Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen

Vergelijkbare documenten
Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen

Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Internetpeiling ombuigingen

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Vraag naar Arbeid 2015

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Tijdsbesteding van de Belgen. Resultaten van het Belgisch tijdsbestedingsonderzoek 2013

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

SURVEY 2011 STEEKPROEF SURVEY 2011

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

67,3% van de jarigen aan het werk

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Uw gezondheidszorg, Uw mening telt!

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

In welke mate is de Belgische residentiële ouderenzorg geïnformatiseerd?

Uitzendarbeid: een oplossing voor vele transities

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie

Vlaamse overheid - Verzending Franstalige brieven aan Brusselse Vlamingen

Resultaten mini-enquête Besteding publieke middelen. Inwonerspanel Gooise Meren Spreekt. Onderzoeksperiode: Kwartaal Referentie: 16013

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

MOA 2005: weging en correctie voor allochtonen zonder Internet

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Onderzoektechnische verantwoording

Omnibusenquête deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Checklist voor peilingen Jelke Bethlehem

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

De honden en katten van de Belgen

Steekproef en resultaten Mei 2017

Burgerpeiling Hoeksche Waard 2015

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

3.1 Bereidwilligheid om vragenlijsten in te vullen (unit non-respons)

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Samenleven in Diversiteit in cijfers: Taalkennis, taalgebruik en taalbeleid

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Rapportage. opiniepeiling Lelystad Airport

Kwantitatieve toetsing snelheid

Technisch rapport kiesintentiemetingen

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Opiniepeiling over roken. 26 Juni Onderzoek uitgevoerd voor

Ipsos Social Research Institute

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

Vraag naar Arbeid 2013

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren

FACTS & FIGURES Cultuur- en gemeenschapscentra Franne Mullens

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

Offerte ivm de Politieke Doorlichting

Gelet op de aanvraag van de Vrije Universiteit Brussel ontvangen op 4 juli 2017;

SCHOLEN, DE PLAATS BIJ UITSTEK OM JONGEREN TE BEVRAGEN?

Burgerpeiling Discriminatie

Technisch rapport kiesintentiemetingen. Politieke Barometer Kantar TNS voor VRT/DS/RTBF/La Libre (Golf 45/1)

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Ouders over scholen: verwachtingen en participatiebehoeften

Een onderzoek autoverzekeringen. Pricewise Rapportage Auteurs: Yvette Randsdorp, Rob Doornbos Project Z5003

Inventarisatie belangstelling voor opleiding

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog

Transcriptie:

Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen Onderzoek in samenwerking met de Stichting P&V Rapport 1 Kort Technisch Verslag Toekomstonderzoek MARK ELCHARDUS & PETRUS TE BRAAK Vakgroep Sociologie, Onderzoeksgroep TOR Pleinlaan 2, 1050 Brussel http://www.vub.ac.be/tor/

1 Inleiding In het najaar van 2013 organiseerde de onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel, in samenwerking met ResearchAnalysisVision, een survey-onderzoek in opdracht de Stichting P&V. Een representatief staal van 6.000 jongvolwassen inwoners van België, tussen de 25 en 35 jaar oud, werd uitgenodigd om deel te nemen. Zij werden gepeild naar hun toekomstverwachtingen en dromen op zowel persoonlijk als maatschappelijk vlak. Zo kregen zij de mogelijkheid om zich uit te laten over hun toekomst op het vlak van onder andere hun gezinslevde en, carrière en vrije tijd. Wat betreft de maatschappelijke toekomst stonden thema s als het milieu, de arbeidsmarkt, multiculturele samenleving en de politiek centraal. Het onderzoek kreeg de naam Toekomstonderzoek2013 mee. Dit rapport heeft als doel om de lezer te informeren over de technische aspecten van het veldwerk. Er wordt eerst ingegaan op de steekproeftrekking. Vervolgens wordt de respons besproken. Dit gebeurt zowel per golf als per gewest. Ten laatste wordt ingegaan op de representativiteit van de respons en de weging. 2 De steekproeftrekking De beoogde populatie van het onderzoek omvat de inwoners van België tussen 25 en 35 jaar. De steekproef werd getrokken op het Rijksregister, een ambtelijke gegevensbank voor bevolkingsgegevens. Er werd gebruik gemaakt van een disproportioneel gestratificeerde toevalssteekproef naar gewest (zie tabel 1). Dat wil zeggen dat respondenten louter toevallig werden getrokken, maar de proportie geselecteerde respondenten per gewest van te voren is opgelegd, om ervoor te zorgen dat de kleinste strata (in dit geval het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) oververtegenwoordigd is ten opzichte van de grotere strata en dit met de bedoeling voldoende respondenten uit het hoofdstedelijke gewest te hebben om een analyse mogelijk te maken. Hiermee werd beoogd om een voldoende grote populatie Brusselaars in de uiteindelijke gerealiseerde steekproefpopulatie te creëeren om betrouwbare onderzoeksresultaten uitgesplitst naar gewest te genereren. Uiteindelijk werden 1.555 Brusselaars, 2.555 Vlamingen en 1.890 Walen uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. 2

Tabel 1: Verdeling van de Belgische populatie en de steekproefpopulatie naar gewest (25 tot en met 35- jarigen) Gewest Bevolking (in Bevolking (in %) Steekproefeenheden zonder stratificatie (in Steekproefeenheden met stratificatie (in Verdeling steekproefpopulatie na stratificatie (in %) Brussel 219.703 14,05 843 1.555 25,92 Vlaanderen 866.618 55,42 3.325 2.555 42,58 Wallonië 477.342 30,53 1.832 1.890 31,50 België 1.563.662 100,00 6.000 6.000 100,00 Gegevens over de bevolking (in zijn afkomstig van de FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Enquête naar de arbeidskrachten 2012 3 Respons Onder meer door het groot aantal enquêtes in dit land staan responscijfers onder druk. Om een maximale respons te krijgen, werden de respondenten verschillende keren gecontacteerd. Om de anonimeit maximaal te garanderen werd de verzending van de documenten verzorgd door de medewerkers van het Rijksregister. Daarbij werd ervoor gezorgd dat elke zending zich vormelijk onderscheidde van de voorgaande (Dillman, 2007). De eerste zending, bestaande uit een contactbrief en een vragenlijst, werd verstuurd op 25 september 2013 (T1). Respondenten die op 7 oktober nog niet gereageerd hadden, kregen op 9 oktober (T2) een herinneringskaartje toegestuurd. Wie nadien nog niet reageerde, ontving een herinneringsbrief en een nieuw exemplaar van de vragenlijst (T3: 30 oktober). In een vierde golf (T4: 13 november) kregen respondenten een tweede herinneringskaartje. De vijfde en laatste golf (T5: 11 december) bestond uit een brief waarin de respondenten werden uitgenodigd voor deelname aan een online versie van dezelfde vragenlijst. In totaal werden de geselecteerde respondenten dus maximaal vijf keer gecontacteerd. Tabel 2: Brutorespons in aantallen en procenten per golf Tijdstip / Golf Datum Inhoud zending Respons (in Respons (in %) Brutorespons (in %) Cumulatieve brutorespons (in %) T1 25 september 2013 Contactbrief en vragenlijst 635 32,33 10,58 10,58 T2 9 oktober 2013 Herinneringskaartje 482 24,54 8,00 18,58 T3 30 oktober 2013 Herinneringsbrief en 441 22,45 7,35 25,93 2e vragenlijst T4 13 november 2013 Herinneringskaartje 270 13,75 4,50 30,43 T5 11 december 2013 Uitnodiging online 136 6,93 2,27 32,7 vragenlijst Totaal 1964 100,00 32,7 3

Hoewel golf 5 uitsluitend bestond uit een oproepbrief om deel te nemen aan een online versie van de vragenlijst, en géén nieuwe papieren vragenlijst bevatte, bestaat een substantieel deel van de vijfde golf echter uit een respons op papier. Van de 136 respondenten die de moeite namen om te antwoorden op de vijfde oproep, deden 96 dit via de online vragenlijst. 40 respondenten gebruikten een papieren versie om de vragenlijst alsnog in te vullen. Bij het afsluiten van het veldwerk hebben we in totaal 1.964 vragenlijsten ontvangen (zie tabel 2). Voor de berekening van de nettoresponserates raadt de American Association for Public Opinion Research (AAPOR, 2011: 45) aan om een preciezere schatting te maken van de niet-inzetbare steekproefeenheden op basis van wetenschappelijke informatie uit onderzoeken met een vergelijkbare onderzoekspopulatie. De hier gebruikte informatie is voor de berekening van de schatting afkomstig van de Participatiesurvey 2009 (Van Steen & Lievens, 2011). Het betreft hier een face-to-facesurvey in Vlaanderen bij 14 tot 85-jarigen. Dit onderzoek is, door de face-to-face-opzet, goed in staat om een schatting te maken van de niet-inzetbare steekproefeenheden. De steekproefpopulatie in het Toekomstonderzoek2013 is echter wel verschillend (leeftijd: 14-85 jarigen ten opzichte van 25-35-jarigen; en geografische regio: Vlaanderen versus België), maar toch is de informatie uit de Participatiesurvey 2009 (PaS2009), bij weten van de auteurs, het meest vergelijkbaar met het hier besproken onderzoek. Door het verschil in leeftijdscategorieën is de kans zeer groot dat het percentage niet-inzetbare steekproefeenheden doordat zij zijn overleden, overschat wordt indien deze gebaseerd worden op de PaS2009. Daarom is ervoor geopteerd om het percentage van de niet-inzetbare steekproefeenheden doordat zij zijn overleden uit de PaS2009 niet te berekenen op de niet-inzetbare steekproefeenheden van het Toekomstonderzoek. Voor de overige categorieën niet-inzetbare eenheden lijkt het niet aannemelijk dat deze verschillend zijn tussen de twee onderzoekspopulaties. In de PaS2009 bleek ruim 11,5% van de onderzoekspopulatie te bestaan uit nietinzetbare steekproefeenheden. Zonder de personen die zijn overleden is 11,2% nietinzetbaar. Dit bevestigt de stelling dat de 3,3% niet-inzetbare eenheden uit de eigen steekproef een forse onderschatting is. Voor de berekening van de nettorespons wordt daarom, in lijn met de aanbevelingen van het AAPOR (2011), het percentage nietinzetbare steekproefeenheden geschat op 11,2%. De berekening van de geldigenettorespons is als volgt: Geldige nettorespons =!" 4

Van de initiële steekproef van 6.000 eenheden kan er vanuitgegaan worden dat er aldus 672 eenheden (6.000 * 11,2%) uit de steekproef niet-inzetbare eenheden zijn. De geldige respons bestaat uit 1.951 eenheden. De geldige nettorespons voor het Toekomstonderzoek, is daarom als volgt: #.%&# '.((( ')* = 36,6% De geldige nettorespons bedraagt aldus 36,6%. Dit betekent dat 36,6% van alle respondenten die behoorden tot de inzetbare steekproefeenheden de vragenlijst correct hebben ingevuld. De respondenten die de vragenlijst slechts heel onregelmatig of aantoonbaar slecht hebben ingevuld zijn aldus uit de teller gehaald bij de berekening van de geldige nettorespons. Vergelijkend onderzoek op basis van de responscijfers van 147 gepubliceerde studies, beveelt aan dat een minimum van 40% gewenst is (Baruch, 1999: 434). In het kader daarvan wordt daarom de respons hieronder uitgesplitst per gewest (zie tabel 3). Tabel 3: Bruto- en geldige nettorespons in aantallen en procenten per gewest Gewest Respons (in Geldige nettorespons (in %) Brussel 405 29,3 Vlaanderen 941 41,5 Wallonië 605 36,1 Totaal 1951 36,6 De respons die is weergegeven in bovenstaande tabel verschilt per gewest. De bruto- en nettorespons per gewest wordt weergegeven in de bovenstaande tabel. De geobserveerde verschillen tussen de gewesten kunnen te wijten zijn aan verschillende oorzaken. De respons in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bijzonder laag, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van de grotere taaldiversiteit die eigen is aan dat gewest. Daar de vragenlijst alleen beschikbaar was in het Frans en in het Nederlands, kan het zijn dat de taal een barrière vormde voor verschillende potentiële respondenten. Vooral de lage respons in Brussel haalt de totale respons naar beneden. Alleen de respons in Vlaanderen haalt de minimumgrens van 40%, zoals vastgesteld door Baruch (1999). Gezien de lage respons in Brussel is ervoor geopteerd om de analyses per taalgroep te specificeren, in plaats van naar gewest. Hierdoor zijn de Brusselaars verdeeld over de Nederlands- en Franstaligen. 4 Weging Naast non-respons is de representativiteit van de steekproef een belangrijk issue bij het uitvoeren van een survey. Het is algemeen geweten dat geen enkele survey een perfecte afspiegeling is van de populatie die ze vertegenwoordigt. Verschillende factoren kunnen 5

een vertekening teweegbrengen in de steekproef zoals bijvoorbeeld een selectieve nonrespons. Daarom wordt de steekproef gewogen op bevolkingskenmerken die gekend zijn. Voor het wegen van onze data hebben we gegevens gebruikt over de verdeling van de kenmerken gewest, leeftijd, geslacht en onderwijsniveau in de populatie die we bestuderen. Deze zijn afkomstig van de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK). De Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) is een sociaal-economische enquête bij een steekproef van Belgische huishoudens met als voornaamste doelstelling de bevolking op arbeidsleeftijd in beeld te brengen. Deelname aan de enquête is in principe verplicht. De informatie wordt verzameld via face-to-face interviews. Gezinnen die uitsluitend bestaan uit inactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd. De steekproef bevat 15.000 huishoudens per kwartaal, waarvan er 12.000 effectief bevraagd kunnen worden. Dit levert op jaarbasis informatie op over de arbeidsmarktsituatie van 90.000 inwoners van België van 15 jaar en ouder. De respons bedraagt ongeveer 80%. Minder dan 3% van de non-respons betreft weigeringen om deel te nemen aan de enquête. Om die redenen vormt de EAK-databank van 2013 een geschikt alternatief voor de constructie van de weegvariabelen 1. Er wordt gewogen op leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Voor leeftijd maken we een onderscheid tussen twee categorieën en voor opleidingsniveau drie. Het gewicht per cel krijgen we door het quotiënt te nemen van het celpercentage van de EAK-databank met het celpercentage van de Toekomstdatabank 2. Idealiter liggen deze coëfficiënten dicht bij 1 (= situatie waar de vertegenwoordiging in de survey identiek is als de verdeling in de bevolking). Een wegingcoëfficiënt voor een groep groter dan 1 betekent dat die in de survey ondervertegenwoordigd is ten opzichte van haar aanwezigheid in de samenleving. Klassiek zijn laagopgeleiden ondervertegenwoordigd en de hoogopgeleiden oververtegenwoordigd en aangezien het opleidingsniveau een grote invloed heeft op tal van houdingen is het belangrijk via weging voor deze onder- en oververtegenwoordiging te corrigeren. Slechts 2 van de 36 wegingscoëfficiënten blijken groter dan 3 (zie tabel 4). Geen enkele component is kleiner dan 0,5. Er is besloten om deze coëfficienten niet af te toppen. 1 Gegevens zijn afkomstig van de Federale OverheidsDienst Economie. 2 Er werd gewerkt met 6 cijfers na de komma. 6

Tabel 4 : Berekening wegingscoëfficiënt voor de combinatie leeftijd, opleiding en geslacht per gewest op basis van de Enquête naar Arbeidskrachten 25-30 jaar 31-35 jaar Vlaams Gewest Laag Mannen 3,3603 2,1702 Vrouwen 1,8314 1,8637 Midden Mannen 1,3390 1,0586 Vrouwen 1,1478 1,1031 Hoog Mannen 0,9193 0,7345 Vrouwen 0,7141 0,7380 Waals Gewest Laag Mannen 1,6711 1,2422 Vrouwen 1,5063 1,4834 Midden Mannen 1,9723 1,3683 Vrouwen 1,2032 1,2003 Hoog Mannen 0,6875 0,6381 Vrouwen 0,6769 0,6926 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Laag Mannen 2,6234 3,6024 Vrouwen 1,6968 1,3617 Midden Mannen 1,5427 1,8265 Vrouwen 2,6269 1,0768 Hoog Mannen 0,7121 0,7538 Vrouwen 0,5959 0,5815 Voor bepaalde analyses wilden we een vergelijking maken tussen de gewesten. Daarom en ook omdat de regio s disproportioneel werden gestratificeerd, werd een wegingscoëfficiënt gemaakt die ook de verdeling van de bevolking van België over de gewesten in rekening brengt (WegingGewest). De bekomen coëfficiënten werden vermenigvuldigd met de wegingscoëfficiënt voor de combinatie van geslacht, leeftijd en opleiding (WegingGOL). Deze combinatie tussen de twee wegingen is in de databank opgenomen onder WegingGGOL (zie tabel 5). Tabel 5 : Berekening wegingscoëfficiënten per gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest 0,6747 Vlaams Gewest 1,1504 Waals Gewest 0,9847 In de rapporten voor de opdrachtgever zal de weging naar gewest, geslacht, leeftijd en opleiding worden gebruikt, tenzij anders wordt vermeld. 5 Literatuur AAPOR. (2011). Standard Definitions. Final Dispositions of Case Codes and Outcome Rates for Surveys. Revised 2011. [Electronic Version]. Retrieved 15 april 2014. Baruch, Y. (1999). Response Rate in Academic Studies. A Comparative Analysis. Human Relations, 52(4), 421-438. Dillman, D. A. (2007). Mail and internet surveys: the tailored design method. New York: Wiley. Van Steen, A., & Lievens, J. (2011). Deel II. Dataverzameling. In J. Lievens & H. Waege (Eds.), Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009 (pp. 257-288). Leuven: Acco. 7