ef f I u en ten Handreiking bepaling acute toxiciteit van Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Auteurs:

Vergelijkbare documenten
TOEPASSING TOXICITEITSTESTEN DOOR RIJKSWATERSTAAT. resultaten schriftelijke enquête

Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit

Emissie-aanpak en biologisch goed afbreekbare (potentieel) zwarte lijst-stoffen.

Yara Sluiskil B.V. Postbus AA Sluiskil W-MWP170002/ Datum: 13 juni 2017

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

0 9 FEB Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

2 9 JUNI Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Directie Zeeland. Doorkiesnummer Bijlage(n) 1 w r:a=iich::ie~p"~~:j~)\r"_~_l~~~=_.=:::;:'d"i~:id..7. Uw kenmerk

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

ECLI:NL:RVS:2007:BB2492

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Inspectiekader Risico's van onvoorziene lozingen

TEB praktijkonderzoek

TEB praktijkonderzoek

Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet. Zaaknummer RWSZ

Inventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

RWS-2016/45225 I. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Aanvraag 4. Procedure 5. Conclusie 6. Ondertekening 7. Mededelingen. 1.

Ontwerp Watervergunning

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Acute toxiciteitstesten, een aanvulling op de stoffenaanpak? Onderzoek van industriële effluenten in Noord- Nederland en Zuid- Holland

Vraag 1 Wat is uw reactie op de berichten in het Algemeen Dagblad over het aantreffen van GenX in drinkwater op meerdere locaties?

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Pluimveehouderij Maatschap Lichtenberg te Koningsbosch Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Winning aardgas in blok L09 vanaf satelietplatformen L09-FA-1 en L09-FB-1 Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Watervergunning II: aan Enduris B.V., Postbus 399, 4460 AT GOES (hierna: vergunninghouder) de gevraagde vergunning te verlenen voor:

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

STEG-eenheid Moerdijk Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Bioscoop Rustenburg Inverdan Zaandam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Verbetering Waterkering Waalkade Nijmegen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

onderzoeksopzet handhaving

Winning van aardgas in de velden Spijkenisse West, Spijkenisse Oost en Hekelingen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Rijkswaterstaat T.a.v. de heer P. Vollenberg Postbus ZW MIDDELBURG. Terneuzen, 16 oktober Betreft: tijdelijke vrijstelling artikel17

RWS-2017/25854 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Overwegingen 5. Conclusie 6. Ondertekening 7. Mededelingen. 1.

: Aanbieding onderzoeksrapport Klaar voor de start? Onderzoek naar de rol van gemeenteraden rond de transitie jeugdzorg in B4-gemeenten

Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet. Zaaknummer RWSZ

Programma Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. (en resultaten 2002) januari FWVO-nota Eindredactie: J. Meijerink (Secretaris FWVO)

Goirle, Vennerode. Onderzoek externe veiligheid. Auteur(s) drs. M. de Jonge. Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

ISG De heer P. Carton Oostpolder XT EEMSHAVEN. Gedoogbeschikking. Geachte heer Carton,

Oprichting Warmtekrachtcentrale PerGen VOF te Pernis

Uitbreiding olieopslagterminal VOPAK te Rotterdam Europoort Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Besluit lozing afvalwater huishoudens

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

Dit besluit wordt van kracht overeenkomstig artikel 20.3 van de Wet milieubeheer.

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag Technische Universiteit Delft Interne postcode 645 (Rector Instituut Delft) Postbus 5

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa's besluit op het verzoek tot gedogen van waterschap Hunze en Aa s te Veendam.

RWS-2017/34489 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Overwegingen 5. Conclusie 6. Ondertekening 7. Mededelingen 8.

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen. Beleidsregels berekening van vervuilingswaarde IBA systemen

Aan Provinciale Staten

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Besluit lozing afvalwater huishoudens

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Gedeputeerde Staten van Limburg Postbus MA Maastricht. Datum 8 november 2017 Betreft Advies aanvraag milieuvergunning Chemelot/PVC

Besluit lozing afvalwater huishoudens

Structuurplan Over de Maas Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

1. Kent u het bericht Amsterdam klaagt over geluidsoverlast Schiphol?

I. SAMENVATTING BESLUIT

Ons kenmerk C210/ Aantal bijlagen

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

De Minister van Justitie

Waterkwaliteit KRW, 2015

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

Lid Gedeputeerde Staten

Aan: Polynorm Holland B.V. T.a.v. de directie Amersfoortseweg LJ BUNSCHOTEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Besluit lozing afvalwater huishoudens

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

COMMISSARIAAT VOCIR DE MEDIA

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

1. Vergunningssituatie

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Woningbouwlocatie Bangert en Oosterpolder Toetsingsadvies over de Actualisatienota MER Bangert en Oosterpolder

BP Raffinaderij Rotterdam B.V.; wijziging van de vergunning krachtens de Waterwet. Zaaknummer RWSZ

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Aan: VvE Diensten Nederland Eindhoven BV VvE Hoofdsplitsing Het Slot te Bunnik T.a.v. de heer T. van Gurp Verdunplein SZ Eindhoven

Extra impuls gemeenten voor afvalpreventie en afvalscheiding huishoudelijk afval

Consequentieonderzoek probitrelatie fluorine

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum

sectorplan 27 Industrieel afvalwater

Thermische conversie van stapelbare pluimveemest BMC Moerdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Lid Gedeputeerde Staten

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat FWVO Functionele Werkgroep Verontreiniging Oppetvlaktewateren Handreiking bepaling acute toxiciteit van ef f I u en ten Auteurs: dr. P.J.F. de Graaf (eindredactie) drs. M. Tonkes2 ing. E.V. ten Kate3 ing. J. Graansma4 Rijkswaterstaat Diredie Noord-Nederland Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland FWVO-nota 00.06 september 2000

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland Aan Geadresseerde Contactpersoon dr. P.J.F. de Graaf Datum december 2000 Ons kenmerk Doorkiesnummer 058-2344349 Bijlage(n) I Uw kenmerk Onderwerp Handreiking bepaling acute toxiciteit van effluenten Geachte mevrouw / mijnheer, Het gebruik van acute-toxiciteitstesten in het waterbeheer staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Graag wil ik u attenderen op de recentelijk verschenen nota "Handreiking bepaling acute toxiciteit van effluenten". Een exemplaar van deze nota, die is vastgesteld door de Functionele Werkgroep Verontreiniging Oppervlaktewateren (FWVO), is bijgevoegd. Met het uitbrengen van deze nota tracht de FWVO een bijdrage te leveren aan een eenduidige toepassing van acute-toxiciteitstesten. De handreiking is in eerste instantie bestemd voor medewerkers van Rijkswaterstaat, die betrokken zijn bij de beoordeling van effluenten in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO). In de huidige situatie kan bepaling van acute toxiciteit zinvol zijn om beter zicht de krijgen op de milieubezwaarlijkheid van met name effluenten met een complexe samenstelling. Met nadruk wil ik u er op wijzen dat een toetsingskader met criteria voor de beoordeling van de resultaten van toxiciteitsonderzoek op dit moment nog niet beschikbaar is. Het is daarom (nog) niet mogelijk om op grond van de uitkomsten van toxiciteitstesten te beoordelen òf en zo ja welke aanvullende saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn om de geconstateerde toxiciteit tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. In de komende jaren zal een toetsingskader voor de parameter acute toxiciteit worden ontwikkeld. Postadres Postbus 2301, 8901 JH Leeuwarden Bezoekadres "Middelzeehuys', Zuidersingel 3, Leeuwarden Telefoon (058) 234 43 44 Telefax 058-2344359 E-mail p.j.f.dgraaf@dnn.rws.minvenw.nl Bereikbaar 400 meter links van het N.5-station J

Voor vragen over de nota kunt u terecht bij dr. P.J.F. de Graaf van RWS-directie Noord- Nederland (058-234 43 49) enlof drs. M. Tonkes van het RIZA (0320-29 87 52). Extra exemplaren kunnen worden besteld bij de secretaris van de FWVO (J. Meijerink, 0320-29 84 26). Hoogachtend, (voorzitter FWVO) 2

Verzendlijst FWO-nota 00-06.~1s totaaloverzicht 5-1 2-00 ie Noord-Nederland RWS Directie Oost-Nederland ir. M.J.P.H. Waltmans w- RWS Directie Noord-Holland drs. B. Spaargaren Postbus 3119 2001 DC Haarlem RWS Directie Zuid-Holland drs. H.J.M. Hoozemans Postbus 556 3000 AN Rotterdam RWS Directie IJsselrneergebied Postbus 600 RWS Directie Utrecht ir. G.W. van Vliet Postbus 650 ir. P.K. Omvlee Postbus 90157 RWS RIKZ ing. J. Stronkhorst Postbus 20907 2500 EX %-Gravenhage RWS Directie Noord-Nederland mw. mr. T. Bilker (secr. WVO-CT) Postbus 2301 8901 JH Leeuwarden IDirectie Noord-Holland mw. ir. M. Zwiers IDirectie Zuid-Holland Postbus 556 3000 AN Rotterdam pirectie Limburg Postbus 25 6200 MA Maastricht Postbus 8039 8200 AA Lelystad 4330 EA Middelburg # overige contactpersonen regionale directies (verzending door Henk Warmer): 10 Directie Utrecht mw, L,G rootelaar Postbus 650 3430 AR Nieuwegein 5

I v i L ~ rvvvu-nota ~ ~ ~ 00-06.xls ~ ~ ~ x totaaloverzicht 5-12-00 I Directie Noord-Brabant T. Kerkhof Postbus 901 57 5200 MJ 's-hertogenbosch 5 1 *.??? JJ overige bureaus (verzending door Henk Warmer) 4 RIVM/Eco D. de Zwart Postbus 1 3720 BA Bilthoven 1 Technische Universiteit Delft mw. Gerda Boker Postbus 5048 2600 GA Delft 1 CML F. de Jong Postbus 9518 2300 RA Leiden 1 Hogeschool Larenstein A. Rep Postbus 9001 6880 GB Velp 1 waterschappen (verzending door Henk Warmer) 28 alle waterschappen t.a.v. hoofden vergunningverlening (adressen via Corine B ah) 25 Speciale aanvragen: Hoogheemraadschap van Delfland P. Florijn en mw. K. Straathof Postbus 3061 2601 DB Delft Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Y. van Scheppingen Postbus 88 4580 AB Terneuzen Overige externe contacten: 65 verzending door Paul de Graaf (zie blad "extern via Paul") -20 verzending door Marcel Tonkes TOTAAL AANTAL 167 2 1

Voorwoord... <... In de Vierde Nota Waterhuishouding is aangekondigd dat uiterlijk in 206 een methodiek voor totaal-effluentbeoordeling zal worden ingevoerd. Acute toxiciteit is een van de parameters die hierbij zal worden gehanteerd. Met het uitbrengen van de voorliggende handreiking tracht de Functionele Werkgroep Verontreiniging Oppervlaktewateren (FWVO) een eenduidige toepassing van acute toxiciteitstesten te bevorderen. Nadrukkelijk moet er op worden gewezen dat een toetsingskader met criteria voor de beoordeling van de resultaten van toxiciteitsonderzoek op dit moment nog niet beschikbaar is. Het is daarom (nog) niet mogelijk om op grond van de uitkomsten van toxiciteitstesten te beoordelen òf en zo ja welke aanvullende saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn om de geconstateerde toxiciteit tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. Dergelijke stappen kunnen niet aan vergunninghouders worden voorgeschreven, maar zijn slechts mogelijk op basis van vrijwilligheid. In de komende jaren zal een toetsingskader voor de parameter acute toxiciteit worden ontwikkeld. Zodra dit kader beschikbaar is kan worden overgegaan tot daadwerkelijke implementatie van de methodiek voor totaaleffluentbeoordeling voor deze parameter. Deze handreiking is uitgebracht in het kader van het project 'Implementatie Totaal-Effluent Toxiciteit' (ITET). Uitvoering van dit project was in handen van een werkgroep van FWVO-cluster A (Effectgericht beleid) met de volgende samenstelling: O O O O O dr. P.J.F. de Graaf (projectleider, Directie Noord-Nederland) ing. J. Graansma (Directie Noord-Holland) mw. ing. E.V. ten Kate (Diredie Oost-Nederland) drs. M. Tonkes (RIZA) mw. J.L. Maas (RIZA) De auteurs danken de volgende personen voor hun bijdragen aan de totstandkoming van deze nota: V. Bakker (RIZA), R.P.M. Berbee (RIZA), N. Beuzenberg (Dir. Zeeland), J.P. van Dalen (Hoofdkantoor), M. Ferdinandy (RIZA), H.B. Hannessen (Dir. Noordzee), H.B. Pols (RIZA), C.A. Schipper (RIKZ), P.T. Tchang (Dir. Zuid-Holland), P.F.P.M. Warnier (Dir. Limburg), M. Zwiers (Dir. Noord-Holland). Ir. C. Venema (voorzitter FWVO) Handreiking bepaling acute toxiciteit I

Handreiking bepaling acute toxiciteit II

-~ I n ho u dso pgave... Voorwoord In houdsopgave Samenvatting i III v 1 Inleiding 1.I Project Implementatie Totaal Effluent Toxiciteit I. 1. 7 Aanleiding en doel 7.1.2 fasering 1.2 Evaluatie Voorlopige Handreiking 1.3 Kader en doei 1.4 Leeswijzer 2 Beleidskader 2.1 Beperkingen stofspecifieke beoordeling 2.2 Totaal-effluentbeoordeling CTEB) 2.2. I Effecfparameters 2.2.2 Toetsingskader, identificatie en maatregelen 2.2.3 Implementatie 3 Toxiciteitsbepaling: waarom en wanneer? 3.I Uitgangspunten 3.2 Gebruik testresultaten 3.2. I Toxiciteitsbepaling 3.2.2 Beschikbaarheid toetsingskader 3.3 Huidige situatie: toxiciteitsbepaling zonder toetsingskader 3.3. I Doel: inzicht milieubezwaarlijkheid en prioritering 3.3.2 Bestaande lozingen 3.3.3 Nieuwe lozingen 3.4 Toekomstige situatie: toxiciteitsbepaling met toetsingskader 3.4. I Doel: vaststelling saneringsinspanning 3.4.2 Doel: beoordeling restlozing 3.4.3 Bestaande lozingen 3.4.4 Nieuwe lozingen 4 Uitvoering toxiciteitsonderzoek 4.1 Onderzoeksaanpak 4.1. I Opdrachtgever en opdrachtnemer 4.1.2 Vooronderzoek en vervolgonderzoek 4.2 Effluentbemonstering 4.2. I Keuze afvalwaterstroom 4.2.2 Monstertype, lozingsprofiel en bemonsteringsfrequentie 4.2.3 Volume effluentmonster 4.2.4 Behandeling effluentmonster 4.3 Toxiciteitstesten 4.3.1 Onderzoeksscenario 4.3.2 Randvoorwaarden 9 9 10 10 70 11 11 12 14 14 14 15 15 17 19 19 19 19 21 21 21 22 22 23 23 24 Handreiking bepaling acute toxiciteit 111

4.4 Fysisch-chemische analyses 4.4.1 Doel 4.4.2 Selectie analyseparameters 4.4.3 Analysemethoden en detediegrenzen 4.5 Testresultaat 4.6 Rapportage 5 Identificatie en reductie van toxiciteit 5.1 Uitvoering op basis van vrijwilligheid 5.2 Identificatie toxiciteit 5.3 Reductie toxiciteit 5.4 Tot slot 25 25 26 26 26 27 29 29 29 31 32 Bijlagen Bijlage 1: Referenties Bijlage 2: Begrippen en afkortingen Bijlage 3: Randvoorwaarden fysisch-chemische parameters Bijlage 4: Adreslijst Steunpunt RIZA/laboratoria/adviesbureaus 33 35 37 41 43 Handreiking bepaling acute toxiciteit IV

Samenvatting... <...,,,.,...,.,. De huidige uitvoering van het emissiebeleid is sterk stofgericht. De eigenschappen van individuele stoffen, zoals toxiciteit, persistentie, genotoxiciteit en bioaccumulatie, spelen een essentiële rol bij vaststelling van de mate van inspanning die van een lozer gevraagd wordt om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. inmiddels is algemeen bekend dat dit stofgerichte beleid weliswaar succesvol is gebleken voor effluenten waarvan de samenstelling goed bekend is, maar dat deze aanpak ook beperkingen kent. Voor lozingen met een complexe samenstelling kan een totaal-effluentbeoordeling op basis van biologische effectparameters, zoals acute toxiciteit, chronische toxiciteit, bioaccumulatie, genotoxiciteit en persistentie, een beter inzicht geven in de milieubezwaarlijkheid van het effluent: in de vierde Nota waterhuishouding is aangekondigd dat de methodiek van totaal-effluentbeoordeling in de planperiode (1998-2006) zal worden ingevoerd bij de beoordeling van toe te passen saneringstechnieken voor industriële lozingen van complexe mengsels van stoffen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat alle vijf genoemde effectparameters op termijn zullen worden geïmplementeerd. De voorliggende handreiking heeft betrekking op de parameter acute toxiciteit en is gebaseerd op de eerder verschenen 'Voorlopige Handreiking Toepassing Acute Toxiciteitstesten'. Beide nota's zijn uitgebracht in het kader van het project 'Implementatie Totaal-Effluent Toxiciteit' (ITET). De doelgroep wordt gevormd door waterkwaliteitsbeheerders die betrokken zijn bij de beoordeling van effluenten in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO). Het doel van deze handreiking is het bieden van een leidraad ten behoeve van eenduidige bepaling van acute toxiciteit van effluenten door middel van geselecteerde toxiciteitstesten en classificatie van effluenten op basis van testresultaten. Daarnaast is aangegeven welke stappen (op basis van vrijwilligheid) zouden kunnen worden genomen na constatering van toxiciteit. Met nadruk wordt gesteld dat het beoordelen van effluenten aan de hand van deze parameter in het kader van Wvo-vergunningverlening vooralsnog niet mogelijk is, omdat het hiervoor benodigde toetsingskader nog niet beschikbaar is. Het in Wvo-vergunningen voorschrijven van maatregelen gericht op toxiciteitsreductie is daarom voorlopig niet aan de orde. Ten aanzien van de inzet van de methode voor bepaling van acute toxiciteit van een effluent zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: de parameter acute toxiciteit wordt toegepast i s onderdeel van de emissieaanpak. bepaling van de acute toxiciteit van een effluent is slechts zinvol in die situaties waarin de reguliere, stofgerichte aanpak te beperkt is. de parameter acute toxiciteit wordt toegepast als onderdeel van een totaaleffluentbeoordeling. de parameter acute toxiciteit van het effluent dient ter anvulline VU de stofgerichte aanpak. zolang een toetsingskader ontbreekt kunnen de resultaten van toxiciteitsonderzoek niet worden gebruikt om (aanvullende) maatregelen ter reductie van toxiciteit in Wvo-vergunningen voor te schrijven. De beschikbaarheid van een toetsingskader is bepalend voor de mogelijkheden voor het gebruik van toxiciteitsresultaten in het vergunningverleningsproces. Handreiking bepaling acute toxiciteit V

Daarom is onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie zónder toetsingskader en de toekomstige situatie mét toetsingskader. Bepaling van acute toxiciteit van effluenten geeft extra informatie over de milieubezwaarlijkheid van de betreffende effluenten. In de huidige situatie kan de waterkwaliteitsbeheerder deze informatie benutten om prioriteiten te stellen bij de aanpak van effluenten. In voorkomende gevallen kan de waterkwaliteitsbeheerder besluiten om de resultaten van toxiciteitsonderzoek te betrekken in het overleg met de vergunninghouder over de lozingssituatie. Zodra een toetsingskader voor acute toxiciteit beschikbaar is kunnen de resultaten van toxiciteitsonderzoek worden getoetst. Daardoor kan de methodiek worden ingezet in de volgende twee stappen van het vergunningverleningsproces: vaststelling van de saneringsinspanning, en beoordeling van de restlozing. Toxiciteitsonderzoek start met een zogenoemd vooronderzoek. Afhankelijk van de resultaten hiervan wordt daarna een vervolgonderzoek uitgevoerd. Een vooronderzoek dient ter inventarisatie van het vóórkornen van acute toxiciteit in een effluent. Hierbij wordt de acute toxiciteit van het effluent bepaald aan de hand van testen op 4 trofische niveaus, te weten bacterie, alg, kreeftachtige en vis. In eerste instantie kan worden volstaan met een éénmalige uitvoering. Wordt géén acute toxiciteit aangetroffen dan kan verder onderzoek achterwege blijven. Indien een bepaalde mate van acute toxiciteit wordt geconstateerd dan wordt aanbevolen om een zogenoemd vervolgonderzoek te starten. Het doel van een vervolgonderzoek is het vaststellen van eventuele variatie in de acute toxiciteit van een bepaald effluent in de tijd. Dergelijk onderzoek bestaat uit het meerdere malen uitvoeren van een test op I trofisch niveau. Het initiatief voor het starten van toxiciteitsonderzoek ligt vooralsnog bij de waterkwaliteitsbeheerder. Constatering van relatief hoge mate van acute toxiciteit kan voor de waterkwaliteitsbeheerder aanleiding zijn tot het overwegen van uitvoering van identificatie-onderzoek. Doel hiervan is de mogelijke oorzaken van toxiciteit te achterhalen. Op basis hiervan kunnen (aanvullende) maatregelen worden geformuleerd. Zolang een toetsingskader voor de beoordeling van acute toxiciteit van effluenten (nog) niet beschikbaar is, zijn genoemde stappen slechts te nemen in goed overleg tussen waterkwaliteitsbeheerder en vergunninghouder en op basis van vrijwilligheid. Handreiking bepaling acute toxiciteit VI

I inleiding..... 1.I Project Implementatie Totaal Effluent Toxiciteit 1.I.I Aanleiding en doel In 1994 is door RIZA een werkdocument (Beckers, 1994) gepubliceerd, waarin aanwijzingen zijn gegeven voor het gebruik van standaard toxiciteitstesten en zogenoemde 'toxkits' voor de bepaling van acute toxiciteit in afvalwater. Uit een schriftelijke enquete onder medewerkers van regionale directies van Rijkswaterstaat, betrokken bij de uitvoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO), is gebleken dat er desondanks veel onduidelijkheid bestond ten aanzien van de toepassing van toxiciteitstesten bij de beoordeling van afvalwaterstromen (De Graaf & Graansma, 1997). Dit was voor de Directies Noord-Nederland en Noord-Holland aanleiding voor de start van het project 'Implementatie Totaal Effluent Toxiciteit (ITET)'. Het project is eind 1996 in opdracht van de Functionele Werkgroep Verontreiniging Oppervlaktewateren (FWVO) van start gegaan. De uitvoering was in handen van een subwerkgroep van FWVO-cluster A. Het doel was in eerste instantie het opbouwen van ervaring door zowel regionale directies van Rijkswaterstaat als door betrokken onderzoeksbureaus met de bepaling van acute toxiciteit in effluenten door middel van gestandaardiseerde toxiciteitstesten. Het tweede doel was inzicht te verkrijgen in het v66rkomen van acuut toxische effluenten binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat. 1.I -2 Fasering Het project omvatte een drietal fasen. In de eerste fase is de 'Voorlopige Handreiking Toepassing Acute Toxiciteitstesten' (De Graaf ef al., 1997) opgesteld. Dit is een praktijkgerichte handreiking voor toepassing van acute toxiciteitstesten. De tweede fase betrof een landelijk onderzoek naar de acute toxiciteit van effluenten binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat uitgevoerd door de regionale directies en adviesbureaus. De resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in De Graaf ef al. (2000). Op basis van de ervaringen van dit landelijke onderzoek is in de derde en laatste fase een analyse gemaakt van de mogelijkheden en beperkingen voor toepassing van de parameter acute toxiciteit bij de beoordeling van effluenten. Deze analyse en het daarop gebaseerde voorstel voor het implernentatietraject zijn in een aparte notitie verwoord (De Graaf & Tonkes, 2000). 1.2 Evaluatie Voorlopige Handreiking Een van de conclusies van de tweede fase van het project is dat de Voorlopige Handreiking een goede leidraad is voor zowel waterkwaliteitsbeheerders als onderzoeksbureaus bij de toepassing van acute toxiciteitstesten. Naar aanleiding van de ervaringen uit dit onderzoek is de voorlopige versie op enkele punten gewijzigd of aangevuld. Dit betreft onder andere de aanpassing van randvoonvaarden, aanwijzingen voor voorbehandeling van effluentmonsters, het schrappen van het standaardpakket voor fysischchemische analyses en van de voorlopige criteria voor de vaststelling van vervolgstappen na constatering van toxiciteit. Dit heeft geresulteerd in de voorliggende definitieve versie van de handreiking. Hand reiking bepaling acute toxiciteit 1

1.3 Kader en doel In de planperiode van de vierde Nota waterhuishouding (Ministerie Verkeer & Waterstaat, 1998) zal de methode voor totaal-effluentbeoordeling CTEB) worden ingevoerd. Een van de effectparameters die in deze methode wordt gehanteerd is de parameter acute toxiciteit (zie 92.2). Met het uitbrengen van de voorliggende handreiking wordt een concrete invulling gegeven aan een eerste toepassing van deze beoordelingsmethodiek. Deze handreiking heeft betrekking op de parameter 'acute toxiciteit van het totaal-effluent'. Op zich is toepassing van de parameter acute toxiciteit niets nieuws in de uitvoeringspraktijk van het emissiebeleid. Bij de huidige beoordeling van lozingen wordt de parameter acute toxiciteit van individuele stoffen in beschouwing genomen. Het vernieuwende van de TEB-methodiek is dat de parameter acute toxiciteit in het totaal-effluent wordt bepaald. Het doel van deze handreiking is het bieden van een leidraad ten behoeve van eenduidige bepaling van acute toxiciteit van effluenten door middel van geselecteerde toxiciteitstesten en classificatie van effluenten op basis van testresultaten. Daarnaast is aangegeven welke stappen (op basis van vrijwilligheid) zouden kunnen worden genomen na constatering van toxiciteit. Met nadruk wordt gesteld dat het beoordelen van effluenten aan de hand van deze parameter in het kader van Wvo-vergunningverlening vooralsnog niet mogelijk is, omdat het hiervoor benodigde toetsingskader nog niet beschikbaar is. Het in Wvo-vergunningen voorschrijven van maatregelen gericht op toxiciteitsreductie is daarom voorlopig niet aan de orde (zie 93.2). De doelgroep van deze handreiking wordt gevormd door medewerkers van de regionale directies van Rijkswaterstaat, die betrokken zijn bij de beoordeling van afvalwaterlozingen in het kader van Wvo-vergunningverlening. Bij veel waterkwaliteitsbeheerders bestaat nog relatief weinig inzicht in het vbórkomen van acuut toxische effluenten binnen het eigen beheengebied. Door gebruik te maken van deze handreiking kunnen deze beheerders ervaring opdoen met het toepassen van toxiciteitstesten en wordt tegelijkertijd inzicht verkregen in het vóórkomen van acuut toxische effluenten. 1.4 Leeswijzer Deze handreiking bestaat uit een beleidsmatig deel (hoofdstukken 2 en 3) en een praktisch gericht deel (hoofdstukken 4 en 5). In hoofdstuk 2 (Beleidskader) is het beleidskader voor totaal-effluentbeoordeling geschetst. Hoofdstuk 3 (Toxiciteitsbepaling: waarom en wanneer?) heeft betrekking op de uitgangspunten en de mogelijkheden voor toepassing van acute toxiciteitstesten. Aangegeven is in welke lozingssituaties bepaling van acute toxiciteit zinvol kan worden toegepast als aanvulling op de reguliere stofgerichte aanpak bij de beoordeling van complexe (rest)lozingen. In hoofdstuk 4 (Uitvoering toxiciteitsonderzoek) komen praktische aanwijzingen voor de uitvoering van toxiciteitsonderzoek aan bod. Aan de orde komen het vaststellen van een onderzoeksstrategie, effluentbemonstering, keuze van testen en fysisch-chemische parameters, en de rapportage van toxiciteitsonderzoek. In hoofdstuk 5 (Identificatie en reductie van toxiciteit) is aangegeven welke vervolgstappen kunnen worden overwogen na constatering van acute toxiciteit in een effluent. Deze vervolgstappen zijn gericht op het verkrijgen van inzicht in de oorzaken van toxiciteit. Handreiking bepaling acute toxiciteit 2

Handreiking bepaling acute toxiciteit 3 De volgende bijlagen zijn toegevoegd. Bijlage 1 is een lijst met referenties. In Bijlage 2 zijn de in deze nota gehanteerde begrippen en afkortingen opgenomen. De tabel in Bijlage 3 geeft een overzicht van randvoorwaarden van fysisch-chemische parameters behorende bij de geselecteerde acute toxiciteitstesten. Bijlage 4 is een lijst met adressen van het Steunpunt Emissies van het RIZA, van adviesbureaus en laboratoria die toxiciteitsonderzoek aanbieden en databestanden met toxiciteitsgegevens van individuele stoffen leveren.

Handreiking bepaling acute toxiciteit 4

2 Beleidskader.,,... <...<...*... 2.1 Beperkingen stofspecifieke beoordeling In de huidige emissie-aanpak spelen de eigenschappen van individuele stoffen, zoals toxiciteit, bioaccumulatie, genotoxiciteit en persistentie een essentiële rol voor bepaling van de mate van inspanning die van een lozer gevraagd wordt om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. Inmiddels is. algemeen bekend dat het huidige stofgerichte beleid weliswaar succesvol is gebleken voor bekende stoffen, maar dat deze aanpak ook beperkingen kent. Dit blijkt onder andere uit het volgende: o effluenten kunnen een zeer groot aantal stoffen bevatten, waardoor de stofgerichte benadering niet haalbaar is; 0 in veel gevallen ontbreekt informatie over de eigenschappen van stoffen of is deze informatie onvolledig, waardoor inschatting van de milieubezwaariijkheid ervan niet mogelijk is; 0 0 veel effluenten zijn dermate complex van samenstelling, dat een chemische karakterisering moeilijk te maken is; door de gecombineerde werking van stoffen in het effluent kan het totale effluent andere eigenschappen hebben dan de aízonderiijke stoffen; Bovenstaande beperkingen van de huidige aanpak van effluenten heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuwe methodiek, de totaal-effluentbeoordeling. Voor lozingen met een complexe samenstelling geldt dat de beoordeling van de (rest)lozing in zijn totaliteit op basis van toxicologische testen een waardevolle aanvulling is op de huidige stofgerichte praktijk. De meerwaarde van een totaal-effluentbeoordeling aan de hand van de parameter acute toxiciteit is inmiddels in diverse onderzoeken (zie De Graaf et al., 1996; De Graaf et al., 2000, Tonkes & Baltus, 1997) aangetoond. Gebleken is dat volledige sanering conform best uitvoerbare c.q. best bestaande technieken (BUT/BBT) geen garantie is voor afwezigheid van acute toxiciteit. Bovendien kon de geconstateerde toxiciteit slechts voor een gering percentage worden verklaard aan de hand van te verwachten toxiciteit berekend voor de in het effluent gemeten, bekende stoffen. Een beperkt inzicht in de exacte effluentsamenstelling en het ontbreken van toxiciteitsgegevens van de in het effluent bekende of geanalyseerde stoffen, zijn hier debet aan. 2.2 Totaal-effluentbeoordeling (TEB) 2.2.1 Effedparameters De methodiek voor totaal-effluentbeoordeling is gebaseerd op een set van vijf biologische parameters, te weten: acute toxiciteit, chronische toxiciteit, bioaccumulatie, genotoxiciteit en persistentie. Het doel van de methodiek is om aan de hand van de genoemde effectgerichte parameters beter zicht te krijgen op de milieubezwaarlijkheid van met name complexe effluenten. De achterliggende gedachte van deze benadering is dat het informatie kan opleveren over tot dan toe onbekende stoffen in het effluent (Tonkes et al., 1998). Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de afionderiijke effectparameten ten aanzien van het stadium van ontwikkeling en validatie van de bepalingsmethoden. De methode voor bepaling van acute toxiciteit is beschikbaar en is reeds enkele jaren in de praktijk toegepast (zie De Graaf et Handreiking bepaling acute toxiciteit 5

al., 2000). De methoden ter bepaling van de overige parameters zijn nog in ontwikkeling en veelal nog niet volledig operationeel. 2.i.2 Toetsingskader, identificatie en maatregelen Nadat bovengenoemde effectparameters in een effluent zijn bepaald zullen de resultaten moeten worden getoetst aan vooraf vastgestelde toetsingscriteria. Bij constatering van overschrijding van deze criteria zal nader identificatieonderzoek moeten uitwijzen welke oorzaken aan de gemeten effecten ten grondslag liggen. Vervolgens zullen maatregelen geformuleerd dienen te worden die resulteren in reductie van deze effecten in het effluent tot een aanvaardbaar niveau (zie Figuur 2.1). Figuur 2.1 Overzicht van de methodiek voor totaal-ernuentbeoordeling (TEB) EFFECTPARAMETER IN EFFLUENT TOETSINGSKADER IDENTIFICATIE- SANERINCS- ('maatlat') ONDERZOEK MAATREGELEN Tot op heden ontbreekt een toetsingskader ('maatlat') voor genoemde effectparameters. Bovendien zijn voor de meeste parameters nog geen methoden bekend, waarmee de oorzaken van de gemeten effecten kunnen worden getraceerd. Er is slechts enige ervaring met de uitvoering van identificatie-onderzoek voor de parameter acute toxiciteit. Daardoor is het (nog) niet mogelijk om op grond van de in een effluent gemeten effecten te bepalen òf en zo ja welke aanvullende saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Dit beperkt de mogelijkheden voor het gebruik van deze effectparameters ten behoeve van een daadwerkelijke totaal-effluentbeoordeling in het kader van Wvo-vergunningverlening. Vooralsnog kunnen de bestaande methoden voor bepaling en identificatie alleen op vrijwillige basis worden ingezet. In de komende jaren zal een toetsingskader moeten worden ontwikkeld en moet ervaring worden opgebouwd met de uitvoering van identificatie-onderzoek. 2.2.3 Implementatie In de vierde Nota waterhuishouding is aangekondigd dat de methodiek van totaal-effluentbeoordeling in de planperiode (1 998-2006) voor puntbronnen zal worden ingevoerd als onderdeel van de zogenoemde emissie-aanpak (zie Intermezzo). Op dit moment wordt er vanuit gegaan dat alle vijf genoemde effectparameters op termijn zullen worden geïmplementeerd. Hierbij wordt onder 'implementatie' verstaan: de toepassing van effectparameters bij de beoordeling van effluenten in het kader van het Wvo-vergunningverleningsproces. Dit betekent dat de methoden voor bepaling van deze parameters en voor identificatie-onderzoek uiterlijk in 2006 operationeel moeten zijn. intermezzo: Implementatie totaal-effluentbeoordeling "In aanvulling op de stofgerichte beoordeling van effluent wordt voor industriële lozingen van complexe mengsels van stoffen de methode van de Totaal Effluent Beoordeling ingevoerd bil de beoordeling van de toe te passen saneringstechnieken (BUT/BBT). 1...] De aanvullende beoordeling kan bestaan uit toxiciteitstesten en toetsen voor mutageniteit, bioaccumulatie en persistentie. " (Uit: Ministerie Verkeer & Waterstaat (1998) Vierde Nota waterhuishouding) Handreiking bepaling acute toxiciteit 6

Handreiking bepaling acute toxiciteit 7 Op dit moment bestaat er nog veel onzekerheid met betrekking tot het moment van implementatie van de methodiek voor totaal-effluentbeoordeling. Zoals gezegd zijn nog niet voor alle parameters bepalings- en identificatie-methoden operationeel. De consequentie hiervan is dat ook de mogelijkheden voor implementatie van de afionderiijke parameters uiteen lopen. Aangezien de methode voor bepaling van acute toxiciteit reeds beschikbaar is en er enige ervaring is met uitvoering van identificatieonderzoek, is implementatie van de parameter acute toxiciteit in feite sneller te realiseren dan implementatie voor de overige parameters. Allereerst zal een toetsingskader voor de parameter acute toxiciteit moeten worden ontwikkeld en vastgesteld. Vervolgens kan een besluit worden genomen of met totaaleffluentbeoordeling op basis van acute toxiciteit zal worden gestart of dat wordt gewacht tot ook de overige effectparameters operationeel zijn. In het implementatietrajed is een belangrijke rol weggelegd voor de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW).

Handreiking bepaling acute toxiciteit 8

3 Toxiciteitsbepaling: waarom en wanneer?... <... In dit hoofdstuk is aangegeven met welk doel (waarom?) toxiciteitstesten kunnen worden toegepast en in welke situaties (wanneer?) toxiciteitsbepaling zinvol kan zijn. De uitgangspunten die worden gehanteerd bij de inzet van toxiciteitstesten zijn verwoord in 3.1. De mogelijkheden voor het gebruik van testresultaten zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van een toetsingskader, zoals is aangegeven in 3.2. Daarom is onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie, waarin nog geen toetsingskader beschikbaar is ( 3.3), en de toekomstige situatie, waarin men wel de beschikking heeft over een dergelijk kader 63.4). 3.1 Uitgangspunten Ten aanzien van de inzet van de methode voor bepaling van acute toxiciteit van een effluent zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. de parameter acute toxiciteit wordt toegepast als onderdeel van de emissie-aanpak. Dit betekent dat alleen de acute toxiciteit van het te lozen effluent wordt gemeten en dat geen uitspraken worden gedaan omtrent eventuele acute toxiciteit in het ontvangende oppervlaktewater ten gevolge van deze lozing. 2. bepaling van de acute toxiciteit van een effluent is slechts zinvol in die situaties waarin de reguliere, stofgerichte aanpak te beperkt is. Met name voor effluenten met een complexe samenstelling geldt dat de huidige stofgerichte benadering te beperkt is. Een effluent wordt als 'complex' beschouwd indien: uit chemische analyses blijkt dat veel stoffen in het effluent aanwezig zijn die niet benoemd kunnen worden; o uit chemische analyses blijkt dat stoffen aanwezig zijn waarvan de eigenschappen niet bekend zijn; 0 op basis van de eigenschappen van deelstromen vermoed kan worden dat veel onbekende stoffen aanwezig zijn. Voor goed te karakteriseren lozingen is een totaal-effluentbenadering - en dus bepaling van acute toxiciteit - overbodig. Alvorens de acute toxiciteit van een effluent in de praktijk te gaan bepalen, kan al een globale schatting worden gemaakt van de te verwachten toxiciteit op grond van de bekende stoffen in het betreffende effluent (zie In termezzo). Intermezzo: Toxic Unit-berekening De te verwachten toxiciteit kan worden berekend aan de hand van de acute toxiciteit van de afzonderlijke stoffen en de stofconcentraties in het effluent en wordt uitgedrukt in 'Toxic Units' Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van databestanden met toxiciteitsgegevens voor individuele stoffen (zie Bijiage 4) Gezien de onzekerheden die aan deze zogeheten 'Toxic Unit-berekening' zijn verbonden (zie De Graaf et al., 2000) is de methode echter niet bruikbaar om de gemeten toxiciteit in een effluent te verklaren De methode is slechts een hulpmiddel om de bijdrage van de in het effluent geanalyseerde, bekende stoffen in te schatten. Handreiking bepaling acute toxiciteit 9

3. de parameter acute toxiciteit wordt toegepast als onderdeel van een totaal -e ff I uen tbeoo rdeli ng. De parameter acute toxiciteit wordt gemeten in het totaal-effluent. Voor een adequate totaal-effluentbeoordeling dienen in principe ook de parameters chronische toxiciteit, bioaccumulatie, genotoxiciteit en persistentie van het effluent in de beoordeling van het effluent te worden meegewogen. In de praktijk is dit nog niet mogelijk, omdat de methodieken nog niet voor alle parameters operationeel zijn. 4. 5. de parameter acute toxiciteit van het totaal-effluent dient ter aanvralluig yaa de stofgerichte aanpak. Het vigerende beleid is dat eerst de reguliere, stofgerichte aanpak voor effluenten dient te worden gevolgd alvorens een totaal-effluentbeoordeling toe te passen. Mogelijk dat dit standpunt in de toekomst wordt gewijzigd in die zin dat de stofgerichte aanpak in bepaalde situaties kan worden vervangen doo r een totaal-effluentbeoordeling (zie 93.4.4). zolang een toetsingskader ontbreekt kunnen de resultaten van toxiciteitsonderzoek niet worden gebruikt om (aanvullende) maatregelen ter reductie van toxiciteit in Wvo-vergunningen voor te schrijven (zie 53.2). 3.2 Gebruik testresultaten 3.2.1 Toxiciteitsbepaling Voor het meten van acute toxiciteit in effluenten zijn standaardtesten en bijbehorende protocollen beschikbaar en in de praktijk getoetst. Kortom, toxiciteitsbepaling is op dit moment goed mogelijk. De uit toxiciteitsondenoek voortkomende informatie kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. De toepassingsmogelijkheden in het Wvo-vergunningverleningsproces worden echter voor een belangrijk deel bepaald door de beschikbaarheid van een toetsingskader. 3.2.2 Beschikbaarheid toetsingkader De belangrijkste bottleneck voor implementatie van de parameter toxiciteit in het vergunningverleningsproces is op dit moment het ontbreken van een toetsingskader voor de beoordeling van de resultaten van toxiciteitsonderzoek. Een kader met toetsingscriteria is essentieel om te kunnen beoordelen in hoeverre de gemeten acute toxiciteit in het effluent nog acceptabel is. Zonder toetsingskader kan er geen koppeling worden gemaakt tussen de mate van acute toxiciteit en de noodzaak tot het nemen van specifieke maatregelen; evenmin kunnen aanvullende eisen aan het te lozen effluent worden gesteld. Met andere woorden, een daadwerkelijke effluentbeoordeling op basis van resultaten van toxiciteitsonderzoek ten behoeve van Wvo-vergunningverlening is op dit moment nog niet mogelijk. De Raad van State heeft recentelijk uitspraak gedaan in een beroepsprocedure over een Wvo-vergunning, waarin een voorschrift was opgenomen met een grenswaarde voor acute toxiciteit (één trofisch niveau) en een onderzoeksverplichting voor de bepaling van de acute toxiciteit op de andere trofische niveaus (zie Intermezzo). Het voorschrift met de grenswaarde bleef in stand, omdat dat gebaseerd was op informatie uit de aanvraag. Het voorschrift waarin het onderzoek werd voorgeschreven werd vernietigd, omdat door de minister onvoldoende duidelijk kon worden gemaakt welke consequenties zouden worden verbonden aan de resultaten van het onderzoek. Handreiking bepaling acute toxiciteit 10

I - Intermezzo: Uitspraak Raad van State inzake onderzoeksverplichting acute toxiciteit (Hoofdzaak nummer E03.97.0862-9 september 1999) "Het (scheeps)a fvalsto ffenvewerkend bedril f Ruhr-Carbo Milieu B. V. te Amsterdam stelt beroep in tegen een aantal voorschriften in de lozingsvergunning, Het geloosde afvalwater moet onder andere voldoen aan bepaalde toxicitertseisen. Tevens moet het bedrilf nader onderzoek uitvoeren naar de acute toxiciteit van het geloosde effluent. In het bedrilf van appellante worden afvalstoffen afkomstig van scheepvaart, off-shore-installaties en bedrijfsmatige landinstallaties verzameld, bewerkt en verwerkt. Na zuivering wordt het afvalwater geloosd op oppervlaktewater. Omdat het afvalwater dat wordt geloosd zeer complex van samenstelling is, zip aan de vergunning voorschriften verbonden inzake de maximale acute toxiciteit voor watervlooien. Daarnaast is voorgeschreven dat onderzoek moet worden gedaan naar de acute toxiciteit betreffende vier trofische niveaus, nameliik bacteriën, algen, kreeftachhgen en vissen, om vazt te stellen wellwaterorga_me het mezst gevoelig is. Op basis van dit onderzoek zou de lozingseis voor acute toxiciteit - ----- I.. I - - I eventueel kunnen worden aangepast. De afdeling Bestuursrechtspraak is van oordeel dat het vergunningvoorschrift betreffende de maximale acute toxiciteit voor watervlooien overeenkomt met meetresultaten die appellante in de aanvraag heeft vermeld. Het beroep betreffende dit voorschrift wordt daarom ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de afdeling heeft de minister (van Verkeer en Waterstaat) echter onvoldoende duidelilk gemaakt waarom nader onderzoek naar de acute toxiciteit op vier trofische niveaus nodig is ter bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Er ontbreekt een toetsingskader dat geschikt is om de uitkomsten van het uit te voeren onderzoek aan te toetsen. De in het verweerschrift aangehaalde nota 'Voorlopige Handreiking Toepassing Acute Toxiciteitstesten' van de FWVO, kan niet als toetsingskader dienen, omdat deze dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Bovendien bevat de nota slechts voorlopige aanbevelingen. Het bestreden voorschrift wordt door de afdeling vernietigd. " (Uit: RIZA (2000a) Nieuwsbrief Emissies) De afgelopen jaren zijn (door Rijkswaterstaat) meer Wvo-vergunningen verleend, waarin voorschriften ten aanzien van toxiciteitsonderzoek zijn opgenomen (zie De Graaf & Graansma, 1997). De aanleiding hiertoe was veelal dat de vergunningsaanvraag onvoldoende informatie bevatte om een adequaat oordeel te kunnen vellen over de milieubezwaarlijkheid van de betreffende lozing. In deze gevallen is daarentegen geen beroep aangetekend en had de vergunningsaanvrager geen bezwaar tegen het vergunningvoorschrift. Uit bovenstaande blijk dat de beschikbaarheid van een toetsingskader bepalend is voor de mogelijkheden voor het gebruik van toxiciteitsresultaten in het vergunningverleningsproces. In de navolgende paragrafen is daarom onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie zónder toetsingskader E3.3) en de toekomstige situatie met toetsingskader ( 3.4). De huidige en toekomstige mogelijkheden voor de toepassing van acute toxiciteitstesten zijn schematisch weergegeven in respectievelijk de figuren 3.1 en 3.2. 3.3 Huidige situatie: toxiciteitsbepaling zonder toetsingskader 3.3.1 Doel: inzicht rnilieubezwaarlijkheid en prioritering Door op een gestandaardiseerde wijze de acute toxiciteit van alle complexe effluenten binnen een bepaald beheersgebied te bepalen kan een beter inzicht worden verkregen in de milieubezwaariijkheid van individuele lozingen. De onderzochte effluenten kunnen vervolgens worden geclassificeerd, waardoor onderscheid kan worden gemaakt tussen effluenten met een relatief lage en effluenten met een relatief hoge acute toxiciteit. De mate van acute toxiciteit Handreiking bepaling acute toxiciteit 11

van individuele effluenten kan voor de waterkwaliteitsbeheerder (mede) bepalend zijn voor de aandacht die aan deze effluenten wordt geschonken. in voorkomende gevallen kan de waterkwaliteitsbeheerder besluiten om de resultaten van toxiciteitsondetzoek te betrekken in het overleg met de vergunninghouder over de lozingssituatie. Hierbij moet er nadrukkelijk op worden gewezen dat, zolang een toetsingskader ontbreekt, deze informatie niet kan worden gebruikt voor het voorschrijven van saneringsmaatregelen in Wvo-vergunningen. Verdergaande toepassingen zijn denkbaar, maar zijn op dit moment slechts mogelijk in nauw overleg tussen waterkwaliteitsbeheerder en de betreffende vergunninghouder en op basis van vrijwilligheid. 3.3.2 Bestaande lozingen De stappen die de waterkwaliteitsbeheerder in de huidige situatie (zonder toetsingskader) kan nemen komen in deze paragraaf aan de orde en zijn schematisch weergegeven in Figuur 3.1. STAP 1 : STOFSPECIFIEKE BEOORDELING In de vrijwel alle gevallen zullen bestaande lozingen zijn beoordeeld conform de stofspecifieke benadering en zal er een Wvo-vergunning zijn verleend. Er is dan geen formele aanleiding om toxiciteitsonderzoek uit te voeren. Desondanks kan de waterkwaliteitsbeheerder in dergelijke gevallen besluiten een inventariserend vooronderzoek uit te (laten) voeren om een beter inzicht te krijgen in de milieubezwaarlijkheid van het betreffende effluent. STAP 2: BEPALING ACUTE TOXICITEIT De acute toxiciteit van het effluent wordt gemeten volgens de procedures en werkwijze vermeld in hoofdstuk 4. Op deze wijze wordt een beter inzicht in de milieubezwaarlijkheid van een efíiuent verkregen dan mogelijk is met de reguliere stofgerichte benadering. Het spreekt voor zich dat een volledig beeld van de milieubezwaqiijkheid slechts kan worden verkregen wanneer ook de overige effectparameters worden bepaald. STAP 3: CLASSIFICATIE Na bepaling van de acute toxiciteit kan het effluent worden geclassificeerd op grond van de mate van acute toxiciteit. Dit kan worden gedaan volgens de systematiek vermeid in Tabel 3.1. Deze systematiek is gebaseerd op Canton etal. (1991). Hierbij zijn vijf categorieën onderscheiden; vier categorieën duiden op het optreden van acute toxiciteit en één categorie geeft aan dat geen sprake is van acute toxiciteit (uitgaande van EC,/EC,/LC, als testeindpunt).... Tabel 3.1 Classificatie van resultaten van acute toxiciteitstesten (De Graaf et al. 1997). TESTRESULTAAT VERDUNNING TOXICITEITSKWSE (ECZJECdLC,)... r100 vol.% onverdund niet acuut toxisch 50 - <I00 vol.% 1:2 tot onverdund weinig acuut toxisch 10 - <50 vol.% 1:2 tot 1:lO matig acuut toxisch 1 - <I0 vol.% 1:lO tot 1:lOO sterk acuut toxisch < 1 vol.% minimaal 1:lOO zeer sterk acuut toxisch Handreiking bepaling acute toxiciteit 12

~~ - Een effluent kan als 'niet acuut toxisch' worden geclassificeerd als sprake is van een '>'-resultaat. Dit hoeft niet perse de genoemde '2100 vol.%' te zijn. Bij diverse testen is de hoogst geteste concentratie effluent altijd lager dan 100 vol.% ais gevolg van de noodzakelijke voorbehandeling van het effluent en afhankelijk van de gehanteerde methode. Voor deze testen geldt dat het effluent ais 'niet acuut toxisch' wordt beschouwd indien de EC,-waarde groter is dan de hoogst geteste concentratie. De classificatie 'niet acuut toxisch' houdt niet automatisch in dat er geen enkel toxisch effect gevonden is. In principe kan sprake zijn van een toxisch effect dat kleiner is dan respectievelijk 20 of 50%. Tijdens een test kan bijvoorbeeld 10% of 40% van de organismen in een onverdunde effluent (100 vol.%) een effect vertonen. Dit percentage is echter niet hoog genoeg om respectievelijk een EC, of een EC, te bepalen. In principe is een dergelijk effluent wel acuut toxisch, maar de effecten zijn onvoldoende voor een classificatie anders dan 'niet acuut toxisch'. Indien getest wordt met meerdere organismen (dat wil zeggen op meerdere trofische niveaus) is het organisme met de grootste toxiciteitsrespons, d.w.z. de laagste vol. %-waarde, bepalend voor de indeling van het effluent naar toxiciteit. STAP 4: UITVOERING IDENTIFICATIE-ONDERZOEK Voor effluenten met een relatief hoge mate van acute toxiciteit kan de waterkwaliteitsbeheerder besluiten om vervolgstappen te ondernemen. Deze stappen zijn erop gericht om in overleg met de vergunninghouder de mogelijke oorzaken van de geconstateerde toxiciteit te achterhalen (zie 95.2).,... <...< Figuur 3.1 Mogelijkheden voor toepassing van acute toxiciteitstesten in de huidige situatie (zonder toetsingskader). De activiteit binnen een kader met onderbroken omlijning kan slechts op basis van vrijwilligheid worden uitgevoerd. stap BEOORDELING DOEL: Beoordelen van restlozing na sanering op basis van individuele stoffen stap 2 ACUTE TOXICITEIT Vaststellen van rnilieubezwaarlijkheid van effluent stap 3 CLASSIFICATIE EFFLUENT Prioriteren van aanpak acuut toxische effluenten stap 4 Analyseren van oorzaken acute toxiciteit van effluent Handreiking bepaling acute toxiciteit 13

3.3.3 Nieuwe lozingen De kern van het huidige beleid is nog steeds de stofgerichte aanpak. Dit betekent dat voor nieuwe lozingen eerst het reguliere stofgerichte spoor gevolgd dient te worden. Vergelijkbaar met onderzoek naar de aanwezigheid van milieubezwaarlijke stoffen zou onderzoek naar het voorkomen van acute toxiciteit kunnen worden uitgevoerd (zie Figuur 3.1 ). Gezien het voornemen tot implementatie van de methodiek voor totaaleffluentbeoordeling is het denkbaar dat in bepaalde gevallen reeds rekening wordt gehouden met de mate van acute toxiciteit van een effluent. Door aldus te anticiperen op de komende beleidsontwikkelingen kan worden voorkomen dat in de nabije toekomst extra maatregelen moeten worden overwogen. Het spreekt voor zich dat dergelijke initiatieven vooralsnog slechts op vrijwillige basis kunnen worden genomen, omdat de methodiek voor totaal-effluentbeoordeling nog niet in het emissiebeleid is geïmplementeerd. 3.4 Toekomstige situatie: toxiciteitcbepaling met toetsingskader Zodra een toetsingskader voor acute toxiciteit beschikbaar is kunnen de resultaten van toxiciteitsonderzoek worden getoetst. Daardoor kan de methodiek ter bepaling van de acute toxiciteit van een effluent worden ingezet in de volgende twee stappen van het vergunningverleningsproces: vaststelling van de saneringsinspanning, en beoordeling van de restlozing. Het onderscheidend criterium hierbij is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van Saneringsmaatregelen op grond van de stofspecifieke aanpak (BUT/BBT). Vaststelling van de saneringsinspanning vindt uiteraard plaats v66r de sanering, beoordeling van de restlozing is aan de orde nadat de sanering is uitgevoerd. Als een sanering nog niet is gerealiseerd kan toch een inschatting van de bezwaarlijkheid van de restlozing worden gemaakt door de (nieuwe) lozingssituatie op pilot- of laboratoriumschaal na te bootsen. Beide stappen zijn onderdeel van de emissie-aanpak. 3.4.1 Doel: vaststelling Saneringsinspanning Vaststelling van de saneringsinspanning vindt plaats aan de hand van door de vergunningaanvrager of vergunninghouder aangeleverde informatie over het productieproces en de samenstelling van het te lozen effluent. Meestal betreft dit gegevens over specifieke stoffen, waarvan bekend i5 dat deze in het effluent voorkomen dan wel kúnnen voorkomen en die in de vergunningsaanvraag worden vermeld. Afhankelijk van de milieubezwaarlijkheid van een of meerdere bekende stoffen worden zonodig saneringsmaatregelen op grond van BUT/BBT voorgeschreven om de emissie van de betreffende stoffen te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. In het geval van een complex effluent is het aan te bevelen om in een relatief vroeg stadium een totaal-effluentbeoordeling toe te passen. Deze benadering kan informatie opleveren over - tot dan toe onbekende - stoffen in het effluent, die een bijdrage leveren aan een bepaalde mate van acute toxiciteit van het effluent. Deze aanvullende informatie over stoffen die acute toxiciteit veroorzaken kan worden meegenomen bij het vaststellen van de saneringsinspanning. Indien men de keuze heeft uit meerdere saneringsmaatregelen, heeft men de mogelijkheid te kiezen voor de maatregel die naar verwachting leidt tot vermindering van de acute toxiciteit van het totaal effluent. Op deze manier wordt voorkomen dat men in later stadium, d.w.z. ná sanering op basis van bekende stoffen, voor verrassingen komt te staan, zoals de noodzaak tot aanvullende saneringsmaatregelen. In het algemeen kan worden gesteld dat het belang van vroegtijdige bepaling van de acute toxiciteit van het totaaleffluent groter wordt naarmate het effluent moeilijker te karakteriseren is. Handreiking bepaling acute toxiciteit 14

3.4.2 Doel: beoordeling rostlozing Na uitvoering van eventuele saneringsmaatregelen dient de gesaneerde lozing (restlozing) beoordeeld te worden. In de huidige praktijk wordt de effectiviteit van de sanering beoordeeld aan de hand van de stoffen waarvan bekend is dat deze in het betreffende effluent aanwezig zijn of kunnen zijn. Dit is een stofspecifieke beoordeling. Met name bij complexe effluenten kan het voorkomen dat de lozing weliswaar als 'gesaneerd' wordt beschouwd voor de bekende stoffen, maar dat er mogelijk nog onbekende componenten aanwezig zijn die tot een andere conclusie kunnen leiden, namelijk 'nog niet volledig gesaneerd'. In dergelijke situaties is het zinvol om ter aanvulling van de gebruikelijke stofspecifieke beoordeling tevens een beoordeling van het totaaleffluent te maken. 3.4.3 Bestaande lozingen Zodra een toetsingskader voor acute toxiciteit van effluenten beschikbaar is, is het mogelijk om de resultaten van toxiciteitsonderzoek daadwerkelijk te benutten voor beoordeling van het totaal-effluent. De volgende stappen kunnen worden genomen (zie Figuur 3.2). STAP 1 : STOFSPECIFIEKE BEOORDELING Bestaande lozingen zijn reeds beoordeeld volgens de stofgerichte benadering en zijn in nagenoeg alle gevallen gesaneerd conform het huidige beleid. In deze gevallen zal een beoordeling op basis van het totaal-effluent altijd aanvullend zijn. Deze uitgangssituatie is daarom vergelijkbaar met die beschreven in 93.3.2. STAP 2: BEPALING ACUTE TOXICITEIT Het effluent wordt onderzocht op de parameter acute toxiciteit ter vaststelling van de milieubezwaarlijkheid. STAP 3: CLASSIFICATIE Het effluent wordt geclassificeerd aan de hand van de resultaten van het uitgevoerde acute toxiciteitsonderzoek volgens de systematiek vermeld in 93.3.2 (stap 3). STAP 4: TOETSING AAN CRITERIA (TOETSINGSKADER) Het effluent wordt getoetst aan de hand van een toetsingskader voor de parameter acute toxiciteit ter vaststelling van de aanvaardbaarheid van de geconstateerde toxiciteit. Wordt het criterium voor acute toxiciteit overschreden dan zal onderzoek moeten worden uitgevoerd ter identificatie van de bronnen van acute toxiciteit. STAP 5: UITVOERING IDENTIFICATIE-ONDERZOEK Dit identificatie-onderzoek is erop gericht om afronderlijke stoffen of stofgroepen te identificeren die verantwoordelijk zijn voor de gemeten toxische effecten. Deze stoffen of stofgroepen kunnen vervolgens via het reguliere stofgerichte spoor worden aangepakt (zie 5.3). STAP 6: VASTSTELLING EN UITVOERING SANERINGSMAATREGELEN Op grond van de resultaten van het identificatie-onderzoek kunnen maatregelen worden geformuleerd. Met de uitvoering hiervan wordt beoogd de geconstateerde negatieve effecten te verminderen tot een aanvaardbaar niveau. De vraag in hoeverre extra maatregelen - naast de reeds uitgevoerde saneringsmaatregelen op basis van BUT/BBT - noodzakelijk worden geacht zal mede afhankelijk zijn van de mate van overschrijding van de gestelde toetsingscriteria. Handreiking bepaling acute toxiciteit 15