Directie Internationale Zaken De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EK 's-gravenhage uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 7 september 2007 2060724810 IZ. 2007/2013 28 september 2007 onderwerp doorkiesnummer bijlagen Kamervragen over het subsidiëren van de Nederlandse landbouw ten koste van boeren in ontwikkelingslanden Geachte Voorzitter, Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die op 7 september 2007 zijn gesteld door het lid Thieme van de Partij voor de Dieren over de gevolgen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor ontwikkelingslanden. 1 Kunt u aangeven waarom u zich opwerpt als pleitbezorger van een economische sector? 1 Ik werp mij niet op als pleitbezorger van een economische sector. 2, 10 en 13 Deelt u de mening dat het imago van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en uw beleid er op vooruit zou gaan als u alle feiten in ogenschouw neemt, in plaats van alleen feiten te noemen die de landbouw in Nederland in een goed daglicht stellen? Zo ja, waarom baseert u uw reactie op de uitspraken van de heer Pronk dan op slechts enkele feiten en laat u na te vermelden dat op indirecte wijze subsidies aan Nederlandse boeren wel degelijk handelsverstorend werken voor ontwikkelingslanden zoals Ghana? Zo neen, waarom meent u slechts gebruik te kunnen maken van een beperkt aantal feiten om zo een weinig objectieve weergave te presenteren? Acht u dit ten goede komen aan het imago van uw ministerie? Kunt u bevestigen dat in Europa jaarlijks 55 miljard euro wordt uitgekeerd aan de agrarische sector, waarvan een aanzienlijk deel in de vorm van directe inkomenstoeslagen? Zo ja, welk percentage hiervan gaat naar de pluimveehouderij? Zo neen, wat is dan het bedrag en welk percentage van dit bedrag komt ten goede aan de pluimveesector? 1 Trouw, 30 augustus 2007, PvdA kandidaat-voorzitteer Pronk verkoopt onzin
IZ. 2007/2013 2 Deelt u de mening dat deze grote Europese financiële stroom richting de agrarische sector een vorm van verkapte subsidiëring is, waarbij de sector onder de werkelijke kosten (inclusief maatschappelijke kosten) kan produceren? Zo ja, op welke wijze gaat u hierin verandering brengen en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Met mijn reactie in Trouw van 30 augustus jl. op het artikel van de heer Pronk heb ik nu juist een objectivering beoogd met betrekking tot zijn uitspraken over de relatie tussen Europese landbouwsubsidies en de armoede in Afrika. Ik heb me, anders dan de heer Pronk in zijn artikel, daarin beperkt tot de feiten en me niet laten verleiden door vooroordelen. In 2006 bedroeg de totale omvang van in de Europese Unie uitgekeerde steun aan de agrarische sector circa 54 miljard euro. Aan de pluimveesector werd in 2006 circa 55 miljoen euro uitgekeerd in de vorm van exportrestituties. Dat komt overeen met circa 0,1% van de totale landbouwuitgaven van de Europese Unie. Bij de export naar Ghana zijn overigens helemaal geen exportrestituties in het spel. Er worden sinds 9 april 2003 namelijk geen exportrestituties meer verleend op de uitvoer van pluimveevleesproducten naar Ghana of andere West-Afrikaanse landen. Verder is in de Landbouw- en Visserijraad van 25 mei 2006 besloten dat bijzondere marktsteun aan de pluimveesector kon worden verleend in verband met de veterinaire situatie van dat moment (TK 2005-2006, nr. 21501-32, nr. 165). Deze éénmalige marktsteun wordt in 2007 uitgekeerd en bedraagt voor de gehele EU circa 42 mln. Nederlandse bedrijven ontvingen hiervan 1 mln. 3, 4 en 5 Is het waar dat de export van kipproducten naar Ghana met name onderdelen van kippen betreft en geen hele kippen? Zo ja, gaat het hierbij voornamelijk om kippenruggen en andere kiponderdelen, waarvoor op de Europese markt geen interesse is? Zo neen, waaruit blijkt dat het bij de export naar Ghana voornamelijk om hele kippen gaat en om welke aantallen hele kippen gaat het per jaar? Is het waar dat doordat de meest lucratieve delen van de kip verkocht worden op de Europese markt en daar de winst gemaakt wordt, het interessant is om de overige delen tegen zeer lage prijzen te verkopen op bijvoorbeeld de Afrikaanse markt? Deelt u de mening dat deze vorm van efficiënte en goedkope productie ten koste gaat van een eerlijke handel omdat deze uitgaat van decadentie in de Europese consumptie waarbij alleen interesse is voor de meest luxe onderdelen van de kip? De Nederlandse export naar Ghana tegen wereldmarktprijzen betreft voornamelijk kiponderdelen, waaronder kippenruggen en kippenpoten. Ik heb geen enkele reden om te veronderstellen dat daarbij sprake is van oneerlijke handel of decadentie. Opgemerkt zij dat de exportstatistieken geen uitsluitsel geven over de aantallen uit Nederland uitgevoerde hele kippen. De winstmarges van individuele bedrijven bij de export naar Ghana of andere bestemmingen zijn mij niet bekend. Ik heb daar geen inzicht in.
IZ. 2007/2013 3 6, 7, 8 en 9 Waarom kunnen Nederlandse pluimveehouders efficiënter en goedkoper kippenvlees produceren dan hun Afrikaanse collega s, terwijl hier productiefactoren als grond, arbeid en voer aanzienlijk meer kosten? Kunt u aangeven waardoor de efficiencywinst en lage kostprijs worden veroorzaakt? In hoeverre worden de totale kosten afgewenteld op de maatschappij in de vorm van mestoverschotten, dierenwelzijnsproblemen, ammoniakuitstoot, vervuiling drinkwater en kap van het tropisch regenwoud? Deelt u de mening dat de maatschappelijke kosten van de vleesproductie in voldoende mate worden toegerekend aan de kostprijs van kip? Zo ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen? Zo neen, bent u bereid te zoeken naar wegen om de maatschappelijke kosten van de vleesproductie volledig toe te rekenen binnen de kostprijs van het product? Op welke termijn en op welke wijze? Kunt u aangeven of de aanzienlijke uitstoot van broeikasgassen uit de pluimveehouderij in Nederland en de kosten die hiermee gepaard gaan in de marktprijs van het kippenvlees zijn berekend? Zo ja, welk aandeel maken deze kosten daarvan uit? Zo neen, wie betaalt deze kosten? 6, 7, 8 en 9. De kostprijs van de producten van Nederlandse pluimveehouders is niet alleen afhankelijk van de kosten van productiefactoren grond, arbeid en veevoer. De Nederlandse pluimveehouder kan in het algemeen efficiënter en tegen een relatief lage kostprijs produceren vanwege de goede kennisinfrastructuur, de aanwezigheid in Nederland van een sterke toeleverende, verwerkende en distributiesector, de sterke specialisatie en vakmanschap. Overigens drijven de stijgende prijzen voor kippenvoer, moeilijkheden bij het verkrijgen van investeringskredieten en uitbraken van dierziektes zoals vogelgriep ook de kostprijs in Ghana omhoog. De Nederlandse pluimveehouderij moet produceren volgens de wettelijk vastgelegde maatschappelijke eisen op het terrein van milieu, dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid. Wat betreft milieu gaat het daarbij onder andere om eisen op het gebied van mest, ammoniak, geur en fijnstof. Voor broeikasgassen is beleid voor de veehouderij waaronder de pluimveehouderij van kracht (TK 2006-2007, aanhangsel 1629). De kosten om te kunnen voldoen aan deze maatschappelijke eisen worden - behoudens onderzoek, onderwijs en voorlichting en een tijdelijke financiële stimulering van innovaties en investeringen, zoals ook bij andere sectoren het geval is - geheel gedragen door pluimveehouders zelf. Ik ben derhalve van mening dat de maatschappelijke kosten van de pluimveeproductie in voldoende mate worden toegerekend aan de kostprijs van kip.
IZ. 2007/2013 4 12 en 13 Bedoelt u met uw stelling dat u het jammer vindt dat Ghana geen gebruik maakt van haar recht om hogere invoertarieven te hanteren, dat u graag ziet dat Ghana hoge tariefmuren zal opwerpen voor Nederlandse producten? 2 Zo ja, bent u bereid Ghana hierin te faciliteren en te ondersteunen? Zo neen, waarom niet? Hangt uw redenering dat het voor de koopkracht van Ghanese burgers beter is om Nederlandse kipproducten tegen spotprijzen te kopen, dan dat zij alleen de beschikking hebben over duurdere kipproducten van de binnenlandse markt 3 ook aan als het gaat om de Nederlandse markt, waarbij het volgens uw optiek beter is om goedkope vleesimporten, zoals goedkoper Braziliaans kippenvlees, op de markt te brengen dan duurdere Nederlandse producten? Zo ja, betekent dit dat u de Nederlandse markt zonder enige vorm van marktbescherming open wilt stellen voor vleesproducten uit andere landen die goedkoper en efficiënter worden geproduceerd? Zo neen, waarin verschilt de Nederlandse markt van die van Ghana en waarom acht u hier marktbescherming rechtvaardig? Nederland maakt zich er in WTO-verband sterk voor dat ontwikkelingslanden door middel van het heffen van invoerrechten kwetsbare landbouwsectoren kunnen beschermen en is daarbij van mening dat deze landen ook van dat recht gebruik moeten kunnen maken. Ook de Europese Unie heeft overigens het recht om - binnen de geldende WTO-regels - invoertarieven te heffen en maakt daarvan ook gebruik. Het al dan niet afschermen van de markt is een beslissing die de regering van het betreffende land zelf dient te nemen. Zoals reeds in de beantwoording van de vragen van de Leden Waalkens en Gill ard door de staatssecretaris van Economische Zaken onder meer mede namens mij is verwoord (TK 2006-2007, aanhangsel 5307), is het de verantwoordelijkheid van het betreffende land om bij een dergelijke beslissing de verschillende binnenlandse belangen van regering, consumenten, lokale boeren en regionale markten tegen elkaar af te wegen. Daarbij kan worden opgemerkt dat goedkope invoer bovendien ook een belangrijke koopkrachtverbetering kan betekenen. 14 Deelt u de mening dat u door uw zienswijze de ontwikkeling van regionale productie en consumptie in andere landen belemmert, terwijl regionalisering van productie en consumptie voor Nederland een van de uitgangspunten van uw beleid is om te komen tot een duurzame landbouw? Zo ja, op welke wijze wilt u uw zienswijze en handelen aanpassen aan de uitgangspunten van uw beleid en binnen welke termijn? Zo neen, waarom vindt u regionalisering van productie in Nederland een belangrijk thema, maar niet in het exportbeleid van Nederlandse producten? 2 Zie noot 1 3 Zie noot 1
IZ. 2007/2013 5 Nee. Ik ben van mening dat elk land het soevereine recht heeft om daar zelf een afweging in te maken, vanzelfsprekend binnen de daarvoor geldende internationale handelsafspraken. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, G. Verburg