Datacentrum Schiphol EdgeConnex 2, fase 2. Aanvraag omgevingsvergunning bouwen, integrale beoordeling brandveiligheid

Vergelijkbare documenten
Datacentrum Schiphol AMS03 - Brandveiligheid. Aanvraag omgevingsvergunning bouwen, integrale beoordeling brandveiligheid

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID (voor nieuwbouw utiliteitsgebouwen, op hoofdlijnen, volgens bouwbesluit 2012 versie 1.0)

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID volgens Bouwbesluit 2012 UTILITEITSGEBOUWEN. Kenmerk: 2013-R-V1.2

SPLITSING UNITS A-1 EN A-4 WOONBOULEVARD HOOGSTAD TE VLAARDINGEN

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

NIEUWBOUW BEDRIJFSPAND OSSEBROEKEN 13 BEILEN

<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situa

Brandpreventie. Werk nr Datum: HOOFDGEBOUW (2014)

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE

Nieuwbouw kantoor Bon Holding

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

Project: Verbouw van tot een kinderdagverblijf Kinderdagverblijf Dolfijn te Voorthuizen Adviesrapport brandpreventie

RAPPORTAGE TOETSING BRANDVEILIGHEID

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN 3. TOETSKADER: BOUWBESLUIT 2012

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016

Roozen - van Hoppe Bouw en Ontwikkeling bv T.a.v. de heer Jeroen Pel Postbus AD HILVARENBEEK

NIEUWBOUW KINDERDAGVERBLIJF DE ARK AGRA MATIC BV

OMGEVINGSVERGUNNING. ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM

V&L MEMO BRANDVEILIGHEID. Bijlage 25 bij besluit 2017/2543-V1

Uitbreiding tweede openluchtschool te Amsterdam. Rapportage brandveiligheid. Rapportnr: Datum: Versie: 1 Contactpersoon: L.

Utrechtsestraatweg AS Woerden De heer ing. P. Dunnewold. Strevelsweg 700/ AS Rotterdam De heer G. Zeck

Toetsing brandpreventie

RAPPORT BRANDVEILIGHEID s Gravendijkwal 68 Rotterdam DO v Auteur: Leon Zondervan

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN

AVR Afvalverwerking BV Nieuwbouw Stortbordes december 2011

Brandbeveiligingsconcept. Ten behoeve van: Realisatie hotel in bestaand bedrijfspand Beltstraat 79 Hippolytushoef

Verbouwing gezondheidszorgcomplex aan de Zuiderweg 15 te Schagen. Rapportage brandveiligheid

Biomassacentrale Ooms. Rapportage brandveiligheid. Rapportnr: Datum: Versie: 1 Contactpersoon: L. Mol

BRANDPREVENTIE TOETSING

nieuwbouw melkveebedrijf: Werktuigenberging C, Jongveestal D, Ligboxenstal E jc Cotenoeverseweg 105, Brummen

Rapenburg 34 Quickscan Definitief Ontwerp Brandveiligheid

Checklist bijeenkomstfunctie

Brandveiligheidstoets Nieuwbouw fustopslag & expeditie FruitNL te Ommeren

SCHIPHOL HOTEL BADHOEVEDORP

project: Houthavens Kavel 1c te Amsterdam - bouwen opdrachtgever: Peter Tuin Holding B.V. document: Rapportage Brandveiligheid kenmerk: 6140R01c

Checklist woonfunctie

Zorgboerderij Hagelkruisweg 20 te Hegelsom. Rapportage brandveiligheid

Brandveiligheidsadvies

datum 20 januari 2016 project Global Switch Amsterdam - tijdelijke vestiging Arnhem omgevingsvergunning kantoorunits uw kenmerk -

AMS1 Schiphol-Rijk. Brandveiligheid in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Brandveiligheidsadvies

Hoefbladstraat te Nieuw-Vennep Beoordeling brandveiligheid. Datum 10 december 2015 Referentie Hoofdweg GH ROTTERDAM

Beoordeling brandveiligheid t.b.v. aanvraag gebruiksvergunning

Bouwdeel F/G Brouwhuis aan de Ceresstraat te Breda

Woongebouw familie James Callantsoog. Rapportage brandveiligheid

Kapershoekseweg 24. Hoogvliet - Rotterdam

Brandveiligheidsadvies Nieuwbouw winkel en bedrijfsruimten Binnenweg te Heemstede te Naarden

BEM Omschrijving : Toetsing bebouwing t.b.v. het houden van een Agrarische Kinderopvang aan De Zeeweg 4 te Nieuw-Vossemeer (Gem. Steenbergen).

Advies brandveiligheid Omgevingsvergunning Gegevens Aanvraag

Brandveiligheidsplan Leka Oomsberg Vledderveen

Algemene gebruiksvoorschriften behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik.

Nieuwbouw bedrijfshal a/d Zeelandsedijk 1 te Volkel

doorstroomcapaciteit vluchtroutes Business Center

Project: Nieuwbouw Bedrijfspand te Uden Datum: 15 december Hoofdstuk 2 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid

Brandveiligheid. Onderwerp: Advies nieuwbouw rijhal "Hippisch Recreatiepark Ter Maarsch" Adres: Vledderweg 3 Stadskanaal Aanvrager: HPF Projecten BV

Brandveiligheidsadvies. Stadhuis Maastricht

Afdeling Vluchtroutes Nieuwbouw. Artikel Stuurartikel

NIEUWBOUW WIJKSPORTVOORZIENINGEN PERNIS

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

Toetsing Brandveiligheid Bouwbesluit BB 2012

ADVIES. Pagina 1 van 5. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat

1 Inleiding vereist kwaliteitsniveau... 2

Herontwikkeling Bedrijfspand Kruisbergseweg 10, Hengelo (Gld)

Zaanstreek-Waterland Zaanstad

Seniorenappartementen Graafdijk Oost. Rapportage brandveiligheid

ISOLATIE, MUUR, THERMISCH, VOORGEVORMD (attest, productcertificaat)

OOSTERWIJK BRANDPREVENTIE-ADVIES ADVIES- EN TRAININGSBUREAU VOOR BRANDPREVENTIE EN -VEILIGHEID

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Ambulance Zorg Limburd Noord is voornemens een nieuwe ambulancepost in Weert in te realiseren.

Notitie Bouwbesluit. 1 Inleiding. 2 Situatie en uitgangspunten

Uitbreiding Farm Dairy te Lelystad Onderwerp Brandveiligheidsplan Projectnummer AN11476 Documentnummer BA-v1.0

Standaardzinnen in het kader van toezicht en advisering handhaving brandveiligheid Bouwbesluit 2012

rand rapport Project: Herinrichting 't Klooster Rilland Werknummer:ZF15-06 Datum:

Afdeling Risicobeheersing Team advies

KOZ Aleyda van Raephorst te Rotterdam Aanvraag omgevingsvergunning -brandveiligheid

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

Appartementen De Keern te Landsmeer

Renovatie/verbouwing H. Hartkerk/ Pastorie aan de Baronielaan te Breda

Datum: 31 augustus Rapportnummer: 4491-R03, revisie: 1. Uitgangspuntendocument brandveiligheid. Beele Aalten Productiehal 1 (nieuwbouw)

HOUTWOLPLAAT, MINERAAL GEBONDEN (attest-met-productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Brandbeveiligingsconcept. Ten behoeve van: Woonvoorziening met dagbesteding OTT De Ring te Hoofddorp

Brandcompartimenten in Bouwbesluit 2012

Projectnaam : Charlotte de Bourbon Willem de Zwijgerstraat te Bodegraven

Brandveiligheidsaspecten van de uitbreiding van het kantoorpand van IHC Hydrohammer B.V. te Kinderdijk. Ontwerp met 3 verdiepingen

Bijlage 1 Tekeningen brandcompartimentering

BRL 2880 " Systemen voor het brandwerend bekleden van lijnvormige stalen bouwconstructies " ( )

project: Bouw Zorgvilla Nieuw Vogelesang a/d Rijksstraatweg 162 te Leersum opdrachtgever: Zorgvilla Nieuw Boszicht Rijksstraatweg 65, 3956 CJ Leersum

In dit schrijven is de beoordeling en het gelijkwaardigheidsvoorstel weergegeven.

Gemeente Heerhugowaard D. Kooij Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Beste meneer Kooij,

Nieuwbouw bedrijfshal Aldenzee te Deurne Brandveiligheidsconcept. Documentcode: 16A032.RAP002.MvL.WL

Rapport R09. *BEM * BEM gemeente Steenbergen. Behoort bij beschikking ZK nr.(s) Omgevingsmanager.

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Brandveiligheidsadvies Gelijkwaardigheid

Rapportage. Concept. Toetsing aan het Bouwbesluit. InterConcept ID:

Van der Valk hotel Zuidas Amsterdam

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Bouwbesluit rapportage. Te verbouwen kantoorruimte tot logiesverblijf Aan de Helmondsingel 24 te Deurne

Infobrief Landelijke regels voor Brandveiligheid toegelicht : 1. Stroomschema s en Bouwbesluit nu en in de toekomst

Popcentrum MIO te Maastricht Brandveiligheid

Een schoolgebouw bestaat uit drie bouwlagen. De begane grond heeft een gebruiksoppervlakte van ruim m 2

Transcriptie:

Aanvraag omgevingsvergunning bouwen, integrale beoordeling brandveiligheid Status definitief Versie 002 Rapport M.2016.0613.04.R001 Datum 14 september 2016

Colofon Opdrachtgever Contactpersoon BCEI 10400 Rodgers Road HOUSTON TX77070 USA Mr. E. Schmidt Project BCEI - EdgeConnex AMS02 phase 2 Betreft Fire safety Uw kenmerk - Rapport M.2016.0613.04.R001 Datum 14 september 2016 Versie 002 Status definitief Uitgevoerd door Informatie Auteur Verantwoordelijk Verwerkt door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Van Pallandtstraat 9-11 6814 GM Arnhem Postbus 153 6800 AD Arnhem A. (Arno) Bongers 088 346 77 32 abo@dgmr.nl A. (Arno) Bongers 088 346 77 32 abo@dgmr.nl ing. M.H.M. (Michel) van Kesteren 088 346 78 00 ks@dgmr.nl DWE BR 2

Inhoud 1. Inleiding 5 2. Situatie en uitgangspunten 6 2.1 Algemeen 6 2.2 Uitgangspunten 7 2.3 Gebruiksfuncties en bezettingen 7 3. Wettelijk toetsingskader 8 3.1 Verbouw 8 4. Beperking van uitbreiding van brand 9 4.1 Brandcompartimentering 9 4.2 Weerstand tegen BrandOverslag 9 5. Veilig vluchten 11 5.1 Algemeen 11 5.2 Vluchten binnen een subbrandcompartiment 11 5.3 Vluchten buiten een subbrandcompartiment 13 6. Constructieve brandveiligheid 15 6.1 Bouwconstructie 15 6.2 Vluchtroutes 15 6.3 Brandscheidingen 15 7. Materiaalgebruik 16 7.1 Materialen met een zijde grenzend aan de binnenlucht 16 7.2 Materialen met een zijde grenzend aan de buitenlucht 16 8. Brandbeveiligingsinstallaties 18 8.1 Brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie 18 8.2 Vluchtrouteaanduiding en noodverlichting 18 8.3 Brandslanghaspels 18 8.4 Blustoestellen 18 8.5 Voorzieningen aan deuren 18 8.6 Brandweerlift en droge blusleiding 19 8.7 Installatietechnische doorvoeringen 19 9. Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen 20 9.1 Algemeen 20 9.2 Bereikbaarheid terrein 20 9.3 Opstelplaatsen blusvoertuigen 20 9.4 Bluswatervoorziening 20 10. Gebruik en vergunningsplicht 21 3

Bijlagen Bijlage 1: tekeningen brandveiligheid 4

1. Inleiding BCEI heeft DGMR B.V. gevraagd een brandveiligheidsonderzoek uit te voeren voor de verbouw van een industriegebouw aan de Cessnalaan 55 in Schiphol-Rijk. In dit rapport vindt u een omschrijving van het onderzoek en de uitkomsten daarvan. Het rapport kan gebruikt worden voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het doel van het onderzoek is vast te stellen of de aanwezige brandveiligheidsvoorzieningen toereikend zijn voor een ontvankelijke vergunningaanvraag. Daartoe heeft DGMR de brandveiligheid van het gebouw integraal beoordeeld, waarbij de volgende drie aspecten centraal staan: bouwkunde; installatietechniek; organisatie (en gebruik). Binnen dit kader behandelt dit rapport de volgende onderdelen: beheersbaarheid van brand, brandcompartimentering; veilig vluchten; constructieve veiligheid; materiaalgebruik; brandbeveiligingsinstallaties; bereikbaarheid blusvoertuigen en bluswatervoorzieningen. Omdat dit rapport gebruikt wordt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning bouwen, mag het advies daarin niet als vrijblijvend worden gezien. Het ontwerpteam staat achter de gebruikte uitgangspunten en de brandveiligheidsprincipes zullen door de verschillende partijen in de vervolgfasen concreter uitgewerkt worden. Daarbij zal steeds getoetst worden aan de oorspronkelijke uitgangspunten en principes in dit rapport. Mochten er strijdigheden ontstaan tussen de verschillende documenten horend bij de vergunningaanvraag, dan is dit rapport maatgevend. 5

2. Situatie en uitgangspunten 2.1 Algemeen Het bestaande gebouw betreft een industriegebouw en is gelegen op een industrieterrein. Het datacentrum zal gelegen zijn in het noordelijke deel van het gebouw. Voor het zuidelijke deel heeft DGMR reeds een rapportage brandveiligheid opgesteld. Het kenmerk van deze rapportage is M.2015.1421.03.R001 van 5 februari 2016. Het gebouw zal in gebruik genomen worden door EdgeConnex. De industriehal waar de ICT-apparatuur van het datacentrum geplaatst zal worden heeft een oppervlakte van circa 2.400 m 2. Tijdens de verbouwing zal onder andere de bouwkundige constructie van de hal aangepast worden. Het vloeroppervlak van het gebouw blijft echter hetzelfde. De nieuwe Data Hall zal naar wens van de opdrachtgever worden voorzien van een automatische blusgasinstallatie. In onderstaand figuur is de situatietekening opgenomen waarbij met de blauwe arcering het datacentrum weergegeven is. figuur 1: situatietekening 6

2.2 Uitgangspunten Voor het opstellen van deze rapportage zijn de plattegrondtekeningen, doorsnedetekeningen en geveltekeningen van design- en architectenbureau Gensler gebruikt van 26 mei 2016. 2.3 Gebruiksfuncties en bezettingen Het gebouw moet getoetst worden aan een aantal bouwvoorschriften. Welke dat zijn is afhankelijk van de gebruiksfunctie van het gebouw en van het aantal personen waarvoor het gebouw is ontworpen. Gebruiksfuncties In de volgende tabel staan de gebruiksfuncties die in het ontwerp aanwezig zijn. tabel 1: gebruiksfuncties gebouwdeel datacentrum in de hal gebruiksfunctie lichte industriefunctie Bezettingen De hal betreft zoals aangegeven een lichte industriefunctie, hier zijn normaliter geen personen aanwezig, behoudens enkele monteurs. Bij ontwerpwijzigingen, wijzigingen in de bezetting of wijzigingen in het gebruik van het gebouw, moet opnieuw worden beoordeeld of er voldaan wordt aan de gestelde eisen. 7

3. Wettelijk toetsingskader Als uitgangspunt voor het onderzoek heeft DGMR gehanteerd: het Bouwbesluit 2012 1 ; de Regeling Bouwbesluit 2 2012. 3.1 Verbouw Op grond van de Woningwet, artikel 4, zijn de bouwvoorschriften uitsluitend van toepassing op de constructie(onderdelen) die worden gebouwd/verbouwd. In eerste instantie zijn wij bij de toetsing uitgegaan van nieuwbouwvoorschriften. 1 Bouwbesluit 2012, Staatsblad 2011, 416 bijgewerkt met de laatste wijzigingen gepubliceerd in Staatsblad 2015 425; inwerkingtreding: 24 november 2015. 2 Regeling Bouwbesluit 2012 zoals gepubliceerd in Staatscourant 2011, 23914, inwerkingtreding: 1 april 2012, laatst gewijzigd door Staatscourant 2015,45221; inwerkingtreding: 1 januari 2016. 8

4. Beperking van uitbreiding van brand 4.1 Brandcompartimentering Om te voorkomen dat een brand gedurende een zekere tijdsduur een te grote omvang kan aannemen en zich oncontroleerbaar kan uitbreiden naar andere gebouwen of delen van gebouwen, is het noodzakelijk dat een gebouw wordt ingedeeld in brandcompartimenten. Een brandcompartiment strekt zich niet uit over meer dan één perceel. Het Bouwbesluit staat een maximale compartimentoppervlakte toe van 1.000 m 2 (artikel 2.83, lid 1) bijhorende niveau nieuwbouw. Brandcompartimenten waarin industriefuncties gelegen zijn, hebben een gebruiksoppervlakte van maximaal 2.500 m 2 (artikel 2.83, lid 1 bijhorende niveau nieuwbouw). Daarnaast moeten de volgende ruimten uitgevoerd worden als aparte brandcompartimenten (artikel 2.83 lid 7): technische ruimten waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kw worden opgesteld; technische ruimten met een oppervlakte van meer dan 50 m 2. Het noordelijke deel van het gebouw is één brandcompartiment. De hal heeft een oppervlakte van 2.400 m 2. Zoals aangegeven wordt voor dit gebouw de oppervlakte van de brandcompartimenten getoetst aan niveau nieuwbouw. Met betrekking tot het oppervlakte van het brandcompartiment wordt er voldaan aan de maximaal toegestane oppervlakte van 2.500 m 2 (data hall). De compartimentering is terug te vinden in bijlage 1. De Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag (WBDBO) tussen brandcompartimenten moet ten minste 60 minuten bedragen volgens Bouwbesluit artikel 2.84, lid 1, niveau nieuwbouw. De deuren in de brandcompartimentscheidingen die het aangrenzende zuidelijke brandcompartiment afscheid, moet 60 minuten brandwerend en zelfsluitend worden uitgevoerd (artikel 6.26, lid 1). 4.2 Weerstand tegen BrandOverslag 4.2.1 Algemeen Brandoverslag tussen brandcompartimenten kan bijdragen aan de uitbreiding van brand. Om dit tegen te gaan, stelt het Bouwbesluit eisen aan de WBDBO (artikel 2.84, lid 1). Deze WBDBO moet bepaald worden volgens NEN 6068:2008, Bepaling van de Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag tussen ruimten, inclusief correctieblad C1:2011. De Weerstand tegen BrandDoorslag (WBD) wordt gerealiseerd door de toepassing van brandwerende constructies tussen besloten ruimten. De Weerstand tegen BrandOverslag (WBO) moet bepaald worden tussen gevelopeningen van verschillende brandcompartimenten. Bij bebouwing op het eigen perceel of op belendende percelen kan de WBO worden gerealiseerd door de gevel brandwerend uit te voeren en/of door afstand. Met berekeningen kan bepaald worden of voldaan wordt aan de vereiste WBO. 9

4.2.2 Uitvoering 4.2.2.1 Brandoverslag naar perceelgrens Het gebouw blijft qua bebouwd oppervlak en hoogte van de bouwdelen hetzelfde ten opzichte van het rechtens verkregen niveau. DGMR gaat ervan uit dat in het vergunde situatie invulling is gegeven aan deze WBDBO-eis. Er is dan ook geen nadere beoordeling uitgevoerd of de buitengevels in combinatie met afstand naar de omgeving de 60 minuten WBDBO-eis invult. Er dient voldaan te worden aan het rechtens verkregen niveau. 4.2.2.2 Brandoverslag vanuit noodstroomaggregaten nabij de zuid- en westgevel naar industriehal Ter plaatse van de zuidgevel worden aan de buitenzijde noodstroomaggregaten geplaatst. Er dient voorkomen te worden dat een brand ter plaatse van de aggregaten kan overslaan naar de industriehal. Er dient een brandwerende scheiding aanwezig te zijn tussen de aggregaten en het gebouw. De breedte van deze brandwerende scheiding dient overeen te komen met de totale breedte van de aggregaten (zie bijlage 1). 10

5. Veilig vluchten 5.1 Algemeen Om de gebruikers van een gebouw veilig en snel te kunnen laten vluchten bij brand, stelt het Bouwbesluit een aantal eisen. Op basis van deze eisen stelt DGMR een vluchtconcept op dat ervoor zorgt dat mensen geen lange afstanden door de rook hoeven af te leggen, dat er onafhankelijke vluchtroutes zijn, en dat de capaciteit en bescherming van die vluchtroutes zijn afgestemd op de bezetting. Het onderwerp veilig vluchten wordt in de volgende paragrafen verder besproken. 5.2 Vluchten binnen een subbrandcompartiment 5.2.1 Algemeen Brandcompartimenten worden altijd ingedeeld in een of meer subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. In beginsel is de grens van een brandcompartiment ook de grens van een subbrandcompartiment. Het kan nodig zijn om meerdere subbrandcompartimenten te realiseren. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden voor ontvluchting en de eventuele beperking hiervan door te lange loopafstanden. In bijlage 1 is op de tekeningen het vluchtprincipe aangegeven. 5.2.2 Loopafstanden Om de tijd die vluchtende mensen in rook moeten doorbrengen te beperken, stelt het Bouwbesluit een maximum aan de loopafstanden binnen een subbrandcompartiment. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ingedeelde en niet-ingedeelde gebieden: ingedeeld gebied: de werkelijke loopafstand, waarbij rekening wordt gehouden met aanwezige obstakels; niet-ingedeeld gebied: loopafstand in de vrije ruimte, dus zonder rekening te houden met obstakels. Dit wordt ook wel de gecorrigeerde loopafstand genoemd. Voor verschillende bezettingen gelden verschillende loopafstanden, zie tabel 2. tabel 2: loopafstanden bezetting in subbrandcompartiment loopafstand (ingedeeld gebied) gecorrigeerde loopafstand (niet-ingedeeld gebied: gecirkeld) 12 m² per persoon 30 m 20 m > 12 m² per persoon 45 m 30 m > 30 m² per persoon 60 m 40 m In de niet-ingedeelde situatie wordt een rechte lijn gemeten tot de toegang van het subbrandcompartiment en wordt het gedeelte dat in een verblijfsgebied ligt met 1.5 vermenigvuldigd. 11

figuur 2: ontvluchtingsprincipe bij ingedeelde en niet-ingedeelde situatie In bijlage 1 is weergegeven hoe het gebouw in subbrandcompartimenten is verdeeld. Voor de hal bedraagt de maximale loopafstand 60 meter. In het plan wordt voldaan aan de eisen voor loopafstanden binnen een subbrandcompartiment (zie bijlage 1). Elk brandcompartiment is hierdoor tevens een subbrandcompartiment. Een nadere indeling in subbrandcompartimenten is niet benodigd. 5.2.3 Draairichting vluchtdeuren Volgens Bouwbesluit artikel 6.25, lid 3, mag een deur niet tegen de vluchtrichting indraaien als meer dan 37 personen op deze deur zijn aangewezen. In het plan zijn geen deuren aanwezig waarop meer dan 37 personen op aangewezen zijn. Daarom mogen de deuren tegen de vluchtrichting in draaien. In het plan draaien de deuren echter met de vluchtrichting mee, maar wordt aan de eis voldaan. 12

5.3 Vluchten buiten een subbrandcompartiment 5.3.1 Algemeen De eisen in het Bouwbesluit 2012 zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat ten minste één vluchtroute over de gehele lengte veilig moet zijn. Als dit bovendien de enige vluchtroute is, dan gelden zwaardere eisen aan de materialisering en brandwerendheid vanuit aangrenzende ruimten. Als er sprake is van twee of meer onafhankelijke vluchtroutes (minimaal 30 minuten brandwerend van elkaar gescheiden), dan mag het beschermingsniveau lager zijn. 5.3.2 Onafhankelijkheid Volgens Bouwbesluit artikel 2.107, tweede lid, bedraagt de WBDBO-eis tussen vluchtroutes die buiten het subbrandcompartiment waar ze zijn begonnen door verschillende ruimten voeren minimaal 30 minuten. Vanuit brandcompartiment wat tevens een subbrandcompartiment is kan door middel van verschillende vluchtroutes naar buiten gevlucht worden. De vluchtroutes zijn onafhankelijk van elkaar. Aan de voorwaarden wordt voldaan. 5.3.3 Afmetingen vluchtroute Een vluchtroute moet een vrije doorgang hebben met een breedte van ten minste 0.85 m en een vrije hoogte van ten minste 2.3 m (Bouwbesluit artikel 2.107, lid 8). Dit geldt niet voor het deel van de vluchtroute dat over een trap voert. In het plan wordt aan de minimale waarden voldaan. 5.3.4 Uitvoering vluchtdeuren Eisen aan deurbeslag hebben als doel het vluchten in het gebouw soepel te laten verlopen en te voorkomen dat er wachttijden ontstaan bij deuren die geopend moeten worden. Bij een groter aantal personen is de kans op gedrang groter, waardoor een vluchtdeur sneller geopend moet kunnen worden. Een vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en van daar naar de openbare weg. Hierbij mogen geen deuren worden gepasseerd die met een sleutel of ander los voorwerp moeten worden geopend. De situatie kan zich voordoen dat vluchtdeuren normaliter gesloten of vergrendeld zijn. Bij brand of een andere calamiteit moeten deze vluchtdeuren worden ontgrendeld. 13

Omdat de deuren door een beperkt aantal personen worden gebruikt (< 100 personen), kunnen bij deze deuren groene drukknoppen met breekglas en het opschrift Deurontgrendeling - alleen bij brand gebruiken worden aangebracht. Ook een draaiknopcilinder is in deze situatie toegestaan. In bouwdelen waar geen personen aanwezig zijn of waar niet doorheen hoeft te worden gevlucht als het gebouw gedeeltelijk in gebruik is, mogen de deuren mechanisch of elektrisch worden afgesloten. 5.3.5 Opvang- en doorstroomcapaciteit Voor elk gebouw stelt het Bouwbesluit eisen aan de vrije deur- en trapbreedte. De doorstroomcapaciteit van een gedeelte van een vluchtroute moet afgestemd zijn op het aantal personen dat er gebruik van zal maken. Bij de bepaling van de doorstroomcapaciteit wordt uitgegaan van: 45 personen per meter breedte van een trap als er een hoogteverschil van meer dan één meter overbrugd moet worden en 90 personen per meter vrije breedte bij een hoogteverschil van ten hoogste één meter; 90 personen per meter vrije breedte van een ruimte; 90 personen per meter vrije breedte van een doorgang, als zich in de doorgang een dubbele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een openingshoek van minder dan 135 graden; 110 personen per meter vrije breedte van een doorgang, als zich in de doorgang een enkele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een openingshoek van minder dan 135 graden; 135 personen per meter vrije breedte van een andere doorgang. De minimaal benodigde deurbreedte of trapbreedte hangt dus af van het aantal personen dat in een subbrandcompartiment verblijft. Achterliggend principe daarbij is dat een volledige ontruiming van een subbrandcompartiment binnen een minuut mogelijk moet zijn. De maximaal toelaatbare totale ontruimingstijd van het gebouw bedraagt 15 minuten (zie de Regeling Bouwbesluit, artikel 2.1, lid 1c). Bij een brand in een subbrandcompartiment zijn maximaal 5 tot 10 personen aangewezen op één deur. Vanwege de minimaal vereiste deurbreedte van 0.85 meter, bedraagt de doorstroomcapaciteit van een deur minimaal 0.85 meter * 90 personen per minuut = 76 personen per minuut. Het subbrandcompartiment kan dus binnen één minuut zijn ontruimd omdat de aanwezige vluchtcapaciteit veel groter is dan het aantal aangewezen personen. 14

6. Constructieve brandveiligheid 6.1 Bouwconstructie De aanwezige vloer ligt op hoogte van het meetniveau. Volgens Bouwbesluit artikel 2.10, lid 4 hoeft een bouwconstructie in een niet in brand staand brandcompartiment niet intact blijven, bij een brand in een ander brandcompartiment. 6.2 Vluchtroutes Een vloer, trap of hellingbaan, waarover of waaronder een vluchtroute voert, moet 30 minuten in stand blijven bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. In het onderhavige plan kan vanuit een (sub)brandcompartiment altijd in meerdere onafhankelijke richtingen gevlucht worden, dus geldt deze eis niet. 6.3 Brandscheidingen Ten slotte gelden er eisen die ervoor zorgen dat brandwerende scheidingsconstructies intact worden gehouden. Artikel 7.1.1 van NEN 6068 stelt dat de brandwerendheid van een constructieonderdeel niet meer hoeft te zijn dan de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de onlosmakelijk met het constructieonderdeel verbonden bouwconstructie. Daarom moeten de bouwconstructies die ervoor zorgen dat een brandwerende scheidingsconstructie in stand wordt gehouden, een brandwerendheid met betrekking tot bezwijken hebben die minimaal gelijk is aan de brandwerendheidseis die voor dat constructieonderdeel geldt. 15

7. Materiaalgebruik Een gebouw moet zodanig ontworpen zijn dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen. Dit wordt bereikt door te voldoen aan de prestatievoorschriften voor de brandvoortplanting en rookproductie van constructieonderdelen. In de volgende paragrafen worden de voorschriften voor de verschillende gebruiksfuncties toegelicht en wordt het plan hieraan getoetst voor zover de materialisering al bekend is. 7.1 Materialen met een zijde grenzend aan de binnenlucht Het Bouwbesluit 2012 geeft voorschriften voor constructiematerialen die met een zijde aan de binnenlucht grenzen. Welk voorschrift van toepassing is, is afhankelijk van de status van de ruimte. Hoe hoger het beoogde veiligheidsniveau van een ruimte, bijvoorbeeld een extra beschermde vluchtroute, hoe hoger de eisen die worden gesteld aan het constructiemateriaal in die ruimte. In het ontwerp komen geen (extra) beschermde vluchtroutes voor, waardoor alle materialisering aan dezelfde eisen moet voldoen. tabel 3: materialisatie met een zijde grenzend aan de binnenlucht brandklasse rookklasse NEN-EN 13501-1 NEN-EN 13501-1 binnenzijde (zoals plafonds, wanden, etc.) D s2 bovenzijde (bovenkant vloer of trede) Dfl s1fl Er mag afgeweken worden van de prestatie-eis voor maximaal 10% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen in elke afzonderlijke ruimte (bijvoorbeeld voor plinten en armaturen). Gevaar tot druppelvorming (Bouwbesluit artikel 7.15) Aankleding in een besloten ruimte mag bij brand geen druppelvorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruik door personen. 7.2 Materialen met een zijde grenzend aan de buitenlucht Ook materialen in de gevels en op daken moeten voldoen aan een bepaalde brandklasse (Bouwbesluit, 2.9.1). Deze eisen zijn, naast de status van de ruimte (extra beschermde/beschermde vluchtroute of overige ruimte), afhankelijk van de hoogte en gebruiksfunctie van het gebouw. tabel 4: materialisatie met een zijde grenzend aan de buitenlucht brandklasse brandklasse indien risico brandoverslag volgens NEN 6068:2008 hoogte boven meetniveau NEN-EN 13501-1 NEN-EN 13501-1 0 tot 2.5 m B B 2.5 tot 13 meter D B Uit bovenstaande tabel volgt dat de gevel aan brandvoortplantingsklasse B moet voldoen. Wanneer de gevel opgebouwd wordt uit onbrandbare materialen, dan zal er zonder meer aan de eisen voldaan worden. De eis voor kozijnen, deuren, ramen of hieraan gelijk te stellen constructieonderdelen wijkt af van het bovenstaande. Deze moeten voldoen aan klasse D (NEN-EN 13501-1). Er mag afgeweken worden van de prestatie-eis voor maximaal 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen in elke afzonderlijke ruimte (bijvoorbeeld voor plinten en armaturen). 16

7.2.1 Daken (Bouwbesluit artikel 2.71) Het Bouwbesluit schrijft voor dat de bovenzijde van een dak van een bouwwerk niet brandgevaarlijk mag zijn, zoals gedefinieerd in NEN 6063. Deze eis geldt niet: als het bouwwerk geen voor personen bestemde vloer heeft die boven de 5 m hoogte is gelegen, en; als de brandgevaarlijke delen van het dak op ten minste 15 m afstand zijn gelegen van de perceelgrens, of het hart van de aangrenzende openbare weg, openbaar water, openbaar groen etc. Hieruit volgt dat de eis wel van toepassing is. 7.2.2 Overige constructieonderdelen Het Bouwbesluit schrijft voor dat bepaalde onderdelen in een gebouw onbrandbaar uitgevoerd moeten worden. In dit ontwerp gaat het om de volgende onderdelen: Schachten (Bouwbesluit artikel 2.58) Het Bouwbesluit schrijft voor dat als schachten in het bouwwerk aan meerdere (sub)brandcompartimenten grenzen, het materiaal aan de binnenzijde van deze schachten moet voldoen aan brandklasse A2 (volgens NEN-EN 13501-1). Dit geldt alleen voor schachten met een inwendige doorsnede groter dan 0.015 m 2. Rookgasafvoer (Bouwbesluit artikel 2.59) Een voorziening voor de afvoer van rookgas is brandveilig, bepaald volgens de NEN 6062. 17

8. Brandbeveiligingsinstallaties 8.1 Brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie In het gebouw is op grond van het Bouwbesluit geen brandmeldinstallatie vereist. Dit is niet benodigd om er hoofdzakelijk ruimten aanwezig zijn met de gebruiksfunctie lichte industriefunctie (artikel 6.20 lid 1). Omdat er geen brandmeldinstallatie vereist is, hoeft er ook geen ontruimingsalarminstallatie aanwezig te zijn. 8.2 Vluchtrouteaanduiding en noodverlichting In het gebouw hoeft conform het Bouwbesluit geen noodverlichting toegepast te worden (artikel 6.3 Bouwbesluit 2012). Er moet echter wel vluchtrouteaanduiding aanwezig zijn. De vluchtrouteaanduiding zal moeten voldoen aan de NEN 3011 en aan de zichtbaarheidseisen als bedoeld in artikel 5.2 tot en met 5.6 van de NEN-EN 1838 (aanwezigheid transparantverlichting). De verlichting hoeft niet aangesloten te worden op noodstroom. 8.3 Brandslanghaspels Op basis van het Bouwbesluit hoeven er geen brandslanghaspels geplaatst te worden in het gebouw. 8.4 Blustoestellen Als een gebouw niet voorzien is van brandslanghaspels moeten er blustoestellen aangebracht worden. Dit kunnen draagbare of verrijdbare blustoestellen of een combinatie van beide zijn (Bouwbesluit artikel 6.31, lid 1). In ruimtes waar water geen geschikt blusmiddel is moet er voorzien worden in een voor het aanwezige risico geschikt blustoestel (artikel 6.31, lid 1, toelichting). Tot slot adviseert DGMR aanvullende blustoestellen aan te brengen in ruimtes waar blussing met water niet gewenst, zoals de hal. Blustoestellen moeten adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd worden (Bouwbesluit artikel 1.16). Ten minste eenmaal per twee jaar moeten de blustoestellen worden onderhouden en gecontroleerd op de goede werking overeenkomstig NEN 2559 (Bouwbesluit artikel 6.31, lid 4). Een blustoestel moet duidelijk zichtbaar worden opgehangen of gemarkeerd met een pictogram zoals bedoeld in NEN 3011. 8.5 Voorzieningen aan deuren Vanuit het beveiligingsconcept van het gebouw zijn er mogelijk deuren in vluchtroutes voorzien van elektronische vergrendeling. Deze vergrendeling moet opgeheven worden bij: stroomuitval; het indrukken van een groene handmelder die bij de betreffende deur geplaatst moet worden; brandmelding. De situatie kan zich voordoen dat deuren die normaliter gesloten of afgesloten zijn, bij brand gebruikt moeten worden. Deze vluchtdeuren moeten bij brand worden ontgrendeld. Omdat de deuren door een beperkt aantal personen gebruikt worden (< 100), kunnen knopcilinders of, indien gewenst, drukknoppen met breekglas en het opschrift Deurontgrendeling - alleen bij brand gebruiken worden toegepast. 18

Deuren in wanden met een brandwerendheidseis, waarvan het wenselijk is dat deze in het dagelijks gebruik in geopende stand staan, moeten worden voorzien van een vastzetinrichting (bijvoorbeeld kleefmagneten of een vrijloopdranger). Deze deur-vastzetinrichtingen moeten voldoen aan de voorwaarden in bijlage C van NEN 2535. 8.6 Brandweerlift en droge blusleiding Het Bouwbesluit schrijft een brandweerlift (artikel 6.39) en droge blusleiding (artikel 6.29, lid 1) voor als er in het gebouw een verblijfsgebiedvloer aanwezig is die hoger dan 20 m boven het meetniveau ligt. In het gebouw is echter geen verblijfsgebiedvloer aanwezig op meer dan 20 m boven meetniveau. Op basis van het Bouwbesluit is hier dus geen brandweerlift of droge blusleiding vereist. 8.7 Installatietechnische doorvoeringen Doorvoeringen van luchtbehandelingskanalen moeten ter plaatse van brandscheidingen voorzien worden van brandkleppen, die voldoen aan de eisen in NEN 6069, waarbij de brandkleppen zijn beproefd volgens de NEN-EN 1366-2. De kleppen moeten minimaal dezelfde brandwerendheid hebben als de brandscheiding waarin zij zich bevinden. Doorvoeringen van leidingen en bekabeling moeten ter plaatse van brandscheidingen voorzien worden van brandmanchetten, of andere systemen die een vergelijkbare werking hebben, om de brandwerendheid van de scheidingen te behouden. Dat er voldaan wordt aan de gestelde eisen moet aangetoond worden met een classificeringsrapport zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van de NEN 6069, of met een door een notified body afgegeven conformiteitsverklaring. 19

9. Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen 9.1 Algemeen De verbouwing heeft geen consequenties voor het aspect bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen voor het gebouw. Een nadere beschouwing is dus in beginsel niet nodig. Voor de volledigheid heeft DGMR dit aspect echter wel beschreven. 9.2 Bereikbaarheid terrein Voor het gehele terrein gelden eisen aan de bereikbaarheid voor hulpdiensten (Bouwbesluit artikel 6.36 en 6.37). De rij- en toegangswegen moeten daarom voldoen aan minimale afmetingen zoals voorgeschreven in artikel 6.37, lid 3. De vrije hoogte boven deze wegen moet minimaal 4.2 m bedragen, de breedte minimaal 4.5 m waarvan 3.25 m verhard. De weg moet geschikt zijn voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg en beschikken over een doeltreffende afwatering. Hekwerken die een rij- en toegangsweg afsluiten, moeten door hulpdiensten snel en gemakkelijk geopend kunnen worden of kunnen worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Het terrein waarop het gebouw gesitueerd is, is goed bereikbaar vanaf de aanliggende openbare wegen. De wegen voldoen aan de minimale afmetingen. In het gebouw zijn mensen aanwezig, wat betekent dat het gebouw moet beschikken over een brandweeringang. DGMR adviseert de hoofdentree aan te wijzen als brandweeringang. 9.3 Opstelplaatsen blusvoertuigen De opstelplaatsen liggen op maximaal 40 m afstand van de brandweertoegangen. Hiermee wordt voldaan aan de eis uit Bouwbesluit artikel 6.38, lid 3. Hekwerken die een opstelplaats afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. De afmetingen van een opstelplaats voor een blusvoertuig bedragen: l x b = 10 x 4.5 m 1. 9.4 Bluswatervoorziening Een bouwwerk moet een toereikende bluswatervoorziening hebben. Dit geldt niet als de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat, naar het oordeel van het bevoegd gezag, niet vereist. De bluswatervoorziening moet onbeperkt toegankelijk zijn. De afstand tussen een bluswatervoorziening en een brandweeringang mag niet meer dan 40 m zijn. 20

10. Gebruik en vergunningsplicht Volgens Bouwbesluit artikel 1.18 is voor dit gebouw een melding brandveilig gebruik verplicht, omdat er meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zijn in het bouwwerk. De wijze waarop het gebouw gebruikt gaat worden, is voor een groot deel vastgelegd in deze rapportage. Zo zijn bijvoorbeeld de uitgangspunten ten aanzien van de bezetting vastgelegd, is de minimale breedte van de aanwezige vluchtroutes aangegeven en zijn voorschriften gegeven voor het materiaalgebruik van inrichtingen. Het werkelijke gebruik van het gebouw moet passen binnen deze uitgangspunten en voorschriften en mag het geboden veiligheidsniveau niet negatief beïnvloeden. Al deze zaken zullen daarom in een melding brandveilig gebruik vastgelegd moeten worden. Het gebouw is voorzien van een ontruimingsalarminstallatie. Daarom moet er volgens Bouwbesluit artikel 6.23, lid 6, een ontruimingsplan worden opgesteld voor de veilige evacuatie van de in het bouwwerk aanwezige personen. DGMR adviseert om het ontruimingsplan op te stellen op basis van de NEN 8112, Leidraad voor ontruimingsplannen voor gebouwen. De in het gebouw aanwezige installaties moeten, met behulp van een logboek, door een ter zake kundige persoon beheerd, gecontroleerd en onderhouden worden volgens de daarvoor in het Bouwbesluit aangewezen normen en procedures. p.o. ing. M.H.M. (Michel) van Kesteren DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. 21

Bijlage 1 Titel Tekeningen brandveiligheid

53 meter loopafstand (<60 m) LEGEND 60 min. brandwerendheid 30 min. brandwerendheid vluchtprincipe brandweeringang Firecompartiment 1 sprinklersystem 47 meter loopafstand (<60 m)