Nota zienswijzen Aanvraag omgevingsvergunning Slappedel 8a

Vergelijkbare documenten
> m OR. projectbesluit voor de bouw van een stal voor het op biologische wijze houden van 700 varkens aan de Slappedel 8a

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Omgevingsvergunning Oude Broekstraat 12a, Klarenbeek Planfase vastgesteld

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

Toelichting * * Inleiding. Bestemmingsplan en ruimtelijk beleid

Onderwerp: Verklaring van geen bedenkingen uitbreiding agrarisch bedrijf Nansumerweg 58a Holwierde met wintertuinen.

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Inventarisatie WOB verzoek. Documenten

Wijzigingsplan It West 2a Augustinusga

Op onderstaande luchtfoto is de locatie aangeduid met een rode omcirkeling.

Registratienummer: Besluit omgevingsvergunning Elswoutshoek

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus Decosnummer: 226. E. T.

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Nota van Zienswijzen

Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'.

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Ontwerp besluit UV

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt

Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

2. De heer en mevrouw Florack, Dorpsstraat 3B 6227 BK te Maastricht inzake de ontwikkelingen op het adres Wangraaf 2.

Omgevingsvergunning OV

Rapport zienswijzen 8, ambtshalve wijzigingen. Ontwerpwijzigingsplan

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit

HEKKELMAN St ADVOCATEN NOTARISSEN

30 en Torendijk 7. reactienota Buitengebied Hof van Twente, herziening Slaghekkenweg. G emeent e Ho f van Twent e. Datum : 18 maart 2013

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

Versie : 1.0 Datum : 24 oktober Onderzoek milieuzonering en geur ontwikkeling locatie Vordenseweg 7 in Ruurlo

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

De Marke III te Hengevelde

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Reactie ingediende zienswijze. inzake het bestemmingsplan Hoeveplan Rollestraat 24 te Wapse

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer gelezen de op 13 november 2014 ontvangen aanvraag van

MEMO: MOTIVERING WEIGERING OMGEVINGSVERGUNNING t.b.v. raad (werktuigenberging achter Burgweg 2) 22 oktober 2018

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Weverwijk 7 rood te Meerkerk

Beleidskader. Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Van agrarische bedrijfsbestemming naar bedrijfsbestemming met bedrijfswoning.

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24


Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Veehouderij Epe

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Afdeling bestuursrechtspraak. Bchandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

Besluit. Nr. 26. Provinciale staten van Noord-Holland; gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van 18 januari 2011

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

Projectbesluit Watermolendijk 3 Eelde

2017/53151 gemeente Zaanstad Burgemeester & Wethouders

ADVIESMEMO. Plangebied Nuland Oost/Pelgrimsche Hoeve

Ruimtelijke onderbouwing

voorstel tot het ongewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Kom Zenderen, herziening MFA"

Rode draad van deze toelichting

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Beleidsregel Plattelandswoningen 2014

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu

Nota van zienswijze bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Stuifzandseweg 59a

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

weigeren verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning Meirweg 1a in Lage Mierde

Bestemmingsplan Buitengebied, integrale herziening, wijziging (Kulsdom 3 Geesteren)

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Tijdelijke afwijking bestemmingsplan tbv voercentrum Geldersche Vallei

Samenvatting: Voorgesteld wordt over te gaan tot vaststelling van het bestemmingsplan Barneveldsestraat 40a.

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Beleidsnota Plattelandswoning

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren

Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Ruimtelijke onderbouwing

Zienswijzennota. Bestemmingsplan Croddendijk 5a

bijlage 4: ruimtelijke onderbouwing omgevingsvergunning 2016W2136

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

SPREEKTEKST 29 oktober 2018, De Binder [om redenen van tijd is niet de gehele tekst uitgesproken]

Aanleiding Adviesvraag Beoordeling

ONTWERP Omgevingsvergunning UV

De Geurbelasting gaat op ons perceel van 9.1 naar 10.6 ou/m³

NOTA ZIENSWIJZE, COMMENTAAR EN WIJZIGING Ontwerpbestemmingsplan Froombosch, Hoofdweg 154.

Milieu inventarisatie afdeling Milieu ten behoeve van plan- en projectadvisering. Datum: 4 november 2009

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G

Bijlagen: 1. Ingediende zienswijze; 2. Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oosterhout, inclusief toelichting.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Z/16/ ONTWERPBESLUIT

O BESLUIT. Omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteiten het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen

Zienswijzenverslag Bestemmingsplan plattelandswoningen, Locatie Heikomstraat 16

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor de activiteiten planologische afwijking van het bestemmingsplan en bouwen

Ruimtelijke onderbouwing verzoek tot bouwen loods Rijksstraatweg 3 te Bruinisse

Aan de gemeenteraad. Geachte leden van de raad,

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Bestemmingsplan. Buitengebied, herziening 1. Gemeente Sliedrecht. Onderdeel Regels

H.C. den Hartog Stokvisweg LK Culemborg

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Raadsvoorstel. 1. Samenvatting. Agenda nr. 9

Montfoort. Voorvliet-Zuid. nota zienswijzen auteur(s): drs. W. Kraaijeveld

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld

Transcriptie:

Nota zienswijzen Aanvraag omgevingsvergunning Slappedel 8a 1

Namen indieners zienswijzen: 2

Zienswijze 1 a) Het plan leidt tot stankoverlast van de varkens, tot grotere fijnstofbelasting en grotere ammoniakuitstoot. Van een varkensstal wordt door omwonenden een meer doordringende penetrante geur ervaren. De ammoniakuitstoot neemt met 17% toe. Eerder moest een bedrijf worden gesaneerd om woningbouw aan het Westerwoud mogelijk te maken en zijn er maatregelen geweest om veehouders in het gebied den Treek te stoppen. Het plan gaat ten koste van hun leefwaarde. b) De uitbreiding is dermate groot zodat er sprake is van omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet grondgebonden bedrijf wat in strijd is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Het certificaat biologisch is daarbij niet relevant. Er is dus sprake van strijd met artikel 4.13 derde lid van de PRV. c) Gelet op het landschappelijke karakter van het gebied en de in de zienswijze genoemde kenmerken is het zeer onwenselijk om in dit gebied mee te werken aan het oprichten van een varkenshouderij. De uitbreiding draagt niet bij aan vermindering van de milieubelasting van dit unieke gebied. d) In de aanvraag voor de vergunning wordt aangegeven dat de melkveetak economisch onder druk staat en dat er complexe regelgeving bestaat voor het melkvee. In de ruimtelijke onderbouwing bij de concept omgevingsvergunning wordt nergens aangevoerd dat de uitbreiding financieel noodzakelijk is om een langere bestaanszekerheid te creëren. e) Het is van belang dat als de gemeente toch akkoord gaat met het plan dat er deugdelijk filters tegen stank en uitstoot van fijnstof wordt aangebracht. Dit moet mogelijk zijn binnen het SKAL certificaat. Dergelijk filters moeten ook worden aangebracht als dit zou leiden tot een niet-biologische varkensstal. a) Om te onderzoeken welke gevolgen het plan heeft op mogelijke geurhinder is door de aanvrager in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij onderzoek gedaan. Dit heeft geresulteerd in een rapport Aanvullende gegevens behorende bij de aanvraag Omgevingsvergunning Slappedel 8a. In dit rapport zijn individuele en cumulatieve geurberekeningen en fijnstofberekeningen uitgevoerd in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Voldaan moet worden aan de maximale toegestane geurbelasting op grond van de Wgv, die voor Woudenberg in de bebouwde kom 3 oue bedraagt e n buiten de bebouwde kom 14 oue. De gemeente Woudenberg heeft in haar geurgebiedsvisie geen andere normering opgenomen. Een (achtergrond) geurbelasting van minder dan 3 oue wordt beoordeeld als een zeer goed leefklimaat. Op basis van de overleg en door de gemeente getoetste berekeningen blijkt dat deze norm nergens worden overschreden. Buiten de bebouwde kom bedraagt de maximale belasting 7,99 oue, wat wordt gezien als redelijk goed leefklimaat. De maximale belasting bedraagt echter 5,564 oue, dat wordt gezien als goed leefklimaat. In alle gevallen worden de normen ruimschoots niet overschreden. Daarmee voldoet het plan aan landelijke en lokale regelgeving. Daarmee is echter niet uitgesloten dat er enige hinder van het bedrijf zal worden ondervonden maar is dit onvoldoende om geen medewerking te verlenen aan het verzoek. b) Wij verwijzen hier naar onze reactie bij zienswijze nr. 6. c) Het gebied wordt gekenmerkt als slagenlandschap. Dit landschap kenmerkt zich door langgerekte percelen met erfbeplanting. Het gebouw wordt in het verlengde van dit landschap geplaatst, waardoor de structuur niet wordt doorbroken. Het gebouw wordt binnen het bestaande bouwvlak geplaatst. Op grond van het geldende bestemmingsplan 3

mogen binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen worden opgericht. Het bestemmingsplan biedt dan al de mogelijkheid om dit gebouw op te richten. d) De economische noodzaak voor de verbreding wordt aangegeven in de concept omgevingsvergunning. Aan dit plan wordt meegewerkt omdat deze bijdraagt aan het voorbestaan van het bedrijf en daarmee aan de agrarische sector in de gemeente. Een sector die van belang is voor de instandhouding van het huidige karakter van het buitengebied. e) Het SKAL certificaat stelt dan natuurlijke ventilatie noodzakelijk is. Aanvullende mechanische ventilatie is als aanvulling mogelijk. Luchtwassing is effectief als 100% mechanisch geventileerd wordt. In dit geval is luchtwassing niet effectief omdat voornamelijk natuurlijk geventileerd wordt. Wij hebben 2 geurberekeningen opgesteld, 1 bij 100% mechanische ventilatie en 1 bij 100% natuurlijke ventilatie. De verschillen daarin zijn zeer beperkt. Naar ons oordeel is de geurbelasting laag en ruim onder de geurnorm. Uitsluitend bij 100% mechanische ventilatie en als dan aanvullend ook een luchtwasser wordt toegepast vindt er een grotere reductie plaats. Omdat er dan sprake is van volledige mechanische ventilatie is er dan geen sprake meer van een biologische varkenshouderij. Zienswijze 2 a) Het bedrijf aan de Slappedel 8a is in de jaren 90 door bedrijfsverplaatsing als nieuw bedrijf tegen de wijk Nieuwoord komen te liggen. Destijds is toestemming verleend omdat het om een melkrundvee bedrijf ging dat voor die tijd optimaal toegerust was om stankhinder te voorkomen. In de praktijk is bij bepaalde weersomstandigheden toch regelmatig een stallucht en de lucht van kuilgras in de woonwijk waargenomen. De indieners verwachten door realisatie van het plan een toename van de geurhinder met en de penetrante scherpe stank van varkens. Daarnaast wordt overlast verwacht van vliegen. b) Het probleem is dat het bedrijf te dicht is gelegen op de woonkern, destijds had men al terughoudend moeten zijn met het toestaan van een nieuw agrarisch bouwperceel. Het bedrijf is daarna ook nog flink vergroot. Daaraan is altijd medewerking verleend zodat er nu geen schuldgevoelens hoeven te bestaan door nu geen medewerking te verlenen. c) Realisatie van de stal tast ook de landschappelijke waarde van het gebied aan omdat de zichtlijnen van het slagenlandschap wordt onderbroken. d) De indieners delen de te verwachte zienswijze van de provincie Utrecht dat het plan strijdig is met de PRV. e) Niet kan worden uitgesloten dat het bedrijf op termijn opnieuw zou willen of moeten uitbreiden, terwijl dat gelet op de omgeving ongewenst is. Tenslotte kan dit plan andere toekomstige ontwikkelingen frustreren of in strijd zijn met toekomstige regelgeving. a) Zie reactie onder a. van zienswijze 1. b) Of het bedrijf te dicht op de kern is gelegen is een mening van de indiener. Gegeven is echter dat het bedrijf ter plaatse aanwezig is en positief is bestemd binnen het geldende bestemmingsplan. Het bedrijf kan niet anders worden behandeld dan andere agrarische bedrijven. Alle agrarische bedrijven dragen bij aan de in stand houding van het agrarische karakter van het buitengebied. Daarbij moeten deze bedrijven voldoen aan de 4

milieuregelgeving om zodoende overlast op de omgeving te voorkomen. Dit bedrijf ook met de gevraagde uitbreiding voldoet ruimschoots aan de milieueisen. c) Zie reactie onder c. van zienswijze 1. d) Zie reactie onder indiener zienswijze 6. e) Voor dit gebied zijn geen structuur veranderende ontwikkelingen te verwachten. In dit kader verwijzen wij ook naar de Structuurvisie Woudenberg 2030 waarin de visie van de gemeente de komende jaren is weergegeven. In deze visie zijn geen ontwikkelingen voor dit gebied opgenomen. Zienswijze 3 Het woongenot wordt door deze ontwikkeling aanmerkelijk ingeperkt door de penetrante geur die varkenshouderij nu eenmaal met zich meebrengt. Als gevolg daarvan zullen de huizen in de omgeving van het bedrijf in waarde dalen, wat financiële gevolgen voor omwonenden heeft. Zie reactie onder a. van indiener zienswijze 1. Indien de indiener schade meent te leiden als gevolg van dit besluit dan kan bij de gemeente een verzoek tot planschade worden ingediend. Zienswijze 4 Van de varkensstal wordt geur ondervonden zowel in de woning als op de parkeerplaats (voor bussen). Nu al wordt hinder ondervonden van het bedrijf, dit zal door de varkenstak die veel stank veroorzaakt toenemen. Als er luchtwassers worden geplaatst is het bezwaar opgeheven omdat er geen bezwaar is tegen de bouw van een varkensstal. Voorts had meer overleg met de buurt fijn geweest. Zie reactie onder a. van indiener zienswijze 1. De Wet geurhinder en veehouderij ziet op het beschermen van geur gevoelige objecten. Dat zijn in ieder geval woningen. Bussen die op uw terrein zijn geparkeerd vallen daar niet onder. De omwonenden zijn door de initiatiefnemer geïnformeerd op een informatie avond. 5

Zienswijze 5 a) De bezwaren richten zich met name tegen geurhinder op de omliggende bebouwing, waaronder de woning van de indiener. De geurhinder zal voornamelijk worden veroorzaakt door het ontbreken van een geurwasinstallatie. b) Ook zijn er bezwaren tegen mogelijke gezondheidsrisico s in verband met de toename van uitstoot van fijnstof. Er zijn geen principiële bezwaren tegen het gebouw of het gebruik mits er voldoende maatregelen worden getroffen om overlast tegen te gaan en de gezondheidsrisico s te beperken. c) Voorts wordt er een grote toename van vliegen verwacht en zal het pand in waarde verminderen door ligging in de stankzone. Als verzoeker dit eerder had geweten had hij niet meegewerkt aan zijn verplaatsing naar de huidige locatie. Ook is indiener te ore gekomen dat het bedrijf in de toekomst gaat uitbreiden naar 1700 varkens met daarbij behorende mestverwerking. a) Zie reactie onder a. van indiener zienswijze 1. b) Evenals voor de mate van geurhinder is door de aanvrager de fijnstofbelasting berekend. Ook deze berekening is naar aanleiding van de zienswijzen aangevuld. Daarbij is bezien in hoeverre er wordt voldaan aan de regelgeving zowel in de vergunde situatie (is huidige situatie met de reeds vergunde uitbreiding van het stuks melkvee), de huidige situatie en de gewenste situatie. De conclusie is dat er tussen de drie scenario s slechts geringe verschillen zijn waar te nemen. In ieder geval worden de wettelijke normen de jaargemiddel de grenswaarde van 40 ug/m3 en het aantal maximale overschrijdingsdagen van 30 niet overschreden. Alle gemeten waarden bevinden zich onder de 20 ug/m3 jaargemiddelde en de 7,6 overschrijdingsdagen. c) Indien de indiener schade meent te lijden als gevolg van dit besluit dan kan bij de gemeente een verzoek tot planschade worden ingediend. Een uitbreiding van het bedrijf is op dit moment niet aan de orde. Dit verzoek richt zich specifiek op de toevoeging van 700 varkens en dat geldt ook voor de te verlenen omgevingsvergunning, op grond hiervan kan er ook geen sprake zijn van een verdere toename. Zienswijze 6 De provincie Utrecht kent een relatief hoge veedichtheid die tot ongewenste effecten leidt. Om deze negatieve effecten te beteugelen voert de provincie een beleid dat is gericht op het behoud van de grondgebondenheid in de melkveehouderij en een restrictief beleid ten aanzien van vestigings- en groeimogelijkheden van de niet-grondgebonden veehouderij. De effecten van biologische veehouderij op de omgeving verschillen niet wezenlijk van die van gangbaar gehouden vee. Artikel 2.1, lid 3 van de PRV verzet zich tegen de omschakeling van een grondgebonden naar een ni etgrondgebonden veehouderij. Volgens artikel 1.1 van de PRV valt een varkenshouderij zoals hier wordt voorgesteld, d.w.z. waarbij de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, te zien als een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf. 6

Het uitbreiden van het bestaande agrarische bedrijf met 700 varkens kan niet gezien worden als een kleine, ondergeschikte neventak. Met deze term bedoelt de provincie dat er naast de eigenlijke bedrijfsactiviteit kleinschalig en min of meer hobbymatige activiteiten plaatsvinden. In het voorliggende ontwerp waarin voorzien wordt in 700 mestvarkens, wordt een aantal mestvarkens mogelijk gemaakt waarmee daarvan geen sprake is. Daarnaast speelt ook de omvang van de benodigde bebouwing een rol bij de afweging of er sprake is van een kleine ondergeschikte neventak. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat er een stal is gepland van 1925 m 2. Daarbij zijn er ook drie silo's benodigd voor onder andere de opslag van voer. De ruimtelijke impact van deze bebouwing is zodanig dat deze niet gezien kan worden als van kleine en ondergeschikte aard. Het plan kan niet anders worden gezien als een omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij. In het ontwerp-besluit wordt verwezen naar het Reconstructieplan, waarin staat dat in verwevingsgebieden de omschakeling naar een niet-grondgebonden bedrijf mogelijk is en dat daarnaast de biologische varkenshouderij niet als intensieve veehouderij geldt. Het Reconstructieplan is echter niet meer geldig. Door het intrekken van de Reconstructiewet door het Rijk per 1 juli 2014 is de wettelijke basis onder de reconstructieregels weggevallen. In de nu geldende herijking van de PRV is daarom het ruimtelijk beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij heroverwogen. Dit heeft onder meer geleid tot een generiek beleid voor de nietgrondgebonden veehouderij voor de gehele provincie. In de stukken wordt verwezen naar de toelichting van de PRS als onderbouwing van de mate van omschakeling die toegestaan zou zijn ingevolge de PRV. In de PRV wordt niet aangegeven bij welke omvang een nevenactiviteit gezien moet worden als zijnde van een zodanige omvang dat er sprake is van een omschakeling. Er is in de PRV echter niet gesteld dat het in artikel 2.1, lid 3 genoemde verbod uitsluitend van toepassing zou zijn op een volledige omschakeling naar een nietgrondgebonden veehouderij. Derhalve moet deze bepaling dan ook zo worden uitgelegd dat ook een gedeeltelijke omschakeling hier ook onder valt. De gemeente Woudenberg voert een beleid voor het agrarische buitengebied dat is gebaseerd op het Reconstructieplan Gelderse Vallei. Niet ontkend wordt dat het reconstructieplan om dit moment niet meer van kracht is. Wel is het gegeven dat het beleid van de gemeente is verankerd in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010 (herzien 2013). Het bestemmingsplan staat in de planregels de omzetting van een grondgebonden bedrijf naar een gemengd of volledig niet grondgebonden bedrijf niet toe. Echter in de toelichting (paragraaf 6.3.6.) op het bestemmingsplan wordt expliciet aandacht besteed aan een gezonde economische ontwikkeling van de landbouw. Daarbij wordt onderkend dat de landbouw behoefte heeft aan groei. Groei kan ook bestaan uit een verbreding door de omschakeling van grondgebonden naar niet grondgebonden. In het bestemmingsplan en ook in het voormalige Reconstructieplan Gelderse wordt aangegeven dat omschakeling in verwervingsgebied is toegestaan mits de omschakeling zich verdraagt met de omgevingskwaliteiten en dit gebeurt na een wijziging van het bestemmingsplan. Het beleid van de gemeente is op dit onderdeel niet gewijzigd. In dit geval is er sprake van een grondgebonden bedrijf dat omschakelt naar een grondgebonden met bedrijf met een beduidend kleinere niet grondgebonden tak of te wel een gemengd bedrijf. In essentie blijft het bedrijf daarmee grondgebonden en draagt ook nog steeds bij aan de doelen die u als provincie stelt aan een grondgebonden bedrijf. Het bedrijf blijft functioneel gebonden aan het landelijk gebied en draagt aan bij aan het beheer van het gebied. De versteningseffecten van deze ontwikkeling zijn niet anders omdat er niet meer volume aan bedrijfsbebouwing wordt toegevoegd 7

dan wat is toegestaan bij een grondgebonden bedrijf. Ten aanzien van de mogelijke belasting op de omliggende omgeving is door u provincie een vergunning afgegeven op grond artikel 19d eerste lid van de Natuurbeschermingswet. In artikel 2.1 lid 3 van de verordening wordt aangegeven: een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als agrarische bedrijven bevat geen bestemmingen en regels die voorzien in een omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden veehouderij. Een toelichting is op dit artikel in de verordening niet gegeven. Enige toelichting op uw beleid over dit onderwerp is terug te vinden in de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 -herijking 2016 (PRS). In uw zienswijze geeft u aan dat in de PRV niet wordt aangegeven bij welke omvang een nevenactiviteit gezien moet worden als zijnde van een zodanige omvang dat er sprake is van een omschakeling en dat de bepaling dan ook zo moet worden uitgelegd dat ook gedeeltelijke omschakeling hieronder valt. Hiermee geeft u aan, dat ook u erkend dat hier sprake is van een neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf. Omdat zoals gezegd er in de verordening geen enkele toelichting op dit artikel is gegeven moet aan de hand van andere documenten worden bezien wat er is bedoeld. De PRS geeft een toelichting op uw beleid, op pagina 107 wordt nadrukkelijk aangegeven dat omschakeling van een melkveehouderij of gemengde bedrijven met als hoofdtak melkveehouderij naar volledig niet grondgebonden niet wenst toe te staan. Dat past ook in uw beleid en visie op het verschil in bijdrage van een grondgebonden bedrijf en niet grondgebonden bedrijf aan het landschap. Dit projectbesluit richt zich op een verbreding van de bedrijfsactiviteiten waardoor er een gemengd bedrijf ontstaat, met primair een grotere grondgebonden tak (77 SO) en een ondergeschikte niet grondgebonden tak (23 SO). Er is dan ook geen sprake van (volledige) omschakeling naar een niet grondgebonden bedrijf. Er is volgens ons dan ook geen sprake van strijd met de PRV. 8