OMGEVINGSVERGUNNING. ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM

Transcriptie

1 Brandveiligheid Datum 2 juni 2017 Projectnummer Project Clubgebouw AFC Status Definitief Fase OMGEVINGSVERGUNNING Opdrachtgever ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM Uitgevoerd door DWA Duitslandweg 4 Postbus AG BODEGRAVEN Telefoon adres dwa@dwa.nl Auteur Co-lezer Ir. J.B. van der Linde J. Bolks ir. J.B. van der Linde 16015JLIN Op al onze diensten en mededelingen is DNR 2011 van toepassing. DNR 2011 is gepubliceerd op onze website onder 1

2 Inhoudsopgave 1 Brandveiligheid Brandwerendheid tegen bezwijken Prestatie-eis draagconstructie Prestatie-eis draagconstructie van vluchtroutes Prestatie-eis draagconstructie met WBDBO-eis Indeling in (sub)brandcompartimenten Brandcompartimenten (Beschermde) subbrandcompartimenten WBDBO Brandoverslag Vluchten Inrichting vluchtroutes Materialen Beperking van het ontstaan van brandgevaarlijke situaties Beperking van de ontwikkeling van brand en het ontstaan van rook Brandveiligheidsinstallaties Noodverlichting Brandmeldinstallatie Vluchtrouteaanduiding Deuren in vluchtroute Brandslanghaspels Droge blusleidingen Brandweerlift... 9 Bijlagen Bijlage I Brandcompartimenten...10 Bijlage II Vluchten en BSH JLIN

3 1 Brandveiligheid Het hoogst gelegen verblijfsgebied ligt op 3,20 m boven maaiveldniveau. Het gebouw vervult een bijeenkomstfunctie, een kantoorfunctie en een sportfunctie. Het maximaal aantal aanwezige personen is op basis van de ventilatieberekening 639 personen. 2 Brandwerendheid tegen bezwijken In afdeling 2.2 van het Bouwbesluit worden eisen gesteld aan de weerstand tegen bezwijken bij brand van draagconstructies en de hoofddraagconstructie. De constructeur kan bepalen of aan deze prestatie-eisen wordt voldaan. 2.1 Prestatie-eis draagconstructie In het gebouw ligt geen verblijfsgebied hoger dan 5 meter: er gelden voor gebouwen waarin niet wordt geslapen, geen brandwerendheidseisen voor de bouwconstructie. 2.2 Prestatie-eis draagconstructie van vluchtroutes Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. 2.3 Prestatie-eis draagconstructie met WBDBO-eis Voor sommige constructies geldt een eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (= WBDBO); deze bouwconstructie dient dan ook een gelijke weerstand bestand tegen bezwijken te hebben JLIN

4 3 Indeling in (sub)brandcompartimenten 3.1 Brandcompartimenten Conform het Bouwbesluit 2012, afdeling 2.10, ligt een besloten ruimte in een brandcompartiment met een vloeroppervlakte van ten hoogste m 2. Hiernaast geldt het volgende. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m 2 ligt in een apart brandcompartiment. Een technische ruimte, waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kw worden opgesteld, ligt in een apart brandcompartiment. Niet in een brandcompartiment liggen: extra beschermde vluchtroutes; toiletruimte; badruimte; liftschachten als de constructieonderdelen aan de binnenzijde van de liftschachten voldoen aan brandklasse B en rookklasse s2; een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m 2 niet bestemd voor één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kw. Het gebouw is ingedeeld in drie brandcompartimenten met ieder een gebruiksoppervlakte kleiner dan m²; zie voor de indeling bijlage I. 3.2 (Beschermde) subbrandcompartimenten Conform het Bouwbesluit 2012, afdeling 2.11, wordt ieder brandcompartiment opgedeeld in één of meerdere subbrandcompartimenten en beschermde vluchtroutes. Deze indeling is afhankelijk van de vluchtafstanden. De brandcompartimenten zijn opgedeeld in subbrandcompartimenten; zie voor de indeling bijlage I. 3.3 WBDBO In de onderstaande tabel zijn de hoogte van de WBDBO-eisen en de richting van de WBDBO-eisen per onderdeel weergegeven. Tabel 3.1 WBDBO-eisen Scheidingen WBDBO-eis Richting Utiliteit Tussen brandcompartimenten onderling 30 Twee richtingen Vanuit een brandcompartiment naar een extra beschermde vluchtroute (niet zijnde een veiligheidstrappenhuis) 30 In de richting van de extra beschermde vluchtroute Vanuit een subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment 20* In de richting van de andere ruimte *Hierbij wordt voor de bepaling van de brandwerendheid ten aanzien van de scheidende functie van een scheidingsconstructie, uitsluitend rekening gehouden met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking tot afdichting (E20). De WBDBO-scheidingen zijn weergegeven in bijlage I JLIN

5 4 Brandoverslag De WBDBO-eis tussen twee brandcompartimenten geldt ook via de buitenlucht; in dit geval spreekt men van brandoverslag. Hiernaast geldt een eis van 60 minuten voor brandoverslag tussen een brandcompartiment en een identiek, doch in de perceelgrens gespiegeld, gebouw. Indien de afstand ten minste 15 m bedraagt, mag worden verondersteld dat er geen brandoverslag optreedt. Bij een afstand van minder dan 5 m dient de gevel 30 minuten brandwerend te worden uitgevoerd. Bij een afstand tussen de 5 en 15 m kan een brandoverslagberekening worden gemaakt om te bepalen wat het risico op brandoverslag is. Uit de situatietekening blijkt dat bij de afstanden; veel groter dan 15 meter, er geen brandoverslag zal plaats vinden. Verticale brandoverslag Door de sprong in de gevel (begane grond verdieping is langer en breder dan de boven liggende verdieping) zal er geen brandoverslag plaats vinden tussen de twee bouwlagen JLIN

6 5 Vluchten Binnen een gecorrigeerde loopafstand van 30 m moet een uitgang van een (sub)brandcompartiment zijn bereikt. Hieraan wordt voldaan met de aangegeven uitgangen en de (sub)brandcompartimenten zoals is ingetekend op de plattegronden in bijlage II. Daarnaast dient men vanuit een subbrandcompartiment twee onafhankelijke kanten op te kunnen vluchten. Ook hieraan wordt voldaan. Op beide verdiepingen zijn vier uitgangen aangemerkt als nooduitgangen. Hiermee wordt voldaan aan de benodigde vluchtcapaciteit. In de onderstaande tabel is per brandcompartiment de minimale benodigde breedte van de deuren weergegeven en de aanwezige breedte van de nooddeuren direct naar buiten toe. In het overzicht is het vluchten via een ander brandcompartiment niet mee genomen. Omdat het ook mogelijk is om via een ander brandcompartiment te vluchten, wordt ruimschoots aan de eis voldaan. Tabel 5.1 Brandcompartiment Minimale breedte Aanwezige breedte Inrichting vluchtroutes Tussen twee onafhankelijke vluchtroutes dient ten minste een WBDBO van 30 minuten gerealiseerd te worden. Hieraan wordt voldaan. Trappen De trappen dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in afdeling 2,5 van het Bouwbesluit. Het trappenhuis dient te voldoen aan kolom 2 van tabel JLIN

7 6 Materialen Ter beperking van het ontstaan en de ontwikkeling van brand en rook worden in afdeling 2.8 en 2.9 eisen gesteld aan de toepassing van materialen. 6.1 Beperking van het ontstaan van brandgevaarlijke situaties Ter beperking van het ontstaan van brandgevaarlijke situaties worden de volgende eisen gesteld. Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal grenzend aan meer dan één (sub)brandcompartiment met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m², voldoet over een dikte van 0,01 meter (gemeten loodrecht op binnenzijde) aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN Een schacht, koker of kanaal voor de afvoer van rook moet brandveilig zijn overeenkomstig NEN Het dak mag niet brandgevaarlijk zijn, bepaald volgens NEN Zoals in het bovenstaande omschreven, dienen de materialen voor leidingschachten onbrandbaar te zijn. Kalkzandsteen, gipsblokken, gasbeton en dergelijke steenachtige materialen voldoen aan deze eisen. Hiernaast mag een dak niet brandgevaarlijk zijn. Hieraan wordt voldaan indien het dak bestaat uit dakpannen, stalen of steenachtige golfplaten of bitumineuze dakbedekking afgedekt met een ten minste 50 mm dikke grindlaag. De brandgevaarlijkheid van andere dakbedekkingen moet afzonderlijk beoordeeld worden. 6.2 Beperking van de ontwikkeling van brand en het ontstaan van rook Ter beperking van de ontwikkeling van brand worden eisen gesteld aan de toegepaste materialen. In de onderstaande tabel is de prestatie-eis met betrekking tot brandvoortplanting en rookproductie weergegeven. Constructie Brandklasse (NEN-EN ) Buitenoppervlakte Brandklasse (NEN-EN ) Rookklasse (NEN-EN ) Geveldeel tot 2,5 m hoogte B Niet van toepassing Geveldeel tussen 2,5 m en 13 m D Niet van toepassing Geveldeel grenzend aan de galerij/binnengebied C Niet van toepassing Binnenoppervlakte Brandklasse (NEN-EN ) Rookklasse (NEN-EN ) Binnenoppervlakte grenzend aan de hal/trap/overloop B s2 Binnenoppervlakte overig D s2 Binnenoppervlakte vloer en trap gelegen in de hal/trap/overloop Cfl s1fl Binnenoppervlakte vloer en trap, overig Dfl s1fl De bovenstaande eisen gelden niet voor deuren, ramen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen. Deze dienen te voldoen aan brandklasse D (NEN-EN ). Maximaal 5% van de constructieonderdelen hoeft niet aan de bovenstaande eisen te voldoen JLIN

8 7 Brandveiligheidsinstallaties 7.1 Noodverlichting Een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert, hebben noodverlichting. Daarnaast zijn de vluchttrappenhuizen en de liftkooien voorzien van noodverlichting. Noodverlichting moet dus in de volgende ruimten: ruimte sportsociëteit; de trappenhuis; de liftkooi. Noodverlichting geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux. 7.2 Brandmeldinstallatie Voor de sportfunctie met een totale vloeroppervlakte van meer dan m 2 is een niet-automatische brandmeldinstallatie vereist. Voor de bijeenkomstfunctie met een totale vloeroppervlakte van minder dan m 2 is een nietautomatische brandmeldinstallatie vereist. Daarnaast wordt het gebouw voorzien van een ontruimingsinstallatie conform NEN Het gebouw dient ook voorzien te zijn van een ontruimingsplan. Doormelding naar de brandweer vanuit de brandmeldinstallatie is niet noodzakelijk. Het gebouw dient te worden voorzien van een ontruimingsinstallatie (conform NEN 2575), type B. Dit betekent een installatie met een slow-whoop toonsignaal. 7.3 Vluchtrouteaanduiding Een ruimte bestemd voor meer dan 50 personen en een ruimte waardoor een verkeersroute voert, zijn voorzien van vluchtrouteaanduiding (verlicht) conform NEN-EN-ISO 7010:2012. De vluchtrouteaanduiding dient te voldoen aan de zichtbaarheidseisen, zoals bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN In een later stadium zullen deze geprojecteerd moeten worden conform de norm. 7.4 Deuren in vluchtroute Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien meer dan 37 personen op die uitgang zijn aangewezen. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn. Een deur waarop meer dan honderd personen zijn aangewezen, kan worden geopend door een lichte druk op de deur of een panieksluiting. Deuren op een vluchtroute zijn zonder sleutel te openen. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangscontrole mogen het vluchten niet belemmeren. Op de aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur of nooduitgang is het opschrift <<nooddeur vrijhouden>> of <<nooduitgang>> aangebracht. Deuren in een brand- of rookscheiding zijn zelfsluitend JLIN

9 7.5 Brandslanghaspels Het gebouw dient voorzien te zijn van brandslanghaspels. De slangen hebben een lengte van maximaal 30 m en zijn aangesloten op een voorziening voor drinkwater, die bij het mondstuk een statische druk geeft van niet minder dan 100 kpa en een capaciteit heeft van 1,3 m 3 /h bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels. De posities van de brandslanghaspels, zoals aangegeven door de architect (zie bijlage II), voldoen aan de eisen. Ze mogen niet in het trappenhuis liggen en ook niet door brandscheidingen gaan. 7.6 Droge blusleidingen Vanwege de hoogte van het gebouw (vloer hoogst gelegen verblijfsgebied ligt lager dan 20 m boven maaiveldniveau), is een droge blusleiding in het gebouw niet nodig. 7.7 Brandweerlift Vanwege de hoogte van het gebouw - vloer hoogst gelegen verblijfsgebied ligt lager dan 20 m boven maaiveldniveau - is een brandweerlift niet nodig JLIN

10 Bijlage I Brandcompartimenten JLIN

11

12

13 Bijlage II Vluchten en BSH 16015JLIN

14

15