Regeling BVE-2000 voor 1998

Vergelijkbare documenten
Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2000

Regeling Investeren in voorsprong voor de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve-sector)

Regeling Cultuur en School voor de bve-sector

Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs

Regeling cultuur en school voor de bve-sector

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Regeling cultuur en school voor de bve-sector

Regeling gegevensverzameling opleidingen verplegende en verzorgende beroepen WEB. Algemeen verbindend voorschrift

R e c t i f i c a t i e Regeling aanvullende bekostiging voor visueel gehandicapte leerlingen in het voortgezet onderwijs

Regeling Georganiseerd Overleg (GO)- en vakbondsfaciliteiten 1998

Bijdrageregeling versterking economisch vestigingsklimaat Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015

Subsidieregeling kennisuitwisseling beroepsonderwijs bedrijfsleven

Regeling bijdrage kosten zij-instromers voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Tijdelijke regeling bijzondere positie Regionaal opleidingencentrum Flevoland

Regeling begeleiding studenten universitaire lerarenopleidingen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,

Regeling aanvullende bekostiging voor visueel gehandicapte leerlingen in het voortgezet onderwijs

Regeling G.O.- en vakbondsfaciliteiten 2005

Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs 2002

Regeling vaststelling model financiële verantwoording en controleprotocol inburgering nieuwkomers 2001

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

Subsidieregeling abortusklinieken

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling praktijkleren en Groene plus wordt gewijzigd als volgt:

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Regeling financiële ondersteuning bestuurders JongerenOrganisatie Beroepsonderwijs (JOB)

Regeling tegemoetkoming invoeringskosten gratis lesmateriaal

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Aanpassingsregeling vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging in verband met arbeidsmarktknelpunten voortgezet onderwijs 2006

Regeling Stimulans Innovatieve Leeromgevingen BVE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Algemeen verbindend voorschrift

Regeling cultuurkaart voortgezet onderwijs

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Gooise Meren.

Wijziging Regeling aanvullende bekostiging voor visueel gehandicapte leerlingen in het voortgezet onderwijs voor de Bve-sector

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

Algemene Subsidieregeling 2008

Tijdelijke regeling uitbreiding praktijkplaatsen. beroepsopleidende leerweg of een assistentopleiding. Algemeen verbindend voorschrift.

eurne DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augustus 2018, nr. 56;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Regeling vaststelling model financiële verantwoording en controleprotocol

Regeling verdiepingsslag academische opleidingsschool

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden:

Regeling Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci

SUBSIDIEREGELING STUDENTENORGANISATIES van Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht

Onderwerp: Vaststelling Algemene subsidieverordening Purmerend 2014

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs

Algemeen verbindend voorschrift

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Valkenburg aan de Geul

Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet

VERORDENING (re)integratie arbeidsgehandicapten

BESLUIT. Juridisch kader

Beleidsregel scholen voor voortgezet onderwijs met een licentie van de Stichting Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport

PROVINCIAAL BLAD. vast te stellen de Subsidieregeling gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid Fryslân:

Regeling tijdelijke toekenning extra voorschoolse middelen

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Algemene subsidieverordening update zomer 2016

Subsidieverordening Waterbewustzijn

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

(Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-banen [Versie geldig vanaf: ])

Gemeente Den Haag BELEIDSREGEL TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG VOOR OUDERS MET EEN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE

2. Indienen van een aanvraag Een aanvraag om kwijtschelding moet worden ingediend middels een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 27 mei 2008;

Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort, gelezen de nota (...) d.d. (...) nr. (...);

CONVENANT VSV (naam regio)

AB 1996 no.64 KvK 10 MEI 2011 ================================================================

GEMEENTEBLAD. Nr HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Aanmeldingsprocedure voor het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO) voor diploma-erkenning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO

Regeling faciliteiten bestuur en management en onderwijsnummer voor. scholen voor praktijkonderwijs 2008

Besluit. Paragraaf I. Begripsbepalingen. Artikel 1. onderwijs en praktijkonderwijs, en. Paragraaf II

SUBSIDIEREGELING CONCIËRGES OP BASISSCHOLEN DEN HAAG Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

Gelet op het artikel 90, tweede en derde lid van de Wet raadgevend referendum;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen

ARTIKEL XII ADVIESCOMMISSIE TOELATING EN BEGELEIDING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling toekenningen leraren in opleiding en stagiairs

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Aanvraagprocedure voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs: verstrekking van een aanwijzing als exameninstelling voortgezet onderwijs

Verordening materiele en financiele gelijkstelling onderwijs gemeente Blaricum 2015

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

Tegemoetkoming kosten kinderopvang onderwijspersoneel

Regeling normen studiefinanciering 2007

A. ALGEMENE BEPALINGEN

Subsidieregeling projecten informatie- en communicatietechnologie (ict-projecten) in het

Regeling aanvullende vergoeding opleidingen tot leraar basisonderwijs 1998

Transcriptie:

Tijdelijke regeling toelating voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) overeenkomst dit niet uitsluit, geeft de instelling het verzoek van de aspirant-deelnemer, zo mogelijk vergezeld van een brief van de afleverende school (de school waar de leerling het laatst onderwijs heeft genoten), door aan de gemeente. De gemeente gaat na of: a. de aanvraag past binnen het gemeentelijk educatiebeleid; b. toelating tot het vavo niet in strijd is met het toezicht op de naleving van de leerplicht, bedoeld in paragraaf 4 van de Leerplichtwet 1969; c. toelating tot het vavo overeenkomstig het beleid van de regionale meld- en coördinatiefunctie van de gemeente is. Vervolgens beoordeelt de gemeente aan de hand van de verstrekte informatie of het volgen van vavo passender is. Hierbij kan bijvoorbeeld gekeken worden of een deelnemer problemen heeft met de reguliere dagschool, of gebeurtenissen in het persoonlijk leven van de deelnemer als gevolg hebben dat de deelnemer de reguliere dagschool ontgroeid is, of het programma voor de deelnemer om fysieke redenen niet te volgen is, of dat er andere organisatorische redenen zijn die toelating tot het vavo rechtvaardigen. Indien de gemeente van plan is negatief te beslissen op het ontheffingsverzoek, heeft zij gelet op artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht de verplichting de aspirant-deelnemer in de gelegenheid te stellen diens zienswijze over gegevens die niet door de aspirantdeelnemer, maar bijvoorbeeld door de afleverende school, zijn verstrekt naar voren te brengen. De gemeente dient uiterlijk binnen zes weken op de aanvraag te beslissen. Dit is binnen de termijn van acht weken die de Algemene wet bestuursrecht aanhoudt als redelijke termijn. Het gaat hier echter om aspirantdeelnemers die met een opleiding willen starten, en daarvoor is een termijn van acht weken te lang om te weten of dit mogelijk is. De gemeente zendt een afschrift van de beslissing op het ontheffingsverzoek aan: Inspectie van het Onderwijs, Rijksinspectiekantoor Utrecht, Postbus 2730, 3500 GS te Utrecht. Artikel 5 Voor een school die is aangewezen als een school die overeenkomt met een school voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs op grond van artikel 12.2.11 van de Wet educatie beroepsonderwijs, juncto artikel 56a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zijn de bepalingen van de regeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de zinssnede in artikel 1, onderdeel e, waarmee de instelling een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.3.4 van de wet heeft gesloten voor deelnemers aan vavo, vanzelfsprekend niet van toepassing is. dr. ir. J.M.M. Ritzen OCenW-Regelingen Regeling BVE-2000 voor Bestemd voor: c regionale opleidingen centra (roc s); c landelijke organen; c onderwijsondersteunende instellingen. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 6 december 1997 Kenmerk: BVE/DenR-1997/34964 Datum inwerkingtreding: zie artikel 12 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 2.2.3, derde lid, juncto artikel 12.3.48, tweede lid, en de artikelen 12.3.48, tweede lid, 12.3.9, tweede lid, van de WEB Relatie tot eerdere mededelingen: vervolg op Regeling BVE-2000 voor 1997 (Gele katern 1996, 31b) Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/BVH, tel. 079-3232.666 Gelet op artikel 2.2.3, derde lid, juncto artikel 12.3.48, tweede lid, artikel 12.3.8, tweede lid, en artikel 12.3.9, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; Besluit: Artikel 1. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. minister: NUMMER 31A 38 17 december 1997 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; b. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs; c. instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1. van de wet, of een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van de wet, of een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet; d. landelijk orgaan: een landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet; e. onderwijsondersteunende instelling: het Centrum voor Innovatie van Opleidingen, genoemd in artikel 12, vierde lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten; f. ondernemer: een natuurlijke persoon voor wiens rekening of mede voor wiens rekening een onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt gedreven, dan wel een rechtspersoon in de zin van artikel 3, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; g. een project: een samenhangend geheel van werkzaamheden gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2; h. consortium: een samenwerkingsverband van een instelling, een landelijk orgaan, een onderwijsondersteunende instelling of een ondernemer, waarvan tenminste een instelling én een landelijk orgaan deel uit maken; i. aanvrager: het bevoegde orgaan van een instelling of landelijk orgaan; j. samenwerkingsovereenkomst: een door de bevoegde organen van de organisaties en de natuurlijke personen van het consortium ondertekend document afkomstig van de daarin genoemde aanvrager, waaruit het voornemen van het consortium blijkt van gezamenlijke uitvoering voor gezamenlijke rekening, van een op de doelstelling van deze regeling gericht project; k. Senter: het agentschap van het Ministerie van Economische Zaken waar de uitvoering van de regeling is ondergebracht; l. co-financiering: de bijdrage aan de kosten van het project door het consortium of door derden die niet bij de uitvoering van het project betrokken zijn; m. programmakosten: kosten ten behoeve van de uitvoering van de regeling. Artikel 2. Doelstelling van de regeling en de projecten 1. Het doel van de regeling is het verstrekken van een aanvullende vergoeding ter stimulering van projecten, die als doelstelling hebben innovatie van leermiddelen of -methoden dan wel gericht zijn op haalbaarheids- of verspreidingsactiviteiten van deze innovatie. 2. Onder innovatie van leermiddelen of -methoden wordt verstaan: a. informatie- en communicatietechnologie als hulpmiddel bij de didactiek; b. informatie- en communicatietechnologie als onderwerp of doel van het onderwijs, of c. informatie- en communicatietechnologie als hulpmiddel bij het ontwikkelen van didactische toepassingen en het verspreiden van de resultaten daarvan. Artikel 3. Aanvullende vergoeding 1. De minister verleent op aanvraag aan een aanvrager een aanvullende vergoeding voor een door het consortium uit te voeren een- of meerjarig project als bedoeld in artikel 6, dat op grond van kwaliteit door de jury, bedoeld in artikel 7, is geselecteerd. De vergoeding wordt voor ten hoogste een jaar verleend. De vergoeding wordt verleend vanaf de datum van de beslissing op de aanvraag van het project, dan wel vanaf de datum van aanvang van het project in, indien voor het project reeds in 1995, 1996 of 1997 een aanvullende vergoeding is verleend. 2. Indien voor het project, vanwege een gemeente, een provincie of het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een subsidie is of wordt verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan aanvullende vergoeding ter beschikking gesteld, dat per project het totale bedrag aan aanvullende vergoeding en subsidies niet meer bedraagt dan vijftig procent van de kosten van het project. 3. Voor de berekening van de hoogte van de aanvullende vergoeding komen voor de kosten van het project uitsluitend in aanmerking: a. loonkosten van personeel van een of meer organisaties of natuurlijke personen van het consortium; b. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verrichtte arbeid in het kader van het project, en c. een opslag voor algemene kosten, niet hoger dan 40% van de onder a bedoelde loonkosten van het project; d. materiaalkosten van het project. 4. Het aandeel in de kosten van het project dat aan derden wordt besteed, bedraagt maximaal 25% van de kosten van het project, tenzij de jury, bedoeld in arti- Regeling BVE-2000 voor Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie NUMMER 31A 39 17 december 1997

Regeling BVE-2000 voor kel 7, de minister adviseert een hoger percentage toe te staan. Artikel 4. Beschikbaar budget Voor projecten die in het kalenderjaar worden aangevraagd is een bedrag van ƒ 20.000000,- beschikbaar, inclusief programmakosten. Artikel 5. Aanvraag en indiening 1. De in artikel 3, eerste lid, bedoelde aanvullende vergoeding wordt op aanvraag verleend. 2. De aanvraag bevat in ieder geval een projectvoorstel dat bestaat uit een volledig ingevuld en door de aanvrager ondertekend aanvraagformulier dat vergezeld gaat van: a. een projectplan; b. een samenwerkingsovereenkomst; c. een machtiging van de organisaties of natuurlijke personen van het consortium ten behoeve van de aanvrager. 3. Een aanvraag wordt op twee manieren bij Senter ingediend. Eenmaal via Internet, op het adres http://www.bvenet.nl/~senter, en eenmaal op papier. De aanvragen zijn inhoudelijk identiek. 4. De aanvraag op papier wordt als origineel beschouwd, en de datum van verzending daarvan geldt als datum waarop de aanvraag is ingediend. 5. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien niet of niet volledig is voldaan aan dit artikel, met dien verstande dat aanvragen die uitsluitend op papier zijn ingediend tevens in behandeling worden genomen indien wordt aangetoond dat indiening via Internet op onoverkomelijke bezwaren stuit. 6. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periodes: a. 5 januari tot en met 16 februari ; b. 19 februari tot en met 6 mei, of c. 7 mei tot en met 21 september. Artikel 6. Voorwaarden gesteld aan het project Een aanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het project is gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid; b. het project wordt uitgevoerd door een consortium dat over de vereiste deskundigheid beschikt om het project succesvol te kunnen uitvoeren, waarbij in voldoende mate de betrokkenheid van docenten, het management en de dagelijkse leiding van de instellingen verzekerd is; c. het projectvoorstel bevat de afspraken die de organisaties of natuurlijke personen van het consortium hebben vastgelegd omtrent coproductie, exploitatie en distributie; d. door de aanvrager is co-financiering gegarandeerd tot een bedrag dat tenminste gelijk is aan het bedrag van de aangevraagde aanvullende vergoeding; e. het projectvoorstel beslaat de looptijd van het project. De periode waarvoor de aanvullende vergoeding is gevraagd is gedetailleerd uitgewerkt; f. de voorgestelde opbrengst van het project is duidelijk en concreet beschreven; g. de opbrengst van het project heeft betrekking op verbetering van het primaire onderwijsproces bij de instellingen met gebruikmaking van informatie- en communicatietechnologie; h. de opbrengst van het project is breed toepasbaar; i. de aanvrager draagt zorgt voor de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project; j. de projectuitvoering is duidelijk en concreet beschreven en voldoet aan eisen van kwaliteit en soliditeit, waaronder in elk geval de eis dat het project aansluit op kenbare en relevante beleidsontwikkeling terzake; k. de hierboven genoemde voorwaarden zijn evenwichtig en op een duidelijke en heldere wijze in het projectplan uitgewerkt en onderling afgestemd, en l. het project start uiterlijk 1 maart 1999; m. de aanvrager stemt in met de voorwaarden die de minister stelt met betrekking tot informatieverschaffing, verantwoording, verslaglegging en intrekking of wijziging van de aanvullende vergoeding. Artikel 7. Jury 1. Er is een jury, bestaande uit vier onafhankelijke deskundigen, die tot taak heeft de minister, mede gelet op de voorwaarden van artikel 6, te adviseren over: a. de selectie van de projecten, en b. de verdeling van het beschikbare budget over de periodes van indiening, bedoeld in artikel 5, zonodig aangevuld met een prioriteitsvolgorde van de projecten. 2. Onverminderd het bepaalde in deze regeling beoordeelt de jury de kwaliteit van de aanvragen en let daarbij in het bijzonder op: a. compagnonschap; b. inhoud; c. mate van verstrekkendheid van het project, en d. soliditeit. 3. De minister beslist op de aanvraag en wijkt niet dan gemotiveerd af van het advies van de jury. 4. Op verzoek van de minister geeft de jury een kwalitatief oordeel over de voortgang van de projecten waarvoor een aanvullende vergoeding is gegeven. NUMMER 31A 40 17 december 1997 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Artikel 8. Toekenning aanvullende vergoeding De minister besluit uiterlijk drie maanden na afloop van de periode, bedoeld in artikel 5, zesde lid, waarin de aanvraag is ingediend, op de aanvraag. Indien de minister niet binnen drie maanden kan beslissen, deelt hij de aanvrager mede binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien. Artikel 9. Wachtgeldopslag Gelet op het op niet-personele inzet gerichte doel van deze regeling wordt de aanvullende vergoeding die een instelling of landelijk orgaan op basis van deze regeling ontvangt, niet verhoogd met een wachtgeldopslag als bedoeld in de Regeling wachtgeldopslag voor PO, VO, WOV en BVE, Uitleg OCenW-Regelingen, 20 december 1995, nr. 31 a, ten behoeve van verplichtingen bedoeld in artikel 4.4.2 van de wet. Artikel 10. Verantwoording 1. De aanvrager verantwoordt de aanvullende vergoeding door een inhoudelijke verantwoording van de in artikel 6 bedoelde verplichtingen en een financiële verantwoording. 2. De aanvrager zendt de inhoudelijke verantwoording uiterlijk zes weken na voltooiing van het project aan de minister. 3. De aanvrager verantwoordt de aanvullende vergoeding als bijlage bij de jaarrekening over het kalenderjaar waarin het project is voltooid. Deze bijlage bevat een afzonderlijk eindafrekeningsoverzicht. 4. De eindafrekening bevat een overzicht van de verstrekte aanvullende vergoeding, de uitgaven die ten laste van deze vergoeding zijn gebracht en het eindsaldo. 5. In de jaarrekening van het jaar of de jaren, waarin het project nog niet is voltooid, wordt aangegeven wat de stand is van de uitgaven in relatie tot de aanvullende vergoeding. Artikel 11. Terugvordering De aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd of geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager, indien: a. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt; b. het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd; c. de ontvanger van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld in strijd met de aan de aanvullende vergoeding verbonden verplichtingen; d. de ontvanger van de aanvullende vergoeding kennelijk in strijd met het doel van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld, of e. de verlening van de aanvullende vergoeding onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten. Artikel 12. Bewaarplicht De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie op andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling, gedurende tenminste 5 jaar na datum waarop de toewijzing heeft plaatsgevonden. Artikel 13. Publicatie Deze regeling wordt met de toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 14. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari. Artikel 15. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling BVE-2000 voor. dr. ir. J.M.M. Ritzen Toelichting Inleiding De Regeling BVE-2000 voor is een voortzetting van de Regeling BVE-2000 voor 1997. Deze regeling is gepubliceerd in Uitleg OCenW-Regelingen, nr. 31b, van 18 december 1996. Voor de algemene toelichting op de regeling verwijs ik kortheidshalve naar de toelichting die bij deze regeling is gepubliceerd. De wijzigingen in de Regeling BVE-2000 voor ten opzichte van de voorgaande regeling zijn, met uitzondering van de gewijzigde jaartallen, en voor zover nodig, in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht. Senter zal zo spoedig mogelijk na het verschijnen van deze regeling een handleiding publiceren met daarin nadere aanwijzingen voor de opstelling van projectaanvragen. Deze handleiding bevat ook de formulieren die voor de projectaanvragen moeten worden gebruikt. Senter is bereikbaar op de Grote Marktstraat 43, 2511 BH s-gravenhage, via Senter Secretariaat Unit Educatieve Regeling BVE-2000 voor Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie NUMMER 31A 41 17 december 1997

Regeling BVE-2000 voor Technologie, Postbus 30732, 2500 GS s-gravenhage, telefoonnummer: 070 3610313, telefaxnummer: 070 3164430, en via Internet, op adres: http://www.bvenet.nl/~senter. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1, onderdelen a, c, e, g, h, en i De wijzigingen in de onderdelen a, c, e, g, en h zijn zuiver technische aanpassingen. Onderdeel e: In artikel 12, eerste lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten, worden dezelfde onderwijsondersteunende instellingen genoemd als in het inmiddels vervallen artikel 8 van de Wet op de Onderwijsverzorging. Onderdeel i: De verantwoordelijkheid van de aanvrager is niet meer opgenomen in de begripsbepaling, bedoeld in onderdeel i, maar is verplaatst naar artikel 6, onderdeel m, en maakt nu onderdeel uit van de voorwaarden die aan het project gesteld worden. Inhoudelijk zijn door deze veranderingen geen wijzigingen ten opzichte van de vorige regeling opgetreden. In het kader van deze regeling kunnen geen aanvragen worden ingediend voor Agrarische Opleidingscentra. De minister van landbouw, natuurbeheer en visserij stelt middelen beschikbaar voor vergelijkbare doeleinden als die van BVE-2000, zij het langs een andere procedure. U kunt daarover inlichtingen inwinnen bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, telefoonnummer 070-3784890 of 070-3784677. Artikel 3, eerste lid Ook op de aanvullende vergoeding die in 1997 is verleend, is de uitzondering in de tweede zinsnede van de tweede volzin van toepassing. Artikel 3, tweede lid Met ingang van dit jaar wordt een subsidie die vanwege de Commissie van de Europese Unie is of wordt verstrekt niet meer in mindering gebracht op de aanvullende vergoeding die op basis van deze regeling is of wordt verstrekt. Hierdoor is het derde lid van artikel 3 komen te vervallen en zijn de andere leden vernummerd. Wel is het tweede lid aangevuld met de beperking dat als er al een subsidie is verstrekt voor het betreffende project door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bijvoorbeeld in het kader van de Regeling Investeren in Voorsprong voor de BVE-sector, gepubliceerd in de Uitleg OCenW-regelingen, nr. 29 van 29 november 1997, het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan vijftig procent van de kosten van het project. Artikel 3, derde lid Voor de berekening van de hoogte van aanvullende vergoeding kwam in 1997 20% van de kosten van het project voor een opslag van algemene kosten in aanmerking. Dit percentage is voor gewijzigd, zodat nu voor de hoogte van de aanvullende vergoeding 40% van de loonkosten van personeel van een of meer organisaties of natuurlijke personen van het consortium voor een opslag voor algemene kosten in aanmerking komt. De uitvoeringspraktijk van de regeling in 1997 heeft uitgewezen dat dit een meer reële berekeningsgrondslag is voor de algemene opslagkosten van een project. Artikel 3, vierde lid De instellingen dienen een belangrijk deel van de uitvoerende werkzaamheden zelf ter hand te nemen om de implementatie van ICT te laten aanslaan en te verankeren. Het aandeel in de kosten van het project dat aan derden mag worden besteed is desalniettemin verhoogd van 15% naar 25%. De verwachting is dat de uitvoering van een project hierdoor meer mogelijk-heden krijgt zonder dat afbreuk gedaan wordt aan het hierboven genoemde uitgangspunt. Artikel 5, derde lid Het internetadres van Senter is gewijzigd in http:// www.bvenet.nl/~senter. Artikel 5, zesde lid De periodes van indiening van aanvragen zijn enigszins gewijzigd. In de vorige regeling werd nog een adempauze van ongeveer een maand tussen de periodes van indiening aangehouden. In de praktijk is gebleken dat ook in die periodes aanvragen ingediend worden en daarom zijn de pauzes komen te vervallen en de periodes wat verlengd. Artikel 6, onderdeel l Dit onderdeel is toegevoegd om te bewerkstellingen dat de uitvoering van reeds gehonoreerde projecten niet te lang uitgesteld wordt. Artikel 9 Na overleg met het Participatiefonds is de tekst over het wachtgeldopslagpercentage gewijzigd en is de relatie met de instroomtoets door het Participatiefonds komen te vervallen. De Regeling wachtgeldopslag voor PO, VO, WOV en BVE, Uitleg OCenW-Regelingen, 20 december 1995, nr. 31a, is gewijzigd door de Regeling wachtgeldopslag voor PO, VO, NUMMER 31A 42 17 december 1997 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

WOV en BVE, Uitleg OCenW-Regelingen, 19 juni 1996, nr. 17 en door de Regeling afwijking wachtgeldopslagpercentage voor de bve-sector, Uitleg OCenW-Regelingen, 18 september 1996, nr.20 en 21. In deze regelingen is de hoogte van de wachtgeldopslag voor de bve-sector bekendgemaakt. Artikelen 10 en 11 De grondslag voor de inhoudelijke en financiële verantwoording en de terugvordering maken deel uit van de regeling. Voor de inhoudelijke verantwoording stelt de minister op grond van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht een formulier vast, dat door Senter aan de aanvrager wordt verstrekt. De financiële verantwoording dient overeenkomstig de Regeling financiële verslaggeving (jaarrekening) voor instellingen voor educatie en beroepsonderwijs, agrarische innovatie- en praktijkcentra en landelijke organen, zoals gepubliceerd in Uitleg OCenW-Regelingen, nr. 17/18 van 25 juni 1997) plaats te vinden. Uit de afzonderlijke eindafrekening, die onderdeel uit maakt van de jaarrekening, moet blijken hoe hoog de verstrekte aanvullende vergoeding was, wat de stand van de lasten en baten is geweest van het project en wat het resterende saldo is aan het eind van het project. dr. ir. J.M.M. Ritzen Regeling BVE-2000 voor OCenW-Regelingen Wijziging van de tijdelijke regeling rijksbijdrage educatie Bestemd voor: c gemeentebesturen; c regionale opleidingen centra (roc s). Algemeen verbindend voorschrift Datum: 6 december 1997 Kenmerk: BVE/DenR-1997/35762 Datum inwerkingtreding: zie artikel III Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 12.3.48, tweede lid juncto 2.3.2, derde lid van de WEB Relatie tot eerdere mededelingen: wijziging van OCenW-Regeling BVE/FCI-96023532 van 17 september 1996 (Gele katern 1996, 22) Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/BVH, tel. 079-3232.666 A In artikel 4, eerste lid, wordt na vast een punt geplaatst en wordt en publiceert deze bijdrage als bijlage 1 behorende bij deze regeling in Uitleg OCenW-Regelingen en in de Staatscourant vervangen door: De minister maakt de rijksbijdrage per gemeente bekend in Uitleg OCenW- Regelingen en in de Staatscourant. B In artikel 6, derde lid, wordt voor 1 december 1996 vervangen door: voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de middelen aan de gemeente worden verstrekt. C Gelet op artikel 12.3.48, tweede lid, juncto artikel 2.3.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; Besluit: Artikel I. De Tijdelijke regeling rijksbijdrage educatie wordt als volgt gewijzigd: Artikel 12, eerste lid komt te luiden : 1. Voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de middelen aan de gemeente worden verstrekt, dient de gemeente bij de minister een verantwoording in waaruit blijkt dat de rijksbijdrage door de gemeente rechtmatig is besteed. Indien de activiteiten waarvoor de gemeente zich heeft verplicht op grond van artikel 5, eerste lid, niet of niet volledig zijn geleverd en de gemeente uit dien hoofde in enig jaar aanspraken heeft jegens de instelling, besteedt de gemeente de uit die aanspraken voortvloeiende middelen uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin die middelen zijn terugontvangen, en verant- Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie NUMMER 31A 43 17 december 1997