C12181 RWS. Werken aart ^ : i a* -g..?.:^4: -.. de (Waas van morgen. ^_c~ aas route. &&# n w: Werken aan. de Maas van morgen

Vergelijkbare documenten
Hoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen

1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014

Zandmaas MaasrouteNIEUWS

BIJLAGE 3: Toetsingskader

Zandmaas/Maasroute POL Zandmaas

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten


Burgemeester van de gemeente Bergen Postbus AD Bergen. Betreft: Reactie prealabele vraag fusielocatie voetbalvelden Egmond aan den Hoef

Hatertse en Overasseltse Vennen

Nota inspraak en overleg

Samenvatting. Inleiding

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

19 MAART 2001 INHOUDSOPGAVE

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Onderwerp: Verplaatsing afvalverwerkingsbedrijf Vliko: verkenning mogelijkheden verplaatsing Vliko naar de Munnikenpolder.

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013

Voorstel aan de commissie Integraal Waterbeheer van 30 november 2011:

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG juni 2014 Toelichting correctieve

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied.

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

VOOROVERLEGNOTITIE 150 KV-VERBINDING DINTELOORD-ROOSENDAAL

INLEIDING EN LEESWIJZER

Noord-Holland. Stuknummer: AM q lllfjl? JUNI Raad van de gemeente Den Helder Postbus AA DEN HELDER

Paraplubestemmingsplan herziening begripsbepaling Peil

Verslag. Verslag vergadering 3 e Omgevingswerkgroep Meer Maas Meer Venlo d.d. 3 april Aanwezig

2014D02444 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Partiële herziening POL-aanvulling Grensmaas (2010), tevens partiële herziening van POL2006. Inhoud.

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT

Dick Veen April / mei 2008

Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo

Beschrijving deelgebied Buitengebied Breda Haagse Beemdenbos

Nota Inspraak Bestemmingsplan Iepenlaan deelgebied 7. Gemeente Uithoorn Augustus 2016

"Administratieve herziening Hoogspanningsleiding"

AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING

Niet toestaan, voorwaarden

Notitie. Milieu Drielanden-West

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art.

de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde

Opwaardering Twentekanalen. Economische stimulans Oost-Nederland

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Ontwerp-projectplan Plaatsen van twee Beaver deceiver bij een duiker ter hoogte van de Beugense Maasstraat te Beugen

Culemborg aan de Lek

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Waarde Ontwikkelingszone groen

; j / -ƒ ' _ ' i Ë. - n

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare

Voorstellen aan de raad van de gemeente Wester-Koggenland jaar 2006 VoorsteInr.: Agendapunt: Vergadering: 8 juni 2006

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Waterschap Hunze en Aa s

Provinciaal blad van Noord-Brabant

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.

Zandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant.

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken

Onderbouwing. vergunning van toepassing op basis van bestemming

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop. 3 oktober

BESLUIT ONTGRONDINGENWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Zandmaas/Maasroute POL Zandmaas

Memo. Figuur 1: dijk ter hoogte van de Molenstraat conform variantenstudie

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier droge voeten, natuur en.

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

GEMEENTE ZEIST Nota van ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Zorginstelling Dennendal Reinaerde

Beschrijving deelgebied Bastion in Terheijden

Zandmaas/Maasroute Tracébesluit

Antwoordnota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Lelystad Verbindingsweg Circuits

Herinrichting beekdal Oude Strijper Aa Beknopte toelichting op de plannen en procedure

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem

Beslisdocument en plan van aanpak

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Voorgesteld wordt om: In te stemmen met het voorstel voor de verdeling van de verschillende onderdelen.

Ontwerpbestemmingsplan

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Q&A s dijkverbetering Gorinchem Waardenburg

J. Verstand. 6 oktober 2014 Stedenbouwkundig ontwerp + kaderstelling project WA Scholtenlaan

: Nieuw belastingstelsel

gebiedsontsluiting yerseke en kruiningen

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Eijsden. Economische activiteit

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

Welkom in Gemeente Haaren

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Verruiming Julianakanaal

Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied.

Nota Vooroverleg Bestemmingsplan Hotel Van der Valk Best

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Transcriptie:

C12181 RWS Werken aart i a* ^ : -g..?.:^4: -.. Werken aan de (Waas van morgen ^_c~ aas route &&# n w: Werken aan de Maas van morgen

Inhoud 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Leeswijzer Van 2005 naar uiterlijk 2015 5 Projectdoelen en beslissingen 7 3.1 Keuzemogelijkheden 7 3.2 Projectdoel hoogwaterstandsverlaging 7 3.3 Projectdoel verbetering scheepvaart 10 3.4 Projectdoel beperkte natuurontwikkeling 11 3.5 Omgaan met delfstoffen en verontreinigd sediment 12 3.6 Discussie nieuwe projectdoelen 13 Alternatieven 4.1 Keuze voor alternatieven 4.2 Hoogwater- en nevengeulen 4.3 Natuurvriendelijke oevers 4.4 Kosten en financiering 15 15 15 17 17 5 Ruimtelijke aspecten 5.1 Vigerend beleid en integrale planvorming 5.2 Landbouw 5.3 Recreatie en toerisme 5.4 Wonen en werken 5.5 Natuur en landschap 19 19 19 20 21 21 6 Diversen 6.1 Proefprojecten 6.2 Vervolgoverleg 23 23 23 Bijlage 1 Lijst van reacties op Maasvarianten 25 25 'm! Rijkswaterstaat.:jrnenlatie / Fax. 070-3'i'l-'"' Reacties op Maasvarianten: samenvatting

Reacties op Maasvarianten: samenvatting

1 Inleiding 1.1 Algemeen Dit rapport is een samenvatting van de reacties die zijn ontvangen op de notitie Maasvarianten, die begin augustus 1997 is gepubliceerd. In diezelfde maand en in september heeft projectorganisatie De Maaswerken overleg gevoerd met de convenantpartners, overige betrokken overheden en belangenorganisaties. Daarnaast hebben diverse overheden en belangenorganisaties schriftelijk gereageerd. In dit rapport zijn de hoofdlijnen van de reacties, het standpunt van De Maaswerken en algemene actiepunten zichtbaar. Meer specifieke aandachtspunten worden met de betrokkenen zelf opgenomen. De reacties op Maasvahanten zijn eveneens gebundeld verkrijgbaar. Naast verslagen en brieven van belangenorganisaties zijn hierin Kamervragen en een selectie van mediareacties opgenomen. Door projectorganisatie De Maaswerken zijn de besprekingen met belanghebbenden en betrokken partijen als zeer positief en nuttig ervaren: de opstelling was over het geheel genomen kritisch èn constructief. Ook de schriftelijke reacties duiden op een grote mate van betrokkenheid bij de toekomst van de Maas. De projectdirectie stelt prijs op een blijvende betrokkenheid van alle partijen bij het project. Over het algemeen is er waardering voor de manier waarop De Maaswerken, vooruitlopend op de publicatie van de Trajectnota/MER Zandmaas/Maasroute, het gesprek met de omgeving is aangegaan. Een ander opvallend punt is dat door veel overlegpartners wordt aangegeven dat het project op onderdelen niet ver genoeg gaat. Op zich is zo'n stellingname begrijpelijk. Projectorganisatie De Maaswerken werkt echter binnen de opdracht, vastgelegd in het convenant tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de provincie Limburg en het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Daarin worden grenzen gesteld aan wat wel en wat niet binnen het project kan worden meegenomen. Het is belangrijk te memoreren dat er ook naast of na de realisatie van Zandmaas/Maasroute nog de nodige ontwikkelingen in het Maasdal plaatsvinden. In rijksnota's als de Beheersvisie Maas, het Beheersplan voor de Rijkswateren, de Vierde Nota Waterhuishouding en in het kader van het voor het gebied geldend streekplan wordt hiervan melding gemaakt. 1.2 Leeswijzer In het rapport is omwille van de herkenbaarheid zoveel mogelijk de indeling van de notitie Maasvarianten aangehouden. Het kan zijn dat bepaalde reacties betrekking hebben op of in verband staan met meer dan één onderwerp. In het rapport is getracht doublures te voorkomen. In de tekst zijn verder nummers verwerkt die verwijzen naar de diverse reacties. In bijlage 1 is een overzicht van de bijbehorende reacties opgenomen. Per onderwerp wordt in het kort het standpunt van De Maaswerken op de ingebrachte punten vermeld. Reacties op Maasvarianten: samenvatting

Reacties op Maasvarianten: samenvatting

2 Van 2005 naar uiterlijk 2015 De teneur van de meeste reacties is dat een verschuiving van de realisatietermijn van de hoogwaterbeschermingsdoelstelling van 2005 naar uiterlijk 2015 onaanvaardbaar is. Men vindt dat de Minister van Verkeer en Waterstaat de afspraken, gemaakt in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren, dient na te komen. Verder uitstel is niet acceptabel [4,13,15, 22, 29, 30, 35, 40,48, 53, 54, 55, 60]. Als redenen worden gegeven: - een langer durende onveilige situatie; - uitrekken van overgangssituaties in het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier over een veel langere periode en bijgevolg problemen in relatie tot ontwikkeling van (agrarische) bedrijven en havens, danwei het gedurende langere tijd niet op het vereiste beschermingsniveau van 1:1.250 liggen van bouwactiviteiten in het huidige winterbed. Voor het nevendoel beperkte natuurontwikkeling vreest men dat deze wel eens kind van de rekening kan worden: van uitstel komt afstel. Ook vindt men dit niet getuigen van een (langetermijn-)visie op de maatregelen als een totaalpakket dat de veiligheid, natuur en economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de toeristisch-recreatieve sector ten goede komt en kan versterken. Natuurontwikkeling wordt door diverse overlegpartners gezien als een te ondergeschikt nevendoel [19, 20, 24], Ook zou aandacht besteed moeten worden aan de effecten van een dergelijke datumverschuiving (waaronder economische effecten) [32]. Een aantal organisaties heeft met dit mogelijke uitstel minder moeite. Met name wordt dit gesteld door organisaties actief op het gebied van delfstoffen. Door een langere uitvoeringstermijn komen delfstoffen gespreider op de markt, hetgeen als een voordeel wordt gezien [23, 26]. Dit ziet men liever dan de Maasplassen te verondiepen met goed bruikbare grondstoffen [26]. De verschuiving van de realisatietermijn is een beleidsvoornemen van de Minister, dat inmiddels is overgenomen door het Kabinet. De Maaswerken heeft in diverse overleggen reeds aangegeven dat, bij een dergelijke verschuiving, op basis van de huidige budgettaire ruimte in 2005 circa 70 procent van het vereiste beschermingsniveau gerealiseerd is. Bij de uitvoering krijgen dichtbebouwde gebieden zoveel mogelijk de voorrang. De verschuiving van de realisatietermijn naar uiterlijk 2015 is ingegeven door de budgettaire krapte op de rijksbegroting. Door De Maaswerken wordt nu bekeken in hoeverre een verdere kosten- en batenoptimalisatie van de alternatieven haalbaar is, mogelijk met inschakeling van de private sector. Verder wordt aandacht besteed aan andere maatregelen dan rivierverruiming. Te denken valt aan de mogelijkheden van retentie (bekkens of afvoervertragende maatregelen) of zeer lokale kadeverhoging, in combinatie met de oorspronkelijk gedachte maatregelen. Deze insteek is mede ingegeven door de benedenstroomse effecten die het project tot gevolg heeft en waarvoor binnen het project een oplossing moet worden gezocht. Reacties op Maasvarlanten: samenvatting

Verder stelt de beleidslijn Ruimte voor de Rivier dat een deel van het winterbed langs de Zandmaas zijn bergende functie verliest na uitvoering van de hoogwaterstandsverlagende verruiming volgens het Deltaplan Grote Rivieren. Het is niet mogelijk nu al gebieden aan te wijzen, die straks voor de bergende functie niet meer nodig zijn. Meer zekerheid hierover kan worden gegeven na de definitieve besluitvorming over de hoogwaterstandsverlagende maatregelen van het deelproject Zandmaas. De 'nee, tenzij'-toetsing zal in de dan aangewezen gebieden niet meer van toepassing zijn. Omdat er totdat de waterstandsverlagende maatregelen zijn uitgevoerd, wel een kans blijft op 'natte voeten' bij een afvoer van 1:1.250 per jaar, blijven de eisen aan het beschermingsniveau wel van kracht. Het is uiteindelijk aan de Minister van Verkeer en Waterstaat om over de einddatum een besluit te nemen. Dit besluit zal betrekking hebben op het totaal uit te voeren project. Pas dan zal duidelijkheid ontstaan over de manier waarop en de budgetten waaruit het project wordt gefinancierd. Reacties op Maasvarianten: samenvatting

3 Projectdoelen en beslissingen 3.1 Keuzemogelijkheden Gepasseerde stations Zeer beperkt wordt in de reacties ingegaan op de zogenaamde gepasseerde stations. Met het afzien van de aanleg van het Elsloo-traject en van het geschikt maken van het Julianakanaal ten zuiden van Bom voor vierlaags containervaart kan worden ingestemd [32, 60]. Het Cabergkanaal staat nog wèl ter discussie: de een pleit voor een zorgvuldige afweging van de effecten tussen dit tracé en het verbeteren van de huidige vaarweg [41], voor de ander is het vervallen van deze optie geen probleem [32, 60]. Enkele malen wordt de suggestie gedaan kaden te verhogen en uit te breiden om de negatieve gevolgen van veel peilopzet voor de landbouw te kunnen omzeilen (in dat geval is er namelijk minder rivierverruiming nodig) of ter verdere bescherming van have en goed [13, 35]. Een andere reactie refereert aan een afspraak met de waterschappen dat de kaden op termijn weer verlaagd worden. In die zin voldoet het project niet aan de verwachtingen die in het verleden zijn gewekt [15,16]. De Trajectnota/MER geeft meer inzicht in het palet van maatregelen, ook voor het Cabergkanaal. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de conclusie op dit punt grote wijzigingen zal ondergaan. Voor de hoogte van de kaden wordt uitgegaan van de bestaande hoogtes: verlagen van de kaden is als maatregel voor het project Zandmaas/Maasroute niet in beeld. Iets anders ligt het voor lokale kadeverhoging. Zoals in hoofdstuk twee al is aangegeven, wordt bekeken of er mogelijkheden zijn de benedenstroomse effecten teniet te doen door andere maatregelen in het ontwerp mee te nemen dan alleen rivierverruiming. 3.2 Projectdoel hoogwaterstandsverlaging De toekomstige situatie met betrekking tot veiligheid is een belangrijk aandachtspunt, mede gezien de discussie rond de opleveringsdatum van het project. Er is onduidelijkheid over de extra ruimte die ontstaat door een verschuiving in de ligging in het winterbed, na realisatie van Zandmaas/Maasroute [10,15; zie ook hoofdstuk 2]. Het is niet het doel van het project méér ruimte in het winterbed te creëren dan het gevolg is van de verhanglijn horend bij het beschermingsniveau van 1:250 achter de huidige kaden. Waar de omvang van het winterbed grote problemen voor het huidige of in de toekomst gewenste ruimtegebruik met zich meebrengt, zal worden getracht de problemen op een andere wijze op te lossen. Dit vindt echter buiten het bestek van Zandmaas/Maasroute plaats en komt dus ook niet in de Trajectnota/MER en het (Ontwerp-)Tracébesluit aan de orde. Wel worden in het kader van het project de te verwachten ruimtelijke problemen als Reacties op Maasvarianten: samenvatting

gevolg van de verschillende alternatieven en de mogelijke oplossingen daarvoor geïnventariseerd voor de herziening van de streekplannen. Beschermingsniveau 1of2 Er is begrip voor de keuze voor beschermingsniveau 2 (1:250 achter de huidige kaden) [57, 60]. Wel wordt gewezen op het feit dat de omvang van het winterbed als gevolg van beschermingsniveau 2 minder afneemt dan door beschermingsniveau 1 [15, 22, 30, 34]. In wezen wordt dit gezien als een beperking in de toekomst ruimte te bieden aan bedrijvigheid of woningbouw in de randen van het huidige winterbed (dat dus als gevolg van het project Zandmaas/Maasroute aangepast wordt). Ook daar waar relatief veel bebouwing in het winterbed ligt, bestaat vanwege de schadeverwachting de neiging te kiezen voor beschermingsniveau 1. Verder wordt erop gewezen dat bij een keuze voor beschermingsniveau 2 een duidelijke, gekwantificeerde uitleg aan de betrokken bevolking langs de Maas noodzakelijk is [34], In de Trajectnota/AAER zullen de verschillen tussen beschermingsniveau 1 en 2 worden beschreven. Het is duidelijk dat voor sommige belanghebbenden het verschil in beschermingsniveau van groot belang is. Dit geldt vooral voor het gebied buiten de kaden. Met name in die gebieden zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de communicatie. Verdiepen of verbreden Men heeft begrip voor het accent dat wordt gelegd op verbreden in plaats van verdiepen [2,3, 34, 40,43, 44, 57, 60]. Dit geldt niet voor instanties die zich zorgen maken om het (extra) ruimtebeslag dat dit met zich meebrengt. Veelal gaat dit ten koste van landbouwgrond. De keuze voor verbreden vindt men niet logisch, omdat bij verdiepen meer delfstoffen en minder vervuilde grond vrijkomen en een snellere realisatie mogelijk is [9,13, 22]. Ook wordt gesteld dat de motivatie voor verbreden moet worden versterkt of alsnog een verdiepingsalternatief moet worden toegevoegd. Vanuit de waterleidingbedrijven wordt aangegeven dat zowel verdiepen als verbreden een bedreiging kunnen gaan vormen voor de drinkwaterproductie uit Maaswater, vanwege de mogelijke ontwikkeling van blauwalgen, c.q. beïnvloeding van de grondwaterstand [7, 8]. In de Trajectnota/MER zullen de verschillen tussen verdiepen en verbreden zo duidelijk mogelijk worden beschreven. Het verschil in ruimtebeslag is nu al bekend en bedraagt circa 240 ha. Overigens blijft verdiepen hoe dan ook een reële keuzemogelijkheid. De gevolgen voor de drinkwaterproductie zijn momenteel onderwerp van nadere studie. In de Trajectnota/MER zal hier zeker aandacht aan worden besteed. Reacties op Maasvarianten: samenvatting

Peilopzet en verdroging Vanuit meerdere kanten is gesignaleerd dat als gevolg van peilopzet schade kan optreden aan voorzieningen langs de rivier, de zijrivieren en havens. Gedoeld wordt onder meer op aanlegsteigers, recreatiestranden, oeverbeschermingen, kaden en loswallen. Ook wordt gewezen op de mogelijk verminderde bereikbaarheid van plassen door beperking van de doorvaarthoogte onder bruggen, alsmede het mogelijk onderlopen van kelders. Genoemde zaken gelden ook voor plannen waarin nog geen rekening is gehouden met deze peilopzet [14,17, 22, 28, 30, 40, 51, 59]. Mits schadevergoedingen hier tegenover staan, lijkt peilopzet voor sommige overlegpartners niet tot grote bezwaren te leiden [28, 30]. Niet iedereen is het daarmee eens: het in het vooruitzicht stellen van schadeloosstellingen is geen adequate oplossing [40, 63]. Wel moeilijker ligt peilopzet voor de landbouw: in een deel van het stuwpand wordt daarmee weliswaar verdroging tegengegaan, in een ander deel kan de vernatting daarentegen zo ernstig zijn, dat landbouwgronden mogelijk onbruikbaar worden. Hiervoor wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd: oplossingen zijn hier geboden [15, 36]. Door een enkeling wordt aangegeven dat de doelstellingen met betrekking tot verdrogingsreductie in de planvorming moeten worden geïmplementeerd: het project zou meer moeten doen dan alleen het ongedaan maken van de verdrogingseffecten [36]. Streven van De Maaswerken is zodanige maatregelen te treffen dat problemen zoveel mogelijk worden voorkomen of dat er een -voor beide partijen- bevredigende oplossing wordt geboden. Bij aantoonbare schade voor derden kunnen daarbij ook schadevergoedingen worden uitgekeerd. Voor de landbouw wordt momenteel onderzocht of het mogelijk is door drainerende maatregelen (zoals sloten, greppels) de effecten van peilopzet op de vernatting van landbouwpercelen te beperken. Mogelijk kunnen onder voorwaarden natte percelen worden benut voor natuurontwikkeling in het kader van RBON, zodat bij de inrichting van het betrokken gebied de landbouwfunctie naar elders kan worden verplaatst. Benedenstroomse effecten Het gevolg van rivierverruiming is dat aan de benedenstroomse rand van het plangebied ongewenste waterstandseffecten kunnen optreden. Men stelt dat het project de negatieve effecten dient te compenseren en is benieuwd naar de manier waarop De Maaswerken dat denkt te doen [15, 34, 52, 53, 60, 56]. Een lager veiligheidsniveau langs het bedijkte deel van de Maas voor een langere periode is niet acceptabel [52]. In een aantal reacties wordt in dat kader gevraagd nadrukkelijk te kijken naar de mogelijkheden van retentie, bovenstrooms. Stelling daarbij is dat een rivieraanpassing waarbij het water versneld wordt afgevoerd eigenlijk niet meer van deze tijd is [19, 20, 24]. Verder wordt de suggestie meegegeven bovenstrooms ook compensatie te zoeken in het Grensmaasgebied en België [56]. Ook wordt aandacht gevraagd voor een tijdelijke verhoging van de waterstanden tijdens de uitvoering [15]. Reacties op Maas varianten: samenvatting 9

Uitgangspunt van het project is benedenstroomse effecten te voorkomen. Binnen het project wordt dus naar oplossingen gezocht voor eventuele waterstandsverhogende effecten. Onderzoek naar retentie is inmiddels in gang gezet. In de Trajectnota/MER krijgen de effecten van tijdelijke waterstandsverhoging als gevolg van de uitvoering de aandacht. Dit is overigens een vrij complexe materie, mede gezien het feit dat de uitvoeringswijze en fasering nog niet vaststaan, terwijl dit wel op het gesignaleerde punt van invloed is. De Maaswerken is verder van mening dat bij de verdrogingsreductie in de alternatieven al voldoende rekening is gehouden met de mogelijke verdrogende effecten van de rivierverruiming. Peilopzet levert netto zelfs een stijging van de grondwaterstand op. Echter, op sommige plaatsen (met name boven in de stuwpanden) zal inderdaad een lichte verdroging optreden. 3.3 Projectdoel verbetering scheepvaart Het projectdoel verbetering scheepvaart trekt minder de aandacht. De gemaakte opmerkingen wijzen grotendeels op een ondersteuning van het projectdoel, mede vanuit milieu-oogpunt. Daarbij wordt gesteld dat dit dan wèl ten koste moet gaan van een verdere groei van het vervoer over de weg [6, 50]. In ieder geval wordt de beoogde verbetering gezien als basis voor een verdere versterking van het vervoer over water. De aantrekkelijkheid voor uitbreiding en vestiging van bedrijven neemt hierdoor toe [40]. Wel is er discussie over de maatregelen die genomen zouden moeten worden. Zo wordt voor het Julianakanaal gepleit voor een vaarweg klasse Va, vanwege het feit dat dit geen extra ruimtebeslag tot gevolg heeft [1], Anderen pleiten daarentegen voor een volledige vaarweg klasse Vb [40, 50, 56]. Ook over het toepassen van damwanden of met steen bestorte oevers zijn de meningen verdeeld [1, 33, 50]. De bochtverbreding bij Elsloo en Steijl stuit op bezwaren vanwege de landschappelijke en ecologisch effecten [1, 33, 48]. Er dient verder beter te worden aangegeven op welke wijze de doelstellingen voor het traject Ternaaien-ümmel geconcretiseerd gaan worden [41]. Ook wordt geuit dat een extra sluiskolk bij Heel en op termijn bij Weurt noodzakelijk zijn, evenals nieuwe keersluizen bij Heumen en Limmel. De zuidelijke Maasroute zou in ieder geval geschikt moeten zijn voor drielaags containervaart [50]. Aandacht wordt gevraagd voor de relatie recreatie- en beroepsvaart op de vaarweg: dit kan problemen geven en het een mag niet ten koste van het ander gaan [40, 59, 63], Het draagvlak voor dit projectdoel lijkt aanwezig. Het verbeteren van de vaarweg wordt op rijksniveau nagestreefd om de scheepvaart als milieuvriendelijke manier van vervoer te bevorderen. Daarbij kan een zekere spanning ontstaan tussen de regionale milieubelangen en het landelijk milieubeleid. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 10

De effecten van een vaarweg klasse Va op het Julianakanaal worden in beeld gebracht door het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). Echter ook een kanaal waarop klasse Vb terecht kan, wordt op z'n effecten beoordeeld. Dit zal op een beperkt aantal plaatsen tot problemen leiden, namelijk daar waareen noodzakelijke dijkverlegging bebouwing raakt of problemen oplevert met de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Gezien de problemen die een eventuele verplaatsing van de dijk langs het Julianakanaal geeft, zal worden getracht het ruimtebeslag te beperken. Op dit moment zijn zowel damwanden als een taludoplossing nog als varianten in beeld. Voor de bocht bij Elsloo is speciale aandacht om de effecten te minimaliseren. De bocht bij Steijl is vanuit het oogpunt verkeersveiligheid in de huidige situatie al een knelpunt: een verbreding van de vaarweg in de binnenbocht is daar de enig haalbare oplossing. De Trajectnota/MER zal inzicht geven in het palet aan maatregelen, ook voor de zuidelijke Maasroute tussen Ternaaien en Limmel. De extra sluiskolk bij Heel en de nieuwe keersluis bij Heumen worden in de plannen opgenomen; een extra kolk bij Weurt echter niet. Voor Limmel wordt nog gekeken naar een andere oplossing. De zuidelijke Maasroute is reeds geschikt voor drielaags containervaart. Ten aanzien van het punt van verkeersveiligheid laat reeds uitgevoerd onderzoek zien dat dit niet tot noemenswaardige problemen leidt in de relatie beroeps- en recreatievaart. 3.4 Projectdoel beperkte natuurontwikkeling Uit diverse reacties blijkt dat men moeite heeft met de manier waarop wordt omgegaan met het bijkomend doel beperkte natuurontwikkeling. Dit is terug te voeren tot de ongelijkwaardigheid die dit doel lijkt te hebben ten opzichte van de hoofddoelen. Men pleit voor het nevengeschikt in plaats van ondergeschikt maken van dit doel aan de hoofddoelen, of zelfs natuurontwikkeling tot hoofddoel te verheffen. Dit beeld wordt opgeroepen door de wijze waarop met het nevendoel wordt omgegaan in de discussie over de verschuiving van de realisatietermijn [2, 3,19,20, 24, 36, 60, 64], Verzocht wordt ook een goede afstemming te zoeken met lopende natuurontwikkelingsprojecten (bijvoorbeeld Fort Sint Andries). Een specifiek afstemmingspunt hierbij is het marktaanbod van afgegraven klei [56]. Gevreesd wordt dat natuurontwikkeling kind van de rekening wordt, wanneer omwille van de financiën gekozen moet worden tussen zaken die wel of niet passen binnen het kader van het project [6, 36, 38]. Vis als doelstelling wordt gemist. De zalm zou als doelsoort kunnen dienen (zie het plan Zalm 2000) [62]. Voorop gesteld dient te worden dat beperkte natuurontwikkeling een bijkomend doel is dat niet ondergeschikt is aan de beide andere doelstellingen. De intentie van De Maaswerken is natuurontwikkeling integraal onderdeel te laten zijn van de diverse alternatieven. In die zin onderkent het project het belang van een extra impuls voor de ontwikkeling van Reacties op A/laasvarianten: samenvatting 11

natuurwaarden. Het is echter ook zo dat er hoe dan ook een volgorde aanwezig is in de diverse doelstellingen: de hoogwaterstandsverlaging en verbetering scheepvaartroute hebben daarbij prioriteit. Om die reden is bij het ontwerp van de diverse natuurontwikkelingsmaatregelen steeds gesteld dat deze alleen dan opgenomen worden in een alternatief, wanneer ze ook daadwerkelijk bijdragen aan de hoogwaterstandsverlaging. Dit stelt zekere eisen aan de dimensionering van de maatregelen. Door de wijze waarop de alternatieven zijn ontwikkeld, is het mogelijk om op eenvoudige wijze de natuurmaatregelen geheel of gedeeltelijk in ieder alternatief te integreren. Belangrijke factor is ook dat de kosten van natuurontwikkeling relatief hoog zijn, terwijl het budget voor het totale project onder druk staat. In het onderzoek naar de effecten wordt onder andere gekeken naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor vissoorten. In de acht -bij het onderzoek betrokken- soorten is de zalm niet opgenomen. Het is overigens wel mogelijk vanuit dit onderzoek uitspraken te doen over de toekomstige geschiktheid van de Maas voor de zalm, en dus een relatie te leggen met het plan Zalm 2000. 3.5 Omgaan met delfstoffen en verontreinigd sediment Delfstoffen Er wordt gewezen op het rijksbeleid ten aanzien van (diepe) ontgrondingen langs de grote rivieren, zoals vastgelegd in het Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen (SOD). In één reactie wordt expliciet gevraagd te toetsen aan dit rijksbeleid [36]. Als reden hiervoor wordt aangegeven dat de bijdrage van ontgrondingen met een grotere waterdiepte dan enkele meters aan natuurontwikkeling nihil is. Gepleit wordt voor terughoudendheid ten aanzien van delfstoffenwinning [60]. Anderen pleiten juist voor een herziening van het rijksbeleid of het ondergeschikt maken van dit beleid aan Zandmaas/Maasroute en het verheffen van delfstoffenwinning tot expliciet projectdoel. Als reden hiervoor wordt genoemd dat het alleen met (tijdelijk) dieper ontgronden mogelijk is om door middel van winning van beton- en metselzand tot een enigszins substantiële kostenreductie te komen [16, 23, 27, 44]. De kleihoeveelheden die vrijkomen in het MMA zouden bij een realisatietermijn van circa 15 jaar goed verwerkt kunnen worden in de baksteen- en dakpannenindustrie [26, 40]. Er wordt binnen het project nog gekeken naar de potenties van delfstoffenwinning in relatie tot de kosten van de alternatieven. Vooralsnog lijkt deze optimalisering niet zo kansrijk, gezien de huidige uitgangspunten voor het ontwerp (bijvoorbeeld hoogwatergeulen daar waar ze van nature horen te liggen). Bovendien moet bij die kostenoptimalisatie rekening worden gehouden met andere invalshoeken van het beleid (SOD). Door De Maaswerken is inmiddels overleg geïnitieerd met de betrokken sectoren (zand- en kleiwinning) om eventuele initiatieven op hun waarde te kunnen beoordelen. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 12

Verontreinigd sediment Het beleidsstandpunt rond Actief Bodembeheer wordt over het algemeen ondersteund [19, 20, 24,44, 69]. Een zorgvuldige afweging van speciedepots en de toepassing van Actief Bodembeheer blijft nodig [60]. De voorkeur wordt gegeven aan verdiepen in plaats van verbreden vanwege de geringe hoeveelheid verontreinigde grond die daarbij vrijkomt [9,13]. In geval van berging in baggerspeciedepots zou het beter zijn zich te richten op bestaande of in voorbereiding zijnde locaties [22]. Ook wordt gewezen op het beleid zoals verwoord in het Beleidsstandpunt Verwijdering Baggerspecie (1993), de opmerkingen daarin over de verwerking van baggerspecie en de bestuurlijke afspraken daaromtrent. Gesteld wordt dat De Maaswerken moet aangeven hoe aan dit beleid invulling wordt gegeven [53]. In sommige reacties is men positief over het verondiepen van Maasplassen met vrijkomende grond, mits de besparing die dit oplevert wordt aangewend om het ecologisch en recreatieve karakter van het Maasdal te vergroten [2,3,19, 20, 24]. Vanuit delfstoffenwinners wordt echter gevraagd -niet onder druk van tijd- bij het verondiepen materiaal te gebruiken dat bij een langere uitvoeringstermijn van het project kan worden gebruikt als grondstof [26]. Momenteel wordt gewerkt aan de praktische invulling van Actief Bodembeheer. Op korte termijn zal duidelijkheid ontstaan over de vraag hoe en op welke wijze verontreinigd sediment het beste kan worden verwerkt binnen elk van de alternatieven. Daarover zal overleg plaatsvinden met betrokken partijen. Het bergen van (een deel van) de vrijkomende verontreinigde specie in bestaande of in ontwikkeling zijnde depots is een van de opties. Er is al overleg gaande over de saneringsvisie Maas, die een uitwerking is van de nieuwe beleidslijn rond Actief Bodembeheer. Deze beleidslijn is een belangrijke insteek voor de omgang met verontreinigd sediment binnen het project. In de Trajectnota/MER zal de relatie met het Beleidsstandpunt Verwijdering Baggerspecie en het daarin verwoorde beleid duidelijk worden gemaakt. De Maaswerken wil vanuit duurzaamheidsoogpunt de beschikbaarheid van delfstoffen optimaal houden. Het minder verondiepen van Maasplassen kan een mogelijke consequentie van dit uitgangspunt zijn. Het effect op de afvoercapaciteit is zeer gering, en betreft een uiterst lokaal effect. De alternatieven bestaan uit een integraal ontwerp, waarin dat soort zaken meegenomen zijn. 3.6 Discussie nieuwe projectdoelen Uit een aantal reacties blijkt dat men moeite heeft met het feit dat het project zich beperkt tot de hoofddoelen hoogwaterstandsverlaging en verbetering scheepvaartroute, alsmede Reacties op Maasvarianten: samenvatting 13

het bijkomend doel beperkte natuurontwikkeling. Graag ziet men hieraan toegevoegd de (neven)doelen toerisme en recreatie, landbouw of, breder gesteld, de ruimtelijke ordening. Dit vanuit de optiek dat het alleen op die wijze mogelijk is te komen tot integrale plannen, en dat hier ook een verantwoordelijkheid ligt van de rivierbeheerder [9,11,19, 20, 24, 40, 43,63]. Het is niet de bedoeling nieuwe doelen aan het project toe te voegen. In het kader van de streekplanontwikkeling -eveneens aan dit project verbonden- worden de verschillende andere maatschappelijke aspecten zoals landbouw en recreatie ingebracht en zullen ze een plaats krijgen. Bij de ontwikkeling van de alternatieven is al zoveel mogelijk rekening gehouden met de landbouw. Bij de positionering van maatregelen is gekeken naar het type landbouw dat met ruimtebeslag te maken krijgt. Peilopzet leidt per saldo tot positieve effecten, maar lokaal kunnen ook negatieve effecten optreden. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is deze effecten te verzachten, bijvoorbeeld doordrainerende maatregelen. In het lopende landbouwonderzoek wordt ook gekeken naar de bedrijfsstructuur. Daarbij wordt nagegaan hoe met maatregelen als landinrichting na uitvoering weer een goede landbouwstructuur in het Maasdal kan ontstaan. Recreatie is niet leidend geweest voor het rivierontwerp. Wel is aandacht besteed aan recreatief medegebruik. Het ontplooien van activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme is vooral een zaak van particulieren en/of lagere overheden en niet zozeer van De Maaswerken. Wel worden de plannen zodanig ingericht, dat dit de mogelijkheden tot benutting van win-winsituaties niet belemmert en waar mogelijk zelfs bevordert. Daartoe zijn ook tijdens het sectoraal en bestuurlijk overleg een aantal zinvolle opmerkingen geplaatst. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 14

4 Alternatieven 4.1 Keuze voor alternatieven In veel reacties wordt een keuze gemaakt voor een van de alternatieven die in Maasvarianten zijn gepresenteerd. Opvallend, maar nauwelijks verrassend, is dat van unanimiteit geen sprake is. Enerzijds wordt gepleit voor het Basis-Alternatief, en dan bij voorkeur de verdiepingsvariant (minimaal ruimtebeslag), al of niet in combinatie met verhoging en uitbreiding van de kaden [9,13]. Een andere stellingname is dat het Basis-Alternatief niet voldoet aan de projectdoelstellingen, omdat te weinig invulling wordt gegeven aan beperkte natuurontwikkeling; het alternatief is te monofunctioneel [19,20,24, 36]. Ook vindt men dat het Basis-Alternatief de natuurlijke dynamiek van de rivier nog verder terugbrengt: inundatie van de uiterwaarden zal nog minder plaatsvinden [19, 20, 24], Anderen spreken de voorkeur uit voor het MMA of stellen zelfs dat dit niet ver genoeg gaat en men eigenlijk een MMA-plus voor ogen heeft [2,3,19,20, 24, 29]. Men ziet in het MMA mogelijkheden om ook andere zaken in de planvorming mee te nemen, bijvoorbeeld toerisme en recreatie, alsmede de ontwikkeling van bedrijventerreinen en havens [16, 40]. Soms spreekt men zich uit voor het Combinatie-Alternatief. Deels hangt dit samen met het feit dat bij dit onderwerp in Maasvarianten wordt ingegaan op mogelijke nieuwe locaties voor hoogwatergeulen of het laten vervallen van andere geulen [10, 50]. Anderen stellen dat het Combinatie-Alternatief nog te dicht bij het MMA ligt om serieus te kunnen worden meegenomen [13, 22]. Kortom: de standpunten liggen ver uiteen. Vooropgesteld moet worden dat een definitieve keuze nu nog niet aan de orde is. De Maaswerken neemt kennis van de variatie in standpunten. Een voorzichtige constatering is, dat de alternatieven in ieder geval zó breed zijn opgezet dat de meeste overlegpartners zich wel in één van deze alternatieven (of in een afgezwakte danwei opgewaardeerde variant) vinden. Het Combinatie-Alternatief is in de notitie Maasvarianten gepresenteerd om mogelijke opties tussen het Basis-Alternatief en het MMA te laten zien. Op basis van de recente discussies zullen enkele van de genoemde opties en nieuwe opties (retentie en dergelijke) in de uiteindelijke alternatieven worden opgenomen. Met name zal hierbij aandacht worden besteed aan de effecten op de financiële haalbaarheid van het project. 4.2 Hoogwater- en nevengeulen In het MMA is sprake van de aanleg van hoogwatergeulen. De landbouwsector en een aantal gemeenten hebben hiertegen bezwaren geuit, met name vanwege het ruimtebeslag op landbouwgronden. Dit geldt vooral voor de hoogwatergeulen bij Wanssum, Bergen en Reacties op Maasvarianten: samenvatting 15

Mook [10,13, 22, 60]. Door andere overlegpartners wordt dit idee daarentegen omarmd en vindt men dat het MMA zoals dat er nu ligt, niet ver genoeg gaat. Er wordt op gewezen dat nog veel meer geschikte locaties aan te wijzen zijn. Bovendien zou dit stelsel van hoogwatergeulen aangevuld kunnen (en zelfs moeten) worden met zogenaamde nevengeulen. Deze leggen een by-pass rond de stuw- en sluiscomplexen en kunnen een functie vervullen voor trekvissen [2, 3,19, 20,24, 43]. Ook worden voorstellen gedaan voor nog niet eerder genoemde locaties voor hoogwatergeulen, met name bij Osen, Stadsweide en Leukerwaarden [30, 42]. Een aantal overlegpartners staat positief tegenover de in het Combinatie-Alternatief opgenomen hoogwatergeul ten westen van het Lateraalkanaal, zeker als deze een meerwaarde kan hebben voor natuurontwikkeling of recreatief medegebruik [5, 6, 30,40, 60]. De volgende voorwaarden worden onder meer genoemd: - de geul moet een substantiële bijdrage leveren aan de waterstandsverlaging, - de winning van delfstoffen mag niet leidend zijn. Gesteld wordt dat de geul ten westen van het Lateraalkanaal een zeer belangrijke nevenrol kan vervullen: het kan de ecologische barrière -de Maasplassen- slechten [6]. Anderen daarentegen zien niets in deze hoogwatergeul. Met name het feit dat hiermee nieuwe ontgrondingen in het gebied gaan plaatsvinden roept bezwaren op. Ook wordt gewezen op de huidige kenschets van het gebied (landschappelijke en natuurwaarden), op basis waarvan het in stand houden van het huidige beeld wordt nagestreefd [11, 58]. Deze hoogwatergeul past niet in het natuurbeleid [36]. Aandacht wordt gevraagd voor de relatie met het spaarbekken voor de drinkwatervoorziening bij Heel, met name voor wat betreft wijzigingen in de grondwaterstanden die kunnen doorwerken in het bekkenpeil. Een wijziging van dit peil is niet acceptabel [7,11, 21, 60]. Een nadere onderbouwing van de noodzaak van deze geul acht men nodig [37], Hoeveel en welke hoogwatergeulen in uitvoering zullen worden genomen is afhankelijk van de inspraak en nadere besluitvorming. Gezien de recente financiële ontwikkelingen ligt een groter aantal geulen dan in het MMA wordt voorgesteld echter niet voor de hand. Nader overleg vindt plaats over het mogelijk opnemen van nevengeulen in het ontwerp. Belangrijk hierbij is het uitgangspunt dat alle natuurontwikkelingsmaatregelen (en het grondverzet dat daarmee gemoeid is) een bijdrage moeten leveren aan de hoogwaterstandsverlaging. Bij het onderzoek naar de mogelijkheden de hoogwatergeul ten westen van het Lateraalkanaal in te passen in het project, wordt uiteraard aandacht besteed aan genoemde punten. Met de winning van delfstoffen wordt rekening gehouden. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 16

4.3 Natuurvriendelijke oevers Door natuur- en milieu-organisaties wordt een voorstel gedaan voor een ander ontwerp voor de natuurvriendelijke oevers. Bij dit voorstel kunnen kleine steilranden en zandstrandjes ontstaan, waarop tevens een gevarieerde natuurontwikkeling mogelijk is. Het ontwerp van De Maaswerken acht men niet geschikt vanwege de verhouding tussen kosten (ook onderhoud: zwerfvuil!) en baten voorde natuur [2, 3,19, 20, 24]. Gesteld wordt verder dat natuurvriendelijke oevers gerekend moeten worden tot natuur, en niet tot waterbouwkundige constructies. Dit in verband met de mogelijke overlap die deze oevers kunnen hebben met de zogenaamde RBON-hectares. Afhankelijk van de toekenning kan een eventueel ruimtebeslag op de landbouw worden beperkt. Ook de oppervlakte die benodigd is voor verbreding, zou om die reden tot natuur gerekend moeten worden [13]. Omwille van de landschappelijke en geomorfologische waarden worden ingrepen in het gebied rond Grubbenvorst, onderdeel van de Peelhorst, afgewezen [47]. De genoemde nadelen worden onderkend door De Maaswerken. De suggestie voor een alternatief oeverontwerp wordt daarom nader bestudeerd. De Maaswerken onderzoekt in hoeverre de overlap tussen RBON-hectares en de hectares voor natuurvriendelijke oevers (autonome ontwikkeling) enerzijds en de benodigde oppervlakte voor Zandmaas/Maasroute anderzijds gemaximaliseerd kunnen worden, zodat het extra ruimtebeslag voor de landbouw beperkt kan blijven. Over de relatie tussen de RBON-hectares en de alternatieven voor Zandmaas/Maasroute vindt in algemene zin overigens overleg plaats met het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de provincie Limburg. De Trajectnota/MER zal over dit onderwerp meer duidelijkheid geven. De landschappelijke en geomorfologische effecten van natuurvriendelijke oevers worden in de Trajectnota/MER in beeld gebracht. In het oeverontwerp van De Maaswerken is omwille van de landschappelijke inpassing in de Peelhorst gekozen voor steilranden en niet voor geleidelijk oplopende oevers. 4.4 Kosten en financiering Door diverse overlegpartners wordt gewezen op de mogelijkheid het project Zandmaas/ Maasroute ook te financieren uit andere bronnen zoals het RBON-instrumentarium en de natuurvriendelijke oevers [36, 43, 60]. Ook wordt gesteld dat door De Maaswerken de belangen van veiligheid, scheepvaart en aan de rivier gekoppelde natuur en recreatie moeten worden behartigd. Dit is voldoende reden om ook kosten voor natuurontwikkeling deel te laten uitmaken van het project [19, 20, 24]. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 17

Enkele overlegpartners zien nog besparingsmogelijkheden voor de alternatieven door op een andere manier met het ontwerp van natuurvriendelijke oevers om te gaan en door vrijkomende grond te bergen in de Bergse Heide (i.e. Reinderslooiplas). Ook voorziet men dat met een grotere inzet van retentie besparingen mogelijk zijn [19, 20, 24]. Anderen stellen dat dieper ontgronden noodzakelijk is om tot een kostenreductie te kunnen komen [27, 44]. Kostenoptimalisatie is een voortdurend onderwerp van studie. Genoemde suggesties zullen daarom in de beschouwingen worden meegenomen. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 18

5. Ruimtelijke aspecten 5.1 Vigerend beleid en integrale planvorming Een aantal malen wordt erop gewezen dat De Maaswerken te weinig rekening lijkt te houden met het bestaand (provinciaal en gemeentelijk) ruimtelijk, toeristisch-recreatief, natuur- en landschapsbeleid [36, 37, 53]. Ook vindt men dat het plan voor Zandmaas/ Maasroute integraal en duurzaam van karakter zou moeten zijn. Landbouw, recreatie, drinkwatervoorziening, bedrijvigheid, vaarroute, waterafvoer, natuurontwikkelingen grinden zandwinning zouden evenwichtiger meegenomen moeten worden [31, 32, 36, 37, 40, 43, 53, 60]. Gepleit wordt verder voor een projectrealisatie tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In de afweging moet niet alleen gekeken worden naar belangen binnen het projectgebied, maar ook naar effecten buiten het projectgebied [56]. De conclusie dat te weinig rekening is gehouden met het vigerende beleid is niet helemaal terecht. Mogelijk dat dit onvoldoende in Maasvarianten tot uitdrukking komt, maar bij de ontwikkelingvan de alternatieven, en daarbinnen de positionering van maatregelen, is wel degelijk rekening gehouden met de zaken die in vigerende beleidsplannen zijn vastgelegd. Overigens is een strijdigheid met het vigerend beleid niet in alle gevallen volledig uit te sluiten. Anders ligt het bij het wel of niet mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Hieraan is tot op heden inderdaad in mindere mate aandacht besteed. Om die reden wordt momenteel gewerkt aan een aantal visies. Hieruit moet duidelijk worden of en waar de alternatieven ontwikkelingen in bepaalde sectoren remmen, stimuleren of geen invloed hebben. In de komende paragrafen worden deze visies kort aangehaald. De Trajectnota/MER zal nader ingaan op bestaande plannen (autonome ontwikkelingen). De herziening van het/de streekplan(nen) voor het Maasdal loopt zoveel mogelijk gelijk met de planvorming voor het project Zandmaas/Maasroute. De plannen zullen dus niet zó integraal worden, dat sprake is van een verbreding van de oorspronkelijke doelstellingen. 5.2 Landbouw Vanuit overheden, gemeenten en agrarische belangenorganisaties wordt aandacht gevraagd voor het areaalverlies dat de landbouw te wachten staat als gevolg van het project Zandmaas/Maasroute. Aangegeven wordt dat het in veel gevallen gaat om waardevolle landbouwgronden, die gezien de bodemgesteldheid en vochttoestand, in de toekomst alleen nog maar in waarde zullen stijgen. Met name heeft men om die reden moeite met het MMA en de daarin opgenomen hoogwatergeulen. Dit geldt in ieder geval voor de hoogwatergeulen bij Wanssum, Bergen en Mook [9,10,13, 22]. Gepleit wordt om ook natuurvriendelijke oevers en zomerbedverbreding aan te merken als hectares ten behoeve van natuurontwikkeling. Op die manier kan het ruimtebeslag voor de landbouw verder worden beperkt (verschuiving van RBON-hectares) [13]. Reacties op A/laasvarianten: samenvatting 19

Ook wordt gewezen op het belang van het landbouwkundig onderzoek, waarvoor De Maaswerken inmiddels het startsein heeft gegeven: op basis daarvan is beter te bepalen op welke wijze het areaalverlies kan worden opgevangen [13, 22, 56]. Gesignaleerd wordt dat in het onderzoek de hoogwatergeulen op Noord-Brabants grondgebied, bij Vierlingsbeek, niet zijn opgenomen. Er wordt gepleit voor een verdere uitbreiding van het landbouwkundig onderzoek [18, 53,56]. Gesteld wordt dat het project tevens zou moeten ingaan op toekomstige ontwikkelingen in de landbouw, een visie daarop wordt gemist [36]. De landbouw moet een duurzaam perspectief worden geboden [60]. Getracht wordt de overlap met RBON-hectares te maximaliseren, en daarmee het (extra) ruimtebeslag op landbouwgronden zo beperkt mogelijk te houden. De Maaswerken is zich terdege bewust van het spanningsveld met landbouw, juist vanwege het ruimtebeslag en de voorgestelde peilopzet. In de planvorming is echter eveneens rekening gehouden met de algemene beleidslijn dat landbouwgronden dicht bij de rivier in de toekomst geëxtensiveerd zullen worden. Wanneer na overleg met de betrokken overheden en landbouworganisaties ook buiten Limburg een landbouwonderzoek gewenst is, behoort uitbreiding zeker tot de mogelijkheden. Doel van het landbouwonderzoek door De Maaswerken is zicht te krijgen op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw bij de verschillende alternatieven. Het streven is ervoor te zorgen dat het toekomstperspectief voor de overblijvende landbouw niet nadelig door het project wordt beïnvloed. 5.3 Recreatie en toerisme Veel aandacht wordt gevraagd voor het benutten van recreatief medegebruik. Win-winsituaties zouden moeten worden uitgebuit. De combinatie natuurontwikkeling en recreatie biedt hier veel mogelijkheden. De handhaving en ontwikkeling van de functie die de Maas heeft in het kader van het landelijk recreatietoervaartnet moet gewaarborgd blijven [17, 22, 30,31,56], Ook wordt gevraagd te letten op de bereikbaarheid en de geschiktheid van de oevers voor de sportvisserij: de Maas en het Julianakanaal hebben op dit punt een belangrijke functie [46,49]. Men vindt dat in de planvorming te weinig aandacht is voor deze sector, mede gezien het feit dat het gaat om een belangrijke economische factor voor de provincie Limburg. In wezen wordt het te mager geacht als hieraan uitsluitend in het Combinatie-Alternatief aandacht wordt besteed [11, 32, 40, 63]. Gesteld wordt dat het project tevens zou moeten ingaan op toekomstige ontwikkelingen in de recreatieve sector. Een visie daarop wordt gemist [36, 56]. Verzocht wordt om de resultaten van binnenkort af te ronden onderzoeken in de streefbeelden en de alternatieven te integreren [11, 60]. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 20

In 3.6 is al ingegaan op het standpunt van De Maaswerken ten aanzien van recreatie en toerisme. In grote lijnen brengt De Maaswerken de potenties voor recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden in beeld. Dit onderwerp is niet sturend voor het ontwerp van de alternatieven. Wel zal als gevolg van de voorbereiding van een streekplanherziening een ruimtelijke en bedrijfseconomische visie worden ontwikkeld. Hierin worden mogelijke win-winsituaties meegenomen. In de verdere uitwerking van de alternatieven wordt rekening gehouden met reële plannen die buiten het project ontwikkeld worden. Ook worden hierin details opgenomen over de bereikbaarheid en de geschiktheid van de oevers voor de sportvisserij. 5.4 Wonen en werken Rond wonen en werken zijn tal van opmerkingen gemaakt die op diverse plaatsen in dit rapport aan bod zijn gekomen. Zo hebben de opleverdatum van het project (hoofdstuk 2) en de discussie rond het beschermingsniveau en de peilopzet (zie 3.2) raakvlakken met mogelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken. Meer specifiek wordt gewezen op de gewenste ontwikkeling van een aantal havens en bedrijventerreinen langs de Maasroute en op de onderlinge afstemming tussen Zandmaas/ Maasroute en andere initiatieven. Ook de economische gevolgen voor riviergebonden bedrijfsactiviteiten, bedrijfsverplaatsingen en de gevolgen voorde capaciteit van de bedrijventerreinen, verdienen de aandacht [15, 33, 37, 45, 53, 67, 56], Veel van deze en andere genoemde situaties worden opgenomen in de op te stellen ruimtelijke en bedrijfseconomische visie. Besluitvorming zal in de regel plaatsvinden in andere kaders dan het Tracébesluit. 5.5 Natuur en landschap Enkelen vragen aandacht voor het compensatiebeginsel uit het Structuurschema Groene Ruimte (SGR). Er zal beter moeten worden beoordeeld of hieraan in de plannen voldoende tegemoet gekomen wordt. Is dit niet het geval, dan zal aanvullende compensatie moeten plaatsvinden [36, 53, 60], Gesteld wordt dat compensatie in de ecologische hoofdstructuur in principe niet mogelijk is [53]. In de Trajectnota/MER zal over de noodzaak tot compensatie meer duidelijkheid worden gegeven. Voor die tijd vindt hierover met de betrokken partijen overleg plaats. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 21

Reacties op Maasvarianten: samenvatting 22

6. Diversen 6.1 Proefprojecten Verzocht wordt in het komende proefproject (tussen Swalmen en Kessel) enkele hoogwatergeulen op te nemen. Als mogelijke locaties worden de Rijkelse Bemden en de Weerdbeemden genoemd [19, 20, 24]. Men heeft moeite met het feit dat in het komende proefproject natuurvriendelijke oevers worden aangelegd op plaatsen waar verontreinigd, maar overigens gebiedseigen sediment wordt geborgen [19, 20, 24]. In het komende proefproject wordt geen hoogwatergeul opgenomen omdat dit niet in de gebiedsvisie past. Berging van verontreinigd bodemmateriaal, in dit geval onder natuurvriendelijke oevers, is in het komende proefproject opgenomen om ervaring op te doen met de nieuwe beleidslijn Actief Bodembeheer. 6.2 Vervolgoverleg Veel overlegpartners hebben behoefte aan nader overleg over specifieke situaties of aan een blijvende betrokkenheid bij het vervolg van het project. In een aantal gevallen is bovendien sprake van gedetailleerd commentaar en uitgebreide vragen. Deze samenvatting op hoofdlijnen leent zich er niet voor om nader in te gaan op dergelijke reacties. Dit neemt niet weg dat veel van de opmerkingen en de zorg die daarachter zit terecht zijn. Met de overlegpartners die zeer specifiek commentaar hebben geleverd en/of prijs stellen op een nader onderhoud zal uiteraard overleg worden gevoerd. Hiertoe zal De Maaswerken het initiatief nemen. Om de betrokkenheid met de omgeving te waarborgen zullen daarnaast ook andere communicatievormen worden ingezet als klankbordgroepbijeenkomsten en periodieke nieuwsbrieven. Reacties op Maasvarianten: samenvatting 23

Reacties op A/laasvarianten: samenvatting 24

Bijlage 1 Lijst van reacties op Maasvarianten Toelichting: - Nr. reactie correspondeert met de verwijzingsnummers in tekst - Het DLB-nr. verwijst naar het nummer waaronder brief is ingeboekt bij De Maaswerken. De verslagen van de diverse bijeenkomsten zijn aangeduid als d.d. r gevolgd door de besprekingsdatum - Onder de kolom Overlegpartner staan de namen van de respondenten - Het overzicht is bijgewerkt tot en met 31 oktober 1997 - De bundel van de reacties is (in beperkte oplage) verkrijgbaar via de afdeling Communicatie van De Maaswerken. Nr. reactie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 DLB-nr. 97/06051 97/10890 97/12314 97/13774 97/14157 97/14225 97/14372 97/14708 97/14760 97/14939 97/15017 97/15102 97/15163 97/15295 97/15344 97/15347 97/15430 97/15441 97/15448 97/15559 97/15601 97/15688 97/15683 97/15695 97/15701 97/15751 97/15753 97/15806 97/1587 97/16039 97/16038 97/16035 97/16089 97/16087 97/16093 97/16205 97/16271 Overlegpartner Gemeente Stein Stichting het Limburgs Landschap Staatsbosbeheer, Regio Peel en Maas J.W.M. Tummers Panheel Groep Milieugroep Roermond Waterleiding Maatschappij Limburg RIWA, Samenwerkende Rijn- en Maaswaterleidingbedrijven Noordbrabantse Christelijke Boerenbond Gemeente Mook en Middelaar Gemeente Heel Kreis Kleve Limburgse Land- en Tuinbouwbond Gemeente Cuijk Gemeente Gennep Gemeente Bergen Gemeente Grave Gemeente Vierlingsbeek Staatsbosbeheer, Regio Limburg - Oost-Brabant Wereld Natuur Fonds Waterleiding Maatschappij Limburg Gemeente Meerlo-Wanssum Stichting Zand Stichting Milieufederatie Limburg Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten Centrale Industriezand Voorziening B.V. Jachthaven De Maas Gemeente Maasbree Gemeente Roermond Stichting Recreatietoervaart Nederland Ministerie van Economische Zaken, Regio Zuid Gemeente Stein Waterschap Peel en Maasvallei Gemeente Arcen en Velden Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuid Gemeente Maasbracht Reacties op Maasvarianten: samenvatting 25

Nr. reactie 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 DLB-nr. 97/16395 97/16483 97/16578 97/16652 97/16650 97/16658 97/16727 97/16725 97/16830 97/16848 97/16849 97/16841 97/16850 97/16860 97/16878 97/16875 97/16884 97/16890 97/17892 97/17124 97/17277 97/17430 97/17440 d.d. 260897 d.d. 020997 d.d. 030997 d.d. 040997 d.d. 080997 d.d. 080997 d.d. 100997 d.d. 150997 d.d. 150997 d.d. 170997 d.d. 190997 d.d. 190997 d.d. 300997 d.d. 011097 d.d. 021097 d.d. 031097 Overlegpartner Werkgroep Natuur en landschap, gemeente Broekhuizen Ministère Wallon de l'equipement et des Transports, Direction Générale Voies Hydrauliques Kamer van Koophandel Noord- en Midden-Limburg Gemeente Maastricht Gemeente Bergen Stichting Ontgronden Nooit Nederlandse Vereniging van Regionale Industriezand- en Grindproducenten Gemeente Venlo Hengelsportvereniging De Snoek" Gemeente Grubbenvorst Gemeente Tegelen HSV St. Petrus Linne Koninklijke Schippersvereniging Schuttevaer Roermondse Watersportvereniging Nautilus Waterschap De Maaskant Provincie Noord-Brabant J. van Heijster WD-Limburg Provincie Gelderland IVN, afdeling Maas en Niers Gemeente Haelen HISWA Vereniging, regio Maasoevers Provincie Limburg LLTB, NCB Samenwerkingsverband Maas, NWS HISWA Staatsbosbeheer, Stichting Milieufederatie Limburg, Vereniging Natuurmonumenten, Stichting het Limburgs Landschap Gemeenten Noordelijke Maas: Vierlingsbeek, Boxmeer, Bergen, Mook en Middelaar, Gennep, Grubbenvorst, Broekhuizen, Meerlo-Wanssum Gemeenten Benedenmaas Zuid: Grave, Ravenstein, Cuijk, Lith, provincie Noord- Brabant Gemeenten Julianakanaal: Stein, Echt, Susteren, Born Gemeenten Plassenmaas: Roermond, Swalmen, Heel, Haelen, provincie Limburg Waterschappen Noord: De Maaskant, Groot Maas en Waal Gemeenten Benedenmaas Noord: West Maas en Waal, Heumen, Wijchen, Nijmegen, provincie Gelderland Waterschappen Zuid: Zuiveringschap Limburg, Roeren Overmaas, Peel en Maasvallei Scheepvaart: Ministerie van Economische zaken Regio Zuid Regionale Klankbordgroep Oss Regionale Klankbordgroep Ooi Regionale Klankbordgroep Venlo Algemene Klankbordgroep Venlo Reacties op A/laasvarianten: samenvatting 26

Reacties op Maasvarianten: samenvatting 27

Colofon 'Reacties op Maasvarianten: samenvatting' is een uitgave van projectorganisatie De Maaswerken Maastricht, november 1997 Inlichtingen De Maaswerken Afdeling Communicatie Postbus 1593 6201 BN Maastricht Telefoon 043 3870339 Telefax 043 3618526 Reacties op Maasvarianten: samenvatting 28

lth.lt'tl. Project Zandi Zandmaas/A/laasroute Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat De Maaswerken