HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN REGLEMENT

Vergelijkbare documenten
Special Olympics Belgium [Pick the date] Special Olympics Belgium juli 2012 All rights reserved

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Bungelende emmer. Benodigdheden: emmertje, touw, kleine ballen Aantal spelers: 3+ Voorbereiding : geen Leeftijd: 4+ Soort: spel

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

1 Waterdragen. 2 Slangenwerpen. Benodigdheden: 3 (spring)touwen gymlinten 3x2 honkbalpalen lijn. Benodigdheden: 4 hoepels ong.

M. E. J. N. B. K. E. B. S. S. Sluipwegtikkertje DAS BEURS 2018

LES 26. GROEP: 3 t/m 8 Sportspelen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

Inleiding. Kern. Groep 5 en 6 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

BEACH HANDBAL SPELREGELS

Eelco de Vries Bianca Schaeffer Arjen-Kars Boer Alexander van Zandvoort Saskia Wijnands Rob Smits COMMISSIE:

MOEV TROPHY. 1. Opdrachten met materiaal op school

SpecialOlympics.be. Reglement Special Olympics Belgium. Tennis. Februari Belgium

Flessenvoetbal: Benodigdheden: emmer(s) met water voor elke deelnemer een lege fles


Clinic - Van statisch naar dynamisch

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Oud Hollandse spellen

Doelgroep: groep 7/8. Ontwikkelt en bedacht door: Renske Brouwer, Lisette Centen, Maud Löring en Inge Vogelsangs

Oranje slingers. Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander. Speluitleg: Speluitleg:

Sportdienst Zandhoven

Minimaal twee en maximum twaalf. Er kan één tegen één of met twee teams gespeeld worden. Deze spelregels gaan uit van twee teams: team A en team B.

Draaiboek en verloop sportdag vrijdag 29 april 2016

Estafettespelen. Beschrijving van de activiteit

Oud Hollandse buitenspelen spelen voor teams of voor in een spelcircuit

Spelboekje. Districtstoernooi 2015

Kamphuis De Blokken Baarle-Nassau

Balspelen. Beschrijving van de activiteit

Lessen 1 ste middelbaar

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

38 e Spel Met Grenzen

De specifieke onderdelen

Sportdag. 26 september Klas 1 & 2

Kamphuis De Blokken Baarle-Nassau. Natte Zeskamp (speelveld is een tweetal zijlen aanéén) Natte Zeskamp (1) WATERPISSEN

KAMPHUIS "DE BLOKKEN" BAARLE - NASSAU

Kubb-tornooi Geluwe. Datum: 10 mei Tijd: 9u00 tot 17u00. Waar: Sint-Jorisschool geluwe. Mail:

Special Olympics Belgium. Floorbal: Skills. Januari Belgium

Sport van het jaar

- De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien.

Hoogspringen. Rol van de begeleider

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

ALGEMENE SPELREGELS FUNNY NUTS RUSH. Om de onderlinge vrede wat te bewaren, wil ik even de aandacht vestigen op een aantal algemene spelregels:

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

Spelregels. Het spelen van levend ganzenbord

Sportdienst Zandhoven

GiGa Bewegingsonderwijs Leerlijn

DE WEK Programma Site De olympische spelen. De Olympische Spelen. Pagina 1 van 1

De spelers en speelsters van beide ploegen en de scheidsrechter dienen een minuut voor het aanvangstijdstip van de wedstrijd opgesteld te staan.

THEMA: Aftrappen: opstelling en speel/opbouw mogelijkheden

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL.

MICROTEACHING AANGEPASTE BEWEGINGSACTIVITEITEN Master LO

Algemene basis voor het geven van handbalinitiatie op scholen/speelplein

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 VOETBAL.

Joy of moving Beweegparcours. 13 september Sportieve opening van het Schooljaar

Uitleg spel en spelregels voor ouders

Training 38 : korte dekking - aanval midden uit receptie

LES 31. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, Hardlopen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

Spel zonder grenzen 2011

Niveau 1 A. 3,5 lang en 3 breed, afgebakend met kegels

Bezoek :

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal, de basis.

Draaiboek. Koningsspelen. Brede school

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

De vernieuwde spelvormen

De Strafworp. Allereerst worden algemene punten genoemd waarmee een oefening gevarieerd kan worden.

ESTAFETTE (1) BEGELEIDING

Lichaams- en balbeheersing bij supermicroben en microben. Kaderweekend VBL 21 mei 11

KAMPHUIS "DE BLOKKEN" BAARLE - NASSAU

HOOFDSTUK 1: HET TERREIN 2 HOOFDSTUK 2: DE SHUTTLE 2 HOOFDSTUK 3: HET NET 2 HOOFDSTUK 4: DE SPELERS 2 HOOFDSTUK 5: DE LOTING 2 HOOFDSTUK 6: DE MATCH 3

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Bijlage - Spelvormen B-Golf

Introductiebasis Duokorfbal ACTIVITEIT ARRANGEMENT REGELS Éénderde van het veld bij ong. 8 kinderen,

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Kennismaken met volleybal

Deze warming up is geschikt voor alle groepen. De warming up bestaat uit verschillende baloefeningen die hieronder worden beschreven:

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

REGLEMENT SOFTBAL. De onderstaande regels gelden zowel voor de regionale kwalificatiewedstrijden als voor de nationale finale.

Reglement Special Olympics Belgium. Atletiek. Mei Belgium

2 Zet de pilon op 2 vingers en houd deze 5 tellen in balans. Daarna op 1 vinger.

1 tegen 1 / 2 tegen 2 / 3 tegen 3 / 4 tegen 4 / 6 tegen 6

Reglement Special Olympics Belgium. Tennis. Mei Belgium

Clinic Spelvormen Start2Volley-clinic 2 Seizoen

Reglement Special Olympics Belgium. Bocce. Februari Belgium

POULEINDELING GROEP 5 & 6

Binnen de minuut. Binnen de minuut. SPEL 1: Gaan vissen. SPEL 2: Blazen maar. Probeer enkel met een rietje jouw beker als eerste

Niveau 1 A. 3,5 lang en 3 breed, afgebakend met 6 kegels. Gooien van onder naar boven, AFWISSELEND! Nooit netrand raken

14.5. Impressie / Plattegrond

DRAAIBOEK KIDS ATHLETICS

Lach je rijk. Dag: 10 - gezelschapsspelletjes Groep: Vendels

14 Stap-stap-sprong. A-pupillen B-pupillen C-pupillen Mini-pupillen. In de verte In de hoogte Met een stok Meervoudig. Lopen Werpen Springen

Teamleden: Teamleden: punten totaal. punten totaal

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

SCHEIDSRECHTERS WATERBASKETBAL

Uitspanning Het Klaverblad Holstweg 44a Olst. Binnenspelen

Reglement Special Olympics Belgium. Badminton. November Belgium

Les 2 Talentontwikkeling Opdrachtenblad

Transcriptie:

INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN REGLEMENT 2 HOOFDSTUK 2: AFLOSSINGSPROEVEN 2 HOOFDSTUK 3: BEHENDIGHEIDSPROEVEN 5 HOOFDSTUK 4: IN PLOEGEN 7-1 - Special Olympics Belgium september 2011

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN REGLEMENT 1.1 De atleten ingeschreven voor de Sportspelen moeten zich minstens 15 minuten voor het begin van de proeven in de oproepkamer aanmelden, indien niet kunnen zij geweigerd worden. 1.2. De ploegen zullen door de organisatoren op zodanige wijze samengesteld worden dat zij hetzelfde aantal atleten tellen. 1.3. De atleten moeten een training gevolgd hebben, net zoals de deelnemers van de andere disciplines. 1.4. De ploeg waarvan de laatste atleet het eerst beëindigt, wint. 1.5. Indien een ploeg minder atleten telt dan de andere ploegen, moeten één of meerdere atleten van die ploeg meermaals meedoen. HOOFDSTUK 2: AFLOSSINGSPROEVEN 2.1 Een bak met 5 tennisballen aan het begin van de baan, een lege bak aan het einde van de baan.de eerste 5 atleten gaan om beurt een tennisbal halen uit de bak aan het begin van de baan, leggen deze in de bak aan het einde en keren terug naar de beginlijn. De volgende 5 atleten gaan de tennisballen opnieuw 1 voor 1 halen en leggen deze terug in de bak aan het begin van de baan. De afstand tussen start- en eindelijn bedraagt 15 tot 20 meter. 2.2 Een kom, met een diameter van 50 cm, bevindt zich aan het einde van de piste. De atleten moeten aan het begin van de piste een tennisbal nemen en zich daarna naar de kom begeven tot aan de lijn op ongeveer 1 m voor de kom. Van daar moeten zij de bal in de kom werpen en terugkeren naar de vertrekllijn. Pas dan vertrekt de tweede atleet. - 2 - Special Olympics Belgium september 2011

2.3 Er bevindt zich een kom aan het begin en het einde van de piste. De atleten doen een slalom tussen 6 kegels om de tennisbal te halen in de kom, aan het einde van de piste. Vervolgens keren zij in rechte lijn naar het begin van de piste om de bal daar in de kom te plaatsen. 2.4 De atleten duwen, met de hand(en), een bal van 80 cm diameter van het begin van de baan naar het einde, rond de kegel en terug naar het begin van de baan. 2.5 Aan het begin van de piste wordt een plastic bak gezet met 1 tennisbal per atleet. Aan het einde van de piste bevinden zich evenveel kegels met een grote opening als er atleten zijn. Om de beurt moeten atleten een bal op één van de kegels leggen. 3

2.6 Aan het begin van de piste bevindt zich een bak met ballen. Aan het einde van de piste bevinden zich drie kegels op 10 cm van elkaar. Om de beurt nemen de atleten een bal uit de bak, begeven zich naar de lijn op 1m van de kegels, rollen de bal naar de kegels en proberen zij als de kegels omver te rollen. De tweede atleet vertrekt als de eerste teruggekomen is bij het vertrekpunt en nadat hij hem in de handen geklapt heeft. Een vrijwilliger vangt de ballen op en brengt die terug naar het einde van de piste. 2.7 Aan het begin van de baan bevindt zich een emmer met water. Aan het einde van de baan bevindt zich een plastic fles op een toestel met een hoogte van +/- 45 cm. De eerste atleet vult een beker met water, holt naar een rechtopstaande hoepel in het midden van de baan, stapt hier doorheen en gaat naar het einde van de baan waar hij het water van zijn beker in de fles giet. Vervolgens loopt hij terug naar het begin en geeft de beker door aan de volgende atleet waarna deze mag vertrekken. 4

HOOFDSTUK 3: BEHENDIGHEIDSPROEVEN 3.1. De eerste atleet loopt over een bank en loopt verder tot aan het einde van de piste, steekt een wimpel in de lucht waarna de volgende atleet mag starten. 3.2. Twee banken worden dwars op de piste geplaatst. Iedere atleet moet zich van start tot eindlijn begeven waarbij hij over de banken moet stappen. Aan het einde van de piste steekt hij een wimpel in de lucht waarna de volgende atleet mag vertrekken. 3.3. Idem 3.2. maar iedere atleet draagt met gestrekte armen een voetbal, welke hij met 2 handen vasthoudt, naar de overzijde. Hij werpt de bal naar een vrijwilliger, die zich op 1 meter van de atleet bevindt. Daarna brengt de vrijwilliger de bal naar de volgende atleet in de rij. 5

3.4. Voor de atleten ligt een hoepelrij, de hoepels liggen in zig-zag en raken elkaar. De atleet loopt door de hoepels zonder ze te raken, steekt aan het einde een wimpel omhoog waarna de volgende mag vertrekken. 3.5. Iedere atleet moet op handen en voeten een afstand afleggen van ongeveer 2 m, kruipt dan door een rechtopstaande hoepel, waarna hij zich in normale houding naar het einde van de piste begeeft, waar hij door het in de lucht steken van een wimpel het startsignaal geeft aan de volgende atleet. 3.6. Iedere atleet moet het traject van de piste afleggen met op het hoofd een plateau, waarop zich 5 tennisballen bevinden. Indien één of meer ballen vallen, moet hij deze eerst oprapen alvorens verder te lopen. Een vrijwilliger brengt het materiaal terug naar het begin van de piste. 3.7. Zakkenloop. De afstand wordt aangepast aan het niveau van de atleet. 6

HOOFDSTUK 4: IN PLOEGEN 4.1. Chinese handbal Terrein: 20 m op 10 m Op het fluitsignaal van een vrijwilliger, lopen de spelers van de beide ploegen naar de 30 (of 40) ballen (ballen ter grootte van een voetbal) welke in het midden van het terrein geplaatst zijn. Ze nemen er 1 in de handen en hollen met deze naar een minivoetbaldoel waarvan de onderkant toegemaakt is, waardoor de ballen welke in het doel geworpen werden in het doel blijven liggen. De coach bevindt zich achter het doel. Hierna keren de spelers terug naar het midden van het terrein om een andere bal te halen. Het spel eindigt wanneer de ballen allemaal uit het midden weg zijn, of wanneer er 5 minuten verstreken zijn. Er wordt 3 keer 5 minuten gespeeld met 2 minuten pauze. De ploeg die de meeste ballen in zijn doel heeft, heeft gewonnen. Bij de hervatting van de tweede, derde speelhelft wordt er niet gewisseld van kant. 4.2. Mini-basket 2 terreinen van 6m op 8 hoogte van de baby-basket korf: 1m20 2 baby-basket korven 20 ballen per terrein 10 kegels per terrein De atleet vertrekt aan de startlijn en loopt met de bal in de hand naar de korf; hij stopt voor de lijn (werpafstand op 1m van de korf) en probeert de bal in de korf te werpen. Hij krijgt hiervoor 3 pogingen. Als de bal in de korf terechtkomt, loopt hij zonder bal terug naar de start. De volgende atleet kan vervolgens starten. Lukt de atleet er niet in te scoren, keert hij met de bal in de handen terug naar de startlijn en geeft de bal vervolgens aan de volgende atleet. Doel van het spel: de 20 ballen zo snel mogelijk in het doel werpen. 7

4.3. Touwtrekken Achter elke ploeg bevindt zich een bezemsteel waaraan 5 of 6 ballonnetjes bevestigd zijn. Elke ploeg moet proberen deze ballonnetjes te doen springen door de tegenstrevers mee te trekken. Na een rust, veranderen de ploegen van kamp en herbegint de proef. 8