BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

Transcriptie

1 BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN 2014 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en het beginsel van de gelijkheid voor de publieke lasten (het égalité-beginsel), alsmede (de aanstaande inwerkingtreding van) artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht; besluit: Vast te stellen de navolgende Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014: HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: begripsomschrijvingen De begrippen zoals gedefinieerd in de Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014 zijn op deze beleidsregel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in deze beleidsregel wordt verstaan onder: a. Verordening: de Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014; b. NKL 1999: Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwerken 1999 (Staatscourant 1999, 97); c. Commissie: de op basis van artikel 8 door het college ingestelde commissie; d. Verzoeker: de indiener van een aanvraag om nadeelcompensatie, als bedoeld in artikel 3 en 6. Artikel 2: werkingssfeer Bepalingen uit deze regeling blijven buiten toepassing voor zover hierin door de Telecommunicatiewet wordt voorzien. HOOFDSTUK 2 HET RECHT OP NADEELCOMPENSATIE Artikel 3: nadeelcompensatie 1. Indien blijkt dat een belanghebbende als gevolg van een besluit van het college op basis van artikel 3.10 van de Verordening, inhoudende de intrekking of wijziging van een vergunning voor het hebben van een kabel of leiding, schade lijdt of zal lijden, kent het college hem desgevraagd een vergoeding toe, voor zover de vergoeding van deze schade niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd. 2. De omvang van de schade wordt berekend overeenkomstig de voorschriften vervat in bijlage 1 van de NKL Uitgegaan wordt van de werkelijke verleggingskosten. De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de verzoeker moet maken om de kabel of leiding te verleggen. Dit betreft uitsluitend de volgende kostencomponenten: a. Materiaalkosten; b. Kosten van het uit en in bedrijf stellen; c. Kosten van ontwerp en begeleiding; d. Uitvoeringskosten.

2 3. De omvang van de compensatie van de schade wordt berekend overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikelen 4 en 5. Artikel 4: omvang van de compensatie 1. Indien de vergunning binnen vijf jaren na de datum van inwerkingtreding daarvan wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de compensatie in beginsel 100% van de schade. 2. Indien de vergunning vanaf het begin van het zesde jaar tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum waarop de vergunning voor de betreffende kabel of leiding in werking is getreden, wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de compensatie in beginsel 80% van de schade vanaf het 6e jaar tot 0% vanaf het 16e jaar (trapsgewijs), zulks volgens het schema weergegeven in bijlage Indien de vergunning na vijftien jaar, gerekend vanaf de datum waarop de vergunning voor de betreffende kabel of leiding in werking is getreden, wordt ingetrokken of gewijzigd, wordt geen compensatie toegekend. 4. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend of in werking is getreden, dan wel op welke datum het leggen is begonnen, wordt ervan uit gegaan dat de betreffende vergunning langer dan 15 jaar geleden in werking is getreden. Artikel 5: risicoaanvaarding, schadebeperking, hardheidsclausule 1. Er vindt geen compensatie plaats indien de belanghebbende het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard. 2. Van risicoaanvaarding als bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval sprake indien in de vergunning is vermeld dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin de kabel of leiding is gelegen en zulks daadwerkelijk plaatsvindt. 3. Er vindt voorts geen compensatie plaats indien de vergunning is ingetrokken of gewijzigd op basis van artikel 3.10, aanhef en onder sub a of sub c van de Verordening. 4. Als blijkt dat een kabel of leiding niet in overeenstemming met de daarvoor verleende vergunning is aangelegd, kan worden besloten geen compensatie toe te kennen. 5. Indien de belanghebbende (een deel van) de schade had kunnen beperken door, al dan niet bij de verwijdering, verlegging of aanpassing van de kabel of leiding, binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van (dit deel van) de schade hadden kunnen leiden, kan worden besloten geen compensatie toe te kennen voor (dit deel van) de schade. 6. Indien naar het oordeel van het college in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de belanghebbende dient te blijven dan uit de toepassing van deze regeling voortvloeit, kan het college van het gestelde in deze regeling afwijken. HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN VAN PROCEDURELE AARD Artikel 6: de aanvraag 1. Het verzoek tot compensatie wordt zo spoedig mogelijk bij het college ingediend, doch in ieder geval binnen vijf jaren na bekendmaking van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning. 2. Het verzoek wordt ondertekend en bevat onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht tenminste:

3 a. de naam en het adres van de verzoeker; b. de dagtekening; c. een aanduiding en kopie van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning door het college; d. bewijs van de datum waarop de vergunning is verleend voor de aanleg van de kabel of leiding; e. een aanduiding van de aard en omvang van de schade, alsmede - indien redelijkerwijs mogelijk - een verifieerbare specificatie van het bedrag van de schade berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3; f. een opgave van het deel van de schade dat, indachtig het bepaalde in de artikelen 4 en 5, naar het oordeel van de verzoeker dient te worden vergoed. 3. Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch tenminste binnen twee weken na ontvangst ervan, en stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure. Artikel 7: het besluit 1. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om compensatie besluit het college: a. de aanvraag buiten behandeling te laten, onder meer indien deze na afloop van de in artikel 6 lid 1 genoemde termijn is ingediend, of b. de aanvraag af te wijzen indien deze naar het oordeel van het college niet dan wel onvoldoende onderbouwd is nadat het college de belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen binnen vier weken na verzending van de brief waarin de belanghebbende op het verzuim is gewezen, of c. de aanvraag geheel of gedeeltelijk in te willigen, of d. toepassing te geven aan artikel 13 van deze regeling indien daartoe naar het oordeel van het college termen aanwezig zijn, of e. de aanvraag in handen te stellen van een commissie, of f. de aanvraag verzoek kennelijk ongegrond te verklaren. 2. Het college kan zijn besluit verdagen op de wijze als bepaald in artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 8: adviescommissie 1. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, sub e, stelt het college een commissie in. 2. De commissie heeft tot taak van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing. 3. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die door het college worden benoemd. In eenvoudige gevallen kan het college volstaan met de benoeming van één onafhankelijke adviseur. Indien de commissie uit drie leden bestaat wijst het college de voorzitter aan. 4. Met een commissie wordt gelijk gesteld een onafhankelijk bureau dat het tot haar bedrijfsactiviteiten rekent om schaden als bedoeld in deze regeling te onderzoeken en te beoordelen. 5. De commissie wordt ingesteld uiterlijk vier weken na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 7, eerste lid, dan wel indien het tweede lid van dat artikel toepassing heeft gevonden, uiterlijk vier weken na het verstrijken van de in dat artikel genoemde termijn. 6. Het college stelt de verzoeker in kennis van zijn voornemen om een commissie in te stellen dan wel een bureau, als bedoeld in het vierde lid, in te schakelen. De kennisgeving bevat de namen van de deskundigen, hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten. De verzoeker kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten

4 tegen de voorgenomen inschakeling van het onafhankelijk bureau dan wel tegen de voorgenomen samenstelling van de commissie. Artikel 9: het door de commissie te verrichten onderzoek 1. De commissie dient het college van advies over de op het verzoek te nemen beslissing. Zij stelt daartoe, voorzover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar: a. de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade een gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak; b. de omvang van de schade als bedoeld in artikel 2; c. de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde moet blijven, zulks met in achtneming van hetgeen overigens in deze regeling is bepaald; d. de vraag of compensatie van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd. 2. De commissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het college over de hoogte van de uit te keren nadeelcompensatie en doet, indien het college een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een compensatie in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt. Artikel 10: bevoegdheden en verplichtingen 1. Het college stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. 2. De verzoeker verschaft de commissie de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. 3. De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het college. 4. De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht. Artikel 11: procedure adviescommissie. 1. De commissie stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure. 2. De commissie stelt de verzoeker en het college in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden partijen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. 3. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven. 4. Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan verzoeker en het college toegestuurd. 5. Alvorens de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zesentwintig weken nadat de commissie is ingesteld, aan verzoeker en het college toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de commissie verzoeker en het college gemotiveerd mede, waarom deze termijn overschreden wordt. Zij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan verzoeker en het college zal worden toegezonden. Deze termijn bedraagt ten hoogste zesentwintig weken. 6. Verzoeker en het college maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk acht weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de commissie kenbaar. 7. De commissie stelt haar advies vast binnen acht weken na het verstrijken van de in het zesde lid genoemde termijn. Zij kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste acht

5 weken verlengen. Zij zendt het verzoek terstond toe aan het college. Artikel 12: de beslissing op het verzoek om compensatie 1. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de commissie op het verzoek om nadeelcompensatie en maakt dit besluit binnen die termijn bekend aan verzoeker. Een afschrift van het besluit wordt toegezonden aan de commissie. 2. De beslissing van het college bedoeld in het eerste lid kan, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogst twaalf weken worden verdaagd. 3. De op grond van artikel 13 verstrekte voorschotten worden verrekend met de toegekende tegemoetkoming. 4. Indien de aanvraag om een tegemoetkoming wordt afgewezen worden eventueel verstrekte voorschotten door het college teruggevorderd. Artikel 13: voorschot. 1. Het college kent de verzoeker die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een compensatie in geld en wiens belang naar het oordeel van het college vordert dat aan hem een voorschot wordt toegekend, op diens verzoek een voorschot toe. 2. Indien het college beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee geen aanspraak op een compensatie erkend. 3. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveelbetaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het college kan daarvoor zekerheidstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen. HOOFDSTUK 4 SLOT- EN OVERIGE BEPALINGEN Artikel 14: inwerkingtreding Deze beleidsregel treedt in werking op het in artikel 4.4 van de Verordening genoemde tijdstip. Artikel 15: citeertitel Deze beleidsregel kan worden aangehaald onder de titel Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014.

6 Bijlage 1: Jaar Percentage % % % % % 6 80 % 7 72 % 8 64 % 9 56 % % % % % % 15 8 % 16-» 0 %