Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de examenpraktijk in het beroepsonderwijs

Transcriptie

1 OCenW-Regelingen Regeling stimulans verbetering en vernieuwing van de Bestemd voor: Regionale opleidingen centra (roc s) en Landelijke organen Algemeen verbindend voorschrift Datum: 23 augustus 2001 Kenmerk: BVE/Bestel-2001/31563 Datum inwerkingtreding: zie artikel 15 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: zie Gelet op Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/BVH, De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, Gelet op: artikel 2.2.3, derde lid, artikel 2.7, artikel , tweede lid en artikel , tweede lid, van de Wet educatie en en artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies; Besluit e een project: een samenhangend geheel van werkzaamheden gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2; f aanvrager: het bevoegde gezag van een instelling of een landelijk orgaan; g bijdrage: het bedrag, dat als aanvullende vergoeding aan de rijksbijdrage wordt toegevoegd ingeval het een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, artikel of artikel van de wet betreft, de bijdrage die wordt toegekend indien het een landelijk orgaan betreft, of het bedrag, dat als subsidie wordt toegekend ingeval het een instelling als bedoeld in artikel van de wet betreft; h de Stichting KCE: de Stichting Kwaliteitscentrum Examinering in oprichting, te Utrecht Artikel 2 Doelstelling van de regeling Deze regeling heeft ten doel de vernieuwing en verbetering van de, zoals bedoeld in de brief van de minister van 11 juni 2001 aan de Tweede Kamer der Staten Generaal (Handelingen II , 27451, nr 10), te stimuleren. De minister kan daartoe op aanvraag een bijdrage verlenen voor projecten die bijdragen aan dat doel. Artikel 3 Bijdrageplafond Voor bijdrageverlening op grond van deze regeling is maximaal f ,- ( ) beschikbaar. 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; b wet: de Wet educatie en ; c instelling: een instelling als bedoeld in artikel van de wet, of in artikel van de wet, een instituut als bedoeld in artikel van de wet, of een hogeschool als bedoeld in artikel van de wet; d landelijk orgaan: een landelijk orgaan als bedoeld in artikel van de wet; Artikel 4 Hoogte van de bijdrage De bijdrage voor een project bedraagt ten hoogste f ,- ( ). Voor de berekening van de hoogte van de bijdrage komen als projectkosten uitsluitend kosten in aanmerking, die direct samenhangen met de uitvoering van het project. Artikel 5 Projectvoorwaarden Het project is gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2. De aanvrager draagt zorg voor de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project, in ieder geval via BVE-net en Kennisnet. NUMMER september 2001

2 Regeling stimulans verbetering De projectuitvoering start in het kalenderjaar 2001; De projectuitvoering is uiterlijk 18 maanden na de startdatum voltooid. 2 Aanvraag en beslissing op aanvraag Artikel 6 Aanvraag 1 en aanvraag om een bijdrage wordt vóór 1 oktober 2001 schriftelijk ingediend bij de Stichting KCE. 2 Aanvragen die niet vóór 1 oktober 2001 zijn ingediend, worden afgewezen. 3 De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan en een begroting. 4 Het projectplan bevat tenminste: a een duidelijke, concrete en controleerbare beschrijving van de voorgestelde opbrengst van het project; b een duidelijke en concrete beschrijving van de projectuitvoering, die tenminste voor een deel door de aanvrager wordt uitgevoerd, en de daarbij gestelde termijnen; c een beschrijving van de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project tot stand komt; d de naam van de contactpersoon voor het project. Artikel 7 Beslissing op aanvragen 1 De minister beslist over de bijdrageverlening mede op basis van het advies van de Stichting KCE. 2 De Stichting KCE brengt uiterlijk op 22 oktober 2001 advies uit aan de minister. 3 De Stichting KCE beoordeelt de aanvragen aan de eisen, gesteld bij deze regeling. 4 Indien het aantal aanvragen dat voldoet aan de eisen gesteld bij deze regeling daartoe aanleiding geeft, stelt de Stichting KCE een prioriteitsvolgorde van de projecten op, waarbij de Stichting KCE een project hoger plaatst naarmate het project meer voldoet aan de volgende criteria: a het project is gericht op het verbeteren van de interne kwaliteitszorg met betrekking tot de examinering; b het project is gericht op het vergroten van de doelmatigheid van de examinering; c het project is gericht op het verbeteren van de examinering met betrekking tot de beroepspraktijkvorming; d het project is gericht op de flexibilisering van de examinering; e de aanvrager werkt ten behoeve van het project samen met een of meer andere instellingen of landelijke organen; f het project wordt mede gefinancierd uit bijdragen van de aanvrager of van derden; g het project is een vervolg op eerder verrichte inspanningen gericht op het doel van deze regeling. 5 De Stichting KCE kan bij het opstellen van de prioriteitsvolgorde, bedoeld in het vierde lid, mede rekening houden met de spreiding van projecten over de sectoren. 6 De Stichting KCE kan bij het opstellen van de prioriteitsvolgorde, bedoeld in het vierde lid, mede rekening houden met de verhoudingsgewijze spreiding over het bekostigd onderwijs, niet-bekostigd onderwijs en de landelijke organen. 7 De Stichting KCE kan adviseren om een bijdrage te verlenen ten aanzien van een deel van een project. 8De minister beslist in de maand november 2001 op de aanvraag. Indien de minister niet in november kan beslissen, deelt hij de aanvrager mede binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien. 9 De minister wijkt niet dan gemotiveerd af van het advies van de Stichting KCE. 10 De minister laat de aanvraag buiten behandeling, indien niet of niet volledig is voldaan aan de eisen gesteld bij deze regeling, met dien verstande dat indien de aanvraag onvolledig is de Stichting KCE de aanvrager hiervan in kennis stelt en de aanvrager de gelegenheid geeft de aanvraag binnen twee weken na kennisgeving aan te vullen. 11 De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 3, in de volgorde van de door de Stichting KCE bepaalde rangschikking, bedoeld in het vierde lid. 3 De bijdrage verleend als subsidie Artikel 8 Voorschot Een voorschot op de bijdrage wordt verstrekt in november Artikel 9 Verantwoording 1 De aanvrager dient binnen zes weken na afloop van het project zijn aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:44 van de Algemene Wet Bestuursrecht in. 2 De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit een financieel verslag en een verslag van de projectactiviteiten, waarin de aanvrager rekening en verantwoor- NUMMER september 2001

3 ding aflegt omtrent de verrichte projectactiviteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. 3 In het financieel verslag en het verslag van de projectactiviteiten wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre sprake is van een behoorlijke uitvoering van de projectactiviteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee behaalde resultaten alsmede van een doelmatige aanwending van de subsidie. 4 Indien de subsidievaststelling bedoeld in artikel 10, gelijk is aan of meer bedraagt dan f ,- ( 5379)wordt aan het financieel verslag tevens een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek toegevoegd. De verklaring heeft ook betrekking op het onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden. 5 Het verslag van de projectactiviteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten. 6 De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het projectplan. 7 Het verslag van de projectactiviteiten bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen projectactiviteiten en beoogde resultaten, vermeld in het projectplan, en de feitelijke realisatie. Artikel 10 Vaststelling subsidie De minister geeft een beschikking tot vaststelling van de subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. Indien de beschikking niet binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien. 4 De bijdrage toegekend als aanvullende vergoeding Artikel 11 Verstrekking aanvullende vergoeding De bijdrage wordt verstrekt in de maand november Indien de bijdrage niet in de maand november verstrekt kan worden kan een voorschot worden verleend op de bijdrage Artikel 12 Verantwoording aanvullende vergoeding 1 De bijdrage wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. 2 De toegewezen middelen worden herkenbaar in de jaarrekening verantwoord. De lasten worden verantwoord binnen de daartoe bestemde posten in de jaarrekening. 3 In de jaarrekening van het jaar of de jaren, waarin het project nog niet is voltooid, wordt aangegeven wat de stand is van de uitgaven in relatie tot de aanvullende vergoeding. 4 Eventuele na afronding van het project niet bestede gelden of overschotten worden in de jaarrekening als schuld aan de minister opgenomen en zullen worden teruggevorderd. 5 Naast de verantwoording in de jaarrekening wordt een verslag van de projectactiviteiten ingediend. De aanvrager zendt het verslag uiterlijk zes weken na voltooiing van het project aan de minister. 6 In het verslag van de projectactiviteiten wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre sprake is van een behoorlijke uitvoering van de projectactiviteiten waarvoor aanvullende vergoeding is verstrekt en van de daarmee behaalde resultaten alsmede van een doelmatige aanwending van de aanvullende vergoeding. 7 Het verslag van de projectactiviteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor aanvullende vergoeding is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten. 8De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het projectplan. 9 Het verslag van de projectactiviteiten bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen projectactiviteiten en beoogde resultaten, vermeld in het projectplan, en de feitelijke realisatie. Artikel 13 Terugvordering De bijdrage bedoeld in artikel 4, kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager, indien: a de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvoldoende gegevens heeft verstrekt; b het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd; c de ontvanger van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen die aan de bijdrage zijn verbonden, of d de ontvanger van de bijdrage kennelijk in strijd met het doel van de bijdrage heeft gehandeld. Regeling stimulans verbetering NUMMER september 2001

4 Regeling stimulans verbetering 5 Slotbepalingen Artikel 14 Publicatie Deze regeling wordt met de toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 15 Inwerkingtreding 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en vervalt per 31 december Verplichtingen die naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindiging van de regeling voort te duren, blijven na beëindiging van de regeling bestaan. Artikel 16 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulans verbetering. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A. Hermans praktijk (f / ). De minister heeft op dit advies gereageerd met de beleidsreactie, aangeboden aan de Kamer per aanbiedingsbrief van 11 juli 2001 (met het kenmerk BVE/KenO/2001/24055). Onderhavige regeling is hier een uitwerking van. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft in de eigen begroting middelen vrijgemaakt ter ondersteuning van de AOC s en de LOB s. De vernieuwing van de landelijke examensystematiek zal via de normale procedures in gang gezet worden; hiervoor is wijziging van de WEB nodig. De inwerkingtreding hiervan is beoogd per 1 augustus Dat betekent echter niet dat verbetering examenpraktijk moet wachten tot dat moment. In de tussenliggende periode tot aan augustus 2003 worden initiatieven ter verbetering examenpraktijk gestimuleerd middels deze regeling. De projecten die op grond van deze regeling worden gesubsidieerd kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de kwaliteit en de doelmatigheid van de examinering van het en moeten resulteren in een gemakkelijkere overgang naar de nieuwe examenpraktijk in 2003 en een betere kwaliteit van examinering op de korte termijn. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1, onder c Toelichting Inleiding Met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs is een systeem van examinering ingevoerd, waarbij de onderwijsinstellingen verantwoordelijk zijn voor de examens en de verplichting hebben om de kleinst mogelijke meerderheid van de deelkwalificaties per opleiding extern te laten legitimeren. De externe legitimering bleek in de praktijk een onvoldoende eenduidig en adequaat instrument voor de externe kwaliteitsborging en er waren bij voortduring signalen dat de kwaliteit van de examens in het niet voldoende was. Overleg hierover heeft ertoe geleid dat Bve Raad en COLO de Stuurgroep Examens mbo hebben ingesteld, onder voorzitterschap van de heer Deetman. De Stuurgroep Examens mbo heeft op 20 april 2001 een advies uitgebracht, bestaande uit een voorstel voor een vernieuwde landelijke examensystematiek, een implementatieplan op hoofdlijnen en een voorstel voor de besteding van de extra middelen, die bij amendement Cornielje ter beschikking zijn gesteld voor verbetering van de examen- Met de omschrijving van instellingen worden in deze regeling de regionale opleidingencentra (roc s), de vakinstellingen, de niet-bekostigde instellingen voor, de instituten voor doven en de beroepsopleidingen van de hogescholen Haarlem en Tilburg bedoeld. Niet bedoeld zijn instellingen ressorterend onder LNV. Artikel 1, onder g In deze regeling wordt de term bijdrage gebruikt voor zowel de aanvullende vergoeding als de subsidie. Voor niet-bekostigde instellingen is het niet mogelijk een aanvullende vergoeding te krijgen, een subsidie op basis van artikel 4 Wet Overige OCenW-subsidies daarentegen is wel mogelijk. Op deze subsidie is Titel 4.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 4.2.8, rechtstreeks van toepassing. Voor de bekostigde instellingen en de landelijke organen geldt het omgekeerde, zij krijgen hun bijdrage als aanvullende vergoeding gebaseerd op de genoemde bepalingen uit de WEB. Het verschillende wettelijke kader brengt met zich mee, dat er ook verschillen in deze regeling zijn gemaakt, in het NUMMER september 2001

5 bijzonder betreffende de administratieve afwikkeling van de bijdrageverlening. In artikel 9 van de regeling is de verantwoording geregeld voor de instellingen die de bijdrage als subsidie hebben verkregen, terwijl de verantwoording van de instellingen die de aanvullende vergoeding hebben gekregen is geregeld in artikel 12 van de regeling. Artikel 1, onder h De Stichting KCE wordt opgericht door Bve Raad, COLO en Paepon ter voorbereiding van de vernieuwde landelijke examensystematiek. In de toekomst zal deze stichting een rol hebben bij de externe borging van examens. Artikel 4, tweede lid Voor de berekening van de hoogte van de bijdrage komen als projectkosten uitsluitend in aanmerking kosten die direct samenhangen met de uitvoer van het project. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de volgende kostencategorieën a loonkosten van personeel van de aanvrager of, ingeval de aanvrager een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met één of meer instellingen of landelijke organen, van personeel van die instellingen of landelijke organen; Het gaat hier om loonkosten verbonden aan de inzet van eigen personeel voor een project. Dit geldt echter niet voor de vervangingskosten voor dat personeelslid. b aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verrichtte arbeid in het kader van het project; Onder aan derden verschuldigde kosten kunnen worden gerekend kosten ter zake van door hen verrichte arbeid. c een opslag voor algemene kosten; Onder een opslag voor algemene kosten, vallen uitgaven voor faciliteiten of ondersteunende activiteiten. d materiaalkosten van het project: Onder materiaalkosten kunnen de kosten voor aanschaf van specifiek voor het project te gebruiken apparatuur worden gerekend. Het moet dan gaan om apparatuur waarvan het gebruik een functionele relatie heeft met het project. De kosten kunnen in aanmerking genomen worden met inbegrip van omzetbelasting, indien de organisatie in het samenwerkingsverband die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet kan verrekenen met door hem af te dragen omzetbelasting. Voor zover het gaat om de kosten van apparatuur of software die wordt aangeschaft ten behoeve van het project, kunnen de kosten worden meegenomen op afschrijvingsbasis met een afschrijvingsperiode van drie jaar. Artikel 6 De aanvraag dient voor 1 oktober 2001 te ingediend bij de Stichting KCE. De aanvraag dient te worden gezonden aan Projectmanagement KCE, p/a Postbus 2575, 3500 GN Utrecht. Artikel 7 Om het beoogde effect van deze regeling te bereiken worden projectvoorstellen door de Stichting KCE geselecteerd aan de hand van criteria die betrekking hebben op de inhoud en wijze van uitvoering. Globaal gaat het om het volgende: Het is van belang dat het project stevig in de organisatie is ingebed. In het projectvoorstel moet beschreven worden op welke manier docenten, management e.d. bij de uitvoering van het project zijn betrokken. In het projectplan dient voldoende informatie te staan over het beoogde product of concept. Het plan moet inzicht bieden in het probleem, het vraagstuk of de behoefte die ten grondslag ligt aan het projectvoorstel, in de beoogde oplossing, en de wijze en de mate waarin het beoogde product bijdraagt aan de oplossing van het probleem of de behoefte. Het project moet producten opleveren die breed toepasbaar zijn binnen het BVE-veld. Daarvoor is in de eerste plaats van belang een beeld te geven van de toepassingsmogelijkheden van het beoogde product. Het gaat daarbij om de doelgroepen en de branches of sectoren en vakken waarvoor het product geschikt is. Om een brede toepassing mogelijk te maken is bekendheid van het product een eerste voorwaarde. Het samenwerkingsverband moet daaraan een bijdrage leveren. In het projectvoorstel moet daartoe beschreven worden op welke manier de exploitatie en distributie van de producten geregeld zijn en hoe informatie over de projectresultaten en producten worden verspreid. De organisatie van het project moet een adequate uitvoering van het projectplan waarborgen. Het is daarom belangrijk dat in het projectplan voldoende informatie wordt opgenomen over de fasering en tijdsplanning van de activiteiten, de aard van de activiteiten, de inbreng van de diverse betrokkenen in de projectorganisatie, de verantwoordelijkheden van de betrokkenen en dergelijke. De soliditeit moet ook blijken uit de projectbegroting: deze dient inzicht te bieden in de onderscheiden kostenposten bestaande uit mandagen of -uren, de gehanteerde tarieven of gespecificeerde uitgaven voor materiële voorzieningen. Tenslotte dient de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de in de projectbegroting opgenomen kosten(posten) helder te zijn. Om het gebruik van Kennisnet en BVE-net in het onderwijs te stimuleren en om ervoor te zorgen dat Kennisnet de Regeling stimulans verbetering NUMMER september 2001

6 Regeling stimulans verbetering plek wordt waar management, docenten, leerlingen en ouders de inhoudelijke ontwikkelingen en innovaties van het BVE-onderwijs kunnen volgen, is het belangrijk en binnen de regeling een vereiste dat de informatie over de projectresultaten via deze media verspreid wordt. Hieronder valt de informatie over producten, over ervaringen en over de ondersteuning die u kunt bieden aan andere instellingen die uw projectresultaten gaan gebruiken. De projecten waarbij op grond van deze regeling een bijdrage is verstrekt moeten uiterlijk 18 maanden na aanvang van het project afgerond zijn. Binnen de looptijd moeten de implementatie- en verspreidingsactiviteiten worden uitgevoerd. Hiervoor moet de aanvrager een implementatieplan opstellen, dat zo is vormgegeven, dat ook de instellingen buiten het samenwerkingsverband dit plan kunnen toepassen. De tijdsperiode die de aanvrager hiervoor nodig heeft dient hij aan te geven in zijn projectplan en valt binnen het beoordelingskader van de Stichting KCE. Artikel 13 Voor het niet-bekostigd onderwijs geldt het sanctieregime van de Wet algemeen bestuursrecht. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A. Hermans Paragraaf 3 en 4 In paragraaf 3 worden subsidievoorschriften gegeven voor de niet-bekostigde instellingen op grond van de WEB. In paragraaf 4 worden voorschriften gegeven voor de instellingen van bekostigde instellingen en de landelijke organen. Artikel 9 Het financieel verslag dient te worden gezonden aan de directie Centrale Financiën Instellingen (CFI), afdeling CFI / FVE, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer. Artikel 9, vierde lid Indien de subsidievaststelling hoger is dan f ,-- ( ) is bij de verantwoording van niet-bekostigde instellingen een accountantsverklaring vereist. Artikel 10 en artikel 12 De financiële verantwoording van de bijdrage als subsidie of de bijdrage als aanvullende vergoeding is verschillend. De kosten verbonden aan deze aparte verantwoording kunnen als projectkosten worden opgenomen. NUMMER september 2001