Materiaal Groen Deel 2: Groen in de stad
Colofon Deel 2: Groen in de stad Onderdeel van het materiaal Groen, met de thema s: Seizoenen (dl. 1), Groen inde stad (dl. 2), Groen groeit (dl. 3), Thuis tuinieren (dl. 4) en Samen naar buiten (dl. 5) Een uitgave van: Stichting Taal aan Zee Brouwersgracht 50 2512 ER Den Haag 070-34 56 005 info@taalaanzee.nl www.taalaanzee.nl In samenwerking met: Stichting Gezonde Gronden www.gezondegronden.nl Auteur: Annabelle Lock, Taal aan Zee Illustraties: Roos Beute, WildGroen Ontwerp vormgeving: Helga Hamstra, Vormbeeld Joke Junger, Taal aan Zee Mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de GGD Den Haag. Verdere informatie en verantwoording te lezen in de Handleiding Groen. 2012
Luister naar de tekst en beantwoord de vragen Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Het is groen. Gras is groen. Vuilnisbakken zijn groen. Misschien heb je groene gordijnen? Of heb je misschien groene ogen? Kijk eens om je heen. Zie je groen in je huis? Kijk eens om je heen. Zie je groen uit je raam? Leuk om te doen. Speel samen het spel Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet Omcirkel de juiste woorden. Groen is de natuur. Dat is alles wat groeit. Wat is natuur? Omcirkel het juiste woord. t.v. bomen gras speelgoed huizen zee bloemen appel pennen speeltuin cola sla auto s takken
Luister naar de tekst en lees daarna zelf. De natuur is overal om ons heen. De aarde is de natuur. De natuur zie je goed op het platteland. Daar zijn ook weilanden. Daar groeit gras op. Een bos is natuur. In de stad kun je de natuur niet meer zo goed zien. Daar zijn veel wegen en gebouwen. In de stad is wel vaak een park. Dat is ook natuur. Daar is het rustig. Je hebt er geen last van het verkeer. Je kunt er frisse lucht inademen. Dit is gezond. Kinderen houden ook van spelen in de natuur. Dit is goed voor hun lichaam en ze worden er blij van! De aarde geeft ons eten. Vul het juiste woord in. Op het platteland zijn weilanden. In de stad is.. een park In het bos is het In de stad zijn gebouwen. De natuur is In het bos is. verkeer. Aan zee heb je.. lucht. Ons eten groeit op de aarde. veel / weinig vaak / soms druk / rustig veel / weinig nergens / overal wel / geen vieze / schone overal / nergens
Kijk eens naar de foto s. Wat is de zee? Wat is het bos? Wat is de stad? Wat is het platteland? Schrijf het juiste woord onder de foto s. Op welke foto is geen natuur?.... Beantwoord de vragen en praat erover. Is er in jouw eigen land veel natuur? Hoe woonde je daar? Heb je bij jou in de buurt een park, een bos of woon je vlakbij het strand? Vind je het leuk om daarheen te gaan? Ga je elke dag even naar buiten? Ga je elke week een keer de natuur in? Kijk samen naar de kaart en praat erover. Pak de kaart van Nederland. Waar zie je stad, water, groen, wegen? Waar woon jij? Zoek een kaart van jouw geboorteland op. Waar woonde jij? Wat zie je op de kaart?
Lees de tekst en wijs het op de tekening aan. In het park is veel te zien: 1. Er staat een grote boom. 2. Een bij zit op de bloem. 3. Een kind speelt op het gras. 4. Een klimplant klimt omhoog langs de muur. 5. De kikker springt in de vijver. 6. Een vogel vliegt over de struiken. 7. De vrouw ruikt aan de rozen. 8. De plant groeit uit de aarde.
Vul het juiste woord in. op - aan langs over in uit op in 1. De boom staat.. het park. 2. Een bij zit de bloem. 3. Een kind speelt. het gras. 4. Een klimplant gaat omhoog de muur. 5. De kikker springt de vijver. 6. Een vogel vliegt de struiken. 7. De vrouw ruikt. de rozen. 8. Het plantje groeit. de aarde. Vul het juiste woord in. zit groeit speelt ruikt vliegt staat klimt springt 1. De kikker.. in de vijver. 2. Er. een grote boom. 3. Het plantje. uit de aarde. 4. De vrouw aan de rozen. 5. Een bij. op de bloem. 6. Een kind.... op het gras. 7. Een vogel... over de struiken. 8. Een klimplant. omhoog langs de muur.
Maak een meervoudszin. 1. Er staat een grote boom. Er staan grote bomen. 2. De bij zit op de bloem... 3. Een kind speelt op het gras... 4. Een klimplant klimt omhoog langs de muur.. 5. De kikker springt in de vijver. 6. Een vogel over de struiken.. 7. De vrouw ruikt aan de rozen.. 8. Het plantje groeit uit de aarde.. Maak een goede zin en vul in. 1. Ik spring in de lucht. (springen) 2. Ik (spelen) 3. Ik.. (ruiken) 4. Ik. (groeien) 5. Ik. (vliegen) 6. Ik (zitten) 7. Ik.. (staan) 8. Ik. (klimmen)
Kijk naar de plaatjes en zet het juiste nummer erbij.............................. 1. Vijver 2. Tuin van een huis 3. Kinderboerderij 4. Volkstuin 5. Bomen langs de weg 6. Bloembakken op de stoep 7. Balkon van een flat 8. Perk op het plein 9. Sportveld