bij het uitzoeken van strooiselmonsters. Ook deze bijdrage was zeer welkom, omdat het uitzoeken van deze strooiselmonsters tijdrovender was dan gepland. Vrijwilligers hebben vrijwel allen gevraagd om reis- en onkosten vergoedingen. Deze verzoeken waren door Stichting ANEMOON voorzien en begroot. Deze aanvragen konden daarom ook worden gehonoreerd. De vrijwilligers hebben voor toekomstige inventarisaties aangegeven dat deze vergoedingen erg stimulerend zijn, omdat de reiskosten erg kunnen oplopen. Fig. 5.1. Moerasbos bij het Leekstermeer in de schemering in januari 2006. Er zijn nog steeds Zeggekorfslakken te vinden. Ze bevinden zich op 10 tot 20 cm boven het ijs op de verdorde bladen van Moeraszegge. Het gaat bij het Leekstermeer waarschijnlijk om een grote populatie. Zeggekorfslakken zijn nu zonder gericht onderzoek al in meerdere km-hokken rond het meer aangetroffen. 32

6. Aanbevelingen 6.1. Voortgang Inhaalslag 6.1.1. Onderzoeken van west- en midden Nederland Limburg, Overijssel, Drente (met uitzondering van het gebied rond het Leekstermeer) en grotendeels ook Gelderland zijn waarschijnlijk thans redelijk onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak. De kans dat in deze provincies nog km-hokken liggen waar de Zeggekorfslak nog niet is aangetroffen is gering (maar niet uitgesloten). Met de waarnemingen van de Zeggekorfslak in Zuid-Holland is duidelijk geworden dat de soort ook in het midden en westen kan voorkomen. Voor Natura2000-gebieden in Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht geldt dat er daarom km-hokken zullen moeten worden geselecteerd, waarin broekbossen liggen, met kwel en Moeraszegge. Deze km-hokken dienen dan op dezelfde wijze te worden onderzocht als nu is gedaan tijdens de Inhaalslag. Het verdient aanbeveling deze gebieden nog in 2006 te onderzoeken met behulp van de huidige vrijwilligersgroep, nu deze groep zich nog met elkaar verbonden voelt en gemotiveerd is voor het HabSlak-project. 6.1.2. Leekstermeer aanwijzen als Natura 2000-gebied De Zeggekorfslak is in 2005 waargenomen in meerdere km-hokken rond het Leekstermeer. Het gaat om drie km-hokken waar de soort niet zeldzaam is en waarbij geldt dat de determinaties zijn gecontroleerd door een expert. Daarnaast zijn er nog waarnemingen binnen gekomen uit drie andere km-hokken rond het Leekstermeer, waarvan de determinaties niet konden worden gecontroleerd omdat de waarnemers geen exemplaren hadden verzameld en ook de exacte vindplaats niet hadden genoteerd. Al met al is het waarschijnlijk dat rond het Leekstermeer nog meer km-hokken liggen waar de Zeggekorfslak voorkomt. De km-hokken rond het Leekstermeer zijn niet bij de Inhaalslag betrokken omdat het Leekstermeer geen Natura2000 gebied is. Het Leekstermeer is echter wel een Vogelrichtlijngebied. Aangezien de Zeggekorfslak rond het Leekstermeer relatief gezien niet zeldzaam is, lijkt een aanbeveling het gebied aan te wijzen als Natura2000-gebied op zijn plaats. 6.2. Monitoring van Zeggekorfslak binnen het NEM Uit paragraaf 4.3 blijkt dat de Zeggekorfslak waarschijnlijk nog steeds in aantal afneemt door verruiging en verdroging (zie ook paragraaf 6.3). Deze dalende trend speelt zich voornamelijk af in Natura2000-gebieden. Gezien de streng beschermde status van deze soort willen we daarom aanbevelen om de aantalveranderingen in Natura2000-gebieden te monitoren. Een plan hiervoor is inmiddels opgesteld (Gmelig Meyling et al., 2005). Monitoring van de Zeggekorfslak zou het beste kunnen worden ondergebracht bij het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), waarbij Centraal Bureau voor de Statistiek de kwaliteitsborging en de verwerking tot indexcijfers verzorgd. De nu enthousiaste groep van vrijwilligers heeft te kennen gegeven graag aan monitoring te willen mee werken. 33

6.3. Aanbeveling voor terreinbeheerders 6.3.1. Voorkom verdere achteruitgang in dichtheden De gebieden waar de Zeggekorfslak voorkomt zijn doorgaans erg klein en vaak geheel omringd door intensieve landbouw (vooral maïs of aardappelen). Gebruik van meststoffen in de omgeving zal (verdere) verruiging tot gevolg hebben, waardoor Moeraszegge, waarvan de Zeggekorfslak afhankelijk is, zal afnemen. Wateronttrekking aan de omgeving zal de moerasgebieden verder doen verdrogen, waardoor de grond inklinkt en kwel afneemt en ook daardoor wordt de verruiging versterkt. Het toekomstperspectief van de Zeggekorfslak in Nederland is waarschijnlijk niet gunstig. De soort wordt thans vooral in Natura2000-gebieden gevonden en líjkt daardoor beschermd. Het biotoop van de Zeggekorfslak is echter pas beschermd als in een wijde omtrek rond de leefgebieden grondwaterstromingen intact worden gehouden, gebiedvreemd water wordt uitgebannen, verdroging wordt tegengegaan en gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen wordt verboden. 6.3.2. Verstorende invloeden Beheerders van gebieden waar de Zeggekorfslak voorkomt, dienen verder met de volgende verstorende invloeden rekening te houden: 1. Demping en ontginning van moerassen. In Europa vormt demping van moerasgebied de belangrijkste bedreiging voor de Zeggekorfslak. Wanneer men in Natura 2000 gebieden plannen heeft om moerassen te dempen of anders te beheren, dient men eerst grondig na te gaan of de Zeggekorfslak aanwezig is. 2. Verstoring van hydrologische omstandigheden. De Zeggekorfslak is sterk afhankelijk van kwel. Het voorkomen van kwel op een locatie wordt sterk bepaald door allerlei hydrologische omstandigheden in de wijde omgeving. Infrastructurele werken, bouwwerken of landherinrichtingsprojecten kunnen in een groot gebied gemakkelijk de loop van het grondwater beïnvloeden en daarmee de mate en samenstelling van de kwel op een bepaalde locatie. Wanneer om planologische redenen een moeras met Zeggekorfslakken in de weg zit, dan kan dit moeras niet worden "verplaatst", omdat de kwel en hydrologische omstandigheden zich niet laten verplaatsen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat als een moerasgebied wordt aangelegd -bijvoorbeeld als compenserende maatregeldat daar de Zeggekorfslak zich zal kunnen handhaven. 3. Vernatting. De Zeggekorfslak leeft voornamelijk op de bladeren van Moeraszegge. Deze planten kunnen tot op zekere hoogte goed tegen vernatting. Als ze langere tijd deels onder water staan is dat geen probleem. Daar de planten niet sterven, is dit onder standaardcondities gewoonlijk ook voor Zeggekorfslak geen probleem. Vernatting kan echter leiden tot successie waarbij de Moeraszegge weggeconcurreerd wordt. In dat geval zal de Zeggekorfslak verdwijnen. 4. Vernatting in de winter. In de winter is vernatting wel een oorzaak van het sterven van de Zeggekorfslak. De dieren overwinteren door het huisje met wat uithardend slijm vast te kleven aan een blad. Als in de winter het afstervende blad in het water terechtkomt, zullen de dieren na enige tijd verdrinken, daar ze bij lage temperaturen inactief zijn en niet in staat zijn een droge plek te bereiken. 34

5. Vermesting en verruiging. Gebruik van meststoffen kan er toe leiden dat deze stoffen in het grondwater komen. Dit kan tot gevolg hebben dat de vegetatie verruigt, waardoor de Moeraszegge-vegetatie wordt verdrongen door andere soorten planten zoals, Oeverzegge, Liesgras, Riet, Gele lis en Braam. Wanneer Moeraszegge afneemt in een gebied waar ook de Zeggekorfslak voorkomt, zal deze laatste ook in aantal afnemen. De aanwezigheid van een secundaire waardplant betekent niet dat de populatie Zeggekorfslakken de overstap naar deze plant kan maken, blijkbaar spelen nog andere, niet bekende factoren een rol. 6. Vervuiling. In de landbouw worden nog steeds veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. Wanneer deze in het grondwater terecht komen, kunnen ze via de kwel de populaties met Zeggekorfslakken bereiken. Op deze manier kan de landbouw op grote afstand (meer dan een kilometer) van de populaties een nadelig effect hebben op deze populaties. 7. Maaien. Het maaien van de zegge-velden waarvan de vegetatie niet in successie verkeert (verruiging, opslag van struiken) kan het voortbestaan van een populatie Zeggekorfslakken in gevaar brengen. Met het maaisel verdwijnen veel slakken uit het gebied, terwijl de kort gemaaide vegetatie een weinig geschikt biotoop biedt voor de nog resterende dieren. 8. Versnippering. Het voorkomen van de Zeggekorfslak is vrijwel steeds zeer plaatselijk. Dit komt waarschijnlijk vooral vanwege de afhankelijkheid van kwel, dat zich doorgaans beperkt tot (heel) kleine gebiedjes. Vanwege deze afhankelijkheid én doordat de dieren zich niet snel kunnen verplaatsen, is het dispersievermogen over grote afstanden gering. Wanneer een populatie plaatselijk is uitgestorven, kan het zeer lang duren voordat het herintreden van de soort plaatsvindt. 35

36

7. Literatuur Adam, W., 1960. Mollusques terrestres et dulcicoles; Fauna de Belgique. Brussel, p. 402. Boettger C.R., 1936. Das Vorkommen der Landschnecke Vertigo (Vertigo) moulinsiana Dup. in Deutschland und ihre zoogeographische Bedeutung. Sitzungsberichte der Gesellschaft naturforschender Freunde zu Berlin. Jahrg. 1936, Nr. 1-3, p. 101-113. Boesveld, A. 2005. Inventarisatie van de Landslakken van Zuid-Holland van Zuid-Holland. Stichting EIS. Leiden. p.85. Bruyne, R.H. de, H.Wallbrink & A.W. Gmelig Meyling, 2003. Bedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst, European Invertebrate Survey Nederland (EIS), Leiden & Stichting ANEMOON, Heemstede. p 88. Bruyne, R.H. de, 2004. Inventarisatie-protocol Zeggekorfslak. Vertigo moulinsiana tbv het HabSlakproject (inventarisatie van mollusken van de Europese Habitatrichtlijn) Inventarisatiejaar 2004. Anemoon-rapport 2004.1. Stichting ANEMOON, Heemstede. Bruyne, R.H. de & A.W. Gmelig Meyling, 2005. Veldwerk-handleiding. Project HabSlak (Mollusken van de Habitatrichtlijn). De Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Stichting ANEMOON. Heemstede. p 18. Butot, L.J.M. & W.H. Neuteboom, 1958. Over Vertigo moulinsiana (Dupuy) en haar voorkomen in Nederland. Basteria 22(2/3): 52-63. Cameron R.A.D. et al., 2003. Species accounts for snails of the genus Vertigo listed in Annex II of the Habitats Directive: V. angustior, V. genesii, V. geyeri and V. moulinsiana. In Heldia, sonderheft 7 (zu band 5): München, pp. 151-172. Collins, N.M. & S.M. Wells, 1987. Invertebrates in need of special protection in Europe. Council of Europe, Strasbourg, 1-162. Drake, C.M., 1997. Vertigo moulinsiana surveys and studies commissioned in 1995-1996. Englisch Nature research. Report No. 217. p. 68. Drake, C.M., 1999. A review of the status, distribution and habitat requirements of Vertigo moulinsiana in England. J. of Conch., 36 (6): 63-79. Londen. Gittenberger, E., W. Backhuys & T.E.J. Ripken, 1970. De Landslakken van Nederland, eerste druk. Uitg. KNNV, Amsterdam. 177 pp. Gittenberger, E., W. Backhuys & T.E.J. Ripken, 1984. De Landslakken van Nederland, tweede druk. Uitg. KNNV, Amsterdam. 184 pp. Gmelig Meyling, A.W, 2004. Inhaalslag verspreidingsonderzoek, mollusken van de Europese habitatrichtlijn. Nauwe korfslak Vertigo angustior & Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. 1e Voortgangsrapportage van het HabSlak-project. Inventarisatie jaar 2004. Stichting ANEMOON. Heemstede Gmelig Meyling, A.W. & R.H. de Bruyne, 2004. Inhaalslag mollusken. Soorten op bijlage IV van de Habitatrichtlijn, te weten: de Nauwe korfslag Vertigo angustior, de Zeggekorfslak Vertigo moulinsana en de Bataafse stroommossel Unio crassus. Deelproject 1. Stand van zaken verspreidingsonderzoek, potentieel leefgebied en opzet inhaalslag. Stichting ANEMOON. Heemstede. Gmelig Meyling, A.W. & R.H. de Bruyne, 2005. Inhaalslag verspreidingsonderzoek mollusken van de Europese habitatrichtlijn Nauwe korfslak Vertigo angustior & Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Evaluatieverslag van het inventarisatiejaar 2004. 37

Gmelig Meyling, A.W., R.H. de Bruyne, S.M.A. Keulen, A. van Strien en L. Soldaat, 2005. Plan voor monitoring van de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana). Stichting ANEMOON. Heemstede. p. 18. Gmelig Meyling, A.W. & R.H. de Bruyne, 2006. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek; mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Inventarisatieperiode 2004-2005. Nauwe korfslak Vertigo angustior. Keulen, S.M.A., 1985. De waterstand in de Kathager Beemden (Zuid-Limburg) en Vertigo moulinsiana. Correspondentieblad van de Malacologische Vereniging, no. 222, p. 5. Keulen, S.M.A., 1998. De Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana in het dal van de Geleenbeek. Stichting ANEMOON, november 1998. 28 pp. Keulen, S.M.A., 1998. De Zeggekorfslak, Vertigo moulinsiana (Dupuy, 1849) (Gastropoda, Pulmonata) in Nederland. Correspondentieblad van de Nederlandse Malacologische Vereniging. 300: 2-9. Keulen, S. en R.H. de Bruyne, 1998. Het huidige voorkomen en de biotoop-bescherming van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana (Dupuy, 1849) in Nederland. Killeen I.J. & Moorkens EA, 2003. Monitoring Desmoulin s Whorl Snail, Vertigo moulinsiana. Conserving Natura 2000 Rivers Monitoring Series No. 6, English Nature, Peterborough. Kuiters et al. 2001. Gevolgen van de aanleg van de Rijksweg 73-Zuid voor de Zeggekorfslak en de kwaliteit van de Elzenbroekbossen in het Swalmdal. Wageningen, Alterra. Alterrarapport 348. 52 p. Speight et al. (Eds.), 2003: Proceedings of the Workshop on Conservation Biology of European Vertigo species in Dublin 2002. Heldia, Sonderheft 7 (zu Band 5): München Stebbings, R.E. & I.J. Killeen, 1998. Translocation of habitat for the snail Vertigo moulinsiana in England. Journal of Conchology special publication, 2: 191-204. Vercoutere, B., 2002. De Zeggekorfslak in België en Nederland. De levende Natuur, pp. 16-21. Wells, S.M. & J.E. Chatfield, 1992. Threatened non-marine molluscs of Europe. Nature and environment, 64. Council of Europe, Strasbourg, 1-163. 38

8. Dankwoord. Allereerst gaat dank uit naar het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het financieel mogelijk maken van de Inhaalslag en daarmee het HabSlak-project van Stichting ANEMOON. De heer F. Koomen en A. Hoffmann bedanken we voor de prettige samenwerking. Zeer veel dank wil Stichting ANEMOON verder betuigen aan de vrijwilligers. Deze hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het veldwerk; in het bijzonder geldt dit voor Stef Keulen, Marcel Straver, Henk Jan Kwant, Robert Reuselaars, Bert Jansen, Arno Boesveld, Rykel de Bruyne, Adriaan Gmelig Meyling, Herman Roode, Bram van der Bijl, Inge van Lente, Robin Gmelig Meyling, Nancy Elbersen, en Rudmer Zwerver. Dank gaat ook uit naar de excursiedeelnemers voor hun getoonde belangstelling. Speciale dank gaat verder uit naar Herman Roode, Bram van der Bijl, Marieke van de Bijl en Klaas Jonges de als vrijwilligers hebben geholpen bij het verwerken van de strooiselmonsters en naar Ineke Peeters, Irene Koiter en Nancy Elbersen voor de hulp bij de data-invoer. Dank gaat verder uit naar EIS-Nederland voor de samenwerking binnen het Atlasproject Nederlandse Mollusken. Verder gaat dank uit naar het Zoölogisch Museum Amsterdam (ZMA) voor het gebruik van werkplek en faciliteiten, alsmede de laboratoriumruimten om de strooiselmonsters te verwerken. In dit verband gaat dank uit naar Dr. S.A. Ulenberg (huidige directeur van het ZMA), drs. W. Los (vroegere directeur van het ZMA) en T. van der Put (gebouwbeheer) voor hun steun aan het Atlasproject Nederlandse Mollusken en het HabSlak-project. 39

Bijlagen Bijlage 1. Overzicht van de km-hokken die in 2004 het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Bijlage 2. Overzicht van de km-hokken die in 2005 het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Bijlage 3. Kaart 1. Kaart 2. Ligging van de km-hokken die in de periode 2004 t/m 2005 zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Ligging van de km-hokken waar de Zeggekorfslak respectievelijk is verdwenen en (terug) gevonden Bijlage 4. Veldformulier 40

Bijlage 1. Overzicht van de km-hokken die in 2004 het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Ex: Datum: LstW: Ondz: Nloc: Som Excursie/opleidingsdag, waar 1 tot 5 personen aan deelnamen. Dag waarop de eerste inventarisatie tbv de Inhaalslag plaats vond. Jaar waarin de Zeggekorfslak voor het laatst was waargenomen. Aantal locaties dat is onderzocht en bemonsterd Aantal locaties waar de Zeggekorfslak is waargenomen Totaal aantal Nauwe korfslakken dat in de monsters is aangetroffen Nr. X Y Gebied Datum Ondz Nloc Som Ex LstW 1 191 307 Geuldal 16-11-2004 21 2 192 307 Geuldal 14-11-2004 15 3 188 308 Geuldal 12-11-2004 10 4 192 308 Geuldal 16-11-2004 14 5 188 310 Geuldal 13-11-2004 8 6 188 311 Geuldal 12-11-2004 16 7 190 314 Geuldal 15-10-2004 8 8 191 314 Geuldal 16-10-2004 13 9 190 315 Geuldal 16-10-2004 12 10 191 315 Geuldal 15-10-2004 15 11 192 315 Geuldal 17-10-2004 16 12 189 317 Geuldal 17-10-2004 25 E 13 183 308 Noorbeemden en Hoogbos 21-11-2004 11 14 184 309 Noorbeemden en Hoogbos 21-11-2004 8 15 196 322 Geen Natura 2000 gebied 7-11-2004 15 1996 16 189 324 Geen Natura 2000 gebied 24-8-2004 15 1984 17 193 326 Geen Natura 2000 gebied 3-12-2004 15 1982 18 186 330 Geen Natura 2000 gebied 25-9-2004 15 Onb 19 189 322 Geleenbeekdal 27-10-2004 15 20 193 322 Geleenbeekdal 7-10-2004 14 1 19 1982 21 189 323 Geleenbeekdal 25-8-2004 15 1 1 22 193 323 Geleenbeekdal 7-10-2004 15 3 70 1998 23 187 324 Geleenbeekdal 13-11-2004 16 1 4 24 188 324 Geleenbeekdal 13-11-2004 15 25 190 324 Geleenbeekdal 23-9-2004 15 1 41 1998 26 188 325 Geleenbeekdal 13-11-2004 19 E 27 189 325 Geleenbeekdal 8-11-2004 16 28 190 325 Geleenbeekdal 25-9-2004 15 4 107 1986 29 191 325 Geleenbeekdal 3-12-2004 15 30 190 326 Geleenbeekdal 21-10-2004 15 2 37 1999 31 191 326 Geleenbeekdal 12-10-2004 15 2 69 32 189 327 Geleenbeekdal 29-10-2004 13 33 190 327 Geleenbeekdal 7-9-2004 15 E 1951 34 186 328 Geleenbeekdal 25-10-2004 14 35 187 328 Geleenbeekdal 25-10-2004 15 36 188 328 Geleenbeekdal 4-10-2004 15 1947 37 189 328 Geleenbeekdal 4-10-2004 15 1949 38 190 328 Geleenbeekdal 30-10-2004 15 2 120 1962 39 197 350 Roerdal 13-10-2004 1 1 50 E 1999 40 199 350 Roerdal 16-10-2004 17 E 41 196 351 Roerdal 13-10-2004 16 E 42 197 351 Roerdal 16-9-2204 4 1 8 E 43 199 351 Roerdal 14-10-2004 15 44 197 352 Roerdal 14-10-2004 15 45 198 352 Roerdal 14-10-2004 16 46 182 363 Sarsven en De Banen 17-10-2004 15 47 155 364 Groote heide - De Plateau 27-11-2004 5 48 156 364 Groote heide - De Plateau 27-11-2004 8 49 192 381 Mariapeel en Deurnese Peel 28-11-2004 14 50 256 485 Lemselermaten 26-9-2004 4 4 20 51 259 488 Achter de Voort, Agelerbr., 25-9-2004 14 41

Bijlage 2. Overzicht van de km-hokken die in 2005 het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana. Datum: Dag waarop de eerste inventarisatie tbv de Inhaalslag plaats vond. Ondz: Aantal locaties dat is onderzocht en bemonsterd Nloc: Aantal locaties waarop Zeggekorfslak is waargenomen Som Totaal aantal Zeggekorfslakken dat in de monsters is aangetroffen Ex: Excursie/opleidingsdag, waar 1 tot 5 personen aan deelnamen. HR-gebied Habitatrichtlijngebied Volgnr X Y Prov. HR Gebied Datum Ondz Nloc Som Ex 1 237 572 DR Drentsche Aa 22-10-2005 21 E 2 237 571 GR Drentsche Aa 23-10-2005 17 E 3 238 565 DR Drentsche Aa 20-8-2005 12 4 240 563 DR Drentsche Aa 14-8-2005 15 E 5 239 562 DR Drentsche Aa 28-8-2005 10 6 241 560 DR Drentsche Aa 13-8-2005 7 7 239 557 DR Drentsche Aa 24-10-2005 10 8 236 553 DR Drentsche Aa 17-10-2005 20 E 9 234 551 DR Drentsche Aa 18-10-2005 15 10 236 536 DR Mantingerbos 24-10-2005 13 11 255 496 OV Springendal en dal van de mosbeek 3-8-2005 16 E 12 256 494 OV Springendal en dal van de mosbeek 2-8-2005 13 E 13 255 494 OV Springendal en dal van de mosbeek 1-8-2005 15 E 14 257 494 OV Springendal en dal van de mosbeek 2-8-2005 17 E 15 259 490 OV Agelerbroek en Voltherbroek 17-7-2005 18 E 16 258 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 31-7-2005 3 1 10 E 17 256 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 22-9-2005 13 E 18 257 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 25-9-2005 17 E 19 259 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 30-7-2005 9 3 32 E 20 260 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 21-9-2005 14 E 21 261 489 OV Agelerbroek en Voltherbroek 20-9-2005 14 E 22 260 488 OV Agelerbroek en Voltherbroek 24-7-2005 13 23 259 487 OV Agelerbroek en Voltherbroek 24-7-2005 15 E 24 262 489 OV Dinkelland 17-7-2005 7 25 266 486 OV Dinkelland 16-7-2005 15 26 265 486 OV Dinkelland 16-7-2005 15 27 219 486 OV Boetelerveld 16-11-2005 13 28 255 485 OV Lemselermaten 30-7-2005 3 29 257 485 OV Lemselermaten 30-7-2005 14 30 255 484 OV Lemselermaten 31-7-2005 3 3 22 E 31 256 484 OV Lemselermaten 31-7-2005 5 32 255 483 OV Noorderhoek (Geen Natura2000) 31-7-2005 4 E 33 250 463 OV Buurserzand en Haaksbergerveen 19-6-2005 16 34 229 459 GE Stelkampsveld (Beekvliet) 18-6-2005 15 35 229 458 GE Stelkampsveld (Beekvliet) 18-6-2005 10 36 193 416 LI St. Jansberg 12-8-2005 16 37 192 416 LI St. Jansberg 10-8-2005 15 1 3 38 201 400 LI Maasduinen 19-8-2005 16 E 39 202 399 LI Maasduinen 21-8-2005 15 40 210 385 LI Maasduinen 20-8-2005 15 E 41 209 384 LI Maasduinen 26-8-2005 10 E 42 210 384 LI Maasduinen 22-8-2005 15 43 192 363 LI Leudal 17-8-2005 15 44 193 362 LI Leudal 18-8-2005 15 E 45 195 362 LI Leudal 15-8-2005 15 46 192 361 LI Leudal 16-8-2005 15 E 47 202 360 LI Swalmdal 27-8-2005 15 E 48 199 360 LI Swalmdal 24-8-2005 16 E 49 208 351 LI Meinweg 28-8-2005 16 50 207 351 LI Meinweg 23-8-2005 4 E 51 180 327 LI Grensmaas 19-9-2005 17 E 52 196 319 LI Geleenbeekdal 4-10-2005 16 53 194 308 LI Geuldal 5-8-2005 14 E 54 193 308 LI Geuldal 6-8-2005 14 E 55 184 308 LI Noorbeemden en Hoogbos 5-9-2005 18 E 42

Bijlage 3. Kaart 1. Ligging van de km-hokken die in de periode 2004 t/m 2005 zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak Lichtblauw: Km-hokken binnen Natura2000-gebieden die in het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht in 2004 Donkerblauw: Km-hokken binnen Natura 2000 die in het kader van de Inhaalslag zijn onderzocht in 2005 Roze: Km-hokken die zijn onderzocht die in 2005 nog buiten Natura2000-gebieden lagen. Het km-hok in Overijssel was wel gepland voor de Inhaalslag. De kmhokken op de grens van Groningen en Drente liggen wel in het Vogelrichtlijngebied het Leekstermeer. 43

Bijlage 3. Kaart 2. Ligging van de km-hokken waar de Zeggekorfslak respectievelijk is verdwenen en (terug)gevonden Lichtblauw: Zeggekorfslak niet gevonden Rood: Zeggekorfslak niet teruggevonden, wel aanwezig vóór 2000 Groen: Zeggekorfslak teruggevonden, soort was ook aanwezig vóór 2000 Roze: Zeggekorfslak gevonden, de soort was nog niet eerder gevonden Oranje Zeggekorfslak gevonden. Het km-hok was niet gepland voor de Inhaalslag, 44

Veldformulier Habslak-project Zegge-korfslak Vertigo moulinsiana Stichting ANEMOON, Postbus 29, 2120 AA, Bennebroek Coordinator: R.H. de Bruyne. E-mail bruyne@science.uva.nl of anemoon@cistron.nl Naam hoofd-waarnemer * Waarn.-code: Datum (DD-MM-JJJJ) * X-coördinaat * Y-coördinaat * sectienummer * Oppervlakte locatie * Begintijd* Eindtijd* Naam (en evt. adres) overige waarnemers en/of cursisten (schrijf eventueel op de achterzijde verder) W.code 1. 2. 3. 4. Waarnemingen van mollusken op. Zichtwaarnemingen C. acutiformis G. maxima anders: anders: strooisel de bodem Vertigo moulinsiana * Vertigo antivertigo Vertigo pygmaea Columella edentula Succinea putris Zonitoides nitidus Noteer de overige waargenomen soorten op de achterzijde van het formulier Kruidachtige vegetatie in straal van 2 meter rond monsterplaats dominante soorten belangrijkste overige aanwezige soorten Bomen in straal van 5 m rond monsterplaats kruis aan of vul in Esdoorn Schietwilg Opm. Berk Zwarte vlier Es Meidoorn Zwarte els Populier Biotoop * Watertype * (indien van toepassing) (Grond-) waterstand * op locatie Kwel waterkant Opm. vochtig grasland bronzone droog grasland droog bos rivier kwelzone Opm. beek stilstaand lager dan -5 cm 0 tot +5 cm Opm. -5 cm tot 0 cm groter dan +5 cm uittredende kwel Kalkrijk Opm. diffuse kwel IJzerrijk Reliëf gebied Hellingshoek Expositie Opm. Opmerkingen: Regen Opm. zonnig Weer tijdens waarneming Motregen Monster Hoeveelheid (liter) Opm. Foto's Aantal moeras bewolkt 1. Zie protocol voor nadere toelichting 2. Noteer zichtwaarnemingen van mollusken op achterzijde of op ANM-formulier. * Zeker invullen, de overige gegevens zijn zeer welkom. 45 Formuliertype ZEG_01. Stichting ANEMOON, 2004