Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening. Implementatie van de Wet ruimtelijke ordening in het beleid van de Gemeente Stein

Vergelijkbare documenten
BIJLAGE: WIJZIGINGEN WET RUIMTELIJKE ORDENING

Wet ruimtelijke ordening

INSTRUMENTARIUM NIEUWE WET RUIMTELUKE ORDENING

Delegatie en mandaat in verband met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening

De nieuwe Wro. Wet ruimtelijke ordening: een fundamentele herziening

Beleidsnota projectbesluit / partiële herziening bestemmingsplan. Gemeente Wijk bij Duurstede

Bijlage bij uitnodiging regiogesprekken nwro

Van WRO naar Wro (de gemeenteraad)

Onderwerp Categorieën van gevallen waarvoor afgeven verklaring van geen bedenkingen niet vereist is (Wabo)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Notitie. Beleid ten behoeve van. Ontheffingen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening

H. van Heugten raad juli 2010

Tijdelijke ontheffing en tijdelijke bouwvergunning

WABO EN DE NIEUWE WET RUIMTELIJKE ORDENING

Onderwerp Categorieën van gevallen waarvoor afgeven verklaring van geen bedenkingen niet vereist is (Wabo)

Alsmede de belangrijkste wijzigingen in met name de Woningwet en de WVG;

Beheersverordening Kornputkwartier

b e s l u i t : Pagina 1 van 7 Nr: De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr.

Nieuwe wet ruimtelijke ordening; verbeterde gereedschapskist

Vergaderdatum Gemeenteblad 2011 / Agendapunt. Aan de Raad

Gemeente Breda 39249] Registratienr: [ Raadsvoorstel

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 16 08/486

Gelet op het collegebesluit van 22 januari 2019, gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Groot Sypel - Maltezerlaan 1. Vastgesteld bestemmingsplan

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening

CVDR. Nr. CVDR367404_1. Coördinatieverordening gemeente Maastricht. 14 maart Officiële uitgave van Maastricht.

Jaarverslag Wet ruimtelijke ordening 2018

2010/ Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Beverwijk,

Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening. Gemeente Rucphen Vastgesteld

Voorstel aan de gemeenteraad

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

Voorsorteren op de omgevingsvergunning De mogelijkheden tot de gecoördineerde voorbereiding van besluiten in de Wro en de Awb per 1 juli 2008

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Ontwerp-structuurvisie Prinses Beatrixlaan

Informatie van het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad

Ruimtelijke ordening in Leiden

Statenbrief. 1 Inhoud voorstel (beoogd resultaat/doel) Kostenverhaal Windpark De Groene Delta. Josan Meijers

Privaatrechtelijk spoor; overeenkomsten over grondexploitatie

ANTICIPEREN OP DE OMGEVINGSWET (BOUWRECHT 2016/49)

Inhoud voorstel aan Raad

Toelichting op de Coördinatieverordening

In reactie op uw verzoek van 10 november 2011 namens uw cliënt de heer De Beer, waarin u

Ambtelijke bijstand: Janke Bolt 1

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer


't, RAADsvooRSTEL EN ontwerpbeslutr

: Coördinatieregeling ruimtelijke besluiten. Beslispunt(en): 1. De coördinatieverordening Wro gemeente Woensdrecht vaststellen

Gewijzigd voorstel aan Door tussenkomst van Nummer Onderwerp Bijlage(n) Samenvatting

Bestemmingsplanwijziging op eigen initiatief

Gemeente Breda ~Q~ ~A~ Raadsvoorstel. Registratienr: [ 39892]

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

R A A D S V O O R S T E L E N O N T W E R P B E S L U I T

Cursus nieuwe Wro Bna

Informatie over bouwplannen die afwijken van een bestemmingsplan. Voor particuliere grondeigenaren, projectontwikkelaars en woningcorporaties

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Uitgebreide omgevingsvergunning voor de activiteit(en) het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en het (ver)bouwen van een bouwwerk

Beheersverordening Krommeniedijk

gelet op het bepaalde in de artikelen 147 lid 1 en 149 van de Gemeentewet en artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening;

Bijlage ALGEMENE TOELICHTING

Onderwerp Vaststelling bestemmingsplan "Heerde-Dorp, 5 e herziening (Haneweg 4 te Heerde)".

onderwerp: Raadsvoorstel vaststelling bestemmingsplan Parkstede 1. Het ontwerpbestemmingsplan "Wonen Rijssen, Parkstede" gewijzigd vast te stellen;

nieuwe regels voor de ontwikkeling van bouwlocaties

INHOUDELIJKE TOELICHTING (waaronder beoogde doelen en/of maatschappelijke effecten)

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Dorpsplein 18 (Riel) 12 maart Aan de gemeenteraad,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2018;

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Raadsvoorstel ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan "Dorpstraat 59"(Riel)

vastgesteld gemeente Groningen - bestemmingsplan Facetherziening Parkeren 2

OMGEVINGSVERGUNNING OV

Handboek Beheer van Scoutingkampeerterreinen. Infoblad 1.3 BESTEMMINGSPLAN. Op dit infoblad vind je informatie over de volgende onderwerpen:

ons kenmerk ECGR/U Lbr. 13/100

Derde partiële herziening, bestemmingsplan Buitengebied Someren, Boringsvrije zone. Toelichting

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vervangende nieuwbouw van een vrijstaande woning op het perceel Boelenswei 76 te Boelenslaan.

Grondexploitatiewet & Externe Veiligheid

datum x kenmerk x uw kenmerk/brief van x doorkiesnummer x R41/

Dit boek wordt in beginsel jaarlijks geactualiseerd, zodat u kunt beschikken over de meest actuele informatie aangaande de Wet ruimtelijke ordening.

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Aanwijzing art. 3.8, lid 6, Wro, bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei 2009

Gemeente Olst-Wijhe. bestemmingsplan Noorder Koeslag partiële herziening regels

Raadsvergadering d.d. 13 september 2011 agendapunt 15. Aan: De Gemeenteraad. Vries, 21 juni 2011

RAADSVOORSTEL. ONTWERPVERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN Gramserweg 37 te Austerlitz

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Ronde Akkers. Aan de gemeenteraad,

AAN DE GEMEENTERAAD. Nummer : 2007/78 Datum : 20 september 2007 : Vestiging voorkeursrecht ex artikel 8 Wvg 'Vroonlandseweg en Goessestraatweg'

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Toelichting bestemmingsplan Partiële herziening regeling parkeren in bestemmingsplannen Dordrecht

Raadsvoorstel tot het vaststellen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening: gevolgen voor delegatiebesluiten en verordeningen

Beleidsnota implementatie nieuwe Wet ruimtelijke ordening

Raadsvoorstel en besluitnota

bestemmingsplan Parapluplan parkeerregels Toelichting

Ruimtelijke onderbouwing

Bijlage 1 bij raadsbesluit Ag. nr : 12

GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel

8 november Te besluiten om:

Aanleiding voor de beheersverordening Besluitgebied: ligging en omgeving Geldende bestemmingsplannen

GEMEENTE OLDEBROEK. Samenvatting

Transcriptie:

Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening Implementatie van de Wet ruimtelijke ordening in het beleid van de Gemeente Stein

April 2008 M. Jansen Schoonhoven - Afdeling Maatschappelijk en Ruimtelijk Beleid M. Loo - Afdeling Maatschappelijk en Ruimtelijk Beleid N. Daniëls - Afdeling Vergunningen Handhaving en Heffingen

Inhoudsopgave Lijst met afkortingen Samenvatting 4 1. Inhoud Implementatieplan 4 2. Wijzigingen en gevolgen 4 2.1 Structuurvisie 4 2.2 Bestemmingsplan 5 2.3 Projectbesluit 7 2.4 Ontheffingen 7 2.5 Grondexploitatiewet 8 2.6 Overige wetgeving 10 Gevolgen 11 1. Gevolgen voor de gemeente Stein 11 2. Vervolg 12 Hoofdstuk 1. Inleiding 14 Hoofdstuk 2. Structuurvisie 2.1 Inleiding 15 2.2 Procedure / inhoud 15 2.2.1. Procedure onder de WRO 15 2.2.2. Procedure onder de Wro 17 2.3 Overgangsrecht 19 2.4 Conclusie 19 2.5 Gevolgen voor de gemeente Stein 19 Hoofdstuk 3. Bestemmingsplan 21 3.1 Inleiding 21 3.2 Procedure / inhoud soorten 21 3.2.1. Procedure onder de WRO 21 3.2.2. Procedure onder de Wro 24 3.2.3. Soorten bestemmingsplannen 27 3.3 Beheersverordening 27 3.3.1. Inhoud / juridische aspecten 27 3.3.2. Geen ruimtelijke ontwikkeling 28 3.3.3. Procedure 28 3.4 Overgangsrecht 29 3.5 Conclusie 30 3.6 Gevolgen voor de gemeente Stein 31 Hoofdstuk 4. Projectbesluit en ontheffingen 32 4.1 Inleiding 32 4.2 Mogelijkheden onder de WRO 32 4.3 Mogelijkheden onder de Wro 32

4.3.1. Binnenplanse vrijstelling 32 4.3.2. Tijdelijke ontheffing 33 4.3.3. Planologische kruimelgevallen 33 4.3.4. Projectbesluit 33 4.3.5. Keuze projectbesluit of bestemmingsplan 34 4.4 Procedure 34 4.4.1. Artikel 3.6 lid 1 onder c Wro (binnenplanse vrijstelling) 35 4.4.2. Artikel 3.22 Wro (tijdelijke vrijstelling) én artikel 3.23 Wro (vrijstelling o.g.v. AMvB) 35 4.4.3. Artikel 3.10 Wro (projectbesluit) 35 4.4.4. Coördinatieregeling 36 4.5 Overgangsrecht 36 4.6 Conclusie 36 4.7 Gevolgen voor de gemeente Stein 37 Hoofdstuk 5. Grondexploitatiewet 38 5.1 Inleiding 38 5.2 Privaatrechtelijk publiekrechtelijk 38 5.2.1. Wat is het verschil tussen privaatrechtelijk en publiekrechtelijk kostenverhaal? 39 5.3 Overeenkomsten onder de Grondexploitatiewet 40 5.3.1. Anterieure overeenkomsten 40 5.3.2. Posterieure overeenkomsten 41 5.3.3. Procedure aspecten 41 5.4 Exploitatieplan 41 5.4.1. Inleiding 41 5.4.2. Inhoud en vereisten 41 5.4.3. Procedure / rechtsbescherming 43 5.5 Overgangsrecht 44 5.6 Conclusie 44 5.7 Gevolgen voor de gemeente Stein 45 Hoofdstuk 6. Overige Wetgeving 46 6.1 Inleiding 46 6.2 Woningwet 46 6.3 Wet voorkeursrechten gemeenten 47 6.3.1. Inleiding 47 6.3.2. Vestigingsgrondslagen 47 6.3.3. Vereenvoudiging 48 6.3.4. Overgangsrecht 49 6.4 Planschade 50 6.5 Conclusie 50 6.6 Gevolgen voor de gemeente Stein 50 Bijlage 51

Lijst met afkortingen Afd. Afdeling Art. Artikel Artt. Artikelen Awb Algemene wet bestuursrecht Bro (oud) Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 Bro Besluit ruimtelijke ordening (nieuw) B&W College van Burgemeester en Wethouders IWro Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening PCGP Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen Raad Gemeenteraad WRO Wet op de Ruimtelijke ordening Wro Wet ruimtelijke ordening (nieuw) Wvg Wet voorkeursrecht gemeenten Ww Woningwet

Samenvatting 1. Inhoud Implementatieplan Het Implementatieplan gaat in op de gevolgen van de Wro voor het opstellen van structuurplannen en bestemmingsplannen, alsmede het verlenen van vrijstellingen, zoals een en ander geschiedde onder de WRO. Daarnaast worden de gevolgen van de invoering van de (in de Wro geïntegreerde) Grondexploitatiewet behandeld. Ter afronding wordt ook ingegaan op de wijziging van andere wetten zoals opgenomen in de IWro. Deze bijdrage blijft echter beperkt tot de wetten welke momenteel van belang zijn voor de gemeente Stein. Hierbij kan gedacht worden aan de Wet voorkeursrecht gemeenten (Bramert- Noord). Voor deze opzet is gekozen gezien het feit dat de omvangrijke (voornamelijk tekstuele) wijzigingen welke zijn opgenomen in de IWro niet van toegevoegde waarde zijn voor het Implementatieplan. Vanzelfsprekend kan de Wro ook op andere beleidsgebieden invloed hebben. In dit kader kan gedacht worden aan het te voeren gemeentelijk grondbeleid. Gezien de strekking van het Implementatieplan zijn deze gevolgen niet behandeld. Vanzelfsprekend zal een en ander wel nader worden bekeken. 2. Wijzigingen en gevolgen Ruimtelijke plannen Als gevolg van de invoering van de Wro dient de gemeente haar planonlogische beleid voor haar gehele grondgebied te verwoorden in of meer structuurvisie(s) en bestemmingsplan(nen). 2.1 Structuurvisie De gemeenteraad heeft geen keuze meer, maar moet een structuurvisie (voorheen: Structuurplan) vaststellen ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening. De gemeente Stein zal de herziening van de bestaande Structuurschets Stein op weg naar 2015, gebruiken om de structuurvisie op te stellen. Hiertoe zal de nieuwe structuurschets worden gegoten in de vorm welke voldoet aan de eisen voor een structuurvisie. De structuurvisie wordt opgesteld ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte hiervan. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Daarnaast bevat de structuurvisie de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. Indien, ondanks de wettelijke verplichting, geen structuurvisie wordt vastgesteld kan geen beroep worden gedaan op bepaalde bevoegdheden opgenomen in Hoofdstuk 6 (Grondexploitatie) van de Wro. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld geen bovenplanse kosten worden opgenomen in een exploitatieopzet, omdat de structuurvisie deze kosten namelijk moet aanwijzen. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 4

Een tweede wijziging betreft de procedure tot het vaststellen van een structuurplan. De vaststelling van een structuurplan is in de Wro niet meer gekoppeld aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor het vaststellen van een gemeentelijke structuurvisie wordt teruggegrepen naar art. 150 lid 1 Gemeentewet. Deze bepaling houdt in dat de gemeenteraad een verordening dient vast te stellen, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke - en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) van toepassing is indien de verordening daaromtrent geen bepalingen bevat. Binnen de gemeente Stein geldt in dit kader de Inspraakverordening gemeente Stein 2004 (hierna: inspraakverordening). Aangezien er geen wettelijk procedure-eisen gelden, maar wordt teruggegrepen op de inspraakverordening, kan de vaststellingsprocedure kort verlopen. Dit strookt ook met het doel van de Wro om de structuurvisie zoveel mogelijk vorm- en procedurevrij te houden. De structuurvisie dient een flexibel document te zijn, wat gemakkelijk kan worden geactualiseerd. Een langdurige procedure staat aan dit doel in de weg. Om de procedure zo kort mogelijk te houden, wordt er voor gekozen het voorontwerp van de structuurvisie niet ter inzage te leggen. Daarbij geldt dat de structuurvisie een (planologisch) beleidsstuk is zonder normatief karakter. Als gevolg hiervan kan worden volstaan met enkel het ter inzage leggen van het ontwerp. Zoals gemeld is de inspraakverordening hiervoor de grondslag. Omdat de structuurvisie nieuw planologisch beleid kan bevatten en slechts één maal ter inzage wordt gelegd, wordt de terinzagelegging koppelt aan afdeling 3.4 Awb. De termijn van terinzagelegging wordt hiermee gesteld op 6 weken, gedurende welke termijn door ingezetenen en belanghebbenden zienswijzen kunnen worden ingediend op het (nieuwe) beleid. Overigens kan tegen het vaststellen van een structuurvisie geen bezwaar en/of beroep worden ingediend. 2.2 Bestemmingsplan De Wro schrijft voor dat de gemeente voor haar gehele grondgebied één of meer bestemmingsplannen moet vaststellen. Hiermee komt de keuzebevoegdheid voor de gebieden binnen de bebouwde kom, zoals deze gold onder de WRO, te vervallen. Voor de gemeente Stein heeft dit geen grote gevolgen, aangezien zij reeds bestemmingsplannen heeft vastgesteld voor de gebieden binnen de bebouwde kom. Daarnaast wijzigt de bestemmingsplanprocedure. De grootste wijziging betreft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten (hierna: GS), dit is onder de Wro niet meer nodig. Onder meer hierdoor zal de wettelijke proceduretermijn veel korter zijn dan voorheen (ongeveer 26 weken in plaats van ruim 50 weken). Omtrent de vaststellingsprocedure wordt bepaald dat de inspraaktermijn aangaande het voorontwerp van het bestemmingsplan wordt teruggebracht tot 3 weken in plaats van 6 weken. Hiertoe kan worden besloten op grond van art. 4 lid 2 van de inspraakverordening. De reden voor het terugbrengen van deze termijn is onder meer gelegen in het feit dat een periode van 6 weken inspraak met betrekking tot de inspraak als lang wordt ervaren. Daarbij komt dat het slechts een voorontwerp betreft, alsook het feit dat de wet de mogelijkheid biedt om gedurende 6 weken tegen het ontwerp zienswijzen in te dienen. Alleen op grond van het tegen het ontwerp ingediende bezwaar kan in een latere fase beroep worden ingesteld. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 5

De herzieningsperiode van 10 jaar blijft gehandhaafd, maar de wetgever heeft wel gemeend strenger te moeten optreden tegen overschrijding van deze termijn. De bevoegdheid voor de gemeente tot invorderen van rechten terzake van na deze 10 jaar door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan, komt namelijk te vervallen, indien niet binnen 10 jaar het bestemmingsplan is herzien. Dit leidt er toe dat de gemeente bijvoorbeeld geen leges meer kan heffen bij het verlenen van een bouwvergunning. Indien de gemeenteraad van mening is dat de in het bestemmingsplan aangewezen gronden en de met het oog daarop gegeven regels in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening, kan zij besluiten het bestemmingsplan met 10 jaar te verlengen. Een herziening van het bestemmingsplan is dan niet nodig. Ten aanzien van thans geldende bestemmingsplannen, die meer dan 5 jaar voor de inwerkingtreding van de Wro zijn vastgesteld (en waarvoor door GS geen vrijstelling is verleend om het plan binnen 10 jaar te herzien), geldt dat deze binnen 5 jaar na inwerkingtreding moeten worden herzien. Plannen die binnen 5 jaar voor de inwerkingtreding van de Wro zijn vastgesteld blijven gelden gedurende de resterende planperiode. Voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, kan de gemeente een beheersverordening opstellen. Een dergelijke verordening is niet aan wettelijke voorbereidingsregels gebonden. De wetgever beoogt de gemeente met de beheersverordening namelijk een eenvoudig instrument te bieden dat kan worden toegepast in laagdynamische gebieden. Evenals het bestemmingsplan dient de beheersverordening binnen 10 jaar te worden herzien. Wordt hieraan niet voldaan dan gelden dezelfde sancties als hiervoor omschreven met betrekking tot een bestemmingsplan. Ten aanzien van de voorbereidingsprocedure kent de Wro met betrekking tot de beheersverordening geen (wettelijke) voorschriften. Daarom wordt teruggegrepen op de inspraakverordening zoals bedoeld in art. 150 Gemeentewet. Onder de werking van de WRO kon de beheersverordening niet worden opgesteld. Het betreft hier derhalve een nieuwe planologische figuur. Gezien de (wettelijke) strekking van de beheersverordening, alsook het feit dat de bestaande situatie wordt vastgelegd, is het wenselijk slechts het ontwerp van de beheersverordening ter inzage te leggen. Op de terinzagelegging worden op grond van de inspraakverordening de wettelijke bepalingen van afdeling 3.4 Awb van toepassing worden verklaard. Dit houdt onder meer in dat het ontwerp 6 weken ter inzage ligt. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden derhalve hun zienswijzen indienen. Evenals bij de structuurvisie is het niet mogelijk tegen het vaststellen van de beheersverordening bezwaar en/of beroep in te dienen. Dit is anders indien een burger verzoekt om een wijziging van een bestemmingsplan. In dat laatste geval is een weigering wel vatbaar voor bezwaar en beroep. Na inwerkingtreding van een beheersverordening vervalt het voor dat (gedeelte van het) gebied geldende bestemmingsplan en andersom. Gezien het beheersmatige karakter van vele vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Stein zal, daar waar mogelijk, in de toekomst voor de betreffende gebieden een beheersverordening worden opgesteld. Uit het implementatieplan blijkt echter dat het opstellen van een beheersverordening naar alle waarschijnlijkheid maar op heel kleine schaal zal kunnen Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 6

geschieden. Dit volgt onder meer uit het feit dat functie- en volumeveranderingen al leiden tot het niet kunnen toepassen van de beheersverordening. Projectbesluit en ontheffingen Met de herpositionering van het bestemmingsplan als het centrale instrument binnen de ruimtelijke ordening voor de gemeente, is zoals reeds vermeld de planprocedure verkort. Toch kan het voorkomen dat de gemeente bepaalde ontwikkelingen of een bepaald project wil toestaan, dat ingevolge het bestemmingplan niet is toegestaan en hiertoe niet meteen het hele bestemmingsplan wil aanpassen. Dit is mogelijk middels het projectbesluit. 2.3. Projectbesluit Het projectbesluit biedt de mogelijkheid om de bestemmingsplanprocedure gefaseerd te doorlopen. De gemeente kan het projectbesluit gebruiken als het bestemmingsplan een bepaalde ontwikkeling of een bepaald project niet toestaat en men een dergelijke activiteit toch mogelijk wil maken, zonder meteen het hele bestemmingsplan te hoeven aanpassen. In een projectbesluit moeten de belangrijkste elementen van het project worden beschreven. Realisatie van een project kan dan voortvarend ter hand worden genomen. Regeling van bijvoorbeeld de beheersaspecten van het betreffende project volgt later bij de aanpassing van het bestemmingsplan. Omdat de actualiteit van bestemmingsplannen van groot belang is, moet het projectbesluit altijd gevolgd worden door een aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassing van het bestemmingsplan moet gebeuren binnen één jaar nadat het projectbesluit onherroepelijk is geworden. Deze termijn kan voor bepaalde gevallen worden verlengd tot vijf jaar. Zolang het bestemmingsplan niet is aangepast, kan de gemeente geen leges heffen voor door de gemeente verleende diensten die betrekking hebben op het projectbesluit. Ook in gebieden waar een beheersverordering geldt kan de gemeente een projectbesluit gebruiken. Het projectbesluit kan hier worden gevolgd door een gewijzigde verordening, of door een bestemmingsplan. Omdat een projectbesluit de eerste fase is van een bestemmingsplanprocedure kan de neiging bestaan om direct voor een bestemmingsplanherziening te kiezen. Immers, het is toch verplicht het project in te passen in een bestemmingsplan en zodoende wordt niet het risico gelopen dat legesheffing binnen het gebied wordt opgeschort. Deze werkwijze (postzegelplanologie) kan ertoe leiden dat er versnippering optreedt. Aan de andere kant kan niet worden ontkent dat het digitale tijdperk het mogelijk maakt om deze bestemmingsplanmutatie snel te verwerken. Bij de keuze tussen een projectbesluit of bestemmingsplan is het zaak hiermee vooral praktisch om te gaan. Zo ligt het voor de hand om bij een gefaseerde ontwikkeling of bij deelprojecten te kiezen voor een projectbesluitprocedure. Maar dat is geen must. Afhankelijk van onder meer de aard en omvang van een project, kan worden gekozen voor een projectbestemmingsplan of een alomvattend bestemmingsplan. Binnen onze gemeente kiezen we ervoor (net als bijna alle andere gemeenten in Nederland) het projectbesluit in principe niet te gebruiken, maar gelijk de procedure van een bestemmingsplanwijziging op te starten. 2.4. Ontheffingen Naast het projectbesluit kent de Wro ook een aantal ontheffingsmogelijkheden, welke het mogelijk maken in afwijking van het bestemmingsplan plannen mogelijk te maken. Zo blijft het mogelijk met inachtneming van de bij het bestemmingsplan te geven regels, van bij het plan aan te geven regels ontheffing te verlenen (binnenplanse vrijstelling). Ook een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan (voorheen de zogenaamde vrijstelling ex art. 17 WRO) blijf bestaan. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 7

De kruimelgevallen zoals bedoeld in art. 19 lid 3 WRO, komen in de nieuwe Wro terug. De nieuwe lijst van gevallen (AMvB) is echter beperkter van aard dan de huidige lijst in art. 20 Besluit ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro1985), waarmee onze gemeente al jaren ervaring heeft opgedaan. Aangezien bovenstaande nieuwe mogelijkheden m.b.t. het afwijken van een bestemmingsplan niet geheel overeenkomen met de mogelijkheden onder de huidige WRO, kan het voorkomen dat onze gemeente vaker dan nu het geval is, geen medewerking kan verlenen aan relatief kleine bouwplannen. Zo verdwijnt bijvoorbeeld de mogelijkheid om het gebruik van opstallen te wijzigen. De initiatiefnemer kan ons natuurlijk ten alle tijden verzoeken het bestemmingsplan te wijzigen, maar daaraan zit dan een hoger bedrag aan leges verbonden. Daarnaast zal de doorlooptijd van de te volgen procedure wellicht langer zijn - ondanks de nieuwe versnelde bestemmingsplanprocedure - aangezien t.b.v. een bestemmingsplanprocedure (evenals een projectbesluit) een raadsbesluit noodzakelijk is. 2.5. Grondexploitatiewet Met de invoering van de Grondexploitatiewet worden de rollen van de gemeente en eigenaren bij particuliere grondexploitatie verduidelijkt. In het proces van locatieontwikkeling spelen grondbezit en grondexploitatie een cruciale rol. Een grondeigenaar mag in beginsel zijn eigen perceel ontwikkelen. De gemeente wil daarentegen de ruimtelijke ontwikkeling sturen en streeft naar een goede ruimtelijke kwaliteit en een eerlijke verdeling van de kosten en baten van grondexploitatie. Stelsel Op dit moment geldt er in Nederland een gemengd stelsel voor grondexploitatie. Daarin staan vrijwillige overeenkomsten tussen gemeenten en projectontwikkelaars en andere particuliere eigenaren voorop. De basis daarvoor is te vinden in art. 42 WRO. Als publiekrechtelijke stok achter de deur kan de gemeente kosten van openbare voorzieningen verhalen via de baatbelasting (art. 222 Gemeentewet). Al geruime tijd is echter duidelijk dat deze wettelijke instrumenten voor kostenverhaal op een aantal punten tekort schieten. Een aanpassing van het wettelijk instrumentarium is dus hard nodig, zeker nu steeds meer locaties particulier ontwikkeld worden. Privaatrechtelijk kostenverhaal De wet legt allereerst een nieuwe basis voor privaatrechtelijke overeenkomsten over grondexploitatie tussen gemeenten en projectontwikkelaars en andere particuliere eigenaren. De wet kent twee typen overeenkomsten over grondexploitatie: anterieure en posterieure. Een anterieure overeenkomst wordt gesloten in de beginfase van een project, voordat een exploitatieplan is vastgesteld (zie verderop). Dit type zal verreweg het meeste voorkomen. Bij een anterieure overeenkomst hebben partijen veel onderhandelingsruimte en zijn ze niet gebonden aan het publiekrechtelijke kader in de Grondexploitatiewet. In een anterieure overeenkomst over grondexploitatie mogen ook afspraken worden gemaakt over financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen buiten de locatie, dus in een groter gebied. Posterieure overeenkomsten zijn overeenkomsten, gesloten nadat het exploitatieplan is vastgesteld. Bij deze overeenkomsten is de bewegingsruimte kleiner. Ze mogen niet afwijken van het exploitatieplan. Wanneer gecontracteerd is over kostenverhaal, dan is daarmee voor de contracterende eigenaar de kostenverhaalkous af. De gemeente kan geen kosten meer verhalen in het kader van een eventueel publiekrechtelijk kostenverhaal (tenzij dat in het contract mogelijk is gemaakt). Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 8

Het keurslijf van de huidige exploitatieverordening vervalt. De gemeenteraad mag in het nieuwe stelsel wel een grondexploitatieverordening opstellen, maar is daar niet toe verplicht. Publiekrechtelijk kostenverhaal Een van de belangrijkste vernieuwingen die de wet brengt is het verplichtende karakter van kostenverhaal. Een gemeente moet de kosten verhalen en mag er niet meer zoals in het huidige stelsel van afzien. Toch leidt het verplichtende karakter niet automatisch naar een eenzijdig publiekrechtelijk optreden van de gemeente. Privaatrechtelijke afspraken hebben de voorkeur. Bij welke activiteiten is de gemeente verplicht tot een publiekrechtelijke regeling? Dat is gekoppeld aan twee voorwaarden: - In de eerste plaats is een ruimtelijk besluit op grond van de Wro nodig. Het publiekrechtelijk instrumentarium is alleen van toepassing bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit (besluit tot afwijking van de beheersverordening). - De tweede voorwaarde is dat het ruimtelijk besluit voorziet in nieuwbouw of in belangrijke en omvangrijke verbouwplannen met functiewijzigingen, zoals de verandering van een fabrieksgebouw in appartementen. De bouwplannen waar het om gaat zijn in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen. Als aan beide voorwaarden is voldaan, moet de gemeente het publiekrechtelijke instrumentarium toepassen. Exploitatieplan Als eerste stap in het publiekrechtelijk spoor moet de gemeente een exploitatieplan opstellen. Het exploitatieplan is een nieuwe planfiguur. Het biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal en bevat de noodzakelijke locatie-eisen. Een exploitatieplan bevat in ieder geval een exploitatieopzet. Voor de grondexploitatie maakt het niet uit wie de kosten maakt, of dat de gemeente is of een particuliere eigenaar of een andere overheid. Alle verhaalbare kosten worden meegeteld. Ook moeten in het exploitatieplan regels staan voor het omslaan van de kosten over de verschillende uitgiftecategorieën van de uit te geven gronden. De toedeling van de kosten vindt plaats aan de hand van de verhouding tussen de gehanteerde uitgifteprijzen. Daarnaast kan het exploitatieplan locatie-eisen bevatten met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, de nutsvoorzieningen en het bouwrijp maken. Verder kunnen in het exploitatieplan bepalingen worden opgenomen over de fasering van de uitvoering en de koppeling van bepaalde onderdelen. Een exploitatieplan mag ook regels bevatten over drie woningbouwcategorieën, die in het Bro zijn aangewezen: sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en particulier opdrachtgeverschap (vrije kavels). Het eerste exploitatieplan voor een locatie moet worden vastgesteld samen met het bestemmingsplan, wijziging van een bestemmingsplan of project(afwijkings)besluit voor de locatie. Jaarlijks moet het exploitatieplan worden herzien of geactualiseerd. Een exploitatieplan heeft een aantal rechtsgevolgen. Het belangrijkste is dat aan de bouwvergunning een voorschrift kan worden verbonden tot betaling van een exploitatie-bijdrage. In de Woningwet wordt voorts geregeld dat een bouwvergunning geweigerd zal worden bij strijd met Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 9

een exploitatieplan. In de praktijk zullen vooral bepalingen over fasering en koppeling aanleiding kunnen geven tot een weigering van de bouwvergunning. Rol en positie van de gemeente De wet heeft een aantal interessante gevolgen voor de gemeente. Gemeenten zullen naar verwachting in eerste instantie blijven kiezen voorsamenwerking met particuliere eigenaren, omdat dat voordelen heeft qua zekerheid, maatwerk en mogelijk een hogere opbrengst. De opbrengst van het kostenverhaal voor de gemeente zal, als het wetsvoorstel goed werkt, duidelijk toenemen, zowel via de anterieure overeenkomst als via het publiekrechtelijke instrumentarium. Voorts krijgt de gemeente meer mogelijkheden voor een goede regie, dankzij de locatie-eisen en de eisen ten aanzien van de woningbouwcategorieën. 2.6. Overige wetgeving Ten aanzien van de wijzigingen van andere wetten zoals geregeld in de IWro, wordt in het implementatieplan ingegaan op de Woningwet en de Wet voorkeursrecht gemeenten. Daarnaast wordt kort ingegaan op planschade. Woningwet De wijzigingen in de Woningwet hebben onder meer betrekking op het toetsingskader, de weigeringsgronden en de aanhoudingsgronden. Enkele wijzigingen zijn: - de reikwijdte van bestemmingsplannen als toetsingskader is verruimd; - een verzoek om een bouwvergunning wordt geweigerd indien het bouwplan in strijd is met het exploitatieplan; - een verzoek om een bouwvergunning wordt aangehouden indien voor het bouwplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld en dit plan nog niet onherroepelijk is geworden wegen een lopen beroepsprocedure. Wet voorkeursrecht gemeenten De vestiging van een voorkeursrecht als bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten wordt door inwerkingtreding van de IWro in grote mate vereenvoudigd. Na de eenmalige vestiging van het voorkeursrecht door de gemeenteraad zorgt de vaststelling van de opvolgende plannen van rechtswege voor verlenging van het voorkeursrecht. Na vaststelling van het bestemmingsplan blijft het voorkeursrecht vervolgens 10 jaar gelden. De periode waarbinnen na een vastgesteld structuurplan een opvolgend plan (bestemmingsplan) moet zijn vastgesteld bedraagt 3 jaar. Op grond van het overgangsrecht bedraagt deze periode voor bestemmingsplannen welke moeten worden vastgesteld op grond van voor de inwerkingtreding van de Wro vastgestelde structuurplannen slechts 2 jaar. Deze termijn kan worden verlengd met een jaar indien de gemeenteraad daartoe besluit. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 10

Gevolgen 1. Gevolgen voor de gemeente Stein Structuurvisie: - Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening stelt de gemeente Stein een structuurvisie vast (verplichting), hiertoe zal de Structuurschets Stein op weg naar 2015 worden herzien en worden gegoten in de vorm van een structuurvisie; - Op grond van art. 150 Gemeentewet verloopt de voorbereidingsprocedure voor de structuurvisie conform de inspraakverordening; - Slechts het ontwerp van de structuurvisie wordt ter inzage gelegd, conform het bepaalde in afdeling 3.4 Awb; - Ondanks dat hiervoor geen wettelijke verplichting geldt, toch de art. 10 Bro 1985 partijen vroegtijdig betrekken in de totstandkoming van een structuurvisie. Bestemmingsplan: - Voor het gehele grondgebied van de gemeente Stein moeten bestemmingsplannen worden vastgesteld; - Voor gebieden van geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien stelt de gemeente Stein een beheersverordening op; - De gemeente Stein herziet één maal in de 10 jaar haar bestemmingsplannen, dan wel zij neemt een verlengingsbesluit indien de aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels in overeenstemming zijn met de ruimtelijke ordening; - binnen 5 jaar na inwerkingtreding van de Wro worden alle bestemmingsplannen ouder dan 5 jaar herzien; - plannen welke jonger zijn dan 5 jaar op het moment van inwerkingtreding van de Wro worden herzien binnen de resterende looptijd; - Op grond van de inspraakverordening geschiedt het volgende: - het voorontwerp van het bestemmingsplan ligt gedurende 3 weken ter inzage en voor het overige blijven de regels van afdeling 3.4 Awb van toepassing; - het ontwerp van de structuurvisie wordt ter inzage gelegd op basis van afdeling 3.4 Awb; - het ontwerp van de beheersverordening wordt ter inzage gelegd conform de regels van afdeling 3.4. Awb; - Ondanks dat GS geen goedkeuring meer behoeven te geven, maar wel zienswijzen en/of aanwijzingen kunnen geven zal de gemeente Stein het vooroverleg met betreffende organisaties en belanghebbenden blijven hanteren om zodoende de procedure soepel te kunnen doorlopen. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 11

Projectbesluit en ontheffingen: - De ontheffingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan blijven bestaan, alsmede de tijdelijke ontheffing en de ontheffingen op grond van de AmvB (planologische kruimelgevallen). Doch gelet op wijzigingen hierin, en het vervallen van de artikel 19, eerste en tweede lid WRO, kan het voorkomen dat onze gemeente eerder dan nu het geval is, geen medewerking kan verlenen aan een bouwplan. Het staan een initiatiefnemer dan vrij hiertoe een bestemmingsplanwijziging aan te vragen; - Aangezien de gevallen waarvoor de ontheffingsmogelijkheid kan worden benut in het nieuwe Bro nagenoeg gelijk zijn gebleven, doch inmiddels veel bestemmingsplannen zijn geactualiseerd, dient te worden bezien of het opnieuw vaststellen van de beleidsregels (zoals de beleidsregels toepassing vrijstelling ex art. 19, W.R.O., derde lid ) wenselijk is; - Per ontwikkeling zal worden nagegaan of de gemeente Stein op grond van het vigerende gemeentelijke beleid haar planologische medewerking wil verlenen en in welke vorm zij dit zal doen. Doch is er in principe voor gekozen het projectbesluit niet te gebruiken, maar gelijk de procedure van een bestemmingsplanwijziging opstarten. Grondexploitatiewet: - Er moet een structuurvisie worden vastgesteld (strategisch beleidsdocument) ; - De huidige exploitatieverordening uit 1998 (op basis van art.42 WRO) vervallen verklaren; - Er moet worden gezorgd voor een actueel beleidskader voor het grondprijsbeleid, volkshuisvestingsbeleid, nota bovenwijkse/bovenplanse kosten en kwaliteitshandboek openbare ruimte i.v.m. de mogelijkheid tot kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen bij een exploitatieplan; - De Nota Grondbeleid gaat uit van een actief grondbeleid van de gemeente Stein; met de invoering van de Grondexploitatiewet kan herijking het grondbeleid noodzakelijk zijn. Vooruitlopend hierop wordt per individuele ontwikkeling bekeken of wordt meegewerkt aan de ontwikkeling via een contract (anterieur) of via het exploitatieplan. Overige wetgeving: - het bestemmingsplan Bramert-Noord moet binnen 2 jaar na vaststelling van het Structuurplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld, mits op grond van het overgangsrecht een verlengingsbesluit wordt genomen. 2. Vervolg Omdat de invoering van de Wro ook leidt tot procedure wijzigingen welke in de organisatie dienen te worden ingebed, zullen op basis van dit plan de volgende vervolgstappen worden genomen: Tot 1 juli 2008: - bezien in hoeverre de legesverordening kan worden aangepast aan de nieuwe Wro, in verband met het vervallen van de art. 19-vrijstellingen en de komst van de projectbesluiten, alsook de komst van de grondexploitatiewet; - procedure- c.q. werkbeschrijvingen opstellen gebaseerd op de (nieuwe) termijnen; - informeren van de afdeling Publiekszaken. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 12

Na 1 juli 2008: - verdere inbedding / verdieping in de organisatie als gevolg van opgedane praktijkervaring; - de Wro betrekken bij de herziening / herijking van bestaande beleidsnota s. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 13

Hoofdstuk 1. Inleiding Na een lange voorbereidingsperiode met verschillende malen uitstel, zal op 1 juli 2008 de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking treden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) van 1962. De Wro brengt op planologisch gebied wijzigingen met zich mee, welke er toe leiden het vigerende gemeentelijke beleid op dat gebied onder de loep te nemen en daar waar nodig te wijzigen. Grofweg kunnen de wijzigingen welke de Wro met zich meebrengt als volgt worden opgesomd: - verplicht vaststellen van één of meer structuurvisie(s) voor het gehele grondgebied van de gemeente; - verplicht vaststellen van één of meer bestemmingsplan(nen) voor het gehele grondgebied van de gemeente; - invoering van het projectbesluit en ontheffingen ter vervanging van de vrijstellingen conform de artt. 15, 17 en 19 WRO; - invoering van de Grondexploitatiewet. Naast vorengemelde wijzigingen worden ook wijzigingen doorgevoerd in andere wetten. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro). Het betreft hier voornamelijk tekstuele wijzigingen. Echter, voor enkele wetten heeft de IWro omvangrijkere gevolgen. De afdelingen VH&H (N. Daniëls) en MRB (M. Loo en M. Jansen Schoonhoven) hebben het onderhavige Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening (hierna: Implementatieplan) opgesteld, waarin de wijzigingen door invoering van de Wro en de gevolgen daarvan voor het gemeentelijk beleid worden beschreven. Het Implementatieplan zal achtereenvolgens ingaan op: - Hoofdstuk 2: Structuurvisie; - Hoofdstuk 3: Bestemmingsplan; - Hoofdstuk 4: Projectbesluit en ontheffingen; - Hoofdstuk 5: Grondexploitatiewet; - Hoofdstuk 6: Overige Wetgeving. Elk hoofdstuk wordt beëindigd met de gevolgen voor de gemeente Stein. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 14

Hoofdstuk 2. Structuurvisie 2.1 Inleiding Het ruimtelijk beleid binnen een gemeente kan worden vervat in een gelaagde structuur van globaal naar detaillistisch. Deze zogenaamde geleden normstelling begint met een structuurplan en eindigt met een (gedetailleerd) bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het structuurplan en de gevolgen van de Wro op het structuurplan (onder de Wro genaamd: structuurvisie ). Allereerst heeft de gemeenteraad geen keuze meer, maar moet het een structuurplan vaststellen (art. 2.1 Wro). Voor de gemeente Stein kan een en ander geschieden in combinatie met de herziening van de Structuurschets Stein op weg naar 2015 (zie 2.5. Conclusie ). Deze verplichting geldt alleen voor een structuurvisie ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte hiervan. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Daarnaast bevat de structuurvisie de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. Met betrekking tot de aspecten van gemeentelijk ruimtelijk beleid geldt een uitzondering. Hiervoor kan de gemeenteraad namelijk een structuurvisie vaststellen. Hierbij kan gedacht worden aan een structuurvisie ten aanzien van het aspect wonen. Hetzelfde geldt voor het vaststellen van een structuurvisie in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten voor een gebied behorende tot het grondgebied van de betrokken gemeenten. Met betrekking tot deze twee structuurvisies bestaat dus een keuzemogelijkheid. Indien, ondanks de wettelijke verplichting, geen structuurvisie wordt vastgesteld kan geen beroep worden gedaan op bepaalde bevoegdheden opgenomen in Hoofdstuk 6 (Grondexploitatie) van de Wro, zoals het opnemen van bovenplanse kosten in een exploitatieopzet. Hiertoe dient de structuurvisie namelijk bovenplanse kosten aan te wijzen die ten laste van een fonds kunnen worden gebracht (art. 6.13 lid 7 Wro). Een tweede wijziging betreft de procedure tot het vaststellen van een structuurplan. De vaststelling van een structuurplan is in de Wro niet meer gekoppeld aan afdeling 3.4 Awb. 2.2 Procedure / inhoud 2.2.1. Procedure onder de WRO Onder de WRO was de procedure tot het vaststellen van een structuurplan gekoppeld aan afdeling 3.4 van de Awb. Met andere woorden voor het vaststellen van een structuurplan diende de regels van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te worden gevolgd. Een structuurplanprocedure zag er als volgt uit: Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 15

a. Voorbereidingsfase Alvorens te starten met dan wel tijdens het opstellen van een structuurplan werd nagegaan of het plan past binnen de kaders van de vigerende regelgeving omtrent bodemaspecten, natuur, archeologie, externe veiligheid etc.. Als handleiding hiervoor konden de door de Provincie Limburg opgestelde quick-scans (opgenomen in de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling deel II) worden gehanteerd. b. Ontwerpfase De voorbereidingsfase werd gevolgd door de ontwerpfase. Allereerst werd een voorontwerp van het structuurplan opgesteld. Omtrent dit voorontwerp werd vervolgens overleg gevoerd worden met de waterschappen, Rijk, provincies en eventueel besturen van overige gemeenten in verband met de uitvoerbaarheid van het structuurplan (art. 10 Bro). Deze organen hadden in de Provincie Limburg zitting in de Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen (hierna: PCGP), derhalve vond dit overleg plaats via deze commissie. Tevens werd overleg gevoerd met de degenen wiens belangen rechtstreeks in het geding waren. Onder de Wro zal de rol van de PCGP anders van inhoud worden (zie 2.2.2.). In haar Inspraakverordening gemeente Stein 2004 heeft de gemeente Stein bepaald (art. 2) dat het betreffende bestuursorgaan kan besluiten inspraak te verlenen op de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Op het verlenen van inspraak is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Ter uitvoering van voormelde inspraakverordening werd het voorontwerp van het structuurplan ter inzage gelegd voor de ingezetenen en de belanghebbenden. Van de terinzagelegging werd derhalve mededeling gedaan in huis-aan-huisbladen. Tevens werd een informatiebijeenkomst georganiseerd en kon worden besloten een inloopdag te organiseren om zodoende de ingezetenen en andere belanghebbenden de kans te geven rechtstreeks vragen te stellen. Daar waar mogelijk liepen voorgaande fasen zoveel mogelijk parallel aan elkaar. Op grond van afdeling 3.4 Awb werd het voorontwerp van het structuurplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd en moest het desgevraagd ten minste drie aaneengesloten uren per week buiten de werkuren kunnen worden ingezien. De gemaakte opmerkingen van zowel de instanties welke zitting hadden in de PCGP als de ingezetenen en andere belanghebbenden, werden (indien mogelijk) verwerkt in het ontwerp van het structuurplan. Het ontwerp-structuurplan werd vervolgens 6 weken ter inzage gelegd en moest desgevraagd ten minste drie aaneengesloten uren per week buiten de werkuren kunnen worden ingezien. Hieromtrent vond een kennisgeving plaats via de huis-aan-huisbladen en de Staatscourant. Gedurende de periode van 6 weken kon eenieder zijn zienswijze naar voren brengen (art. 8 WRO juncto art. 3:16 lid 1 Awb). Zowel het voorontwerp als het ontwerp-structuurplan bestond uit de plankaart, de voorschriften en een toelichting. Voor het ontwerp-structuurplan was deze verplichting opgenomen in art. 11 Bro. c. Vaststellingsfase Aan de vaststelling door de gemeenteraad was geen termijn verbonden. De gemeenteraad kon derhalve beslissen op de eventueel ingediende zienswijzen en daarna het structuurplan vaststellen (art. 9 WRO). Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 16

De vaststelling van het structuurplan door de gemeenteraad werd bekend gemaakt door het besluit tot vaststelling samen met het structuurplan ter inzage te leggen. Hiervan werd kennis gegeven via de huis-aan-huisbladen en de Staatscourant. Als gevolg van het feit dat op de vaststelling van een structuurplan afdeling 3.4 Awb van toepassing was, was het niet mogelijk tegen een besluit van de gemeenteraad tot het vaststellen van het structuurplan bezwaar in te dienen. Tevens was het vaststellen van een structuurplan niet vatbaar voor beroep aangezien een structuurplan geen concrete beleidsbeslissing bevat. 2.2.2. Procedure onder de Wro Onder de Wro zijn geen procedurele eisen gesteld aan de totstandkoming van een structuurvisie. Dit houdt vanzelfsprekend niet in dat er geen procedure-eisen gelden. Voor het vaststellen van een gemeentelijke structuurvisie wordt teruggegrepen naar art. 150 lid 1 Gemeentewet. Deze bepaling houdt in dat de gemeenteraad een verordening dient vast te stellen, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke - en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) van toepassing is indien de verordening daaromtrent geen bepalingen bevat. Aangezien er geen wettelijk procedure-eisen gelden, maar wordt teruggegrepen op de inspraakverordening, kan de vaststellingsprocedure kort verlopen. Dit strookt ook met doel van de Wro om de structuurvisie zoveel mogelijk vorm- en procedurevrij te houden. Hieronder wordt op een en ander nader ingegaan. a. Voorbereidingsfase Alvorens te starten met dan wel tijdens het opstellen van een structuurvisie wordt nagegaan of het plan past binnen de kaders van de vigerende regelgeving omtrent bodemaspecten, natuur, archeologie, externe veiligheid etc.. Als handleiding hiervoor konden de door de Provincie Limburg opgestelde quick-scans (opgenomen in de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling deel II) worden gehanteerd. b. Ontwerpfase De voorbereidingsfase wordt gevolgd door de ontwerpfase. Allereerst wordt een voorontwerp van de structuurvisie opgesteld. In het Bro is niet meer opgenomen dat omtrent het voorontwerp (de voorbereiding) van een structuurvisie overleg plaatsvindt met de waterschappen, het Rijk, de provincies, eventueel besturen van overige gemeenten in verband met de uitvoerbaarheid van het structuurplan en anderen wiens belangen rechtstreeks in het geding zijn. De Code Interbestuurlijke Verhoudingen bevat echter wel omgangsregels welke bepalen dat overheden elkaar betrekken bij nieuw beleid dat hen aangaat. Daarnaast moet in de structuurvisie worden aangegeven op welke wijze maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming zijn betrokken (art. 2.1. Bro). Voorheen vond overleg plaats via de PCGP. Uit de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg blijkt dat het adviesorgaan naar verwachting gehandhaafd zal blijven maar wel op provinciaal strategisch niveau. Hoofddoelstelling is om de PCGP van een meer beoordelende commissie achteraf om te vormen tot een commissie die op passende momenten in het planproces een actieve en een ontwikkelingsgerichte/meesturende functie vervult. Door de commissie in het voortraject van het planproces te laten participeren in die gevallen waar zich in de Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 17

planvorming problemen dan wel fundamentele discussiepunten manifesteren, is deze commissie bij uitstek geschikt om tot een integraal en op draagvlak gericht advies te komen. De gemeente kan in die gevallen de problematiek ten overstaan van de commissie in beeld brengen en onderbouwd aangeven welke oplossingsrichtingen, al dan niet met een bepaalde voorkeur, worden voorgestaan. In de discussie tussen de gemeente, de commissieleden en de provinciale vertegenwoordiging kunnen de mogelijkheden van maatwerkoplossingen de revue passeren. Slechts in uitzonderingsgevallen kan in een eindadvies door de PCGP op zaken uit het voorproces worden teruggekomen, indien beleidskaders zijn gewijzigd dan wel er nieuwe feiten boven tafel komen waardoor een andere afweging ontstaat. Voormelde instanties waarmee op grond van art. 10 Bro (oud) overleg werd gevoerd zijn nog steeds belangrijke gesprekspartners. Ondanks dat er geen wettelijke verplichting meer geldt, is voor een goede structuurvisie en een snelle totstandkoming en uitvoering het creëren van draagvlak essentieel. Derhalve dienen onder andere maatschappelijke organisaties in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van een structuurvisie te worden betrokken. Evenals maatschappelijke organisaties dienen ook burgers bij de totstandkoming van de structuurvisie te worden betrokken en dient de wijze waarop dit is gebeurd te worden vermeld in de structuurvisie (art. 2.1 Bro). Zoals reeds vermeld gelden voor het totstandkomen van een structuurvisie geen wettelijke procedure-eisen. Reden hiervoor is onder meer gelegen in het feit dat een structuurvisie een flexibel document dient te zijn, wat gemakkelijk kan worden geactualiseerd. Een langdurige procedure staat dit doel in de weg. Om de procedure zo kort mogelijk te houden, wordt er voor gekozen het voorontwerp van de structuurvisie niet meer ter inzage te leggen. Daarbij geldt dat de structuurvisie een (planologisch) beleidsstuk is zonder normatief karakter. Als gevolg hiervan kan worden volstaat met enkel het ter inzage leggen van het ontwerp. Zoals gemeld is de inspraakverordening hiervoor de grondslag. Omdat de structuurvisie nieuw planologisch beleid kan bevatten en slechts één maal ter inzage wordt gelegd, wordt in de inspraakverordening de terinzagelegging gekoppeld aan afdeling 3.4 Awb. De termijn van terinzagelegging wordt hiermee gesteld op 6 weken, gedurende welke termijn door ingezetenen en belanghebbenden zienswijzen kunnen worden ingediend op het (nieuwe) beleid. Op grond van art. 2.2 Bro kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent onder meer de beschikbaarstelling van de structuurvisie langs elektronische weg. c. Vaststelling Rondom de vaststelling is (in overeenstemming met de WRO) niets bepaald in de Wro. Nadat de voorbereidingsprocedure conform de inspraakverordening is doorlopen kan de gemeenteraad derhalve overgaan tot vaststelling van het structuurplan. Ook omtrent de bekendmaking van het besluit tot vaststelling van de structuurvisie wordt in de Wro niets bepaald. Er wordt voor gekozen op dit punt aan te sluiten bij de voorheen geldende regelgeving in de WRO. Derhalve wordt van de vaststelling kennis gegeven door een bekendmaking in een huis-aan-huisblad, de Staatscourant en langs elektronische weg. Aangezien de structuurvisie een beleidsstuk is zonder normatief karakter staat tegen het vaststellen van de structuurvisie geen bezwaar of beroep open. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 18

2.3 Overgangsrecht De gemeente Stein beschikt momenteel niet over een ander structuurplan, dan het structuurplan Bramert-Noord. Weliswaar heeft de gemeente Stein de structuurschets Stein op weg naar 2015 opgesteld, echter dit is naar de maatstaven van de WRO geen structuurplan. Op grond van het overgangsrecht wordt daarom alleen het structuurplan Bramert-Noord, na inwerkingtreding van de Wro, gelijkgesteld met een structuurvisie. Mocht er ten tijde van de inwerkingtreding van de Wro een procedure tot vaststelling van een structuurplan lopen, dan geldt de Wro indien het ontwerp ter inzage is gelegd na inwerkingtreding van de Wro. Mocht het ontwerp van het structuurplan derhalve voor inwerkingtreding van de Wro ter inzage zijn gelegd, dan blijft de WRO op de procedure van toepassing. Na vaststelling zal ook in dit geval het structuurplan gelijkgesteld worden met de structuurvisie. 2.4 Conclusie De inwerkingtreding van de Wro heeft voor het structuurvisie (voorheen genaamd: structuurplan) tot gevolg dat het een verplicht op te stellen ruimtelijk plan wordt voor het gehele grondgebied. Indien de gemeente Stein niet over een structuurvisie beschikt kan geen beroep worden gedaan op bepaalde bevoegdheden opgenomen in Hoofdstuk 6 (Grondexploitatie) van de Wro. Dit leidt er toe dat bijvoorbeeld geen bovenplanse kosten kunnen worden opgenomen in een exploitatieopzet. Zoals hiervoor vermeld heeft de gemeente Stein in het verleden de Structuurschets Stein op weg naar 2015 opgesteld. Deze structuurschets zal binnen afzienbare tijd (moeten) worden herzien. Gezien het feit dat de gemeenten na invoering van de Wro moeten beschikken over een structuurvisie ligt het voor de hand de herziening van de structuurschets zodanig vorm te geven dat voldaan wordt aan de vereiste voor een structuurvisie. De procedure tot het opstellen van de structuurvisie is in de Wro en het Bro niet aan nadere regels onderworpen. Echter, via art. 150 lid 1 Gemeentewet dient een gemeente een verordening vast te stellen, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke - en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Ondanks dat er geen wettelijke verplichting meer geldt, blijft het overleg met andere overheids-en maatschappelijke organisaties van groot belang. Deze partijen dienen dus in een vroegtijdig stadium bij het proces te worden betrokken. Bestaande structuurplannen worden door de inwerkingtreding van de Wro gelijkgesteld met de structuurvisie. Hetzelfde geldt voor structuurplannen welke nog onder het oude recht ter inzage zijn gelegd. Deze worden ook procedureel volgens WRO behandeld. Structuurplannen(visies) welke na de inwerkingtreding van de Wro ter inzage worden gelegd, worden procedureel behandeld volgens de Wro en ook gelijk als structuurvisie aangemerkt. 2.5 Gevolgen voor de gemeente Stein - Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening stelt de gemeente Stein een structuurvisie vast (verplichting), hiertoe zal de Structuurschets Stein op weg naar 2015 worden herzien en worden gegoten in de vorm van een structuurvisie; Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 19

- Op grond van art. 150 Gemeentewet verloopt de voorbereidingsprocedure voor de structuurvisie conform de inspraakverordening; - Slechts het ontwerp van de structuurvisie wordt ter inzage gelegd, conform het bepaalde in afdeling 3.4 Awb; - Ondanks dat hiervoor geen wettelijke verplichting geldt, toch de art. 10 Bro (oud) partijen vroegtijdig betrekken in de totstandkoming van een structuurvisie. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 20

Hoofdstuk 3. Bestemmingsplan 3.1 Inleiding Ter uitvoering van de in het vorige hoofdstuk beschreven (globale) structuurvisie, worden gedetailleerde bestemmingsplannen opgesteld. In het bestemmingsplan wordt onder meer een nadere invulling gegeven aan de verschillende bestemmingen en de bouw- en gebruiksvoorschriften van deze bestemmingen. Tevens worden verbods- en vrijstellingsbepalingen opgenomen. Onder de Wro zal het bestemmingsplan inhoudelijk niet wijzigen. De bestemmingsplanprocedure is wel aan wijzigingen onderhevig. De grootste wijziging betreft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten (hierna: GS), dit is onder de Wro niet meer nodig. In de volgende paragraaf zal de bestemmingsplanprocedure worden beschreven zoals deze gold onder de WRO en zoals deze geldt onder de Wro. Daarnaast moeten onder de Wro voor het gehele grondgebied een of meerdere bestemmingsplannen worden opgesteld. De WRO bood de gemeente voor wat betreft het gebied binnen de bebouwde kom nog een keuzemogelijkheid, deze mogelijkheid komt onder de Wro echter te vervallen. Ook met betrekking tot de herzieningsperiode van 10 jaar (art. 33 WRO) heeft de wetgever gemeend strenger te moeten optreden. Evenals onder de WRO zal een bestemmingsplan na verloop van deze periode nog steeds geldig zijn, echter de bevoegdheid voor de gemeente tot invorderen van rechten terzake van na deze 10 jaar door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan, komt te vervallen. De gemeente kan bijvoorbeeld geen leges meer heffen bij het verlenen van een bouwvergunning. Indien de gemeenteraad van mening is dat de in het bestemmingsplan aangewezen gronden en de met het oog daarop gegeven regels in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijk ordening, kan zij besluiten het bestemmingsplan met 10 jaar te verlengen. Een herziening van het bestemmingsplan is dan niet nodig. Voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, kan de gemeente een beheersverordening opstellen. Een dergelijke verordening is niet aan wettelijke voorbereidingsregels gebonden. Evenals het bestemmingsplan dient de beheersverordening binnen 10 jaar te worden herzien. Wordt hieraan niet voldaan dan gelden dezelfde sancties als hiervoor omschreven met betrekking tot een bestemmingsplan. 3.2 Procedure / inhoud - soorten 3.2.1. Procedure onder de WRO Onder de WRO nam een bestemmingsplanprocedure ruim een jaar in beslag. Zoals reeds vermeld was dit onder andere het gevolg van de benodigde goedkeuring van GS. Onderstaand zal de bestemmingsplanprocedure onder de WRO (globaal) worden beschreven, waarbij de aandacht wordt gevestigd op de termijnen. Implementatieplan Wet ruimtelijke ordening 21