Regeling: Toelating en verwijdering leerlingen Opgesteld door: D.W. Leeflang Datum ingang: 1 aug. 2006 Revisie: 1 aug. 2010 Goedgekeurd door (G)MR Algemeen: In principe bepaalt het bevoegd gezag, met in achtneming van de wettelijke kaders, wie er tot de scholen wordt toegelaten. De wettelijke kaders worden gevormd door de artikelen 39, 40 en 58 WPO (wet primair onderwijs). Het bevoegd gezag kan niet verplicht worden een leerling toe te laten. Het bevoegd gezag van een bijzondere school heeft bovendien de mogelijkheid om met een beroep op de vrijheid van inrichting, toelating van leerlingen te weigeren. Wel moet het bevoegd gezag een ter zake consistent toelatingsbeleid voeren. Bovendien moet het beleid kenbaar zijn. Uitgangspunt bij de toetsing van het al dan niet toelaten van een leerling vormt het door het bevoegd gezag geformuleerde beleid. Artikel 40 van de WPO vermeldt dat het bevoegd gezag beslist over toelating en verwijdering van leerlingen. Het bevoegd gezag dient, in het kader van een zorgvuldige besluitvorming, procedureregels op te stellen. Het besluit van het bevoegd gezag kan getoetst worden aan de hand van duidelijke criteria en moet voor ouders toegankelijk zijn, bijvoorbeeld door vermelding in het schoolplan van de individuele scholen. In de schoolgids moet een verwijzing staan van het in het schoolplan vermelde beleid. Dit beleid moet op verzoek van de ouders kenbaar worden gemaakt. Achtergronden Maatschappelijke ontwikkelingen in het kader van de deregulering en autonomievergroting van scholen hebben geleid tot een heroriëntatie van de positie van het onderwijs binnen onze samenleving. De inspanningen in het kader van de WSNS (Weer Samen Naar School) hebben als effect gehad dat de signaleringscapaciteit van basisscholen is toegenomen. Voor een adequate hulpverlening is het van belang dat leerproblematieken in een zo vroeg mogelijk stadium worden onderkend. Het is echter denkbaar dat deze signalering voor sommige ouders wel eens te vroeg komt: zij wijten de oorzaak van de gesignaleerde zorg bij hun kind eerder aan een ineffectieve schoolorganisatie. In de praktijk zien we vaker dat deze ouders als een soort second opinion het eerst nog op een andere basisschool willen proberen, omdat zij een vorm van speciaal basisonderwijs uit eigen emotionele of sociale motieven (nog) afwijzen. Het moge duidelijk zijn, dat inschrijving op deze gronden een extra taakverzwaring inhoudt voor het onderwijs. In bovenstaande situaties wordt de ontvangende school vaak met twee opties geconfronteerd: 1. De motieven van ouders zijn van dien aard, dat de school ontvankelijk is voor de motieven van de ouders en dat het kind het voordeel van de twijfel krijgt. 2. De ouders zijn niet in staat om de oorzaak van leerproblemen bij hun kind zelf te erkennen. Daarbij lopen zij in feite weg van de problematiek en zou de ontvangende school met een extra zware taakstelling worden geconfronteerd. In dit geval is inschrijving niet in het belang van het kind, want het toch al zo kwetsbare kind wordt dan ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 1 van 7
in zijn schoolloopbaan al snel met twee verschillende basisscholen en uiteindelijk met een school voor speciaal basisonderwijs geconfronteerd. In de huidige maatschappij liggen waarden en normen niet meer vanzelfsprekend voor iedereen op dezelfde lijn. Leerlingen en ouders moeten zich houden aan de schoolregels. Bij inschrijving van een leerling conformeren ouders zich aan de schoolregels. Het blijkt in de praktijk dat door het niet in acht nemen van de schoolregels door leerlingen of hun ouders escalaties optreden tussen groepsleraren en directie enerzijds en leerlingen en hun ouders anderzijds. Als het gevolg van dit gedrag is, dat de relatie tussen school en thuis onherstelbaar verstoord is, kan er na uiterste zorgvuldigheid overgegaan worden tot verwijdering van een leerling. Wet op de expertisecentra (WEC) De Wet op de Expertisecentra die op 1 augustus 2002 van kracht is geworden, bepaalt dat een landelijke indicatiecommissie aan de hand van geobjectiveerde criteria gaat beoordelen of een aangemeld kind op grond van zijn handicap in aanmerking komt voor plaatsing op een school voor speciaal onderwijs. Als de uitslag van het onderzoek positief is, komt het kind in aanmerking voor een leerling-gebonden budget (Leerling Gebonden Financiering oftewel de rugzak ). De ouders gaan vervolgens op zoek naar een school. Dit kan, afhankelijk van de omstandigheden en/of mogelijkheden, een school voor speciaal onderwijs of een reguliere school (voor PO of VO) zijn. Wanneer ouders en school het eens zijn over de aanpak, hetgeen blijkt uit een ondertekende overeenkomst, ontvangt de school de middelen die in de rugzak zitten. De reguliere school kan met deze middelen aanvullende formatie bekostigen en ambulante begeleiding inkopen (vooralsnog verplicht bij het regionale expertisecentrum). De keuzevrijheid van ouders voor regulier of speciaal onderwijs is wettelijk geregeld. In beide sectoren wordt eenzelfde budget voor speciale zorg beschikbaar gesteld. Uitgangspunt van de Wet op expertisecentra is dat ook gehandicapte kinderen net als alle andere leerlingen, conform hun mogelijkheden, in de reguliere school onderwijs moeten kunnen volgen. Daar staat tegenover dat de school in staat moet zijn een kwalitatief goed aanbod te doen. Waar de noodzakelijke randvoorwaarden ontbreken, is het niet in het belang van het kind en de ouders om scholen tot toelating te verplichten. Een nadere formulering van de randvoorwaarden in het toelatingsbeleid is daarom noodzakelijk. Wettelijke regeling De navolgende bepalingen zijn op diverse plaatsen in de wet geregeld: Een kind moet de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt. Het bevoegd gezag kan voor leerlingen die nog niet eerder tot een school zijn toegelaten, toelatingstijdstippen vaststellen op ten minste eenmaal per maand. In de periode vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden tot het bereiken van de leeftijd van 4 jaar, kan het bevoegd gezag kinderen gedurende ten hoogste 5 dagen toelaten. Deze kinderen zijn geen leerlingen in de zin van de wet. Het toelaten tot de school is niet afhankelijk van het houden van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 1b van de Vreemdelingenwet. De toelating mag niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Toelating van een leerling afkomstig van een school voor speciaal onderwijs, alsmede overgang van een leerling naar een dergelijke school, vindt slechts plaats in overeenstemming met de ouders en het bevoegd gezag van de desbetreffende school. Een leerling wordt niet toegelaten tot een speciale school voor basisonderwijs dan nadat de permanente commissie leerlingenzorg van het samenwerkingsverband waarvan de speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt, heeft bepaald dat plaatsing van de leerling op een zodanige school noodzakelijk is. ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 2 van 7
Jurisprudentie In de jurisprudentie is een aantal criteria ontwikkeld op grond waarvan een schoolbestuur kan bepalen dat een leerling niet toegelaten wordt: Verstoring van rust en veiligheid. Hierbij kan worden gedacht aan een te verwachten ernstige verstoring van de rust, orde of veiligheid op school. Dit kan het geval zijn bij een leerling die elders van school is verwijderd vanwege wangedrag. Overigens mag verwijdering van school A niet automatisch betekenen dat toelating tot school B, van hetzelfde bevoegd gezag, wordt geweigerd. De school is vol. Gedacht kan worden aan een toelatingsbeleid dat gerelateerd is aan de maximale opnamecapaciteit van de school. Het is een gevoegd gezag toegestaan om te bepalen dat de klassen van een school niet meer dan uit X leerlingen mogen bestaan. Onderwijskundige zorg. De school kan bijvoorbeeld de vereiste zorgbreedte niet leveren. De school kan niet voldoen aan de geëiste voorwaarden Het bevoegd gezag kan, in het belang van een doelmatige spreiding van leerlingen over de scholen, schoolwijken dwingend voorschrijven. Toelatingsbeleid 1. Het onderwijs op onze scholen is in beginsel toegankelijk voor alle kinderen vanaf 4 jaar. 2. Ouders dienen tijdens het intakegesprek te verklaren, dat zij de christelijke grondslag van de school respecteren. 3. Een leerling wordt niet toegelaten indien: Hij/zij in het bezit is van een verwijzing door het PCL (Permanente Commissie Leerlingzorg) naar het SBO (Speciaal Basisonderwijs). Een dergelijke leerling kan, naar het oordeel van de directeur van de school, voorwaardelijk toegelaten worden, indien: De ouders schriftelijk kenbaar maken hun medewerking te zullen verlenen aan de verwijzing naar het speciaal onderwijs; Niet te verwachten is dat de leerling de rust, orde of veiligheid op school ernstig zal verstoren; De school de vereiste zorgbreedte kan verlenen; Het aantal leerlingen met gedrags- en/of leerproblemen in de te plaatsen groep nog hanteerbaar is. De voorwaardelijke plaatsing moet schriftelijk gemeld worden bij de ouders, de bovenschoolse manager en de leerplichtambtenaar. Hij/zij elders van school is verwijderd vanwege wangedrag. Een dergelijke leerling kan, naar het oordeel van de directeur, voorwaardelijk toegelaten worden, indien: Er twijfel bestaat of de desbetreffende leerling de rust, orde of veiligheid op school zal verstoren; De ouders schriftelijk kenbaar maken dat, indien de leerling de rust, orde of veiligheid verstoort, zij hun medewerking zullen verlenen aan het onderzoek voor en plaatsing op het speciaal onderwijs; De school de vereiste zorgbreedte kan verlenen; ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 3 van 7
Het aantal leerlingen met gedrags- en/of leerproblemen, in de te plaatsen groep, nog hanteerbaar is. De voorwaardelijke plaatsing moet schriftelijk gemeld worden bij de ouders, de bovenschoolse manager en de leerplichtambtenaar. In deze situatie geldt bovendien dat: De directie van de school binnen één jaar beslist of de voorwaardelijke plaatsing omgezet wordt in een definitieve plaatsing. Als dat het geval is, moet het besluit schriftelijk kenbaar gemaakt worden aan de ouders, de bovenschoolse manager en de leerplichtambtenaar. Indien de leerling rust, orde of veiligheid verstoort en de ouders weigeren hun medewerking te verlenen aan onderzoek voor en/of plaatsing op het speciaal onderwijs, kan de leerling verwijderd worden. Hiertoe moet de standaard verwijderingprocedure gevolgd worden. Het verschil tussen de voorwaardelijk plaatsing en de definitieve plaatsing is gelegen in het feit dat bij een voorwaardelijke plaatsing eerder tot verwijdering kan worden besloten dan bij een definitieve plaatsing. 4. Een kind dat (door de indicatiecommissie op grond van de Wet op de expertisecentra) in aanmerking komt voor Leerling Gebonden Financiering ( de rugzak ) wordt niet toegelaten als het niet voldoet aan de navolgende voorwaarden (dan wel de ouders en/of de school niet aan de navolgende voorwaarden kunnen voldoen): De noodzakelijke aanpassingen qua gebouw en/of materieel; De noodzakelijke personele inzet; Het kind moet voldoende aanspreekbaar zijn; Het kind moet voldoende kunnen functioneren in een groep; Het kind moet zindelijk zijn. Indien dit onmogelijk is, dienen de ouders voor verschoning zorg te dragen. De ouders moeten voldoende ondersteuning toezeggen (bijv. bij excursies, schoolreisje etc). In deze situatie geldt bovendien: De aanmelding dient tijdig plaats te vinden, zodat de school voldoende tijd heeft om de noodzakelijke informatie in te winnen (expertisecentrum, literatuur, medisch dagverblijf, steunpuntschool etc.) en om zich te beraden. Er kan niet meer dan één gehandicapt kind per groep geplaatst worden. Het rugzakje wordt in overleg met de ouders en het expertisecentrum ingezet. De opname in een groep kan, met in achtneming van de wettelijke regels, geleidelijk plaatsvinden. Op het moment dat de school ervaart dat het kind niet meer voldoende geboden kan worden in de ontwikkeling, dat het kind de school ontgroeit of dat het kind gaat disfunctioneren, wordt van de ouders verwacht dat zij medewerking verlenen aan het onderzoek voor en/of plaatsing op het speciaal onderwijs. Indien de school besluit niet tot plaatsing over te gaan, dan wordt dit besluit schriftelijk kenbaar gemaakt aan de ouders en de bovenschoolse manager. Procedure: 1. Oriënterend gesprek: er wordt informatie over de school gegeven. 2. Intakegesprek: informatie van de ouders over het kind; informatie van de peuterspeelzaal of toeleverende school; eventueel aanwezige verklaring van de indicatiecommissie. 3. Aanmelding en eventueel laten onderschrijven van verklaring over de grondslag e.d. 4. School geeft een toelatingsverklaring (voorwaardelijk of definitief). ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 4 van 7
Algemene procedureregels De navolgende beginselen moeten gehanteerd worden bij elk besluit om een kind al dan niet (voorwaardelijk) toe te laten: Zorgvuldigheidsbeginsel De beslissing moet zorgvuldig zijn genomen op basis van alle relevante gegevens. Er moet sprake zijn van een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen (belang ouder bij toelating en belang school bij niet-toelating). Gelijkheidsbeginsel Gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld. Vertrouwensbeginsel De beslissing kan in strijd zijn met verwachtingen die zijn gewekt of gedane toezeggingen. Motiveringsbeginsel. De beslissing van het bevoegd gezag moet deugdelijk gemotiveerd zijn. Specifieke procedureregels De procedure is grotendeels geregeld in artikel 63 WPO. Het besluit om een leerling niet toe te laten dan wel voorwaardelijk toe te laten moet schriftelijk en met redenen omkleed worden meegedeeld aan de ouders. Daarbij wordt de ouders gewezen op de Mogelijkheid om binnen 6 weken bij het bevoegd gezag (bovenschools manager) schriftelijk bezwaar te maken tegen de beslissing. Als de ouders een bezwaarschrift indienen is het bevoegd gezag (bovenschoolse manager) verplicht om de ouders en de directie van de school te horen. Er moet binnen 4 weken na ontvangst van het bezwaarschrift door het bevoegd gezag (bovenschoolse manager) beslist worden. Er is geen beroepsmogelijkheid bij de rechtbank. Wel kunnen de ouders een beroep doen op de burgerlijke rechter, maar dan moet dit in het kader van een civielrechtelijke procedure (onrechtmatige daad). Verwijdering 1. op basis van gesignaleerde leer- en of gedragsproblemen Binnen het onderwijsleerproces kunnen door school problemen in de voortgang van de ontwikkeling, dan wel het gedrag van de leerling gesignaleerd worden. De school zal vanuit haar professionele grondhouding de gesignaleerde problematiek in eerste instantie met de ouders/verzorgers bespreken en haar inspanningen ter zake naar de ouders/verzorgers toe uiteenzetten. Binnen het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School zijn eveneens door de basisscholen afspraken gemaakt hoe in voorkomende situaties te handelen. Er is een zorgstructuur opgezet, waarbij de extra hulp aan het kind in eerste instantie op schoolniveau verzorgd wordt. Wanneer blijkt, dat ondanks de geboden hulp de ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 5 van 7
gesignaleerde problematiek manifest blijkt, dan zal de school in het voortgangstraject de ondersteuning van een externe instantie (onderwijsbegeleidingsdienst, permanente commissie leerlingenzorg) nodig hebben. De ouders/verzorgers zullen voor deze externe hulpverlening toestemming dienen te geven. Indien de directeur van oordeel is, dat de leer- en/of gedragsproblematiek, ondanks geboden extra hulp, van dusdanige aard is dat de school haar onderwijskundige verantwoordelijkheid niet ten volle meer kan dragen, wordt aan de ouders/verzorgers verzocht om toestemming te verlenen voor nader onderzoek door een externe instantie. Wanneer de ouder(s)/opvoeder(s) onverhoopt geen medewerking wenst(wensen) te verlenen aan de procedure, zoals deze binnen het Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School is vastgelegd, kan de directeur tot uitschrijving van de leerling overgaan, indien: a) de ouders door de directeur gedateerd schriftelijk zijn geïnformeerd over de consequenties van het uitblijven van aanvullend onderzoek. b) het bevoegd gezag een afschrift van bovenbedoeld schrijven heeft ontvangen. c) bij uitblijven van medewerking van de ouders voor aanvullend onderzoek ouders schriftelijk op de hoogte zijn gesteld van de datum waarop de leerling verwijderd wordt. d) Hierbij worden ouders gewezen op de mogelijkheid om een bezwaarprocedure op te starten (in dit geval wordt lopende de procedure vooralsnog niet tot uitschrijving overgegaan; schorsing is wel toegestaan). 2. op basis van niet te tolereren gedrag van de leerling Indien het gedrag van de leerling aanleiding geeft tot ernstige ordeverstoring in de klas/groep en/of school en indien genomen maatregelen geen of weinig effect sorteren (zulks ter beoordeling aan de directeur) dan zal -met inachtneming van de bepalingen binnen de Wet op Primair Onderwijs- overgegaan kunnen worden tot tijdelijke schorsing van de leerling (dossiervorming is hierbij noodzakelijk). Voorafgaande aan de schorsing worden de ouders door de directeur schriftelijk geïnformeerd over de periode waarbinnen de leerling is geschorst, waarbij tevens de reden van schorsing wordt aangegeven. Wanneer het schorsen niet leidt tot gedragsverandering bij de leerling, dan kan tot uitschrijving van de leerling worden overgegaan, indien: a) de ouders door de directeur gedateerd schriftelijk zijn geïnformeerd over het voorgenomen besluit om de leerling te verwijderen. Hierin worden ouders gewezen op de mogelijkheid om een bezwaarprocedure op te starten. In dit geval wordt, lopende de procedure, vooralsnog niet tot uitschrijving overgegaan (schorsing is wel mogelijk). b) het bevoegd gezag een afschrift heeft ontvangen van bovenbedoeld schrijven. 3. op basis van niet te tolereren gedrag van ouder(s)/opvoeder(s) Indien sprake is van onbehoorlijk en/of intimiderend gedrag van de ouder(s)/opvoeder(s) ten overstaan van leerlingen en/of medewerkers van de school, kan de directeur besluiten om de ouder(s)/opvoeder(s) de toegang tot de school te ontzeggen. De ouders worden eveneens door de directeur schriftelijk en gedateerd geïnformeerd over de consequenties van hun gedrag. Wanneer de school door blijvend bedoeld gedrag van de ouder(s)/opvoeder(s) de leerling niet meer adequaat kan begeleiden, dan kan de school haar onderwijskundige verantwoordelijkheid niet meer ten volle dragen en wordt tot uitschrijving overgegaan, indien: ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 6 van 7
a) de ouders door de directeur gedateerd schriftelijk zijn geïnformeerd over het voorgenomen besluit om de leerling te verwijderen. Hierin worden ouders gewezen op de mogelijkheid om een bezwaarprocedure op te starten. In dit geval wordt lopende de procedure vooralsnog niet tot uitschrijving overgegaan. b) het bevoegd gezag een afschrift heeft ontvangen van bovenbedoeld schrijven. 4. op basis van voorwaardelijke toelating De directie kan binnen één schooljaar beslissen of de voorwaardelijke plaatsing wel/of niet wordt omgezet in een definitieve plaatsing (zie Toelatingsbeleid ). De directeur van de school draagt er zorg voor dat in de schoolgids wordt verwezen naar deze beleidsuitgangspunten. Tevens worden ouders er over geïnformeerd waar zij de regeling kunnen lezen. Aangezien bedoeld beleid het belang van het onderwijs dient, is het ter advisering en instemming voorgelegd aan de medezeggenschapsraad (de MR heeft een adviesbevoegdheid inzake het toelatingsbeleid en een instemmingsbevoegdheid als het gaat om beleid m.b.t. verwijdering van leerlingen). ProCon beleidsstuk: Toelating en verwijdering van leerlingen Pagina 7 van 7