ANBO Boee;at Ministerie van Financiën Directie Algemene Fiscale Politiek Afdeling Beleid Postbus 20201 2500 EE Den Haag Ontv. Ministerie v n Financiën Uiterl. afdoening Dossiemurnmer Tretwoord/DSP code Paraaf voor archiveren Bezoekadres Houttuinlaan 3, 3447 GM Woerden Postadres Postbus 2012, 3440 DA Woerden Telefoon (0348) 46 66 66 Essiall info@anbani.anbo.n1 KosK Utrecht 40476442 ABN AMRO NU6ABNA0433715014 Woorden Onderwerp Kenmerk hformatio 14 februari 2016 voorstellen voor U-2016-352-PA-AvS A. van Scherpenzeel vereenvoudiging 0348-466 66 03 belastingwetgeving Geachte heer/mevrouw, Het Ministerie van Financiën heeft verzocht om oplossingen die bestaande knelpunten in de belastingwetgeving kunnen wegnemen. Onderstaand treft u de inbreng aan van seniorenorganisatie ANBO. De voorstellen zijn opgedeeld in directe belastingen, indirecte belastingen, toeslagen, alsmede lokale belastingen. Alle onderdelen worden beschouwd in het licht van de positie van gepensioneerde senioren. Voor directe belasting beperkt deze notitie zich tot de inkomstenbelasting en de erfbelasting. Bij de indirecte belastingen tot de BTW. Wij gaan er van uit dat de technische begrippen bekend zijn. Deze worden niet apart toegelicht. 1. Inkomstenbelasting 1.1 Box 1: schijventarief inkomsten werk en woning In de huidige systematiek worden de inkomsten uit werk en woning tegen een progressief schijventarief belast. Elke schijf heeft een eigen tarief dat stijgt naarmate het te belasten inkomen hoger is. ANBO is voorstander van handhaving van dit systeem. Het doet in grote lijnen recht aan het uitgangspunt van sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. De Commissie Van Dijkhuizen pleitte in oktober 2012 in hun interim-rapport' voor invoering van een schijvensysteem van twee tarieven, waarvan de laagste 37% wordt. Het huidige laagste tarief is 18,65% (voor AOW-ers). Dat zou bijna een verdubbeling van het tarief betekenen. Dat heeft enorme gevolgen voor het besteedbaar inkomen en koopkracht van ailetnqkp gepensioneerden zowel met een hoog als met een laag inkomen. Een Commissie Inkomstenbelasting en Toeslagen; Naar een activerender belastingstelsel; interim rapport 16-10-2012
aanbo daling van het netto inkomen met 15 % is hier niet uitgesloten. Door de pensioenhervormingen zijn gepensioneerden al geconfronteerd met een lager bruto pensioen (gemiddeld rond 60% middelloon) en daarop zou nu dan ook nog een aanzienlijk lagere netto uitbetaling volgen. Ervan uitgaande dat een fatsoenlijke overheid ervoor zorgdraagt dat de gevolgen van een belastingherziening niet onevenredig voor één bepaalde inkomensgroep zijn, zullen dit soort maatregelen gecompenseerd moeten worden. Mogelijke opties hiervoor zijn een ferme verhoging van ouderenkortingen als onderdeel van de heffkgskorting in Box 1, of invoering van een compensatietoeslag. ANBO is in ieder geval tegen introductie van een nieuwe toeslag; het huidige toeslagensysteem is bewerkelijk, fraudegevoelig en als gevolg daarvan kostbaar. Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de paragraaf Toeslagen. Voor alle duidelijkheid; ANBO wijst gelet op het voorgaande een systeem van een integraal flatrate tarief van de hand. 1.2 Box 1: aftrekbaarheid hypothecaire rente en kosten Hoewel de eigen woning economisch gezien onderdeel is van het vermogen van de belastingplichtige (en daarmee inkomsten uit of in verband met vermogen genereert) is bij de huidige fiscale wetgeving ervoor gekozen om de inkomsten in verband met de eigen woning onder Box 1 te brengen. Daarmee is de hypotheekrente aftrekbaar tegen het schijventarief. ANBO kan niet inzien waarom iemand met een hoog inkomen meer zou moeten profiteren van een identieke schuld dan iemand met een laag inkomen. Het is in ieder geval niet meer van deze tijd. In de huidige systematiek immers kan een belastingplichtige met de top van het inkomen in de 4e tariefschijf vanaf 66.422- bij een negatieve opbrengst eigen woning van bijvoorbeeld 10.000 momenteel een belastingteruggave van 5.050 tegemoet zien2. Bij een inkomen dat niet boven de 1e tariefschijf tot 19.922- uitkomt, is de te verwachten teruggave niet meer dan 1.985. ANBO stelt daarom voor om de inkomsten uit eigen woning, voor zover die negatief saldeert, tegen een vast percentage uitsluitend met de inkomstenbelasting te belasten. Het te kiezen percentage moet budgettair neutraal vastgesteld worden, zodat grosso modo de collectieve druk op deze uitgaven niet groter wordt. De verrekening van de negatieve inkomsten uit eigen woning met uitsluitend de inkomstenbelasting en niet langer met de premies volksverzekeringen is onderdeel van de verbreding van de AOW-premie grondslag die ANBO voor ogen staat. In de paragraaf fiscalisering AOW gaan wij daar verder op in. 2 Rekening is gehouden met de'»irariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning.
ANBO 1.3 Box 1: verzilveringsproblematiek lage inkomsten Het probleem in de huidige structuur van het schijventarief met toepasselijke heffingskortingen is dat mensen met een laag inkomen niet profiteren van belastingvoordelen, de zogenaamde verzilveringsproblematiek. Dit ontstaat vooral als het bedrag van de toepasselijke heffingskorting hoger is dan de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Voorbeeld: het verzamelinkomen van iemand met alleen een AOW-pensioen zal dit jaar afgerond 9.985 bedragen. Hierover is 19,85% ib+pw verschulpfgd<= 1.862. Het totaal van de heffingskorting, algemeen en ouderenkorting, zal zijn ( 1.145 ij1.187 =) 2.332. Per saldo is niets verschuldigd. Maatregelen om de belastingdruk te verminderen, bijvoorbeeld de integrale belastingverlaging die per 1 januari 2016 is doorgevoerd, sorteren geen enkel effect bij inkomens van deze omvang. Maar ook zorgkosten die bij een hoger inkomen via de aftrekbare zorgkosten tot een financieel voordeel leiden, komen bij mensen met een laag inkomen niet tot uitbetaling (anders dan via de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten). ANBO stelt in verband hiermede voor om in gevallen waarbij het bedrag van de totale heffingskorting meer bedraagt dan de berekende inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen het verschil te laten uitbetalen door de Belastingdienst. 1.4 Box 1: fiscalisering AOW De Commissie Van Dijkhuizen pleit in haar rapport het fiscaliseren van de AOW voor. In feite komt het voorstel er op neer dat naast de huidige groep premiebetalers (iedereen met een inkomen in box 1 die nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt) ook AOW-ers zelf premie AOW gaan betalen. ANBO wijst een dergelijke maatregel van de hand. Dit zou namelijk een eenzijdige afwenteling van lasten op de gepensioneerden betekenen. De verwachting is dat het nieuwe pensioenstelsel ertoe zal leiden dat het gemiddeld bruto pensioen van toekomstige gepensioneerden al vele procenten lager zijn dan dat van de huidige generatie gepensioneerden. Als dit lagere bruto pensioen ook nog met vele procenten zwaarder wordt belast, ontstaat een onaanvaardbaar laag netto inkomen na pensionering. Niettemin vindt ANBO dat de huidige financiering van de AOW aanpassing behoeft. Er moet meer worden uitgegaan van een gezamenlijk dragen van de lasten waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. De huidige situatie is dat de premie AOW zowel voor wat betreft het bijdrage inkomen als voor het premiepercentage gemaximeerd is. De premie wordt bovendien uitsluitend berekend over het inkomen in box 1. De inkomsten in box 2 en 3 behoren niet tot de premiegrondslag. Voor 2016 is het bijdrage-inkomen 33.715, het percentage 17,9. De mwdmale_aow-premie is dus 9.490 (hier moet de heffingskorting nog van af). Door de in 2001 ingezettgrondslagversmalling nemen de premie-inkomsten niet structureel toe. De uitgaveriter wel, met als gevolg dat het AOW-fonds al gedurende
een flink aantal jaren niet genoeg middelen heeft om de AOW-pensioenen te kunnen financieren. Om deze reden worden gedurende diezelfde periode de tekorten aangevuld vanuit de algemene middelen. In 2014 is deze financiering al opgelopen tot ruim 26% van het bedrag van het uitgekeerde AOW-pensioen.3 Volledige financiering vanuit de algemene middelen betekent een eerlijker verdeling van de lasten en een versterking van de solidariteit tussen de generaties. Immers, iedere verzekerde betaalt een inkomens gerelateerde bijdrage naar draakracht. Daarbij kan een grondslagverbreding plaats vinden door het inkomen uit woning niet langer te rekenen tot het inkomen uit box 1. Indien dit verplaatst wordt naar box 2 of een ' afzonderlijk in te voeren box neemt de berekeningsgrondslag met vele miljarden toe. Zie ook onderdeel 1.2. Indien en voor zover het kabinet wil vasthouden aan afzonderlijke premieberekening, kan worden bepaald dat de negatieve inkomsten uit woning niet meer in mindering komen op de berekeningsgrondslag voor de premieheffing en dat de inkomsten uit box 2 en 3 daar wel deel van gaan uitmaken. 1.5 Box 3: voordeel uit sparen en beleggen In het Belastingplan 2016 is een andere wijze van het belasten van vermogen opgenomen. Niet alleen de stand van het vermogen is bepalend, ook de soort van het vermogen dat in de stand is opgebouwd. Laag renderend vermogen wordt minder belast dan hoogrenderend vermogen. Wat ANBO betreft is dit een stap die verder wegvoert van vereenvoudiging. Bovendien biedt het inmiddels aangenomen voorstel geen oplossing voor de maatschappelijke onvrede die is ontstaan bij de huidige wijze van belastingheffing over vermogen. Een eerlijker en daarmee ook maatschappelijk aanvaardbaar systeem, maar vooral ook eenvoudiger, is het belasten van de feitelijke opbrengst (rente, dividend e.d.). Gelet op de huidige stand van de techniek mag het voor banken en andere financiële instellingen geen beletsel zijn om eens per jaar het feitelijke rendement aan de Belastingdienst door te geven in plaats van de stand van het vermogen per 1 januari van het belastingjaar. Alvorens te heffen, mag de belastingplichtige een forfaitair bedrag op de opbrengst in mindering brengen, stel 300 per jaar per belastingplichtige. ANBO stelt derhalve primair voor om de heffing in Box 3 alleen te realiseren over de feitelijke opbrengst van het vermogen, minus een algemene vrijstelling. De heffing zelf kan op 30% blijven staan. Mocht dit toch op uitvoeringproblemen stuiten, dan stelt ANBO secundair voor om de verschillende soorten vermogen op te delen in drie categorieën. Per categorie geldt een opbrengstpercentage dat gelijk is aan het daadwerkelijk gemiddelde 'n-hetjaar T-2. 3 SUWI-Jaarverslag 2014 -SVB; paragraaf 7.6.5.
ANBO De drie categorieën kunnen dan zijn: - Liquiditeiten - onroerend goed - overig vermogen Een dergelijke werkwijze sluit meer aan bij de realiteit dan het forfaitair uitgaan van verschillende soorten beleggingen bij een verschillend hoogte \van vermogen. 2 Erfbelasting Hoewel de eribelasting maatschappelijk gezien weinig draagvlak kenni;isanbo geen tegenstander van deze belastingvorm. Alleen kan het allemaal veel eenvoudige Als gevolg van de ingewikkelde regels zijn allerlei constructies bedacht, die via een notariële -------- vastlegging tot ontwijking van het betalen van erfbelasting kan leiden. Dit zou volgens ANBO niet mogelijk moeten zijn. ANBO is zeer geporteerd van de bevindingen van mr. dr. W.R. Kooiman in zijn proefschrift 'Uyt saecke des doots. (Het belastbare feit van de erfbelasting begrepen, hervormd en toegepast)'.4 Kooiman concludeert dat de heffing van erfbelasting sterk georiënteerd is op het civiele recht. Die benadering werkt niet altijd neutraal en werkt als gevolg daarvan verschillend in weliswaar juridisch verschillende, maar economisch vergelijkbare situaties. Volgens Kooiman moet dus het daadwerkelijke voordeel van een erfgenaam het uitgangspunt zijn voor de erfbelasting en niet een juridische aanname. Kooiman pleit ervoor om pas belasting te heffen als erfgenamen economisch (dus ook feitelijk) beschikking hebben gekregen over een erfenis. Hoewel ANBO ook in het voorstel van Kooiman de risico's onderkent van 'ontwijkingsgedrag' stellen wij voor om in ieder geval de mogelijkheid te onderzoeken de systematiek van de heffing van erfbelasting te baseren op heffing over het feitelijke voordeel uit de nalatenschap. In verband met het verbreden van het draagvlak voor de erfbelasting stelt ANBO tevens voor om de vrijstellingsgrenzen voor de heffing van erfbelasting voor kinderen en klein kinderen structureel te verhogen. 3 BTW Omzetbelasting of Belasting Toegevoegde Waarde bestaat uit een laag en een hoog tarief. Sinds 1 oktober 2012 is het lage tarief 6% en het hoge tarief 21%. De BTW is onderdeel van de prijs die consumenten betalen voor producten en diensten. Voor de consument is het BTW deel in het algemeen niet inzichtelijk, in het bijzonder geldt dit ook voor het onderscheid tussen het hoge en het lage tarief. Zeker om mensen met een laag besteedbaar inkomen te beschermen moet de overheid kunnen garanderen dat de eerste levensbehoeften altijd onder het lage tarief moeten vallen. Het-hogO_rief mag daarbij in geen geval hoger worden. 4 SDU 9012397103; 14 januari 2016,
'hanbo 4 Toeslagen ANBO ziet het systeem van toeslagen als een oplossing via de achterdeur van problemen die aan de voordeur zijn ontstaan. Daarbij komt dat het systeem ingewikkeld is, arbeidsintensief en daarom duur. ANBO geeft er de voorkeur aan om de problemen al bij de voordeur het hoofd te bieden. Met als doel dat toeslagen niet langer nodig zijn, en daarmee tot een forse besparing leidt. Voor wat betreft de huurtoeslag is dat overigens een utopie. Hdurtoeslag zou alleen niet nodig zijn als er voor iedere inkomensgroep in Nederland voldoendemoonruimte beschikbaar is. Sinds de wederopbouw van Nederland na de TweedéVVereldoorlog is nimmer een dergelijke woningvoorraad aanwezig geweest. In de komende decennia zal hiervan ook geen sprake zijn. Voor de zorgtoeslag ziet ANBO wel mogelijkheden. De zorgtoeslag is immers ingevoerd om mensen met een laag inkomen een tegemoetkoming te verstrekken omdat zij de hoge nominale premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet konden betalen. Het systeem, in 2006 bij de introductie van de Zvw ingevoerd, is wat ANBO betreft zijn doel volledig voorbij geschoten. Immers, meer dan 60% van de zorgverzekerden ontvangt inmiddels een zorgtoeslag. Primair staat voor ANBO de volgende oplossing overeind. Verlaag het bedrag van de nominale premie dusdanig, dat de zorgtoeslag niet langer nodig is. Een jaarlijkse besparing van ongeveer 5,5 miljard (naar de huidige stand). De lagere opbrengst van de nominale premie kan worden gedekt door werknemers weer de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw te laten betalen. Sinds 2013 betalen werkgevers deze bijdrage voor hun werknemers. Gepensioneerden bleven de inkomensafhankelijke zorgbildrage zelf betalen, maar uit het netto pensioen in plaats van uit het bruto pensioen. Hierdoor is een kloof ontstaan in de premieheffing Zvw tussen werkenden en gepensioneerden. Door werknemers via betaling van een netto inkomensafhankelijke bijdrage ook (weer) te laten bijdragen aan het zorgverzekeringsfonds, kan het tarief van de nominale premie dalen. Omdat iedereen profiteert van de lagere nominale premie is die (loon)ruimte aanwezig. Secundair kan fors op de uitvoering worden bespaard. Zowel op de zorg- als op de huurtoeslag. Thans wordt de toeslag bij wijze van voorschot én op aanvraag toegekend. Als de definitieve inkomensgegevens van de aanvrager (en eventueel van diens toeslagpartner) bekend zijn bij de Belastingdienst, wordt de toeslag definitief berekend onder verrekening van de voorschotten. Per jaar vinden dus minimaal twee behandelrondes plaats, plus de noodzakelijke werkzaamheden om na te betalen en terug te vorderen. ANBO stelt ter uitvoering van deze secundaire optie voor om de toeslagen voortaan ambtshalve toe te kennen op basis van de door de Belastingdienst definitief vastgestelde verzamelinkomens. Voor de praktijk betekent dit dat het toeslaginkomen van het jaar T-2 bepalend is; de toeslag voor het jaar 2016 wordt dan dus gebaseerd op het verzamelinkrynen,2014.
bang Bt O Alleen ingeval van sterk afwijkend inkomen ten opzichte van het toetsingsjaar kan het jaar T als toetsingsjaar dienen. Deze werkwijze levert structurele besparingen in de uitvoering op. 5 Lokale belastingen De centrale overheid moet grenzen stellen aan de heffing van gemeentelijke belastingen en regionale heffingen. Lokale belastingen/heffingen mogen zeker geen sluitpost van de begroting vormen. Door e.e.a. aan bijvoorbeeld gemeenten over te laten wordt feitelikinkomenspolitiek uitgevoerd. Dat is niet het domein van de lokale overheid maar van de landelijke overheid. 6 Samenvattend ANBO stelt in verband met vereenvoudiging van het belastingstelsel dus het volgende voor: - Handhaving van de huidige indeling van tariefschijven. - Aftrekbaarheid van hypothecaire kosten tegen flatrate. - Oplossing voor verzilveringsproblematiek door uitbetaling. - Verbreden van de grondslag voor financiering AOW door niet langer verrekenen negatief inkomen uit woning dan wel volledige financiering van de AOW uit algemene middelen. - Belasten van de feitelijke opbrengst van het vermogen, dan wel over driejaarsgemiddelden. - Onderzoek naar erfbelasting over feitelijke nalatenschap. Hogere vrijstelling erfbelasting voor kinderen en kleinkinderen. - BTW handhaven. - Toeslagensysteem op de schop, dan wel de uitvoering vereenvoudigen. - Lokale belastingen begrenzen. ANBO hoopt met deze inbreng een zinvolle bijdrage te hebben geleverd. Uiteraard zijn wij te allen tijde bereid om een en ander toe te lichten. Met vriendelijke groet, N.L. den Haan Directeur-bestuurder