Vereniging voor Rasverbetering van Kleine Huisdieren

Vergelijkbare documenten
Imkeren met Apis Mellifera Carnica. Presentatie Jos Römgens NBV studiedag 2017

Selectie op eigen stand op basis van de mijtval/dag. Egbert Touw, Mari van Iersel DDB

Teeltwaarde en teeltwaardeschatting bij Beebreed

Men moet de zwarte bij redden* (door Dylan Elen)

BUCKFASTBIJEN (1) KONINGINNENTEELT (2) BEVRUCHTINGSEILAND(EN) (3)

MOEREN KWEKEN MET HET OVERLARFPROJECT

SZH voor levend erfgoed

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

Prestatietests en Teeltwaardebepaling voor bijenkoninginnen van het ras Apis mellifera carnica.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Nieuwe richtingen in de koninginnenteelt. F. K. Tiesler, Teeltcoordinator D.I.B.

Werkgroep kleine herkauwers. bepaald sjabloon. U kan deze website zelf gebruiken op

Introductie Ben Som de Cerff:

Inteelt, verwantschappen en consequenties van inteelt

Imkeren met zachtaardige carnicabijen. Presentatie Jos Römgens 7 november 2015 NBV studiedag Beilen

Diversiteit en inteelt

GENETIC COUNSELLING SERVICES

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde

Wie beslist, de natuur, de imker of beide? Selectie bij bijen

SZH voor levend erfgoed

De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen?

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Het gebruik van inteelt om inteelt te beheersen

Semi-natuurlijke selectie van varroaresistentie in Nederlandse bijen

Vermeerderen op basis van eigen teeltmateriaal. Evert van Ginkel

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Omgaan met inteelt in kleine rassen

HAPTE CHAP SAMENVATTING

Imkeren met zachtaardige bijen. Presentatie Jos Römgens 12 mei 2016 Dorpshuis Hoofdplaat

Imkersgilde de Vlijtige Bie BV

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Aantal directe nakomelingen ingeschreven in het NHSB: Dobermann Dia nummer 1

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Handleiding Pawpeds Deel 3

Ga ik door met deze koningin? Jos Römgens 10 mei 2017

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Evolutie. Basisstof 4 thema 5

Module Basisgenetica. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers?

Genomic revolution : betekenis voor

1... is de bijdrage per individu van een genotype aan het aantal individuen in de volgende generatie. 2. De... heeft de waarde één min...

Koninginneteelt simpel beginnen, en door samenwerking simpel houden. Koninginneteeltdag Henk Kok

Newsletter April 2013

Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België

PRI 3512 Houden van bijen - Diergezondheid [3512] v.3

Fokkerijkansen voor de geit

Inteelt in kleine populaties. Bart Ducro Animal Breeding and Genomics Centre

Op deze twee vragen zullen we trachten, zo eenvoudig mogelijk, nadere inlichtingen te geven.

S E L E C T I E E N K O N I N G I N N E T E E L T. Inleiding. Wat is het overlarfproject? Uw lokale overlarver. Praktische richtlijnen

Beschrijving van de verschillende carnicalijnen.

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

Imkersgilde de Vlijtige Bie BV

De rol van verwantschap in de fokkerij. Piter Bijma Fokkerij en Genetica, Wageningen UR

Koninginnenteeltdag Invoeren van moeren. Marie José Duchateau

Beevital HiveClean Habeetat en Beetricious Habeetat Beetricious Habeetat Beetricious

Genetische variatie en inteelt : basisconcepten. Steven Janssens Nadine Buys

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke

Genetische verbetering van honden: feiten en fictie van lijnenteelt

Achtergronddocument: Analyse van de CBO-richtlijn uit

Beschrijving van de verschillende carnicalijnen.

Proef Biologie Fruitvliegjes

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Antwoorden Biologie Thema 5

Van Nico van Hove en Niek Spronsen. Begeleider: Dhr. Van Piekeren

Inteeltbeheersing bij rashonden

Werken met de Doppenmethode. Studiedag Boskoop 11 november 2017 Leo van der Heijden

De geschiedenis van de Carnica stam Sklenar. De Sklenar stam

Het werken in de bijen Opbrengst Koningin is hier een zeer belangrijke factor Ook de omgeving Maar ook de imker speelt een grote rol Hij kan bepalen

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: evolutieleer 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Hoe houden beginnende imkers de volken raszuiver? zie blad 2. Cursus koninginnenteelt met de doppenmethode in De Bommelerwaard

Selectie op VSH bij de Carnica

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

De teelt 1 van honingbijen

Samenvatting Biologie Erfelijkheid & Evolutie (Hoofdstuk 7 & 8.1)

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

Vruchtbaarheidsindex 2008 voor schapen

Koninginnenteelt via de doppenmethode

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

II Een nakomelingenkeuring is geen theorie.

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Biologie 1997 Augustus

Duitse plannen om koninginnen te selecteren op grond van hun DNA

1. Mendeliaanse overerving - koppelingsanalyse

Paragraaf Homologe chromosomen

Fokken en Scrapie resistentie bij de Toggenburger geit

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Imkercafé Deel 4. Zwermen voorkomen, varroa bestrijden, voeren, nieuwe koninginnen en problemen oplossen..

BETTER COWS BETTER LIFE

Verslag Biologie Fruitvliegjes

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

Praktische opdracht Biologie Evolutie en ordening PO

Defensief gedrag bij honingbijen

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Angeldragers Honingbij Solitairebij Hommel Wesp

Transcriptie:

Vereniging voor Rasverbetering van Kleine Huisdieren Vereniging zonder winstoogmerk. 4271/89 KREVERHILLE Uitlezen en selectie en iets over genetica in de bijenteelt. INLEIDING... Het woord selectie heeft te maken met uitkiezen. Uitkiezen houdt in, dat er bepaalde verwachtingen worden gekoesterd door de uitkiezer. Men kijkt uit naar Deze verwachtingen worden in sterke mate beïnvloed door de verzuchtingen van de gebruiker van het levend materiaal dat nuttig is, het "erfelijk materiaal", de imker in dit geval. Dit beeld wordt dan ook in alle gevallen versterkt door de hoge verwachtingen en de idealen die men voorop stelt. Ik denk dat dit de rode draad is die iedereen koestert die met "selectie" bezig is of met de ontwikkeling van nieuwe varianten. Hij/zij is m.a.w. op zoek gaan naar een bepaald beeld, een bepaald doel. Hij/zij gaat op zoek naar beter materiaal, op zoek... naar een ideale toekomst Het uitkiezen of uitlezen van levende organismen, zoals bijen, is een zeer complexe bezigheid. Er wordt verondersteld dat men zijn doel kent. Er wordt eveneens verondersteld van de uitlezer, dat hij of zij het materiaal goed kent waaruit moet worden uitgezocht of geselecteerd. De uitlezer volgt daarbij een degelijk leesplan, dat op schema werd gebracht, dat hij/zij hanteert en dat hem/haar in staat moet stellen om op de meest objectieve wijze situaties en resultaten in te schatten. Op deze manier kan men het beoogde doel zeer kort benaderen. Men moet m.a.w. weten wat men kan verwachten, wat dus binnen de mogelijkheden ligt van de geaardheid van de teeltstof en van de zoektocht. Van " uitlezen" wordt veronderstelt dat men gaat vergelijken, beoordelen en uitkiezen, om dat verder te gaan. Er moeten dus vergelijkbare elementen zijn. Men moet dus in de eerste plaats werken met vergelijkbare organismen, (soorten, ondersoorten, rassen of stammen) in vergelijkbare milieusituaties (regio s of streken) die op een vergelijkbare wijze worden bewerkt of behandeld (teelttechniek). Deze laatste speelt een zeer belangrijke rol in het vergelijkingsproces en dus de oordeelkundigheid van de inschattingen. We gaan ervan uit dat er een hoofddoel wordt vooropgesteld dat een oordeelkundige en wetenschappelijke onderbouw heeft. We wensen van het gehanteerde ras, dat het ons in goede en slechte jaren steeds voldoening zal schenken; Zachtaardige en gezonde bijen, productieve en vitale bijen, rasvaste, zelf teelbare, zwermtrage bijen die het eenvoudig imkeren toelaten.

Het ras waarvoor wij kozen en dat ons nu, deze eigenschappen kan geven en ook beschikt over een ruime erfelijke, betrouwbare variabiliteit, is de hedendaagse ondersoort CARNICA met het ras troiseck van; De selecties Ratzeburger Züchterring (Sylt),de telersgroep Schleswig-Holstein en Hamburg, met de paringsstand Tal 2 List op Sylt opgericht in 1949. De selecties door de telersgroep Züchtering Aller Wümme, gesticht op 1 februari 1953 In 1960 stelde het verbond van de Hanoverse Imkers de bevruchtingsstand op Spiekeroog ter beschikking. De selecties door de telersgroep Toleranzzucht Kirchhain Toleranz Inselbelegstelle Norderney. De teelt van koninginnen is in onze hedendaagse imkerij één van de belangrijkste zorgen geworden. Naast de problemen met het verloederde biotoop dat zijn diepe nefaste sporen nalaat op de kwaliteit van de bijen, is men ervan overtuigd dat het genetisch draagvlak tegen verzwakking kan opgekrikt worden. Het is belangrijk omdat de smeltkroes van bijen en hun verschijningsvormen in onze streken, ons heden meer zorgen baart dan voldoening brengt. Wat de natuur in meer dan 30 miljoenjaar heft verwezenlijkt heeft de mens met zijn eigenzinnigheid en de drang naar MEER, op een zeer kleine tijdspanne weten te verknoeien. Heel wat ondersoorten zijn vermengd geworden en hebben de imkerij en de bij veel leed bezorgt. De heterogeniteit van eigenschappen maakt dat de imkerij voor veel imkers meer op een nachtmerrie lijkt dan op een aangename bezigheid. Komt er nog bij dat we steeds meer af te rekenen krijgen met dichte woonsituaties waardoor het sociale aspect, van het bijen houden, zwaar gaat doorwegen. Het gedragspatroon van de honingbij, het dichtbevolkte karakter van de streek en de zorgeloze hardnekkig gehanteerde vrijheid van de bijenman bezorgt de gemeenschappelijke imkerij zware nachtmerries. Het tot leven roepen van een ei leggend orgaan in het bijennest, dat haar geaardheden overdraagt op haar nakomelingen, heeft verregaande gevolgen voor het gedragspatroon van dat bijennest en de bijennesten in de omgeving. Rechtstreeks heeft het zijn gevolgen voor de wijze waarop het bijen houden wordt bedreven. Meestal is men onvoldoende doordrongen van het belang van de oordeelkundige en gespecialiseerde teelt met degelijke moeren. Koninginnetelers hebben dan ook een zware verantwoordelijkheid te dragen. Niet zelden wordt deze taak al te licht opgenomen. Koninginnen telen is immers een stempel drukken op de onmiddellijke omgeving, de imkerij. Hoe dan ook, met het bedrijven van koninginnenteelt, gaat men in feite een groot deel van de vrijheid van de imkerij aan banden leggen! Zij die dit niet inzien beseffen niet waar ze mee bezig zijn en ze zijn dan ook dikwijls oorzaak van verwarring, onrust en tal van uit de lucht gegrepen tegenbewijzen en misverstanden. Genetica is geen eenvoudige zaak Al te dikwijls interpreteert men dit op een al te vluchtige en simpele wijze.

Bijen zijn geen erwten of konijnen, schapen of canarie s. Het erfelijk patroon, dat zich laat vertalen in de chromosomen, laat ons vermoeden dat er een zeer grote diversiteit ontwikkeld wordt in de eitjes die ze legt. Anderzijds worden de eitjes waaruit vrouwelijke individuen ontstaan nog bevrucht door een brede verzameling van sperma dat in de spermateek van, de koningin beschikbaar is en afkomstig is van meerdere darren Het is een rariteit dat je een document kan lezen in tijdschriften, of publicaties die de werkelijkheid omschrijft rond het genetisch samenspel van de kolonievormende bijen en hun toekomst. De genetische variabiliteit tussen de halfzussen is dus enorm groot het is dan ook de interactie tussen die samenhang van individuen die een resultante vormt van het aanvoelen van de waarnemingen die de imker heeft over de kolonie. A priori heeft elke bijenkoningin de mogelijkheid om minstens 65.635 genetisch verschillende eicellen te produceren, versus eieren te leggen. (16 paar chromosomen maakt een opdeling in gameten tot 2 16 mogelijk) Ga daar nu maar eens enkele koninginnen uit telen die de gemiddelde waarde van uw waarnemingen zal dragen ge zijt nog niet aan de nieuwe patatten Dan zullen deze nieuwe koninginnen nog moeten paren weer een gokje hoeveel darren neemt ze tot haar genoegen en dus hoeveel genetisch verschillende zaadcellen zullen bij welke eicellen samenkomen We weten van een bijenkolonie dat de koningin omgeven is door tal van verschillende klusters werksters/halfzussen die genetisch, kleine tot zeer grote verschillen dragen. Het ganse pakket aan werksters vormt een mooi raderwerk die het voortbestaan van de kolonie moet verwezenlijken. Maar waar we meestal niet blijven bij stilstaan is het feit dat ze door hun genetische belasting ook verschillende levenslengtes hebben en niet allemaal er dezelfde tijd over doen om van ei naar volwassen bij te evolueren. De bijen hebben onze boeken niet gelezen Binnen de ondersoorten van de Apis meliffera s (ligustica, iberica, caucasica, carnica, scuttelata, intermissa, sahariensis, macedoniaca, anatoliaca, jemenitica, enz enz.) is er een klein tot zeer groot verschil in ontwikkelingsperiode. (Ei imago). Ook waar genomen binnen onze eigen Europesen ondersoorten en of rassen. De genetische mengeling maakt er klusters van binnen het werksteraanbod. Er zijn er die vlugger geboren worden er zijn er die veel later geboren worden (18,.. 22,.. dagen) Het verschil licht hem in kleine mate in het open broedstadium maar manifesteert zich vooral in het verpoppingsstadium ra ra ra wat er dan gebeurt met de populatie snelheid, de aangroei van de kolonie, de ontwikkelingssnelheid van de varroamijt en andere kwalen. (Dikwijls uitgedrukt in vitaliteit in de waarnemingen.) Ook tegen de verweerbaarheid tegen andere kwalen heeft dit zijn gevolgen. Praktisch gezien is dit zeer duidelijk waar te nemen bij de koninginnenteelt want het zijn halfzussen van het teeltvolk. Is het geen schering en inslag dat, ondanks we goed vertrekken met de controle van de eileg, er duidelijke verschillen waar te nemen zijn in het geboren worden van een teelt koninginnen. Er zijn teelten waar er soms tot twee dagen verschil is tussen de eerste en laatst geborene! (waarnemingen in broedstoof) De selectie van de teeltsnelheid van koninginnen zit dus mee in het selectieprogramma en moet ons toelaten om sneller verder te komen in de opstelling van de selectieopstellingen. Ook en controle in de selectievolken inzake geboortesnelheid zou al een hele stap vooruit zijn. Ik heb het geluk dit te kunnen waarnemen kunnen waarnemen in de inmiddels sterk gehybridiseerde ondersoorten in Noord-Afrika. Hiermee wil ik maar aantonen dat selectie en de verwachting van het nakomelingschap wel groot kan zijn. Maar het heeft voor een groot stuk ook te maken heeft met een beetje geluk, om

hetgeen je waarnam in de moederkolonie te verkrijgen of zelfs te verbeteren in de dochterkolonies. Geduld is een mooie deugt om te volharden Wees op je hoede als je dus ongecontroleerde paringen hebt dan wordt ze zee nog woeliger en troebeler. Redenen genoeg om te zeggen dat het van zeer groot belang is dat deze bepalende bezigheden, op een degelijke en open wijze kunnen worden gevolgd, zeker door de omwonende imkers en eveneens door de ruimere imkerij. Er zijn geen geheimen in deze optiek alleen waarheden en respect. De bijenteelt is een gemeenschappelijk goed dat oordeelkundig en stevig in de juiste banen moet worden gehouden. Er wordt van de omwonende imker dan ook voldoende begrip en vertrouwen en eventueel medewerking verwacht, die nodig is, om deze belangrijke en steeds blijvende opdracht te ondersteunen. Vraag is of dat het vertrouwen wel gegeven wordt of beter gezegd begrijpt men de basisgegevens wel inzake erfelijkheid en selectie Weet dus dat bezig zijn met selectie en teelt en verspreiding, een zeer ernstige zaak is en die ook aldus moet worden bedreven. Een groep van mensen doe samen bezig zijn met een selectieplan moet goed gestuurd worden. BIJEN ZIJN NIET ZOMAAR BIJEN De deelnemers aan dit selectieplan worden keurmeesters genoemd en de selectieleider wordt de selectiecoördinator genoemd. Samen werken ze in de keurwerkgroep. (Keurwerkgroep KREVERHILLE) We hopen dat U een beter begrip verwerft in de keurproblematiek, in de moeilijke studie van het selectiewerk en de wijze waarop samen moeten tewerk gaan om positief resultaat te komen. PRAKTISCH INZICHT VAN DE KEURING... Een aantal imkers zijn van mening dat, wanneer ze aan koninginneteelt doen, ze ipso facto hun bijenstand door selectie verbeteren. Zo eenvoudig is het helemaal niet. Jammer voor hen is dit in onze streken vooral niet het geval. Toevalligheden laten u zaken zien die u verwonderen maar die u niet in de hand hebt. Het is wel waar dat men door koninginneteelt de productie van een bepaalde stand kan doen stijgen en het bijengedrag kan wijzigen. Dit komt omdat men met jonge koninginnen de oude of darrenbroedige of door ziekte minderwaardige koninginnen te vervangen automatisch onmiddellijk veranderingen ziet, maar met specifieke eigen selectie heeft dit niets te maken. Dit wil niet zeggen dat we het belang van degelijke koninginneteelt moeten onderschatten, wel integendeel, de koninginneteelt ligt, binnen de imkerij, aan de basis van elk selectieprogramma. Selectie is heel wat meer dan dat. Het is het kweken van een reeks afstammelingen waarin telkens weer eigenschappen zoals de broednest ontwikkeling, de zwermtraagheid, de productiviteit, de zachtaardigheid, de gezondheid e.a. gecontroleerd worden. We moeten daarbij de verschillende kwaliteiten inschatten naar een bepaalde waarde en vergelijken met de andere kolonies. De beste kolonies worden voor nateelt overgehouden, terwijl de minderwaardige uitgeschakeld worden of zeker niet in aanmerking komen voor genetische productie. Selectie, op deze basis, is ouder dan de mens zelf. Maar als we dit letterlijk willen nemen moeten we ons weer

verplaatsen in de bijenkast We produceren dan wel geen koninginnen uit de kolonies die niet in aanmerking komen voor teelt maar we laten wel de darren rond vliegen Willen we dit ernstig doen dan moeten we zo ook geen toegang geven tot het paringsterrein van de nieuwe koninginnen De natuur toont ons hoe sinds miljoenen jaren de bijenpopulatie over de hele wereld door natuurlijke selectie tot soorten, ondersoorten, rassen en geografisch aangepaste ecotypen zijn geëvolueerd. Bijenkolonies die niet op eigen krachten voldoende voedsel konden inzamelen, of kolonies die bepaalde klimaatomstandigheden niet verdroegen, of bijenvolken die onvoldoende opgewassen waren tegen concurrentie of parasieten, werden onmiddellijk of geleidelijk uitgeschakeld. Jaar na jaar herhaalt zich hetzelfde; het tot stand komen van overvloedig veel kolonies en het wegsterven van wat zich niet kan handhaven, om onnoemelijk verschillende redenen. Het behoort tot het fenomeen van de EVOLUTIE. Zo zijn al onze landrassen ontstaan, lang voor dat er aan bijenteelt of rassenteelt werd gedacht. Wanneer we nu bijen aan hun natuurlijk medium onttrekken en we gaan ze in kunstmatige woningen stoppen en daarbij nog "verzorgen", op een beschutte plaats, dan lopen we kans of zeg maar vaak de kans, die natuurlijk (positieve)selectie te gaan dwarsbomen. Inderdaad, een kolonie die niet voldoende wintervoorraad op eigen krachten heeft weten te verzamelen of een late nazwerm die niet voldoende voorzieningen kon treffen, loopt geen gevaar meer om niet door de winter te komen. We verstrekken ze immers voldoende voedsel, we stoppen ze in een degelijk, comfortabel gebouwde en beschutte woning, terwijl de kolonie in haar natuurlijke omgeving door een ganse reeks van loerende kwalen of door een combinatie van fysiologische situaties zou omgekomen zijn. Selectie is dus heel wat anders en heel wat meer dan gewoon bijenvriendelijk te gaan imkeren. Het houdt de verantwoordelijkheid in voor de evolutie van het bijenras waar we mee bezig zijn. Het vraagt een degelijk inzicht van het mysterie van het erfelijkheidsgedrag, gekoppeld aan de techniek van observatie, vergelijken en oordeelkundig bewerken met aan de finale een juiste keuze voor de toekomst bepalen. (En we kunnen dit laatste dan wel mooi verwoorden maar het is steeds een gok wagen in de goede richting.) Het zal u zeker niet ontgaan zijn dat selectie, kiezen en elimineren is. Selectie is vergelijken tussen een groot aantal erfdragers of kolonies die ondergebracht zijn op een beperkte plaats of vergelijkbare plaatsen en die behandeld worden volgens een oordeelkundig vast patroon, om toevalligheden wel degelijk uit de weg te gaan. We voegen hier onmiddellijk aan toe dat deze plaats moet gezien worden in een heuse regio. De meeste standen zullen moeten beveiligd worden door ze gefragmenteerd op te stellen. Dit heeft uiteraard verband met de infectiedruk die we op deze wijze kunnen beperken. (AVB. Varroa, Acarapis, virussen e.d.) Over de concurrentie zijn andere inzichten vooropgesteld) Het maken van aantekeningen en het blijvend inschatten van situaties met hun gevolgen benadert de kans op positieve selectie.

Grondslagen en werkwijze... Elke methode om aan rassenteelt te doen, begint met het uitlezen en het kiezen van waardevol teeltmateriaal. In de bijenteelt betekent dit beschikken over waardevolle kolonies die door hun eigenschappen en productie duidelijk boven de middelmaat uitkomen. Nu moeten we hierbij duidelijk in acht nemen dat het hier niet zo zeer de onmiddellijke productieve waarde van de uitgelezen kolonie is die ons interesseert dan wel haar genetische waarde. De teeltkolonie moet dus aan een aantal eigenschappen voldoen die we binnen een bepaalde tijdspanne en met voldoende vergelijkbare kolonies zijn opgevallen. Dat de goede eigenschappen van een bepaalde stamkolonie op haar nakomelingen overgaat is lang niet altijd het geval. Het gebeurt dikwijls dat men over een kolonie, die ontstaan is uit een bepaalde kruising en met uitzonderlijke productiemogelijkheden, beschikt waarvan de nakomelingen in talloze minderwaardige en zeer verscheidene individuen met verschillende kwaliteiten uiteenvalt. Een gekend voorbeeld uit de teelt van landbouwgewassen kan dit illustreren. Door kruising van twee inteeltlijnen bij de veredeling van maïs, bekwam men in de VS een 50-tal jaar geleden de zogenaamde Hybride-maïs met uitermate hoge productiewaarden. Wie echter het waagde een nateelt uit te zaaien van deze uitzonderlijke teelt kwam tot de onthutsende vaststelling dat de nateelt een treurige aanblik bood van een totaal minderwaardig gewas. Er stonden planten met, korte, middelmatige en lange stengels, magere en brede planten met grote en kleine korrels in een bonte verscheidenheid door elkaar. De productie bleef vanzelfsprekend ver beneden de verwachtingen. De waarde van deze hybride-maïs was zeer waardevol maar als erfelijk patrimonium voor eventuele selectie is hij totaal waardeloos. En met deze ervaringen vechten de collega s die met Buckfast-varianten bezig zijn constant. Dit is geen verwijt maar een realiteit. De diversiteit in het genenaanbod is zo groot dat het nakomlingschap moeilijk te voorspellen is. Ook in de bijenteelt zijn het niet zo zeer de opflakkeringen na toevallige gelukte kruisingen die ons interesseren. Het zijn de stammen die ons interesseren die na een bestendige controle van de eigenschappen, waarvan de juiste afstamming gekend zijn, die hun waarde gedurende verschillende generaties bewezen hebben en dus behouden hebben. Zo ondervinden we dat de erfelijke aanleg voldoende homogeen is. Wanneer ze voor de praktijk gunstige eigenschappen bezitten om voor selectie in aanmerking te kunnen komen kunnen we starten. Maar ook dat is niet altijd rozengeur en maneschijn Wat zich niet toont is voor onze zintuigen niet aanwezig. Dit is volkomen waanzinnig om dit te bevestigen. Het genetisch patroon in een individu laat zich niet altijd waarnemen Genen en allelen zijn voor wat hun impact op het individu betreft, steeds in interactie met elkaar via het RNA systeem van het chromosomenpatroon. Dus niet alle eigenschappen kunnen zich aanmelden en zich bewijzen. Dit is ofwel omdat ze niet aanwezig zijn of omdat ze buiten spel zijn gezet en zich in latere generatie(s) wel zullen manifesteren en zich laten gelden.

In onze deelname van veredeling is het niet zo zeer de productieve waarde die belangrijk is, doch tal van erfelijk bepaalde eigenschappen die door degelijke observatie en vergelijk mogelijk kenbaar wordt. De productiewaarde heeft inderdaad te maken met de vitaliteit van de bijen maar ook met de levenslengte van de bijen. Hierin spelen de buiten-genetische waarden, het fenotype of de leefomgeving een belangrijke rol. (Biotoop/imkerijtechnieken) M.a.w. Er worden verschillende eigenschappen in de gaten gehouden en met elkaar vergeleken. Zoals reeds werd aangehaald moeten we rekening houden met zowel het genotype als het fenotype. Wanneer we willen vergelijken moeten we over verschillende kolonies beschikken die zich in dezelfde omstandigheden bevinden; in dezelfde bijenstand, of vergelijkbare bijenstanden, door dezelfde man behandeld met dezelfde oordeelkundige technieken. KEURING... De waardebepaling van een kolonie aan de hand van meetbare eigenschappen noemt men keuring. Om het euvel van milieufactoren zo veel mogelijk uit de weg te gaan mogen we weinig of niets aan het toeval over laten. We moeten de toevalligheden die niet altijd meetbaar zijn trachten te omzeilen. Er moet dus een erkenning zijn van een aantal parameters die dan ook degelijk worden gehanteerd en naar waarde geschat. We kunnen dit succesvol op de volgende wijze realiseren; Vergelijken tussen méér dan 10 (liefst zelfs 50) gelijkwaardige kolonies; Gebruik maken van één stam binnen een bepaald ras; Gebruik maken van dezelfde teeltstof tussen kolonies met gelijkwaardige koninginnen, (ouderdom); Gebruik maken van dezelfde imkerijtechnieken; Gebruik maken van dezelfde standplaats; Gebruik maken van gecontroleerde bevruchtingen (reinteelt); Regelmatige controle van de resultaten op de uiterlijke kenmerken, bij middel van vleugelindex, pantserkleur, haarlengte, viltbanden e.d.; Degelijk notawerk van de behandelingen en reacties van de kolonies; Minimum één volledig seizoen observatie (na overwintering); Oordeelkundig vergelijken van de verkregen resultaten; Beslissen welke teeltstof in aanmerking komt, welke op de wachtlijst komt en welke geëlimineerd moet worden; Controles opzetten van de verkregen resultaten. Zoals je kan merken vraagt dit van de keurder een degelijke installatie en een goed uitgewerkt actieplan.

Om een volledige keuring bij bijenkolonies uit te voeren worden volgende punten in acht genomen: 1. Bepaling van de productiviteit. Om tot een betrouwbare vergelijking van de productiewaarde te komen, is het noodzakelijk dat men, van alle in het selectieplan betrokken kolonies, regelmatig aantekeningen maakt betreffende de honingopbrengst en de algemene ontwikkeling. Hiervoor wordt meestal een weegschaal gehanteerd waarop de kolonies kunnen worden geplaatst. Het toenemend of afnemend gewicht van de verschillende vergelijken wordt genoteerd en vergeleken. Aantekeningen maken is dus elementair, het ligt aan de basis van de selectiebezigheid. 2. De afstamming. De kennis van de ouderparen is van primair belang om de weg van de selectie degelijk uit te stippelen. Het spreekt voor zich dat we over de mannelijke afstamming enkel met zekerheid kunnen ingelicht zijn wanneer de paringen op een degelijk geïsoleerde bevruchtingsstand werden uitgevoerd. Bovendien is het niet alleen noodzakelijk ingelicht te zijn over de ouderkolonies, maar dient men ook inlichtingen bij te houden over de voorouders en de zusterkolonies. Hoe gelijkmatiger de gemiddelde waarde van de hele familie boven de gemiddelde productiewaarde van een bepaalde stand ligt, des te hoger de kans dat van het nakomelingschap ook gunstige resultaten te verwachten zijn. Isoleren en vooral kiezen naar vroeg geboren koninginnen. 3. Bepaling van uitwendige kenmerken. Door jarenlange ervaring in de bijenteeltstations is men tot de vaststelling gekomen dat er door selectie enkel duurzaam resultaat te verwachten is binnen een bepaald ras van een bepaalde ondersoort. Een selectie uit een sterk vermengde kruispopulatie leidt binnen redelijke termijn tot geen enkel blijvend resultaat. Met de wetenschap op de achtergrond en de ondersteunende ervaringen in acht genomen, is het van belang de rassen en stammen duidelijk van elkaar te kunnen onderscheiden. Nu weet elke imker met een zekere praktijkervaring, dat het niet zo moeilijk is een Italiaanse bij van een Karnioolse of van de landbij te onderscheiden, maar het wordt reeds heel wat ingewikkelder en dus moeilijker wanneer we een zuiver ras moeten onderscheiden van een kolonie van hetzelfde ras of wanneer we in een bepaalde ondersoort afzonderlijke rassen uit elkaar moeten houden. Dit onderscheid is mogelijk door het nauwkeurig bepalen en uitmeten van uitwendige kenmerken zoals; beharing, de kleur van het pantser, de breedte van de viltbanden, de tonglengte en het aderstelsel of de index van de vleugels. Het bepalen van de uitwendige kenmerken laat ons toe, vast te stellen of de kolonie rasecht is en om te besluiten dat een bepaalde kolonie zo homozygoot (eenvormig van eigenschappen) is dat er een hoge kans bestaat dat ze haar nakomelingen hetzelfde erfpatroon zullen meegeven.

Uit de uitwendige kenmerken kunnen we ook te weten komen dat de betreffende koningin op de bevruchtingsstand gepaard heeft met die darren welke door ons ter plaatse gebracht werden. We moeten uiteraard niet in een verkeerd uiterste vervallen. De beoordeling van de kenmerken is geen doel op zich zelf. De uiterlijke kenmerken vertalen als het ware de paringszuiverheid binnen een bepaalde stam. De andere kenmerken die niet afleesbaar zijn, zijn de factoren die belangrijk zijn en die een steeds wederkerende zorg blijven om het beste uit het beste uit te lezen. GECONTROLEERDE PARINGEN... Al eerder werd gesteld dat het doorvoeren van selectie zo wel vrouwelijke als in mannelijke zin, - twee maal zoveel effect heeft als het enkel selecteren van de vrouwelijke lijn. Het paren van genotypische gelijken heeft zeker zijn nut. Daarom is men gaan zoeken naar meer specifieke paringssystemen die de overerving van de gewenste eigenschappen zekerder maakt. Overzicht van de paringen... Inteelt... De paring van verwante individuen met de bedoeling een homogenisering van de genenstructuur te bereiken. Te enge inteelt of matige inteelt op termijn kunnen een nefaste invloed hebben omdat ze de globale genenstructuur verarmen. Dit fenomeen is niet onmiddellijk bij bijen aan de orde. Uitteelt... De paring tussen groepen of lijnen binnen éénzelfde ras. Het kan gaan om gewone paring van genotipische gelijken of om paringen van ingeteelde lijnen of groepen. Het combineren van ingeteelde lijnen of' groepen is bedoeld om de nefaste invloed van voortdurende inteelt op te heffen. Bovendien wordt de genenstructuur verrijkt en treedt bv. heterosiseffect op. Rassenkruising... De paring van individuen van verschillend ras met de bedoeling: de genenstructuur te verrijken. Doorgaans treedt een verhoogde vitaliteit op. We spreken eveneens van heterosiseffect. Ondersoortkruisingen KRUISING Stijging van de honingopbrengst Carnica X Mellifera 31 % Caucasica X Carnica 50-100 % Caucasica X Mellifera 15-41 % Caucasica X Zuid-russische bij 61-65 % Anatolische X Buchfast-bij 128-151 % Op het heterosiseffect steunende combinaties tussen lijnen of tussen rassen.

Opgemerkt moet worden dat het effect optreedt bij de Fl-generatie. Maar in de daarop volgende generatie splitsen de gekoppelde genenmogelijkheden zo massaal uit dat er niet veel herkenbaars meer over schiet van de gekruiste F1 -groepen en van de oorspronkelijke ouderparen. Het wordt een onmogelijke zaak om de oorspronkelijke gegevens terug op te rapen en het over te doen met de resultaten van de F2-generatie. zie wet van Mendel. We weten nu dat de haardrift correleert met de vitaliteit. Deze vitaliteit staat parallel met het heterosiseffect en met de levenslengte van de bijen die deel zijn van de techniek. Het komt er nu op neer even de redenen door te nemen van deze vitaliteitverbetering en na te gaan of we dit effect in het selectieschema kunnen krijgen. Het moet wel duidelijk zijn dat het effect vitaliteit voornamelijk zijn oorzaak heeft in de vlotte vitale stuuracties tussen de verschillende werksters in het bijennest. Deze stuuracties zijn het gevolg van, enerzijds de ruime variabiliteit van de vitale actieschema s, die toe te schrijven zijn aan de biologische verscheidenheid van werksters en anderzijds aan de levenslengte van de bijen. Deze twee situaties kunnen elkaar versterken maar zijn meestal reeds als enig verschijnsel om de prestaties van het nest hoog te laten aanslaan. Uit ervaring blijkt dat een goede basis van erfelijke vitaliteit, dus de biologische verscheidenheid van de werksters, een fundamentele basis is die in het selectieschema goed in te bouwen is. Hier dienen we echter goed uit de doppen te kijken, want heterosis bekomen uit ondersoortkuising heeft geen toekomst voor de stabiliteit van een goed keurschema. Wij kiezen voor het principe van de UITTEELT in de familieselectie. Dit is niet het eenvoudigste maar, wanneer je de basislijnen goed in de hand hebt, dan is dit de grootste garantie voor de stabiliteit van de soort in imkershanden. Het komt er nu op neer dat we een degelijk werkschema op poten zetten om ons UITTEELTmechanisme werkbaar te maken. Momenteel kunnen we varen op de zee van het prachtig werk van onze Duitse collega s. En dus is zeer intensief speurwerk niet aan de orde. Daarbij komt, dat we steeds profiteren van de terugkeer, de paring met goed geselecteerde vadervolken. Dus onze eenvoudige keuring, wordt stevig ondersteund. Dit betekent niet dat we onze aandacht mogen laten verslappen. We beschikken nu over deftig materiaal en dus is ook aan onze zijde, (50%) voldoende aandacht en oordeelkundigheid zeer belangrijk. Dit wordt belangrijker naarmate ons erfgoed gunstiger evolueert. Anderzijds is het van belang dat iedere keurmeester minimaal 15 vergelijkbare reinteeltmoeren te beschikking heeft om geloofwaardig en dus ernstig werk te leveren. Maken van goede afspraken ven de ter beschikking gestelde reinteeltmoeren. Afspraken ivm de opstelling is en één van. Om een objectieve inschatting te maken van het gedrag van de bijenvolken moeten de te observeren kolonies altijd samen blijven.

Met een deel van deze kolonies naar drachtgebieden reizen heeft geen zin als ze niet allemaal meereizen. Immers het is toch duidelijk dat een deel van de observatie ook steunt op vergelijkbare elementen, die zijn afwezig als we de kolonies scheiden van elkaar. Ook is het van belang deze kolonies eenvormig op te stellen. Hiermee wordt bedoeld dat ze liefst in dezelfde vliegrichting zijn neergezet en belangrijker nog dat ze ofwel allen onder dak staan of allen in openlucht zijn opgesteld. Voor de aanvang van ieder seizoen moeten er beslissingen genomen worden in verband met het doortelen. Een aantal reinteeltmoeren komen in aanmerking en hebben hun bestemming en andere zullen uit de keuringsopstelling verdwijnen. Toch moet er overwogen worden om de niet gekozen moeren niet allemaal te verwijderen. Keuring heeft ook te maken met vergelijking met ouder teeltmateriaal! Al wat je niet merkt in de uiting van het nakomelingschap wijst niet onmiddellijk in de richting van het zit er niet in Genen praten met elkaar of zijn in interactie met elkaar om een resultante te tonen in haar uiterlijk of haar gedrag. Oordeelkundig blijven, blijft de boodschap! Corneel Dewindt