Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs 2002

Transcriptie

1 OCenW-Regelingen Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de Bestemd voor: regionale opleidingscentra (roc s); agrarische opleidingscentra (aoc s); overige bekostigde BVE-instellingen; niet bekostigde BVE-instellingen en landelijke organen. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 12 juni 2002 Kenmerk: BVE/B-2002/22949 Datum inwerkingtreding: zie art. 18 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel , artikel 2.7, , tweede lid en artikel van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) Relatie tot eerdere mededelingen: vervolg op Regeling stimulans verbetering examenpraktijk in het beroepsonderwijs (Uitleg OCenW- Regelingen nr. 19 van 5 september 2001) Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/BVH, De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, Mede namens de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij, Gelet op: artikel 2.2.3, derde lid, artikel 2.7, artikel , tweede lid en artikel , tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; a. minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij; b. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs; c. instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, artikel of artikel 1.4.1, een instituut als bedoeld in artikel of een hogeschool als bedoeld in artikel van de wet; d. bekostigde instelling: een instelling als bedoeld in artikel of artikel 1.3.3, een instituut als bedoeld in artikel of een hogeschool als bedoeld in artikel van de wet; e. niet bekostigde instelling: een instelling als bedoeld in artikel van de wet; f. landelijk orgaan: een landelijk orgaan als bedoeld in artikel van de wet; g. aanvrager: het bevoegde gezag van een instelling of een landelijk orgaan; h. subsidie: het bedrag, dat als aanvullende vergoeding aan de rijksbijdrage wordt toegevoegd ingeval het een bekostigde instelling betreft, het bedrag dat als aanvullende bijdrage wordt toegekend indien het een landelijk orgaan betreft, of het bedrag, dat als subsidie wordt toegekend ingeval het een niet bekostigde instelling betreft; i. de Stichting KCE: de Stichting Kwaliteitscentrum Examinering te Amersfoort. Besluit 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Artikel 2 Doelstelling van de regeling 1. Deze regeling heeft ten doel de verbetering en vernieuwing van de beroepsonderwijs te stimuleren. 2. De minister kan daartoe aan het bevoegd gezag van een instelling of aan een landelijk orgaan dat samenwerkt met een of meer instellingen subsidie verlenen voor projecten die, door middel van de ontwikkeling NUMMER juni 2002

2 Regeling stimulans verbetering en implementatie van innovatieve, overdraagbare producten, beogen: a. de interne kwaliteitszorg met betrekking tot de examinering en de publieke verantwoording daarover te verbeteren, b. de doelmatigheid van de examinering te vergroten, c. de examinering met betrekking tot de beroepspraktijkvorming te verbeteren of d. de flexibilisering van de examinering te vergroten. Artikel 3 Subsidieplafond Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is maximaal ,- beschikbaar voor instellingen en landelijke organen ressorterend onder de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen en ,- voor instellingen en het landelijk orgaan ressorterend onder de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij. Artikel 4 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie voor een project bedraagt ten hoogste ,-. 2. Voor de berekening van de hoogte van de subsidie komen als projectkosten uitsluitend in aanmerking de werkelijke kosten die direct samenhangen met de uitvoering van het project. 2 Aanvraag en beslissing op aanvraag Artikel 5 Aanvraag 1. De subsidie wordt op aanvraag verleend. 2. Een aanvraag om subsidie wordt vóór 1 september 2002 schriftelijk ingediend bij de Stichting KCE, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier. 3. De aanvraag omvat een projectplan en een begroting. 4. Het projectplan bevat tenminste: a. een duidelijke, concrete en controleerbare beschrijving van de voorgestelde projectresultaten, zowel betreffende de te ontwikkelen en implementeren producten als de daarmee te bereiken effecten voor de examenpraktijk, en van de wijze waarop de effecten worden gemeten; b. een duidelijke en concrete beschrijving van de projectuitvoering die tenminste voor een deel door de aanvrager wordt uitgevoerd, en de daarbij gestelde termijnen; c. een beschrijving van de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project tot stand komt. 5. De begroting geeft inzicht in: a. de personele en materiële kosten van het project; b. indien van toepassing, de eigen bijdrage en de bijdragen van derden en c. het gevraagde subsidiebedrag. 6. Aanvragen die niet vóór 1 september zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen, met dien verstande dat indien de aanvraag onvolledig is de Stichting KCE de aanvrager hiervan in kennis stelt en de aanvrager de gelegenheid geeft de aanvraag binnen twee weken na kennisgeving aan te vullen. De gelegenheid tot aanvulling van een aanvraag wordt niet gegeven met betrekking tot aanvragen waaraan hetzij het projectplan, hetzij de begroting geheel ontbreekt. Artikel 6 Advisering en criteria voor subsidieverlening 1. De minister wint omtrent een aanvraag het advies in van de Stichting KCE. 2. De Stichting KCE brengt uiterlijk op 7 oktober 2002 advies uit aan de minister. 3. De Stichting KCE geeft de minister in ieder geval een negatief advies indien de aanvraag niet voldoet aan de eisen gesteld in deze regeling, indien redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de uit te voeren activiteiten zullen leiden tot de beoogde resultaten en indien de uit te voeren activiteiten of de beoogde resultaten niet in een redelijke verhouding staan tot de begrote kosten. 4. De Stichting KCE rangschikt de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert op basis van een onderlinge vergelijking zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar de mate waarin het project meer geschikt is om bij te dragen aan de doelstelling van deze regeling. De Stichting KCE let daarbij in het bijzonder op: a. de mate waarin de beoogde projectresultaten innovatief zijn voor de examenpraktijk; b. de mate waarin het project verankerd is in het beleid en de organisatie van de aanvrager; c. de mate waarin de aanvrager ten behoeve van het project samenwerkt met een of meer andere instellingen of landelijke organen en d. de mate waarin het project mede wordt gefinancierd uit bijdragen van de aanvrager of van derden. 5. De Stichting KCE kan een aanvraag hoger plaatsen in de rangschikking, bedoeld in het vierde lid, indien dat bijdraagt aan: a. de evenwichtige spreiding van projecten over de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid; NUMMER juni 2002

3 b. de verhoudingsgewijze spreiding over het bekostigd onderwijs, het niet bekostigd onderwijs en de landelijke organen of c. de spreiding van projecten over de sectoren. 6. De Stichting KCE plaatst een aanvraag lager in de rangschikking, bedoeld in het vierde lid, indien aanvrager in 2001 subsidie heeft ontvangen op grond van de Regeling stimulans verbetering beroepsonderwijs. 7. In gevallen waarin twee of meer aanvragen gericht zijn op identieke projectresultaten en een vergelijkbare projectaanpak hebben zal de Stichting KCE de aanvragers daarvan in kennis stellen en hen verzoeken hun aanvragen samen te voegen; indien de aanvragers op dat verzoek niet ingaan, zal de Stichting KCE adviseren om met betrekking tot die aanvragen uitsluitend subsidie te verlenen op de aanvraag die het hoogst geplaatst is in de rangschikking, bedoeld in het vierde lid. 8. Indien een aanvrager meerdere projectaanvragen doet gericht op eenzelfde doelstelling zal de Stichting KCE adviseren en om met betrekking tot die aanvragen uitsluitend subsidie te verlenen op de aanvraag die het hoogst geplaatst is in de rangschikking, bedoeld in het vierde lid. 9. De Stichting KCE kan adviseren om subsidie te verlenen ten aanzien van een op zichzelf staand onderdeel van een project. Artikel 7 Beslissing op aanvraag 1. De minister beslist uiterlijk 25 oktober 2002 op de aanvraag. Indien de minister niet voor 25 oktober 2002 kan beslissen, deelt hij de aanvrager mede binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien. 2. De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de Stichting KCE een negatief advies heeft uitgebracht. 3. De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 3, in de volgorde van de door de Stichting KCE bepaalde rangschikking, bedoeld in artikel 7, vierde lid, en beslist afwijzend op aanvragen waarvoor het beschikbare bedrag niet meer toereikend is. 4. De minister kan afwijken van het door de Stichting KCE uitgebrachte advies, indien het advies in strijd is met deze regeling dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Artikel 8 Verstrekking subsidie De subsidie of, indien het een niet bekostigde instelling betreft, een voorschot op de subsidie, wordt verstrekt in de maand november Subsidieverplichtingen Artikel 9 Projectvoorwaarden 1. De subsidieontvanger draagt zorg voor de verspreiding en de publieke beschikbaarheid van de resultaten van het project. 2. De projectuitvoering start in De projectuitvoering is uiterlijk 31 juli 2004 voltooid. Artikel 10 Voortgangsrapportage 1. Een subsidieontvanger dient halverwege de looptijd van het project met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier bij de Stichting KCE een rapportage in over de voortgang van het project. In deze rapportage dient te worden aangegeven welke resultaten zijn gerealiseerd, of, en zo ja, in welke mate en waarom, de realisatie afwijkt van de planning en wat de prognose is voor de resterende periode van het project. Bij de rapportage worden de reeds gerealiseerde producten gevoegd. 2. Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de aanvrager hiervan onverwijld mededeling aan de minister. 4 Verantwoording bekostigde instellingen en landelijke organen Artikel 11 Deze paragraaf is van toepassing op de subsidie voor bekostigde instellingen of landelijk organen. Artikel 12 Financiële verantwoording 1. De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten na afloop van de activiteiten zullen worden teruggevorderd. Regeling stimulans verbetering NUMMER juni 2002

4 Regeling stimulans verbetering 2. De subsidie wordt uiterlijk in 2004 besteed en verantwoord in de jaarrekening die op het jaar waarin het project wordt voltooid betrekking heeft. 3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie. Artikel 13 Projectverantwoording 1. Na afloop van de activiteiten stelt de subsidieontvanger met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier een projectverantwoording op. Deze projectverantwoording bevat in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. In deze projectverantwoording wordt een financiële paragraaf opgenomen waarin inzicht wordt verschaft over de aanwending van de verstrekte en de uit eigen bijdrage ingezette middelen. 2. De projectverantwoording dient uiterlijk zes weken na voltooiing van het project te worden ingediend bij de Stichting KCE. Bij de projectverantwoording worden de gerealiseerde producten gevoegd. Artikel 14 De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. 6 Slotbepalingen Artikel 17 Publicatie Deze regeling wordt met de toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 18 Inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en vervalt per 31 december Verplichtingen die naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindiging van de regeling voort te duren, blijven na beëindiging van de regeling bestaan. Artikel 19 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulans verbetering. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A. Hermans 5 Subsidievaststelling voor niet bekostigde instellingen Artikel 15 Reikwijdte Deze paragraaf is van toepassing op de subsidie voor niet bekostigde instellingen. Artikel 16 Aanvraag tot subsidievaststelling 1. De aanvrager dient binnen zes weken na afloop van het project met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier zijn aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:44 van de Algemene wet bestuursrecht in. 2. Aan het financieel verslag wordt een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, toegevoegd. De verklaring heeft tevens betrekking op het onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden. Toelichting Deze regeling is een vervolg op de Regeling stimulans verbetering beroepsonderwijs (Uitleg OCenW-Regelingen nr. 19, 5 september 2001) en, voor de AOC s, de Regeling vernieuwing examenpraktijk groen beroepsonderwijs (Stc. 2001, nr. 218). De regeling is mede tot stand gekomen op basis van het advies van de Stichting KwaliteitsCentrum Examinering (KCE). De regeling beoogt, net als de voorgaande, om instellingen en landelijke organen te stimuleren om werk te maken van de verbetering van de kwaliteit, het versterken van de doelmatigheid en de vernieuwing van de examinering in het beroepsonderwijs. Dit in afwachting van de nieuwe examensystematiek waartoe de Stuurgroep Examens mbo heeft geadviseerd (aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 11 juli 2001). De voorbereidingen voor de daartoe strekkende wijziging van de Wet educatie en beroepson- NUMMER juni 2002

5 derwijs (WEB) zijn gaande. Deze wetswijziging behoeft echter niet te worden afgewacht om - binnen de huidige wettelijke kaders - te kunnen komen tot verbetering van de kwaliteit van de examens. De regeling draagt bij aan de realisatie van de centrale beleidsdoelstelling dat in 2005 bij tenminste 85% van de aangeboden opleidingen sprake is van voldoende kwaliteit van het examen. Evenals vorig jaar zal ook nu de Stichting KCE adviseren omtrent de toewijzing van de subsidies. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1, onder c Met de omschrijving van instellingen worden in deze regeling de regionale opleidingencentra, de vakinstellingen, de agrarische opleidingscentra, de niet-bekostigde onderwijsinstellingen als bedoeld in artikel van de WEB, de instituten voor doven en de beroepsopleidingen van de hogeschool Haarlem bedoeld. Artikel 1, onder h In deze regeling wordt de term subsidie gebruikt voor zowel de aanvullende vergoeding en de bijdrage die op grond van de WEB worden verstrekt aan bekostigde instellingen en landelijke organen als voor de subsidie verleend aan niet bekostigde instellingen. Op de subsidie verstrekt aan de niet bekostigde instellingen is de Wet overige OcenW-subsidies van toepassing, alsmede Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met uitzondering van afdeling 4.2.8, van toepassing. Voor de bekostigde instellingen en de landelijke organen wordt aangesloten bij de systematiek van de WEB. Het verschillende wettelijke kader brengt met zich mee, dat er ook verschillen in deze regeling zijn gemaakt, in het bijzonder betreffende de administratieve afwikkeling van de subsidieverlening (zie ook de artikelen 11 tot en met 16). Bekostigde instellingen en de landelijke organen Voor deze instellingen en voor de landelijke organen wordt aangesloten bij de systematiek van de WEB: de financiële verantwoording geschiedt via de jaarrekening en er wordt een afzonderlijke inhoudelijke projectverantwoording ingeleverd. Er is expliciet bepaald dat de subsidie kan worden teruggevorderd indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Niet bekostigde instellingen Bij deze instellingen geschiedt subsidieverlening en - vaststelling volgens de systematiek van de Awb. De projectverantwoording (zowel financieel als inhoudelijk) geschiedt via de aanvraag tot subsidievaststelling. De Awb geeft al voorschriften betreffende de mogelijkheden om de subidieverlening te wijzigen of subsidie terug te vorderen ingeval de subsidieontvanger zijn verplichtingen niet nakomt; deze regeling behoeft daarom geen nadere voorschriften hierover te bevatten. Artikel 1, onder i De Stichting KCE is opgericht ter voorbereiding van de vernieuwde landelijke examensystematiek. Na het in werking treden van de beoogde nieuwe examensystematiek zal deze stichting zorg dragen voor de externe borg van de examens in het beroepsonderwijs. Artikel 2 Projecten moeten zich richten op een van de volgende onderwerpen: a. het verbeteren van de interne kwaliteitszorg met betrekking tot de examinering en de publieke verantwoording daarover, b. het vergroten van de doelmatigheid van de examinering, c. het verbeteren van de examinering met betrekking tot de beroepspraktijkvorming of d. de flexibilisering van de examinering. De projecten moeten een tweeledig projectresultaat opleveren: er moeten innovatieve, overdraagbare producten worden ontwikkeld en geïmplementeerd; de interne effecten op de examenpraktijk die met de ontwikkelde produkten worden bereikt zullen zichtbaar gemaakt moeten worden. Het moet gaan om vernieuwing, om innovatieve producten; aanvragers moeten daarom nagaan of het te ontwikkelen product niet al beschikbaar is. Er wordt geen subsidie toegekend voor projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van producten die tot de normale bedrijfsvoering behoren, zoals bijvoorbeeld het opstellen van een handboek kwaliteitszorg. Ook wordt geen subsidie toegekend voor projecten gericht op onderwerpen waarvoor het KCE al initiatieven ontplooit (zie het door het KCE uitgebrachte Businessplan par. 7.1). Ook andere instellingen en landelijke organen moeten gebruik kunnen maken van de producten (zoals methodieken, concepten of implementatiecondities) die de projecten opleveren. Aanvragers zullen zich daarom goed moeten vergewissen van de behoefte aan en de bruikbaarheid voor anderen van de voorgestelde producten. Subsidieontvangers hebben dus ook de verplichting om de producten in een bruikbare vorm aan te bieden, waar nodig met inbegrip van een implementatiehandleiding. Regeling stimulans verbetering NUMMER juni 2002

6 Regeling stimulans verbetering Subsidie kan aan instellingen en landelijke organen worden toegekend. Wat betreft de landelijke organen geldt dat subsidie alleen wordt toegekend als tenminste met één instelling wordt samengewerkt. De reden daarvoor is de volgende. Samenwerking bij projecten wordt in het algemeen belangrijk geacht (vanwege het grotere draagvlak dat een project daarmee heeft). Daarom hebben projecten een grotere kans op subsidieverlening als er wordt samengewerkt (zie artikel 6). Bij projecten uit te voeren door landelijke organen is samenwerking echter een vereiste, omdat - vanwege de primaire verantwoordelijkheid van de instellingen voor de examens - niet goed denkbaar is dat landelijke organen zonder de betrokkenheid van een of meer instellingen producten ontwikkelen die tenslotte toch door de instellingen benut zullen moeten worden. Als bij een aanvraag van een landelijk orgaan niet voldaan is aan het vereiste van samenwerking, zal de Stichting KCE op grond van artikel 6, derde lid, een negatief advies geven. Artikel 5 Voor de subsidieaanvraag moet gebruik worden gemaakt van het aanvraagformulier (een format voor projectplan annex begroting) dat gedownload kan worden via de website van het KCE ( Het formulier moet volledig worden ingevuld en voldoende informatie bieden om - op basis van de criteria voor subsidieverlening (zie artikel 6) een goed gefundeerde beslissing te kunnen nemen over de aanvraag. Het projectplan dient inzicht te geven in het resultaat dat de aanvrager met het project wil bereiken, hoe het project wordt uitgevoerd, welke middeleninzet hiervoor is begroot en hoe de ontwikkelde producten zullen worden verspreid. Projectresultaten In het projectplan dient voldoende informatie te staan over het beoogde product (of producten) en de effecten die het product naar verwachting zal hebben op de examenpraktijk. Het plan moet inzicht bieden in het probleem, het vraagstuk of de behoefte die ten grondslag ligt aan het projectvoorstel, in de beoogde oplossing, en de wijze en de mate waarin het beoogde product bijdraagt aan de oplossing van het probleem of de behoefte. Daarbij is het van belang een beeld te geven van de toepassingsmogelijkheden van het beoogde product. Het gaat daarbij om de doelgroepen en de branches of sectoren en vakken waarvoor het product geschikt is. Ook het vernieuwende karakter van het beoogde product moet worden toegelicht (wat is de aard van de vernieuwing, in hoeverre wijkt het af van al beschikbare producten). Projectuitvoering De organisatie van het project moet een adequate uitvoering van het projectplan waarborgen. Het is daarom belangrijk dat in het projectplan voldoende informatie wordt opgenomen over de aard van de activiteiten en de daarbij op te leveren resultaten, de wijze van implementeren, de inbreng van de diverse betrokkenen in de projectorganisatie en de verantwoordelijkheden van de betrokkenen. Het is ook van belang dat het project stevig in de organisatie en het beleid van de instelling is verankerd; immers, als dat niet het geval is, is er een grote kans dat een op zichzelf goed project uiteindelijk tot niets leidt. In het projectplan moet daarom beschreven worden op welke manier docenten, management e.d. bij de uitvoering van het project zijn betrokken, hoe dit project past binnen het examen- en kwaliteitsbeleid van de instelling en hoe gezorgd wordt dat de projectresultaten een structureel effect hebben. In het projectplan moeten voorts de fasering en tijdsplanning van de activiteiten worden beschreven. In geval de aanvrager voor de uitvoering van het project samenwerkt met andere instellingen of landelijke organen dient in het projectplan te worden gespecificeerd wat het aandeel is van elke betrokken actor bij het project in: - de oplevering van producten en de realisatie van de effecten op de examenpraktijk; - de uitvoering van activiteiten en de organisatie van het project; - de inbreng van eigen middelen. Projectkosten De soliditeit van het project moet ook blijken uit de projectbegroting: deze dient inzicht te bieden in de onderscheiden kostenposten bestaande uit mandagen of -uren, de gehanteerde tarieven of gespecificeerde uitgaven voor materiële voorzieningen. Relatie tussen activiteiten, resultaten en kosten In de aanvraag dient de relatie tussen de uit te voeren activiteiten, de beoogde resultaten en de in de projectbegroting opgenomen kosten(posten) helder te zijn: kan worden verwacht dat de beschreven activiteiten leiden tot de beoogde resultaten en staan de activiteiten en de resultaten in een redelijke verhouding tot de begrote kosten? Verspreiding van projectresultaten Om een brede toepassing mogelijk te maken is bekendheid van het product een eerste voorwaarde. De aanvrager moet daaraan een bijdrage leveren. In het projectplan moet daartoe beschreven worden op welke manier de exploitatie en distributie van de producten geregeld worden en hoe informatie over de projectresultaten en producten wordt verspreid. Op Kennisnet wordt informatie voor en door het onderwijs op een geordende manier toegankelijk gemaakt. Met het samengaan met BVEnet wordt Kennisnet de plek waar management, docenten, leerlingen en ouders de inhoudelijke ontwikkelingen en innovaties van het BVE-onderwijs kunnen volgen. Het is dan ook belangrijk dat de projectresultaten zoveel mogelijk via Kennisnet verspreid wordt. Hieronder valt ook de informatie over producten, over ervaringen en over de ondersteuning die de subsidieont- NUMMER juni 2002

7 vanger kan bieden aan andere instellingen of landelijke organen die de projectresultaten gaan gebruiken. Het is daarom aan te bevelen met Stichting Kennisnet contact op te nemen over de wijze waarop het product en relevante informatie toegankelijk kan worden gemaakt. Op is informatie te vinden over de verschillende mogelijkheden van webhosting op kennisnet. De projecten waarbij op grond van deze regeling een bijdrage is verstrekt moeten uiterlijk per 31 juli 2004 afgerond zijn. Binnen de looptijd moeten de implementatie- en verspreidingsactiviteiten worden uitgevoerd. Artikel 6 Het KCE adviseert omtrent de aanvragen. Voor de goede orde: dat geschiedt afzonderlijk voor de instellingen en het landelijke orgaan die onder de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vallen. Eerste ronde: beoordeling formele vereisten Het KCE beziet bij alle aanvragen eerst of zij voldoen aan de eisen die deze regeling stelt. Dus: dragen zij bij aan de doelstelling van de regeling, zijn zij gericht op een of meer van de subdoelstellingen genoemd in artikel 2, tweede lid, voldoet het projectplan aan de eisen, mag verwacht worden dat de activiteiten leiden tot de beoogde resultaten en zijn de kosten ermee in overeenstemming? Aanvragen die aan deze eisen niet voldoen, worden afgewezen. Tweede ronde: aanbrengen rangorde Als er meer aanvragen blijken te zijn die aan de eisen voldoen dan kunnen worden gehonoreerd, zal het KCE een rangorde opstellen. Er worden dan punten toegekend voor de mate van innovativiteit van de beoogde producten, de mate waarin het project verankerd is in het beleid en de organisatie van de instelling; de mate van samenwerking en de mate waarin aanvrager of derden zelf een financiële bijdrage leveren aan het project. Voor een aanvraag van een aanvrager die al subsidie gekregen heeft op grond van de regeling van vorig jaar worden punten in mindering gebracht; dit om zoveel mogelijk nieuwe aanvragers in staat te kunnen stellen om een project uit te voeren. Derde ronde: schuiven in de rangorde Vervolgens kan het KCE aan aanvragen meer punten toekennen als daardoor een evenwichtiger spreiding ontstaat over de subdoelstellingen van deze regeling of over typen aanvragers of sectoren; dit geschiedt aldus dat projecten uit een onderbedeelde groep die gezien hun puntentotaal zonder deze herschikking net niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, hoger kunnen worden gerangschikt dan projecten uit overbedeelde groepen die een gelijke of nagenoeg gelijke geschiktheid hebben. Deels honoreren project Tenslotte kan het KCE adviseren om een projectaanvraag slechts gedeeltelijk te honoreren, als dat deel van het project tenminste zinvol als zelfstandig project kan worden uitgevoerd. Artikel 12 De financiële verantwoording bij bekostigde instellingen en landelijke organen geschiedt aldus: overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt voor bekostigde instellingen en landelijke organen in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening onder het onderdeel: Geoormerkte subsidies. Er moet afzonderlijk een inhoudelijke projectverantwoording worden ingeleverd. Zie voorts de toelichting op artikel 1, onderdeel h. Artikel 15 Niet bekostigde instellingen moeten na afloop van het project een verzoek om subsidievaststelling indienen (zie ook artikel 18 en 19 van de Wet overige OCenW-subsidies). Dat verzoek moet vergezeld gaan van een financieel verslag en een inhoudelijk activiteitenverslag. Zie voorts de toelichting op artikel 1, onderdeel h. Regeling stimulans verbetering NUMMER juni 2002