Schulduitsluiting en rechtvaardiging in het burgerlijk buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

Vergelijkbare documenten
Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar

IS DE ZORGVULDIGHEIDSNORM EEN ECONOMISCH CRITERIUM?

AANSPRAKELIJKHEID IN HET LICHT VAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN SCHOOLVERBAND. Prof. dr. Aloïs VAN OEVELEN Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen

Burgerlijke aansprakelijkheid in schoolverband

FACULTEIT RECHTEN master in de rechten: rechtsbedeling. Masterproef De invloed van een opzettelijke fout op de verdeling van de schadelast

De aansprakelijkheid van de aannemer DEEL I: De contractuele aansprakelijkheid

FACULTEIT RECHTEN master in de rechten: rechtsbedeling

Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken

Inhoud. Voorwoord 11. Maklu 5

Prioritaire voertuigen

GDPR en aansprakelijkheid

Zorginspectie en aansprakelijkheid

Masterproef De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de preventieadviseur

De contractuele uitsluiting en beperking van de tienjarige aansprakelijkheid van de architect (Cass. 5 september 2014)

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Hof van Cassatie van België

Mevrouw K. Feyen. Geachte mevrouw Feyen,

INHOUDSOPGAVE Woord vooraf Inhoudsopgave 7 Verhouding straf(proces)recht - aansprakelijkheidsrecht Strafrechtelijke en civielrechtelijke fout

Hof van Cassatie van België

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Hof van Cassatie van België

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

De burgerlijke vordering inzake bestuurdersaansprakelijkheid, ingesteld voor de burgerlijke rechter 1333

DE BEGRIPPEN OPZET EN ZWARE FOUT IN

Instelling. Onderwerp. Datum

Inhoud. Voorwoord 11. Maklu 5

Worden opeenvolgende in concreto noodzakelijke voorwaarden voor schade altijd als equivalente oorzaak beschouwd?

Hof van Cassatie van België

De positie van de hulpverlener in welzijnsvoorzieningen: geprangd tussen aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland

De aansprakelijkheid van de CB-arts

Workshop 6: takenpakket lokale toezichthouder

Het begrip causaal verband in het aansprakelijkheidsrecht, het verzekeringsrecht en het sociaal recht (arbeidsongevallen en beroepsziekten)

Meer info inzake aansprakelijkheid VZW en haar bestuurders

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave 5 Voorwoord 11

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Rechtsmisbruik (muurarrest)

3 Onrechtmatige overheidsdaad

Hof van Cassatie van België

Medische aansprakelijkheid Een dagelijkse praktijk?

Juridische verantwoordelijkheden /aansprakelijkheid van de preventieadviseur

Hof van Cassatie van België

Informatiefiche. Verantwoordelijkheid van de bevoegde persoon

Oorzakelijkheid in het verzekeringsrecht

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

1 Inleiding. Infofiche J010 04/2017. Verantwoordelijkheid van de bevoegde persoon 1/5

Hoofdstuk I. Algemene inleiding 15

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar

Hof van Cassatie van België

Kanaal- en schoorsteenarrest

Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht

Hof van Cassatie van België

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

Nr. C F M. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. L. N., 2. D. M..

Een standpunt over de burgerlijke aansprakelijkheid van bestuurders van een V.Z.W. in de sportwereld

DE TOEREKENBAARHEID VAN ART. 544 B.W. EN AANNEMERS BIJ BURENHINDER: SNIJDT HET HOF VAN CASSATIE ZICH NIET IN HAAR EIGEN VINGERS?

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Zich vergissen in het contractenrecht

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Samenloop van burgerrechtelijke aansprakelijkheidsregimes: een queeste voor billijkheid en rechtvaardigheid

Hof van Cassatie van België

OVERMACHT. Joëlle Rozie Stefan Rutten Aloïs Van Oevelen (editors) Antwerpen Cambridge

Arbitragecommissie. Advies over de sancties bepaald in artikel 5 van de wet

Inhoudstafel. Opzet van het onderzoek en centrale onderzoeksvraag... 21

Hof van Cassatie van België

Onrechtmatige overheidsdaad

Hof van Cassatie van België

CAUSALE ONZEKERHEID EN PROPORTIONELE AANSPRAKELIJKHEID

HRo - Inleiding belastingrecht -- Deel 2

Hof van Cassatie van België

Inhoudsopgave. Woord vooraf 5 Inhoudsopgave 7 Deel I. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht 13

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Stedebouw en ruimteiqke ordenino

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Hof van Cassatie van België

INHOUD. Vooraf. Vlaams Pleitgenootschap bij de Balie te Brussel: 120 jaar springlevend!... v

INHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1

NOOT onder Cass. 30 april 2015 C F

Medische aansprakelijkheid en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor medische beroepen.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 Schulduitsluiting en rechtvaardiging in het burgerlijk buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Michiel Van den Bossche (Studentennr.: 01106441) Promotor: Prof. dr. Marc Kruithof Commissaris: Thomas Verheyen

1

INHOUD VOORWOORD... 6 INLEIDING... 7 TITEL I: THEORETISCH KADER... 11 HOOFDSTUK I: De buitencontractuele fout... 11 Afdeling 1. De subjectieve aansprakelijkheid... 11 Afdeling 2. Elementen van de fout... 12 1. Objectief foutelement... 12 A. Overtreding van een wettelijke norm... 13 B. Niet-overeenstemming met algemene zorgvuldigheidsnorm... 13 2. Subjectief foutelement... 15 A. Toerekenbaarheid... 15 B. Schuldbekwaamheid... 16 C. Schuldbekwaamheid versus toerekenbaarheid... 19 TITEL II: RECHTVAARDIGING EN SCHULDUITSLUITING... 20 HOOFDSTUK I: Rechtvaardiging en schulduitsluiting volgens de huidige rechtsleer... 20 Afdeling 1. Algemeen... 20 Afdeling 2. Begrip... 21 Afdeling 3. Verhouding tot de foutbestanddelen... 22 1. Eerste strekking: Rechtvaardigingsgronden ontnemen de toerekenbaarheid... 23 2. Tweede strekking: Onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden zoals in het strafrecht... 23 3. Derde strekking: Onderscheid naargelang inbreuk op een wettelijke norm of op de zorgvuldigheidsnorm... 25 4. Vierde strekking: Rechtvaardigingsgronden ontnemen de onrechtmatigheid... 26 5. Invloed van rechtvaardigingsgronden op de wilsvrijheid... 27 6. Besluit... 28 Afdeling 4. Functie met betrekking tot inbreuken op de algemene zorgvuldigheidsnorm... 30 HOOFDSTUK II: Een nieuwe kijk op gronden van niet-aansprakelijkheid in het burgerlijk buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht... 32 Afdeling 1. Oorzaak van de verdeeldheid in de huidige rechtsleer... 32 Afdeling 2. Rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden in het strafrecht... 33 1. Begrip... 33 A. Rechtvaardigingsgronden... 33 B. Schulduitsluitingsgronden... 34 2. Praktisch belang van het onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden in het strafrecht... 34 2

Afdeling 3. Rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht... 35 1. Begrip... 35 2. Praktisch belang van het onderscheid tussen rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk recht... 36 A. Aansprakelijkheid voor de objectief onrechtmatige daad van een ander... 36 1. Aansprakelijkheid van de ouders voor hun minderjarige kinderen... 37 2. Aansprakelijkheid van de onderwijzer voor leerlingen onder zijn toezicht... 41 3. Aansprakelijkheid van de aansteller voor diegenen die hij aanstelt... 42 B. Verdeling van de bewijslast... 43 HOOFDSTUK III: Specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid... 45 Afdeling 1. Overzicht... 45 Afdeling 2. Specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid in de huidige rechtsleer... 45 1. Overmacht en rechtvaardigingsgronden... 45 2. Exhaustief of exemplatief?... 47 3. Inhoud en toepassingsvoorwaarden... 48 A. Overmacht... 48 B. Onoverkomelijke dwaling... 51 C. Noodtoestand... 53 D. Noodweer of wettige verdediging... 56 E. Morele dwang... 58 F. Wettelijk voorschrift en wettelijke toelating... 59 G. Bevel van een wettige overheid... 60 Afdeling 3. Invloed van specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid op de foutelementen... 61 1. Inleidend... 61 2. Analyse van gronden van niet-aansprakelijkheid aan de hand van typegevallen.. 62 A. Overmacht... 62 1. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen... 62 2. Aansprakelijkheid van onderwijzers voor leerlingen onder hun toezicht... 63 3. Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden... 64 B. Noodtoestand... 64 1. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen... 66 2. Aansprakelijkheid van onderwijzers voor leerlingen onder hun toezicht... 67 3. Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden... 68 C. Bevel van de overheid... 68 D. Onoverkomelijke dwaling... 70 1. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen... 70 3

2. Aansprakelijkheid van onderwijzers voor leerlingen onder hun toezicht... 71 3. Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden... 71 E. Morele dwang... 72 1. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen... 72 2. Aansprakelijkheid van onderwijzers voor leerlingen onder hun toezicht... 74 3. Aansprakelijkheid van aanstellers voor aangestelden... 75 4. Bedenking... 77 HOOFDSTUK IV. Gronden van niet-aansprakelijkheid en de zorgvuldigheidsnorm... 78 HOOFDSTUK V: Invloed van andere burgerrechtelijke mechanismen bij de beoordeling van aansprakelijkheid... 80 TITEL III: BESLUIT... 82 BIBLIOGRAFIE... 92 4

5

VOORWOORD De masterproef vormt het sluitstuk van de vijfjarige rechtenopleiding. De inzichten en vaardigheden die de student gedurende deze vijf jaren zijn bijgebracht, worden nog een laatste keer op de proef gesteld. Wat mij als jurist vooral zal bijblijven, is dat het positief recht met een kritische instelling moet worden benaderd. Een jurist moet de bestaande rechtsregels niet allen kunnen toepassen, hij moet ze ook in vraag durven stellen. Het recht en de maatschappij zijn immers voortdurend in beweging. Nu het einde van mijn studententijd in zicht komt, wil ik van de gelegenheid gebruik maken om aantal personen te bedanken. Op de eerste plaats bedank ik Prof. dr. Marc Kruithof, voor het aanreiken van het onderwerp van deze masterproef en de vele inzichten die hij heeft verschaft tijdens de begeleidende gesprekken. Op de tweede plaats wil ik Vincent en Thomas bedanken voor het nalezen van mijn masterproef en voor de tips die ze nog hebben meegegeven. Ten slotte verdienden ook mijn familie en vrienden een plaats in dit dankwoord. Ik bedank hen voor de steun en hulp die zij geboden hebben bij deze masterproef en gedurende mijn volledige rechtenopleiding. 6

INLEIDING I. Situering van de problematiek 1. Een persoon die schade veroorzaakt, kan door de benadeelde op basis van de artikelen 1382 en 1383 BW maar tot schadevergoeding worden aangesproken indien hij een fout heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met de schade geleden door die benadeelde. De benadeelde moet dus het bewijs leveren van een fout, de schade en het oorzakelijke verband tussen de fout en de schade. 2. De fout bevat twee elementen: een objectief element, de onrechtmatigheid, en een subjectief element, de toerekenbaarheid. Opdat een fout aanleiding kan geven tot aansprakelijkheid op basis van de artikelen 1382 en 1383 BW, moet er dus een onrechtmatigheid bestaan, die daarnaast ook toerekenbaar is aan de schadeverwekker. 1 De onrechtmatigheid kan zowel de vorm aannemen van een inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsnorm, als van een inbreuk op een specifieke wettelijke bepaling. 2 De toerekenbaarheid slaat op het bestaan van voldoende geestesvermogen en vrije wil in hoofde van de schadeverwekker zodat hij de controle heeft over zijn handelen bij het begaan van de onrechtmatigheid. 3 3. Wanneer de benadeelde er in slaagt het bewijs te leveren van zowel de schade als van de fout en het oorzakelijk verband, dan kan de schadeverwekker aanspreken tot schadevergoeding. De schadeverwekker kan zich hier echter tegen verweren, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond aan te tonen. 4. In het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht heeft de aanwezigheid van een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond tot gevolg dat de buitencontractuele aansprakelijkheid voor eigen gedrag niet wordt aangenomen. 4 Door rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgronden wordt het bestaan van foutief gedrag immers uitgesloten. Waar de eiser zal trachten het bewijs te leveren van de aanwezigheid van een fout, zal de verweerder de aanwezigheid van een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond proberen aantonen. 1 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 88. 2 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 88. 3 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 84. 4 C. SIEBURGH, Een evenwichtige werking van rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden in het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, TPR 2003, afl. 2, 647. 7

II. Probleemstelling 5. In de Belgische rechtsleer en rechtspraak inzake de burgerlijke aansprakelijkheid heerst er echter onduidelijkheid over de theoretische plaatsing van deze fenomenen. Deze onduidelijkheid kan mede te wijten zijn aan het ontbreken van een duidelijk conceptueel onderscheid tussen de begrippen rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk recht. 5 6. In de inhoudsopgave van de huidige handboeken aansprakelijkheidsrecht wordt de afdeling schuldaansprakelijkheid doorgaans opgedeeld in twee onderafdelingen. 6 De eerste onderafdeling handelt over de schuldbekwaamheid, dit is het subjectieve element van de fout. In de tweede onderafdeling komt de onrechtmatigheid van het gedrag aan bod, dit is het objectieve element van de fout. Wat in deze onderverdeling echter opvalt, is dat de rechtvaardigings- en/of schulduitsluitingsgronden in geen van beide onderafdelingen zijn opgenomen. Hoewel ze onder een van de vorige afdelingen lijken te vallen, vormen de rechtvaardigingsgronden een afzonderlijke onderafdeling. 7. De begrippen rechtvaardigingsgrond en schulduitsluitingsgrond zijn in het burgerlijk recht overgenomen uit het strafrecht. In het Belgische strafrecht is het onderscheid tussen rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden van groot principieel belang. Een dergelijk onderscheid tussen deze begrippen is aan het burgerlijk recht echter vreemd gebleven. Het is echter nog maar de vraag of het wel wenselijk is om aan de schulduitsluiting en rechtvaardiging in het burgerlijk recht een gelijkaardige betekenis te geven als in het strafrecht. Een vergelijking van beide dringt zich dus op. III. Doelstelling 8. De doelstelling van deze masterproef is na te gaan of er geen betere, meer gestructureerde manier bestaat om deze materie in te delen. Er zal worden onderzocht waar de concepten schulduitsluiting en rechtvaardiging thuishoren in onze theorie van het 5 W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 375; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak(1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1696; I. CLAES, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAES (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 8-9. 6 Zie T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 935 p.; H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 270 p.; B. DUBUISSON, V. CALLEWAERT, D. DE CONINCK, et al., La responsabilité civile. Chronique de jurisprudence 1996-2007. Volume 1: I, Le fait générateur et le lien causal, Brussel, Larcier, 2009, 1088 p.; L. CORNELIS, Principes du droit belge de la responsabilité extra-contractuelle, l acte illicite, Brussel, Bruylant, 1991, 779 p.; L. CORNELIS, Beginselen van het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 744 p. 8

aansprakelijkheidsrecht en welk effect de specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid hebben op de foutelementen. De centrale vraag in deze problematiek is immers in welke gevallen de onrechtmatigheid verdwijnt en in welke gevallen de toerekenbaarheid verdwijnt. Het antwoord op deze vraag moet bovendien ook in de praktijk tot een werkbaar en vooral rechtvaardig resultaat leiden. VI. Praktische relevantie 9. Zoals in deze masterproef zal blijken, laat de nood aan een duidelijk onderscheid tussen rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk recht en dan vooral wat betreft het effect van de specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid op de foutelementen zich in de praktijk het meest voelen in het kader van de aansprakelijkheid voor de objectief onrechtmatige daad van een ander op basis van artikel 1384 BW. Het gaat om de aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen 7, de aansprakelijkheid van onderwijzers voor de leerlingen onder hun toezicht 8 en de aansprakelijkheid van aanstellers voor diegenen die zij aanstellen 9. 10. In deze gevallen, waarbij personen kwalitatief aansprakelijk gesteld kunnen worden voor andermans objectief onrechtmatige daad, is het immers relevant om te weten welke gronden de toerekenbaarheid aantasten en welke gronden de onrechtmatigheid ontnemen. Indien louter de toerekenbaarheid wordt aangetast, is er immers nog steeds sprake van een minstens objectief onrechtmatige daad. Indien de onrechtmatigheid wordt ontnomen, is er geen objectief onrechtmatige daad meer waarvoor de ouders, leraars of onderwijzers kwalitatief aansprakelijk kunnen worden gesteld. V. Werkwijze 11. Dit onderzoek wordt gevoerd volgens de methode van de desktop research. Het gaat om een weergevend en verklarend onderzoek, dat wordt gevoerd aan de hand van een analyse van de Belgische rechtsleer en rechtspraak inzake rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. 12. Onder de eerste titel van deze masterproef schets ik de theorie die noodzakelijk is om deze materie te kaderen. Vervolgens wordt er onder de tweede titel ingegaan op de materie van de rechtvaardiging en schulduitsluiting zelf. 7 Artikel 1384, tweede lid BW. 8 Artikel 1384, vierde lid BW. 9 Artikel 1384, derde lid BW. 9

In het eerste hoofdstuk geef ik een overzicht van de verschillende opvattingen die in de huidige rechtsleer terug te vinden zijn met betrekking tot de rechtvaardiging en schulduitsluiting in het burgerlijk recht. Daarna probeer ik de rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden in het tweede hoofdstuk te benaderen vanuit een nieuwe invalshoek. Zo zal blijken dat het aangewezen is om de meer neutrale term gronden van niet-aansprakelijkheid te hanteren. In het derde hoofdstuk worden de specifieke gronden van niet-aansprakelijkheid geanalyseerd. Eerst behandel ik de inhoud en de toepassingsvoorwaarden en vervolgens de invloed van de verschillende gronden van niet-aansprakelijkheid op de foutelementen. In het vierde hoofdstuk schenk ik nog even aandacht aan de relatie van gronden van niet-aansprakelijkheid met de zorgvuldigheidsnorm. Ten slotte wordt er in het vijfde hoofdstuk op gewezen dat er voor de benadeelden, naast de buitencontractuele aansprakelijkheid, nog andere mechanismen bestaan om een vergoeding te bekomen voor de schade die aan hen wordt berokkend. 10

TITEL I: THEORETISCH KADER HOOFDSTUK I: De buitencontractuele fout Afdeling 1. De subjectieve aansprakelijkheid 13. De aansprakelijkheid voor de eigen onrechtmatige daad wordt geregeld in de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 1382 BW luidt: Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade ontstaan is, deze te vergoeden. Artikel 1383 BW voegt daaraan toe: Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade dewelke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt. Met andere woorden: wanneer iemand een fout begaat, is hij in beginsel aansprakelijk voor de schade die ontstaat ten gevolge van deze fout. 14. Artikel 870 Ger. W. omvat het adagium actori incumbit probatio, wat betekent dat de eiser de bewijslast draagt van wat hij aanvoert. Het is dus aan de benadeelde, als eiser van de aansprakelijkheidsvordering, om het bewijs te leveren van een fout in hoofde van de aangesproken dader en van het oorzakelijk verband tussen die fout en de schade die hij heeft geleden. 10 Indien de schadelijder hier in slaagt, moet de aansprakelijke persoon de volledige schade van de benadeelde vergoeden. Dit impliceert dat deze laatste moet worden teruggeplaatst in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de aangevoerde fout niet was begaan. 11 15. In het kader van deze masterproef lijkt het aangewezen eerst dieper in te gaan op de foutvereiste zelf, alvorens de problematiek rond de rechtvaardigingsgronden en/of schulduitsluitingsgronden te behandelen. De fout is één van de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 1382 en 1383 BW. Dit impliceert dat diegene die een aansprakelijkheidsvordering instelt op basis van deze artikelen, het bestaan van een fout zal moeten aantonen. Het louter 10 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 98; H. VANDENBERGHE, M. Van QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1559. 11 Cass. 13 april 1995, Arr. Cass. 1995, 409; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1558. 11

veroorzaken van schade is op zich niet foutief. Een rechter mag dus geen fout afleiden uit het loutere feit dat er schade werd veroorzaakt. 12 Afdeling 2. Elementen van de fout 16. Een fout bestaat uit een onrechtmatige gedraging die toerekenbaar is aan diegene die de gedraging stelt. De fout bevat dus twee constitutieve elementen, zijnde een objectief element, de onrechtmatigheid, en een subjectief element, de toerekenbaarheid. Beide elementen moeten aanwezig zijn om te kunnen spreken van een fout die aanleiding geeft tot aansprakelijkheid op grond van artikel 1382 BW. 1. Objectief foutelement 17. Enerzijds kan de onrechtmatigheid bestaan uit een inbreuk op een juridisch gesanctioneerde gedragsnorm. Daarbij gaat het zowel over de overtreding van een wettelijke norm in de materiële zin, waarin een bepaald gedrag wordt opgelegd of verboden, als over een inbreuk op subjectieve rechten. Anderzijds kan een gedraging onrechtmatig zijn wegens een nietovereenstemming met de algemene zorgvuldigheidsnorm, zoals die door een normaal zorgvuldig en voorzichtig persoon zou worden nageleefd. 13 18. In heel wat bronnen worden het door een materiële wet opgelegde of verboden gedrag en het referentiegedrag van de normaal zorgvuldige persoon respectievelijk gekwalificeerd als zijnde een resultaatsverbintenis en een inspanningsverbintenis. Een dergelijke kwalificatie is echter voor kritiek vatbaar. Het door de wet opgelegde of verboden gedrag schrijft immers niet altijd een bepaald te behalen resultaat voor. Verschillende wettelijke regels verlangen van de onderworpene slechts een zekere inspanning. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de zorgvuldigheidsnorm geen inspanningsverbintenis tot zorgvuldig gedrag omvat. Het is niet verboden zich onzorgvuldig te gedragen of schade te veroorzaken aan derden. Indien de schade veroorzaakt aan derden het gevolg is van onzorgvuldig gedrag, is de schadeverwekker echter gehouden om deze schade te vergoeden. 12 Cass. 4 februari 1994, Arr. Cass. 1994, 145; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1559. 13 H. VANDENBERGHE, M. Van QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1563. 12

A. Overtreding van een wettelijke norm 19. Onder wettelijke normen moeten alle regels worden begrepen die worden opgelegd door materiële wetten. Het gaat zowel om regels die een specifiek gebod of verbod inhouden, als om regels die subjectieve rechten betreffen, zoals bijvoorbeeld het recht op privacy. Er wordt bovendien geen onderscheid gemaakt tussen regels die tot de nationale rechtsorde behoren en regels die voortvloeien uit een internationaalrechtelijke norm met directe werking. 14 20. Het niet naleven van een specifieke rechtsnorm is op zichzelf onrechtmatig, behalve wanneer er een grond tot uitsluiting van de aansprakelijkheid bestaat 15. Er is dus automatisch sprake van een onrechtmatigheid, zonder dat er nog bijkomend aan de zorgvuldigheidsnorm moet worden getoetst. 16 De schade die ontstaat door de overtreding van een wettelijk gebod of verbod hoeft dus ook niet redelijkerwijs voorzienbaar te zijn. Op die manier wordt de bewijslast verschoven naar de dader, die enkel aan de aansprakelijkheid kan ontsnappen indien hij het bestaan van een grond van niet-aansprakelijkheid kan aantonen. 17 21. De overtreding van een wettelijke norm is voldoende, doch niet noodzakelijk om te kunnen besluiten tot een onrechtmatige daad. Uit de vaststelling dat alle toepasselijke wetsbepalingen werden nageleefd, kan dus niet worden afgeleid dat er geen onrechtmatigheid bestaat. Zelfs bij naleving van de bij wet opgelegde gedragsnormen, kan het schadeverwekkende gedrag nog getoetst worden aan de algemene zorgvuldigheidsnorm. B. Niet-overeenstemming met algemene zorgvuldigheidsnorm 22. Bij een niet-overeenstemming met de algemene zorgvuldigheidsnorm is er sprake van een onrechtmatigheid, ook wanneer daarbij geen specifiek wettelijk gebod of verbod wordt geschonden. De algemene zorgvuldigheidsnorm veronderstelt dat in het maatschappelijke verkeer de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen om het ontstaan van voorzienbare 14 M. DEBAENE en P. DEBAENE, De aansprakelijkheid voor eigen foutieve daad, OBO 2004, afl. 62, 19. 15 Cass. 13 mei 1982, Arr. Cass. 1981-82, 1134 en RW 1984-85, 606; M. DEBAENE en P. DEBAENE, De aansprakelijkheid voor eigen foutieve daad, OBO 2004, afl. 62, 18. 16 H. VANDENBERGHE, Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid in H. COUSY en H. VANDENBERGHE (eds.), Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Themis vormingsonderdeel 30, Brugge, die Keure, 2005, 49; L. WYNANT, De aansprakelijkheid inzake onrechtmatige daad: de aansprakelijkheid voor eigen daad. in S. STIJNS en H. VANDENBERGHE (eds.), Verbintenissenrecht. Themis vormingsonderdeel 5, Brugge, die Keure, 2001, 80; H. VANDENBERGHE, M. Van QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1563-1564; B. WEYTS, De fout van het slachtoffer in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Doctoraatsthesis Rechten UA, 2003, 9. 17 Cass. 3 oktober 1994, Arr. Cass. 1994, 807; M. DEBAENE en P. DEBAENE, De aansprakelijkheid voor eigen foutieve daad, OBO 2004, afl. 62, 19; H. VANDENBERGHE, M. Van QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1558. 13

schade te voorkomen en dat er rekening wordt gehouden met de belangen van anderen, naast het eigenbelang. 18 23. De niet-overeenstemming met de zorgvuldigheidsnorm van een bepaalde gedraging berust volgens een meerderheid in de rechtsleer op een appreciatie in abstracto. 19 Het gedrag van de schadeverwekker wordt vergeleken met het referentiegedrag van de normaal zorgvuldige en voorzichtige persoon, geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden. Bij deze toetsing wordt vaak gebruik gemaakt van de figuur van de goede huisvader of de bonus pater familias. De goede huisvader neemt de redelijkerwijs noodzakelijke voorzorgen om voorzienbare schade te vermijden. Daarbij moet enkel het mogelijks ontstaan van schade voorzienbaar zijn, niet de omvang of de aard van de schade noch de persoon van de schadelijder. Het ontstaan van de schade moet dus niet vaststaan, de loutere mogelijkheid tot het ontstaan van schade volstaat om te kunnen spreken van voorzienbare schade. Het gaat dus over redelijkerwijs voorzienbare schade, niet feitelijk voorzienbare schade. 20 Indien de schade voorzienbaar is en de schadeverwekker geen voorzorgsmaatregelen neemt die redelijkerwijs noodzakelijk zijn, stemt zijn gedrag niet overeen met dat van de goede huisvader. De vereiste van voorzienbaarheid van de schade geldt alleen wanneer de inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm onopzettelijk werd begaan. Bij een opzettelijke overtreding van de zorgvuldigheidsnorm is het onderzoek naar de voorzienbaarheid van de schade niet aan de orde. 21 18 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 90. 19 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 90; T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 127-129; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1606; L. CORNELIS, Beginselen van het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 34-35; R. DE CORTE en B. DE GROOTE, Handboek civiel recht, Gent, Larcier, 2011, 635-636 en 638; R. DE CORTE en B. DE GROOTE, Privaatrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Intersentia, 2012, 714; P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 136-137; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 239-240; R. VANDEPUTTE, Het aquiliaanse foutbegrip, Antwerpen, Kluwer, 1983, 16-17; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, II, Les incapables, les obligations., Brussel, Bruylant, 1964, 943-944; M. DEBAENE en P. DEBAENE, De aansprakelijkheid voor eigen foutieve daad, OBO 2004, afl. 62, 34; X. DANDOY, Appréciation in abstracto de la faute civile extracontractuelle, Ann.dr.Louvain 2007, (111) 111. 20 H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2010, (1749) 1848-1855; T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 135; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYANT en M. DEBAENE, Overzicht van de rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, (1551) 1596. 21 VANDENBERGHE, H., VAN QUICKENBORNE, M. en WYNANT, L., Overzicht van rechtspraak (1985-1993). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 1995, (1115) 1173. 14

24. De kleinste afwijking van het referentiegedrag van de goede huisvader geeft aanleiding tot een niet-overeenstemming met de zorgvuldigheidsnorm en is dus voldoende om te besluiten tot het bestaan van een onrechtmatigheid. 22 Of het gedrag van de schadeverwekker al dan niet zorgvuldig is, wordt per specifiek geval beoordeeld door de feitenrechter. Wat het referentiegedrag van een normaal zorgvuldig en voorzichtig persoon, geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden precies inhoudt of welke voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden, is niet wettelijk bepaald en kan niet algemeen worden omschreven. De zorgvuldigheidsnorm is dan ook per se een vaag begrip en evolueert mee met de maatschappelijke waarden en normen, die kunnen verschillen naargelang streek of tijdsperiode. 23 2. Subjectief foutelement 25. In de rechtsleer wordt algemeen aangenomen dat er enkel sprake kan zijn van een fout in de zin van artikel 1382 BW, voor zover de dader schuldbekwaam is en de onrechtmatigheid aan hem toerekenbaar is. 24 Het subjectieve foutelement slaat dus op de schuldbekwaamheid van de dader zelf, enerzijds, en op de toerekenbaarheid van de onrechtmatige handeling aan de dader, anderzijds. 25 A. Toerekenbaarheid 26. Er is slechts sprake van een fout, wanneer de onrechtmatige daad toerekenbaar of verwijtbaar is aan de dader. Het element toerekenbaarheid vereist het bestaan van vrije wil in hoofde van de dader op het moment waarop hij de onrechtmatige daad stelt. De onrechtmatige daad is slechts aan hem toerekenbaar indien hij bij het begaan van die daad wetens en willens heeft gehandeld. Enerzijds moet de dader de vrije keuze gehad hebben om de onrechtmatige daad al dan niet te stellen. Anderzijds moet de schadeverwekker ook wetens of bewust 22 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 90. 23 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 91. 24 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, M. DEBAENE, Foutvereiste: algemene kenmerken, TPR 2000, afl. 4, 1561. 25 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 147; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissen, Leuven, Acco, 2006, 370; H. VANDENBERGHE, M. Van QUICKENBORNE, K. GEELEN en S. DE COSTER, Overzicht van de rechtspraak (1979-1984). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 1987, (1255) 1263. 15

gehandeld hebben. Daarbij volstaat het dat hij zich bewust was van de feitelijke handeling. Of de dader al dan niet kennis had van het onrechtmatige karakter van zijn daden, is irrelevant 26. 27. De toerekenbaarheid van een onrechtmatige daad aan de schadeverwekker impliceert dus de schuldbekwaamheid van deze laatste. Wanneer een schadeverwekker schuldonbekwaam is, kan hij onmogelijk wetens en willens hebben gehandeld. Zijn gedrag kan dus niet aan hem worden toegerekend 27. Naast het gebrek aan schuldbekwaamheid worden er in de rechtsleer nog andere (externe) omstandigheden onderscheiden, die de toerekenbaarheid van de schadeverwekker kunnen uitsluiten. Zo stellen VANSWEEVELT en WEYTS dat, wanneer het handelen van de schadeverwekker het gevolg is van onvoorziene en onoverkomelijke omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, zijn onrechtmatig gedrag niet aan hem toerekenbaar is wegens het bestaan van een bevrijdingsgrond. 28 Andere auteurs spreken in dit geval van een schulduitsluitingsgrond. 29 B. Schuldbekwaamheid 28. In tegenstelling tot de abstracte beoordeling van de onrechtmatigheid 30, wordt er bij de beoordeling van de schuldbekwaamheid wel rekening gehouden met persoonlijke kenmerken van de dader. Bij deze subjectieve beoordeling wordt er rekening gehouden met het concrete geestesvermogen en interne gesteldheid van de dader. 31 29. Een persoon is schuldbekwaam wanneer hij bij het begaan van de onrechtmatige daad over voldoende bewustzijn en inzicht beschikt om zijn gedrag te controleren. Hij moet zich de gevolgen van zijn handelen kunnen inbeelden en weten welk gedrag is toegelaten en welk gedrag niet. Er moet dus zowel feitelijk inzicht als moreel inzicht bestaan in hoofde van de dader. 32 Hij moet de controle hebben over zijn handelingen. Bij afwezigheid van feitelijk of 26 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 147. 27 H. BOCKEN en I. BOONE m.m.v. M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 85. 28 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 148. 29 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1694. 30 Door een toenemende subjectivering van de zorgvuldigheidsnorm komt abstracte karakter van de zorgvuldigheidstoetsing vandaag echter op de helling te staan; Zie 31 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 147. 32 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1688; P. DE TAVERNIER, De 16

moreel inzicht is de dader niet schuldbekwaam. Een schuldonbekwame dader kan niet persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt, aangezien het subjectieve foutelement in dat geval ontbreekt. 30. De problematiek rond de schuldbekwaamheid doet zich vooral voor wanneer schade wordt veroorzaakt door kinderen of geestesgestoorden. Daarnaast kan een persoon zich ook in een tijdelijke toestand van schuldonbekwaamheid bevinden, wanneer bepaalde ziekteverschijnselen, alcohol of drugs zorgen voor een verminderd bewustzijn op het ogenblik van het verwekken van de schade. Iemand die op foutieve wijze bij zichzelf de staat van schulonbekwaamheid heeft gecreëerd, kan zich niet op zijn onbekwaamheid beroepen om aan de aansprakelijkheid te ontsnappen. Hij heeft immers een fout begaan die aanleiding heeft gegeven tot het schadegeval. 33 31. In het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht zijn minderjarigen schuldbekwaam van zodra zij tot de jaren des onderscheids zijn gekomen. 34 Een kind heeft de jaren des onderscheids bereikt, wanneer het over de mogelijkheid beschikt om goed van kwaad te onderscheiden, zijn handelen te controleren en de gevolgen van zijn handelen te voorzien. 35 Het betreft een feitelijk begrip dat in concreto wordt beoordeeld door de rechter. De leeftijd van het kind kan een doorslaggevend element zijn, maar de rechter houdt ook rekening met de fysieke en intellectuele ontwikkeling van het kind, het opvoedingsmilieu, het gevaar dat in de concrete situatie bestaat, de aard van het schadegeval, 36 32. Zeer jonge kinderen die de jaren des onderscheids nog niet hebben bereikt, de infantes, zijn nog schuldonbekwaam en kunnen dus niet persoonlijk aansprakelijk worden gesteld op basis van artikel 1382 BW. 37 De wetgever heeft echter voorzien in twee alternatieve aansprakelijkheidsgronden, waarop de benadeelde zich in dat geval nog kan beroepen. buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 32-33. 33 G. JOCQUE, Bewustzijn en subjectieve verwijtbaarheid in K. BERNAUW en H. BOCKEN (eds.), Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 6-7. 34 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1688. 35 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 153. 36 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 153-154; H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2010, (1749) 2107; L. CORNELIS, Beginselen van het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 23. 37 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1688. H. VANDENBERGHE, Recente 17

Ten eerste kan de benadeelde op basis van artikel 1384, tweede lid BW de ouders van het minderjarige kind aanspreken. De ouders zijn met andere woorden aansprakelijk voor de objectief onrechtmatige daad van hun kind. Bovendien is de vordering tegen de ouders van de minderjarige ook nog mogelijk wanneer het kind reeds de jaren des onderscheids heeft bereikt. Daarnaast bestaat er nog een vorderingsmogelijkheid op basis van artikel 1384, vierde lid BW. Op deze grond kunnen onderwijzers aansprakelijk gesteld worden voor de schade veroorzaakt door de objectief onrechtmatige daad van leerlingen die onder hun toezicht staan. Hetzelfde geldt voor ambachtslieden en de leerjongens die zij onder hun toezicht hebben. 33. Personen die zich op het ogenblik van de onrechtmatige daad niet bewust zijn van hun handelen of de gevolgen daarvan, zijn evenmin schuldbekwaam. Dit gebrek aan bewustzijn kan te wijten zijn aan een ernstige geestesstoornis of aan een staat van krankzinnigheid of zwakzinnigheid. De geestelijke (on)bekwaamheid van een persoon is een feitenkwestie die in concreto door de rechter wordt beoordeeld. De rechter houdt vooral rekening met de ernst van de aantasting van de mogelijke controle die de persoon heeft over zijn handelen. 38 34. Om te ontsnappen aan de persoonlijke aansprakelijkheid op basis van artikel 1382 BW, moet de stoornis een volledige schuldonbekwaamheid tot gevolg hebben. 39 Een algemene volledige ongeschiktheid om iets te doen of te zeggen is niet vereist. 40 Bovendien hoeft het niet noodzakelijk te gaan om een blijvende stoornis. Geestelijke onbekwaamheid op het moment van de feiten volstaat. Ten slotte moet de schuldonbekwaamheid ontoerekenbaar, onvoorzienbaar en onoverkomelijk zijn. De schuldonbekwaamheid mag met andere woorden geen oorsprong vinden in een fout van de aangesprokene zelf. 41 35. Om te vermijden dat de benadeelden in een dergelijke situatie onvergoed zouden blijven, heeft de wetgever artikel 1386bis BW ingevoerd. Op basis van dit artikel kan de benadeelde toch een vordering tot schadevergoeding instellen tegen een schuldonbekwame geestesgestoorde dader. De rechter heeft dan de mogelijkheid, doch niet de verplichting om de ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid in H. COUSY en H. VANDENBERGHE (eds.), Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Themis vormingsonderdeel 30, Brugge, die Keure, 2005, 58. 38 H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2010, (1749) 2111. 39 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 156. 40 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2000, (1551) 1691. 41 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 157; H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2010, (1749) 2111. 18

schadeverwekker tot het betalen van een schadevergoeding te veroordelen. Ook de omvang van de vergoeding hangt af van het soevereine oordeel van de rechter, die een uitspraak doet naar billijkheid, rekening houdend met de vermogenstoestand van de partijen. 42 C. Schuldbekwaamheid versus toerekenbaarheid 36. Zoals hierboven reeds werd beschreven is een persoon slechts schuldbekwaam voor zover hij beschikt over feitelijk en moreel inzicht met betrekking tot de gestelde handeling en voor zover hij in staat is zijn handelen te controleren. Wanneer één van deze elementen ontbreekt, is de persoon schuldonbekwaam en kan de gestelde handeling niet aan hem worden toegerekend. 37. Daarnaast kan een bepaalde handeling niet toerekenbaar zijn aan de persoon door de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond. Schulduitsluitingsgronden zijn immers omstandigheden die de vrije wil van de persoon aantasten, waardoor deze de handeling niet wetens en willens stelt. 38. Of er naast de gevallen van schuldonbekwaamheid wel nog andere gevallen zijn waarin louter het subjectieve foutelement wordt aangetast, kan echter in vraag worden gesteld. Tijdens een van mijn begeleidingsgesprekken stelde professor KRUITHOF zich luidop de vraag of al deze gevallen niet onder eenzelfde noemer kunnen worden gebracht. Een aantasting van de vrije wil van de dader kan immers worden gelijkgesteld met een gebrek aan controle over zijn handelen. Een dergelijke aantasting die in de huidige rechtsleer een schulduitsluitingsgrond zou vormen, zoals dwang, kan dan eigenlijk worden herleid tot een geval van schuldonbekwaamheid. 39. Het onderscheid dat in de rechtsleer wordt gemaakt tussen een aantasting van de vrije wil van de schadeverwekker door de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond en een gebrek aan controle over zijn handelen omwille van zijn schuldonbekwaamheid, is voor de praktijk dan ook irrelevant. Beide gevallen hebben in de praktijk tot gevolg dat de onrechtmatige daad niet aan de schadeverwekker toerekenbaar is, waardoor deze niet aansprakelijk kan worden gesteld. 42 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 159-160. 19

TITEL II: RECHTVAARDIGING EN SCHULDUITSLUITING HOOFDSTUK I: Rechtvaardiging en schulduitsluiting volgens de huidige rechtsleer Afdeling 1. Algemeen 40. Het toepassingsgebied van de rechtvaardiging en schulduitsluiting is onlosmakelijk verbonden met dat van de fout als één van de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 1382 en 1383 BW. Waar de eiser zal trachten het bewijs te leveren van de aanwezigheid van een fout, zal de verweerder de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond proberen aantonen. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond sluit immers elke fout in hoofde van de verweerder uit. 43 Wanneer de rechter beslist tot de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond, kan hij niet anders dan daaruit de afwezigheid van elke fout af te leiden. Het aannemen van een rechtvaardigingsgrond staat gelijk aan het ontkennen van een fout. 44 41. Het Hof van Cassatie besliste in het arrest van 13 mei 1982: dat onder voorbehoud van een onoverkomelijke dwaling of een andere oorzaak van vrijstelling van aansprakelijkheid, de administratieve overheid een fout begaat wanneer zij een verordening neemt of goedkeurt waarin zij grondwettelijke of wettelijke regels schendt die haar voorschrijven op een bepaalde wijze niets of wel iets te doen, zodat zij burgerrechtelijk aansprakelijk is als die fout schade veroorzaakt. 45 Het Hof maakt hier eerder ongelukkig gebruik van de term oorzaak van vrijstelling van aansprakelijkheid. Uit de inhoud van het arrest blijkt echter dat het Hof niet de bedoeling had om de schadeverwekker van een bestaande aansprakelijkheid vrij te stellen, maar om het bestaan van enige fout in zijn hoofde uit te sluiten. 46 42. In latere arresten zien we dan ook dat het Hof van Cassatie de formulering oorzaak van vrijstelling van aansprakelijkheid vervangt door het begrip rechtvaardigingsgrond. Zo besliste het Hof in het arrest van 21 december 2007 als volgt: De fout van de administratieve overheid die, op grond van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek haar aansprakelijkheid in het gedrang kan brengen, bestaat in een gedraging die [ ] behoudens onoverkomelijke dwaling of een andere rechtvaardigingsgrond, een miskenning inhoudt van 43 L. CORNELIS en P. VAN OMMESLAGHE, Les faits justificatifs dans le droit belge de la responsabilité acquilienne, in X, In memoriam Jean Limpens. Studiedagen aansprakelijkheidsrecht (Gent 23-24 maart 1984), Antwerpen, Kluwer, 1987, 274. 44 H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2010, (1749) 2127. 45 Cass. 13 mei 1982, Arr. Cass. 1981-82, 1134 en RW 1984-85, 606. 46 L. CORNELIS en P. VAN OMMESLAGHE, Les faits justificatifs dans le droit belge de la responsabilité acquilienne, in X, In memoriam Jean Limpens. Studiedagen aansprakelijkheidsrecht (Gent 23-24 maart 1984), Antwerpen, Kluwer, 1987, 274. 20

een nationaalrechtelijke norm of van een internationaal verdrag met rechtstreekse werking in de interne rechtsorde, waarbij die overheid verplicht is iets niet te doen of iets op een bepaalde manier wel te doen. 47 Afdeling 2. Begrip 43. In de huidige rechtsleer worden wat het burgerlijk recht betreft de begrippen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden door elkaar gebruikt. Zowel rechtvaardigingsgronden als schulduitsluitingsgronden vormen bijzondere omstandigheden die het bestaan van een fout uitsluiten. De schadeverwekker kan beide gronden inroepen om zich te bevrijden van aansprakelijkheid. 48 De begrippen rechtvaardigingsgrond en schulduitsluitingsgrond werden in het burgerlijk recht overgenomen uit het strafrecht. 49 Het onderscheid dat in het strafrecht wordt gemaakt tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden, is aan het burgerlijk recht echter vreemd gebleven. Beide gronden worden in het burgerlijk recht vaak in één en dezelfde categorie ondergebracht. Zo noemde bijvoorbeeld het Hof van Cassatie de onoverwinnelijke dwaling een rechtvaardigingsgrond, terwijl de dwaling in het strafrecht als een schulduitsluitingsgrond wordt gekwalificeerd. 50 44. Omtrent het onderscheid tussen rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden in het burgerlijk recht heersen er in de rechtsleer verschillende stellingen. Volgens een eerste stelling zijn de traditionele rechtvaardigingsgronden, zonder enig onderscheid, eigenlijk allemaal schulduitsluitingsgronden. Het gaat over de noodsituatie, de morele dwang, de wettige verdediging, het bevel van de wet of van de overheid en de onoverwinnelijke dwaling. 51 47 Cass. 21 december 2007, Arr. Cass. 2007, 2591. 48 H. VANDENBERGHE, Overzicht van de rechtspraak (2000-2008). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, TPR 2010, (1749) 2116. 49 I. CLAEYS, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAEYS, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 5. 50 Cass. 25 oktober 1999, Pas. 1999, I, 559 en Arr. Cass. 1999, 559. 51 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, afl. 4, 1696. 21

Volgens een tweede stelling is er wel degelijk een onderscheid tussen de zogenaamde verschoningsgronden die de toerekenbaarheid van de dader ongedaan maken, en rechtvaardigingsgronden die het onrechtmatige karakter van een gedraging ontnemen. 52 De aanhangers van een derde stelling gebruiken enkel het begrip rechtvaardigingsgronden, zonder van schulduitsluitingsgronden nog een afzonderlijke categorie te maken. 53 45. Zoals eerder werd aangehaald, maakt ook het Hof van Cassatie gebruik van het begrip rechtvaardigingsgronden. Het Hof spreekt onder andere van het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk een dwaling een rechtvaardigingsgrond oplevert wanneer zij onoverkomelijk is 54 of van de onoverkomelijke dwaling of enige andere rechtvaardigingsgrond. 55 Daarnaast hanteert het Hof van Cassatie ook de minder duidelijke uitdrukking gronden tot ontheffing van aansprakelijkheid. 56 Afdeling 3. Verhouding tot de foutbestanddelen 46. De verdeeldheid die in de rechtsleer heerst rond de terminologie, doet ook vragen rijzen wat betreft de inwerking van rechtvaardigings- en/of schulduitsluitingsgronden op de verschillende bestanddelen van de fout. Dat een gedraging niet langer foutief is wanneer de dader zich op het bestaan van een rechtvaardigingsgrond of een schulduitsluitingsgrond kan beroepen, wordt algemeen aanvaard. 57 Er bestaat echter minder eensgezindheid over de vraag welk element van de fout verdwijnt door de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond. 47. Wat betreft het effect van de rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden op de beide foutbestanddelen, worden er in de rechtsleer een viertal strekkingen verdedigd. 58 52 W. VAN GERVEN, en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 244. 53 I. CLAEYS, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAEYS, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 6. 54 Cass. 25 oktober 1999, Pas. 1999, I, 559 en Arr. Cass. 1999, 559. 55 Cass. 26 juni 1998, Pas. 1998, I, 343 en Arr. Cass. 1998, 343. 56 Cass. 8 november 2002, A.R. nr. C.00.0124.N (1 kamer); I. CLAEYS, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAEYS, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 6. 57 I. CLAEYS, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAEYS, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 7. 58 I. CLAEYS, Fout, overmacht en rechtvaardigingsgronden. Zoveel hoofden, in B. TILLEMAN en I. CLAEYS, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, 8. 22

1. Eerste strekking: Rechtvaardigingsgronden ontnemen de toerekenbaarheid 48. Volgens VANSWEEVELT en WEYTS situeert een meerderheid in de rechtsleer de rechtvaardigingsgronden op het vlak van de toerekenbaarheid. 59 CORNELIS omschrijft de rechtvaardigingsgronden als externe, onvoorzienbare en onoverkomelijke omstandigheden die de vrije wil van de schadeverwekker uitschakelen. Wanneer de vrije wil van de schadeverwekker is uitgeschakeld, kan zijn gedrag niet aan hem worden toegerekend. Hij begaat dus geen fout. Het gaat om omstandigheden die vreemd zijn aan het gedrag van de schadeverwekker: omstandigheden die het tijdelijke verlies van controle over het gedrag tot gevolg hebben en het besluit onvermijdelijk maken dat de aangesprokene niet toerekeningsvatbaar is. 60 49. VANDENBERGHE sluit zich aan bij de visie van VANSWEEVELT en WEYTS 61, zijnde dat overmacht en de rechtvaardigingsgronden in het kader van artikel 1382 BW tot gevolg hebben dat de daad of het nalaten van de schadeverwekker hem uiteindelijk niet kan worden toegerekend. 62 50. Volgens deze eerste strekking doen rechtvaardigingsgronden dus enkel het subjectieve element van de fout, de toerekenbaarheid, verdwijnen. Dit heeft tot gevolg dat het objectieve element van de fout, de onrechtmatigheid, blijft bestaan. 2. Tweede strekking: Onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden zoals in het strafrecht 51. Volgens een tweede strekking moeten de rechtvaardigingsgronden in het burgerlijk recht worden ingedeeld zoals in het strafrecht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. 52. In het strafrecht zijn rechtvaardigingsgronden omstandigheden die aan een strafbaar feit het onrechtmatig karakter ontnemen. De ontoelaatbare gedraging wordt niet langer als strijdig met het recht beschouwd, waardoor zij wordt gerechtvaardigd. 63 In het strafrecht worden als 59 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 300. 60 L. CORNELIS, Principes du droit belge de la responsabilité extra-contractuelle, l acte illicite, Brussel, Bruylant, 1991, 27. 61 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 842. 62 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad., TPR 2000, afl. 4, 2116. 63 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 301. 23