* *

Vergelijkbare documenten
OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

* *

Aan dit besluit zijn, conform artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht (Bor), geen voorschriften verbonden

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

BESCHIKKING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN THOLEN

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

BESCHIKKING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN THOLEN

VERZONDEN 0 8 SEP 2016

VERZONDEN 2 4 AUG 2076

Ontwerp omgevingsvergunning UV

* *

Pagina 1 van 51 Registratienummer: Z / D

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

in in ii mi ii mm ii ii

In dit besluit zijn, conform artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht (Bor), geen voorschriften opgenomen.

Ontwerp besluit UV

* *

Omgevingsvergunning OV

* *

BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT Milieu Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

* *

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning OV

ONTWERPBESCHIKKING. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets. datum: 28 juni 2016 Gemeente Bronckhorst nr

* *

Beschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 21 juni 2016 bij hen ingekomen aanvraag van M.H.A. Eilers te Sterksel, om

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

eurne Maatschap Wijnen F.J.W.P. & Frawij B.V. Moorveld PN LIESSEL

* *

OIVIGEVINGSVERGUNNING. Gasunie Transport Services (GTS)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING D *D *

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

* *

OMGEVINGSVERGUNNING. aanleg waterstofleiding. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum. vth-nummer: Z

in in miii ii inn ii i ii

BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF. Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

[ONTWERP] Omgevingsvergunning UV 31844

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Deze wijziging is vereist voor het opslaan van waterstof en koolzuur in gasflessen.

OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Nedmag industries. tb.v. het plaatsen van een koeltoren. locatie: Billitonweg 1 te Veendam

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

* *

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Drachten, Kenmerk Zaaknummer Behandeld door 15 juni /cor Z Wiebe Jan Dijk

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager. Fokzeugenbedrijf Kannpschoer Datum besluit 30 juni 2016 Onderwerp

FUIV[b. Grou, 5 maart 2015 VERZONDEN -6 MRT Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving

Op 29 september 2016 heeft u een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Bij deze brief ontvangt u de ontwerpbeschikking op uw aanvraag.

Wij hebben op 14 juli 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van AVI Den

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Zaaknummer : Vergunninghouder : W. Hoeve Projectomschrijving : Verbouw en verlengen stal en het oprichten van een mestloods

Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

Pagina 1 van 10 Registratienummer: Z / D

OMGEVINGSVERGUNNING. BioMCN

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

* *

OMGEVINGSVERGUNNING OV

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) datum: 31 augustus 2016 Gemeente Bronckhorst nr. 2016W0138

Ontwerpbesluit OMGEVINGSVERGUNNING. veranderen koelinstallatie. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum

OMGEVINGSVERGUNNING. Ensartech NL-1

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

* *

OMGEVINGSVERGUNNING (UITGEBREID)

Omgevingsvergunning Verkleinen van de inrichting

OMGEVINGSVERGUNNING. Friesland Campina Nederland Holding ay.

OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. RWZI Veendam. ten behoeve van de activiteit het bouwen van een bouwwerk. "bouw blowergebouw"

ONTWERP Omgevingsvergunning UV

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN

*16SXO52399* Ontwerp-Besluit Omgevingsvergunning, Zuiderlandweg 1 A te Wolphaartsdijk

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieu) datum: 1 maart 2018 Gemeente Bronckhorst nr

Omgevingsvergunning. 2. aan deze vergunning voorschriften te verbinden.

(ONTWERP)OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie:

omgevingsvergunning veranderen van de varkenshouderij, wijzigen van de stalsystemen, huisvesten van rundvee (milieu) en handelen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden veranderen van de varkenshouderij, wijzigen van de stalsystemen, huisvesten van rundvee (milieu) en handelen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden Beschikking 216734 *16.133123* 16.133123 ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING nr. 216734 Uitgebreide procedure Onderwerp Burgemeester en wethouders van de gemeente Uden hebben op 15 augustus 2014 een aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets ontvangen van Bravar BV, Beukenlaan 54a te Odiliapeel. Het betreft een aanvraag voor het wijzigen van een gemengde veehouderij. De inrichting ligt aan Rode Eiklaan 14 te Odiliapeel. De aanvraag is geregistreerd onder OLO nummer 1421431, kenmerk 216734. Ontwerpbesluit Burgemeester en wethouders zijn voornemen aan Bravar BV, Rode Eiklaan 14 te Odiliapeel, gelet op artikel 2.1 van de Wabo, de omgevingsvergunning te verlenen. Deze vergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning. De vergunning wordt verleend voor: het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, artikel 2.1, lid 1 onder i van de Wabo; het uitvoeren van handelingen waarvoor een vergunning ingevolge artikel 16 en artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. In dit besluit zijn, conform artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht (Bor), geen voorschriften opgenomen. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wabo (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). De aanvraag is beoordeeld voor de activiteit inrichting aan artikel 2.14 van de Wabo. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Bor en de Regeling omgevingsrecht. De gevolgde procedure is opgenomen in de bijlage Procedurele overwegingen en de overwegingen en beoordeling zijn in de bijlage Inhoudelijke overwegingen en de bijlage Toetsingsdocumenten opgenomen. Overige bijgevoegde documenten De volgende documenten maken onderdeel uit van het besluit en zijn als gewaarmerkt stuk bijgevoegd. Deze zijn ingediend op 15-4-2016: diertabel Rode Eiklaan 14, Odiliapeel; vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 15-4-2016, versie 3, incl. o.a. resultaten ISL3a en v- stacks-vergunning berekening; een plattegrondtekening, kenmerk Wet milieubeheer, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 15-4- 2016; toelichting invoergegevens berekeningen incl. bijlage 1 plattegrondtekening emissiepunten en bijlage 2 invoergegevens ISL3a-berekening. 1

Zienswijzen en adviezen De aanvraag en de ontwerpbeschikking met bijbehorende stukken worden op grond van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 1 september 2016 ter inzage gelegd. U kunt binnen zes weken na start van de ter inzage termijn eventuele zienswijzen tegen of adviezen over de ontwerpbeschikking indienen bij het College van burgemeester en wethouders van Uden, Postbus 83, 5400 AB te Uden. Uden, 25 augustus 2016 Namens Burgemeester en wethouders van Uden mr. C.J.F. Mutsaars-van Es teamleider dienstverlening afdeling Ruimte 2

INHOUDSOPGAVE BIJLAGE I. PROCEDURELE OVERWEGINGEN... 4 BIJLAGE II. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN... 1 1 OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS... 1 BIJLAGE III. TOETSINGSDOCUMENTEN... 1 2 IPPC-INSTALLATIES... 1 3 VERGUNDE EN AANGEVRAAGDE DIEREN... 1 4 M.E.R.-PLICHT... 1 5 LUCHT... 4 BIJLAGE IV. DIERENTABEL... 1 3

BIJLAGE I. PROCEDURELE OVERWEGINGEN PROCEDURELE ASPECTEN Gegevens aanvrager Op 15 augustus 2014 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder i van de Wabo ontvangen. Het betreft een aanvraag van Bravar BV die betrekking heeft op de inrichting aan Rode Eiklaan 14, te Odiliapeel. Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het bedrijf wordt uitgebreid en gewijzigd ten behoeve van de huisvesting van in totaal 104 kraamzeugen, 322 guste en dragende zeugen, 2.000 gespeende biggen en 22 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, artikel 2.1, lid 1 onder i van de Wabo; het uitvoeren van handelingen waarvoor een vergunning ingevolge artikel 16 en artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt een vergunning gevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 2.2a, lid 1 onder g en h en lid 4 onder a, sub 3 en 4 van het Bor. Naast deze activiteiten moet beoordeeld worden of een aantal toestemmingsstelsels wordt aangehaakt. Of daadwerkelijk moet worden aangehaakt, volgt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. De volgende stelsels zijn aangehaakt: Natuurbeschermingswet 1998. Onderdelen aanvraag De aanvraag ingediend op 15-8-2014, bestaat uit: een aanvraagformulier 15-8-2014, OLO nummer 1421431; een aanvraagformulier publiceerbaar 15-8-2014, OLO nummer 1421431; een ISL3a-berekening, d.d. 15-8-2014; vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 15-8-2014, versie 1. Aanvullende gegevens De aanvraag is aangevuld op 3-9-2014 en bestaat uit: een plattegrondtekening, kenmerk melding activiteitenbesluit, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 20-8-2014. Op 11-11-2014 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: een plattegrondtekening, kenmerk melding activiteitenbesluit, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 10-11-2014; een ISL3a-berekening, d.d. 11-11-2014; een v-stacks-vergunning berekening, d.d. 11-11-2014. 4

Op 23-4-2015 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 21-4-2015, versie 2. Op 6-7-2015 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: een plattegrondtekening, kenmerk Wet milieubeheer, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 6-7-2015; een ISL3a-berekening, d.d. 6-7-2015. Op 13-10-2015 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: omschrijving, informatie over de ISL3a-berekening. Op 20-1-2016 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: diertabel Rode Eiklaan 14, Odiliapeel; vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 20-1-2016, versie 2; een plattegrondtekening, kenmerk Wet milieubeheer, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 20-1- 2016. Op 15-4-2016 is de aanvraag aangevuld met de volgende stukken: diertabel Rode Eiklaan 14, Odiliapeel; vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 15-4-2016, versie 3, incl. o.a. resultaten ISL3a en v- stacks-vergunning berekening; een plattegrondtekening, kenmerk Wet milieubeheer, Rode Eiklaan 14, Blad nr. 01, d.d. 15-4- 2016; toelichting invoergegevens berekeningen incl. bijlage 1 plattegrondtekening emissiepunten en bijlage 2 invoergegevens ISL3a-berekening. Huidige vergunningsituatie Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) gewijzigd en valt de inrichting onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. De inrichting wordt aangemerkt als een type B-inrichting. De vergunning van 8 oktober 1999 wordt aangemerkt als een OBM. Verandering van de inrichting De aanvraag heeft betrekking op de volgende veranderingen van de inrichting: het aantal gespeende biggen neemt toe met 525; er worden 22 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar gehouden; er wordt 1 kraamzeug minder gehouden; huisvestingssysteem van stal 1 BWL 2010.17.V1 wordt vervangen door BWL 2010.16.V1; huisvestingssysteem stal 2 BWL 2010.16.V1 wordt vervangen door BWL 2010.17.V1. In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: Stal- Soort dieren en nummer soort huisvestingssysteem 1 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), overige huisvestingssystemen (D 1.2.100) 1 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.15.V1 (D 1.2.12) 1 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (135% koeloppervlak), zeugen in groepshuisvesting, BLW 2010.17.V1 (D 1.3.8.2) 1 Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen (A 7.100) 2 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.15.V1 (D 1.2.12) Aantal dieren 44 36 130 22 24 5

2 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (135% koeloppervlak), zeugen in groepshuisvesting, BLW 2010.17.V1 (D 1.3.8.2) 2 Gespeende biggen, koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.11.V2 (D 1.1.11) Tabel 1 192 2.000 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in artikel 2.4, lid 1 van de Wabo, artikel 3.3 van het Bor en onder andere categorie 7, 8 uit onderdeel C van de bijbehorende bijlage I zijn wij het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Ontvankelijkheid Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moeten worden gesteld om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Regeling omgevingsrecht. Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Regeling omgevingsrecht getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hier op in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Wij hebben daarbij aangegeven dat de wettelijke procedure termijn wordt opgeschort. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag, alsmede de latere aanvulling daarop, voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Procedure Omdat bij deze beschikking een verklaring van geen bedenkingen is vereist in het kader van artikel 47b van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) geldt op grond van artikel 3.10 van de Wabo de uitgebreide procedure in plaats van de reguliere procedure. Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Advies In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, heeft de aanvraag geen betrekking op een categorie waarvoor een advies moet worden aangevraagd. Verzoek verklaring van geen bedenkingen Op grond van artikel 2.27 van de Wabo wijst het Bor of een bijzondere wet categorieën van gevallen aan waarvoor geldt dat een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Omdat het hier een geval betreft als vermeld in artikel 46b en 47b van de Nbw, wordt de omgevingsvergunning niet verleend dan nadat Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant heeft verklaard dat 6

daartegen geen bedenkingen zijn. In dit kader hebben wij onverwijld na ontvangst van de aanvraag een exemplaar daarvan toegezonden aan de provincie Noord-Brabant met het verzoek om te reageren. Op 2 augustus 2016 hebben wij van de provincie Noord-Brabant een (ontwerp) verklaring ontvangen waaruit blijkt dat er, gelet op het belang van de Natura 2000 gebieden en de beschermde natuurmonumenten, geen bedenkingen zijn tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. Activiteitenbesluit milieubeheer Op grond van artikel 8.41a van de Wet milieubeheer moet een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend indien het project activiteiten bevat waarvoor een melding is vereist. Bij de onderhavige aanvraag is een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit ingediend. Met de in en bij deze aanvraag verstrekte gegevens wordt voldaan aan artikel 6.3 van de Regeling omgevingsrecht. De aangevraagde activiteiten vallen onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling milieubeheer zijn voorschriften voor deze activiteiten opgenomen. 7

BIJLAGE II. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN 1 OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS 1.1 Inleiding Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze "toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. Bij het beslissen op de aanvraag om een OBM moeten wij volgens artikel 2.17 van de Wabo toetsen aan artikel 5.13b van het Bor. Een toetsing aan dit artikel heeft plaatsgevonden. 1.2 Toetsing De OBM is aangevraagd voor 426 zeugen en 2.000 gespeende biggen als bedoeld in artikel 2.2a, lid 1 onder g en h van het Bor. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 1 van het Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien het bevoegd gezag heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld. De OBM is aangevraagd voor 22 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar gehouden, 426 zeugen en 2.000 gespeende biggen als bedoeld in artikel 2.2a, lid 4 onder a, sub 3 en 4 van het Bor. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 6 van het Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien deze leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1 bij de Wet milieubeheer. Deze verplichting tot weigering geldt alleen indien het in acht nemen van grenswaarden is vastgelegd bij of krachtens artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. 1.3 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een OBM, zijn er ten aanzien van de aangevraagde geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de OBM geen voorschriften worden verbonden. Nadat deze vergunning is verleend, zijn op de activiteiten de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. 1

BIJLAGE III. TOETSINGSDOCUMENTEN 2 IPPC-INSTALLATIES 2.1 Algemeen Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. Voor veehouderijen vallen de volgende installaties onder de werking van de RIE: meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee, meer dan 2.000 plaatsen voor vleesvarkens (van meer dan 30 kg) of meer dan 750 plaatsen voor zeugen. De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd, leidt niet tot een overschrijding van de ondergrenswaarden van de RIE. 2.2 Conclusie De inrichting is niet aan te merken als een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. 3 VERGUNDE EN AANGEVRAAGDE DIEREN 3.1 Dierentabel In de bijlage Dierentabel is een overzicht gegeven van het aantal gemelde en aangevraagde dierplaatsen. Dit zijn de uitgangsgegevens voor het beoordelen van deze vergunningaanvraag. 4 M.E.R.-PLICHT 4.1 Algemeen Op grond het Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag, voor alle activiteiten die beneden de m.e.r.-beoordelingsdrempel liggen, bepalen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen heeft. Dit dient te gebeuren op grond van de criteria genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten: de kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie); de plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving); de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid). Deze bijzondere omstandigheden worden hierna ten aanzien van de activiteit nader beschouwd. 4.2 De kenmerken van de activiteit De activiteit betreft de volgende wijzigingen: het aantal gespeende biggen neemt toe met 525; er worden 22 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar gehouden; er wordt 1 kraamzeug minder gehouden; huisvestingssysteem van stal 1 (130 dragende/guste zeugen) BWL 2010.17.V1 wordt vervangen door BWL 2010.16.V1; huisvestingssysteem stal 2 (192 dragende/guste zeugen) BWL 2010.16.V1 wordt vervangen door 1

BWL 2010.17.V1. De activiteit vormt een onderdeel van een veehouderij. Na realisatie van de activiteit kunnen er binnen deze inrichting de in tabel 1 weergegeven veestapel worden gehuisvest. 4.3 De plaats waar de activiteit wordt verricht De inrichting is gelegen in het buitengebied van Odiliapeel. Op ongeveer 1.200 meter is de bebouwde kom van Odiliapeel gelegen. In de directe nabijheid van de inrichting zijn enkele burgerwoningen en woningen behorende bij veehouderijen gelegen. De directe omgeving waar de activiteit wordt verricht is voornamelijk in gebruik als grasland en bouwland. 4.4 De kenmerken van de gevolgen van de activiteit Ammoniak Voor de beoordeling van de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt met betrekking tot het aspect ammoniak moet getoetst worden aan de artikelen 3.112 tot en met 3.114 van het Activiteitenbesluit en indirect aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting). De dierenverblijven liggen niet in een zeer kwetsbaar gebied, zoals bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij, dan wel in een zone van 250 meter daaromheen. De aangevraagde situatie heeft een ammoniakemissie van 1.694 kg. De ammoniakemissie neemt hierdoor met 10,8 kg toe ten opzichte van de huidige vergunning. Doordat de ammoniakemissie toeneemt, neemt ook de ammoniakdepositie toe. Het dichtstbijgelegen zeer kwetsbare gebied (Provincie Noord-Brabant, nummer 574) is gelegen op circa 3.070 meter van de inrichting. De achtergronddepositie op het zeer kwetsbare gebied bedraagt circa 2.062 mol (2015) N-totaal per hectare per jaar. De inrichting valt met het gevraagde veebestand niet onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn. Derhalve hoeft niet aan de Beleidslijn te worden getoetst. Hierdoor kan worden volstaan met de toepassing van BBT. Om te bepalen of een huisvestingssysteem als BBT mag worden aangemerkt dient het Besluit emissiearme huisvesting geraadpleegd te worden. Wanneer een huisvestingsysteem voldoet aan de maximale emissiedrempelwaarden wordt een dergelijk systeem als BBT aangemerkt. Voor kraamzeugen, dragende/guste zeugen en gespeende biggen zijn maximale emissiedrempelwaarden vastgesteld. Deze bedragen respectievelijk 2,9, 2,6 en 0,21 kg ammoniak per dier per jaar. De gewijzigde huisvestingssystemen voor de 130 dragende/guste zeugen in stal 1 en de 192 dragende/guste zeugen in stal 2 van te realiseren huisvestingssystemen voldoen met een ammoniakemissie van 2,2 kg per dier per jaar rechtstreeks aan het Besluit emissiearme huisvesting. Door toepassing van de aangevraagde huisvestingssystemen worden vergaande reductie van de ammoniakdepositie- en emissie bereikt ten opzichte van traditionele huisvestingssystemen. Binnen de inrichting blijven ook nog een aantal dieren gehuisvest op een traditioneel huisvestingssysteem. Door de aanvrager wordt middels intern salderen de hoeveelheid ammoniak gecompenseerd. Voor de fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar zijn geen maximale emissiewaarden vastgesteld. De huisvestingssystemen voor deze diercategorieën zijn altijd BBT op het gebied van ammoniak. De nieuw te realiseren huisvestingssystemen voldoen rechtstreeks aan het Besluit emissiearme 2

huisvesting. Voor het overige voldoet de inrichting op inrichtingsniveau aan het Besluit emissiearme huisvesting. De inrichting kan door stikstofdepositie door de uitstoot van ammoniak, schadelijke effecten veroorzaken op Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten. Op 7 september 2011 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de vergunningplicht voor veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden (201003301/1/R2). Deze uitspraak heeft tot gevolg dat, er ondanks een afname van stikstofemissie en -depositie op gevoelige en overbelaste habitats binnen Natura 2000-gebieden en bepaalde in artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw), nog wel degelijk een vergunningplicht geldt. Gezien de toetsingscriteria van de betreffende provincies, dient er voor de beoogde situatie een vvgb Nbw aangevraagd te worden bij de provincie Noord-Brabant. Deze is het bevoegd gezag voor het afhandelen van de aanvraag om een vvgb Nbw. De aangevraagde situatie mag pas gerealiseerd worden als de betreffende vvgb Nbw verleend is. Deze vvgb Nbw moet overeenkomen met de te verlenen omgevingsvergunning. Geur De artikelen 3.115 tot en met 3.119 en 3.121 van het Activiteitenbesluit vormen het toetsingskader voor de omgevingsvergunning als het gaat om geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. De cumulatieve bijdrage van geurhinder naar gevoelige objecten in de omgeving van de aangevraagde locatie hoeft in het kader van het Activiteitenbesluit niet te worden berekend, maar is verdisconteerd in de geurnormen van het Activiteitenbesluit. Gezien de achtergrondemissie aan geur in het gebied waar de inrichting is gelegen, heeft onze gemeente er voor gekozen een gemeentelijke geurverordening vast te stellen waarin wordt afgeweken van de geurnormen en afstanden zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Uit de beoordeling van de melding Activiteitenbesluit blijkt dat wordt voldaan aan de toetsingscriteria. Fijn stof De omgevingsvergunningaanvraag betreft een uitbreiding van het aantal dieren. Dit kan gevolgen hebben voor emissie van fijn stof. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt het toetsingskader voor de emissie van fijn stof vanuit dierenverblijven. Uit een berekening met betrekking tot de fijn stofemissie blijkt dat deze met 32.980 gram per jaar toeneemt ten opzichte van de vergunde situatie. Uit de beoordeling blijkt dat aan Titel 5.2 van de Wet milieubeheer wordt voldaan. Tevens blijkt uit de GCN-kaarten Fijn stof, PM10 en Fijn stof, PM2,5 (RIVM) dat op de locatie waar de inrichting zich heeft gevestigd, de achtergrondconcentratie respectievelijk 20.68 µg/m 3 en 11.87 µg/m 3 bedroeg in 2015 exclusief zoutcorrectie. Uit beoordeling van de fijn stofemissie blijkt dat deze toeneemt. Verder blijkt uit de ISL3a-berekening bij de aanvraag dat ruimschoots aan het gestelde in Titel 5.2 van de Wm kan worden voldaan. Verderop in dit document onder het hoofdstuk Lucht heeft de verdere beoordeling plaatsgevonden. Geluid Voor wat betreft het aspect geluid is geen sprake van enige toename, omdat de wijzigingen geen invloed hebben op de bestaande geluidsbelasting vanuit de inrichting op de omliggende geluidsgevoelige objecten. 3

Risico s op ongevallen De aard van de activiteiten van een gemengde veehouderij zijn niet van dien aard dat zij, bij een normale bedrijfsvoering, extra risico op ongevallen herbergen. De voorschriften die aan een omgevingsvergunning voor dit bedrijf worden verbonden zijn voldoende om de kans op calamiteiten te beperken. Indien door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's gelet op artikel 1.1, lid 2 aanhef en onder a van de Wet milieubeheer als gevolg voor het milieu bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Alle dieren worden binnen de inrichting inpandig gehouden. Binnen de inrichting gelden hygiënemaatregelen deze worden door de initiatiefnemer opgevolgd en dienen door bezoekers te worden nageleefd. Op dit moment zijn er geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten waaruit een andere conclusie voortvloeit. Wij kunnen ons dan in redelijkheid op het standpunt stellen dat de risico's voor de volksgezondheid geen aanleiding geven om een milieueffectrapport te verlangen. 4.5 Conclusie Samengevat kan worden gesteld dat: gezien de kenmerken van het wijzigen van de bestaande varkenshouderij; de plaats waar de activiteit wordt verricht; de kenmerken van de gevolgen van de activiteit. er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Voor de aangevraagde activiteiten is geen milieueffectrapport opgesteld in de zin van artikel 7.17, lid 1 van de Wet milieubeheer. Gezien de omvang van de aangevraagde activiteiten, in relatie tot de omgeving, beoordelen wij dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. 5 LUCHT 5.1 Algemeen Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer bepaalde milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht staan opgenomen. Deze milieukwaliteitseisen zijn grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijn stof, PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. Alle veehouderijen moeten voldoen aan de grenswaarden voor Luchtkwaliteit. Voor veehouderijen zijn de grenswaarden van zwevende deeltjes (fijn stof, PM10) van belang. Alle veehouderijen vallen onder het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit maakt een onderscheid in de mate waarin sprake kan zijn van fijn stof en heeft de verplichte toetsing hierop aangepast: 1) toets met de omgevingsvergunning milieu; 2) toets met de OBM fijn stof; 3) geen aparte toets. Alleen type B-inrichtingen hebben te maken met een OBM fijn stof vanwege het houden van landbouwhuisdieren. Dit volgt uit de formulering van artikel 2.2a lid 4 van het Bor. Een OBM fijn stof is nodig als de drempels van artikel 2.2a, lid 4 van het Bor worden overschreden. Wij moeten dan toetsen 4

of de oprichting of de uitbreiding zo n omvang heeft of van zodanige aard is dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat deze oprichting of uitbreiding niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie fijn stof in de lucht. Indien de aangevraagde activiteiten leiden tot een overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (fijn stof, PM10) dan worden deze getoetst aan artikel 5.13b, lid 6 van het Bor en dient de omgevingsvergunning geweigerd te worden. 5.2 Berekening luchtkwaliteit Voor de onderhavige inrichting is een ISL3a-berekening uitgevoerd. Hieruit volgt dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden van fijn stof optreden op locaties waar beoordeling dient plaats te vinden. Voor de invoergegevens en de volledige berekening wordt verwezen naar de ISL3a-berekening die onderdeel uitmaakt van het besluit. Deze berekening is verwerkt in de vorm-vrije Mer, projectnr. BRA02.0VE01, 15-4-2016, versie 3. 5.3 Conclusie De immissie van fijn stof na de uitbreiding van de inrichting valt binnen de normen voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. 5

BIJLAGE IV. DIERENTABEL Diersoort Omrekenfactor Vergunningssituatie Aangevraagde situatie (Rav maart 2016, Rgv maart 2016 en fijn Stal stof 2016) nummer 1 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), overige huisvestingssystemen (D 1.2.100) 1 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.15.V1 (D 1.2.12) 1 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (115% koeloppervlak), BWL 2010.16.V1 (D 1.3.8.1) 1 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (135% koeloppervlak), zeugen in groepshuisvesting, BLW 2010.17.V1 (D 1.3.8.2) 1 Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen (A 7.100) 2 Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.15.V1 (D 1.2.12) 2 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (115% koeloppervlak), BWL 2010.16.V1 (D 1.3.8.1) 2 Guste en dragende zeugen, koeldeksysteem (135% koeloppervlak), zeugen in groepshuisvesting, BLW 2010.17.V1 (D oue / dier / sec kg NH3 / dier / jaar g / dier / jaar aantal oue / sec kg NH3 / jaar g / jaar aantal oue / sec kg NH3 / jaar g / jaar 27,9 8,3 160 80 2 232,0 664,0 12 800 44 1 227,6 365,2 7 040 27,9 2,4 160 13 362,7 31,2 2 080 36 1 004,4 86,4 5 760 18,7 2,2 175 130 2 431,0 286,0 22 750 0 0,0 0,0 0 18,7 2,2 175 0 0,0 0,0 0 130 2 431,0 286,0 22 750 0 6,2 170 0 0,0 0,0 0 22 0,0 136,4 3 740 27,9 2,4 160 12 334,8 28,8 1 920 24 669,6 57,6 3 840 18,7 2,2 175 192 3 590,4 422,4 33 600 0 0,0 0,0 0 18,7 2,2 175 0 0,0 0,0 0 192 3 590,4 422,4 33 600

1.3.8.2) 2 Gespeende biggen, koeldeksysteem (150% koeloppervlak), BWL 2010.11.V2 (D 1.1.11) 5,4 0,17 56 1 475 7 965,0 250,8 82 600 2 000 10 800,0 Totaal 16 1 155 750 19 915,9 683,2 723,0 340,0 112 000 1 188 730 694,0 2