Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in Economisch jaarverslag FEVIA

Vergelijkbare documenten
Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2012

ECONOMISCH JAARVERSLAG RAPPORT ÉCONOMIQUE ANNUEL

ECONOMISCHE ONTWIKKELING VAN DE BELGISCHE VOEDINGSINDUSTRIE ECONOMISCH JAARVERSLAG

Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2010/2011

2015 was een sterk jaar voor de Belgische voedingsindustrie,

De Vlaamse voedingsindustrie. Werkbezoek Circulaire economie 9 december 2016

Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2008/2009

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

De agrarische handel van Nederland in 2014

De agrarische handel van Nederland in 2012

De agrarische handel van Nederland in 2010

De Vlaamse voedingsindustrie

De buitenlandse handel van België

Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie

De agrarische handel van Nederland in 2013

De buitenlandse handel van België. - 2 de semester

De buitenlandse handel van België

De agrarische handel van Nederland in 2013

Marktontwikkelingen varkenssector

Internationale handel visproducten

Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie. Economisch Jaarverslag

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Bijkomende informatie:

Studie over uitvoerpotentieel agrovoedingssector

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België in 2008

Internationale varkensvleesmarkt

Bijkomende informatie:

Product-info Aubergine

Economisch jaarverslag Vlaamse voedingsindustrie

DE BUITENLANDSE HANDEL VAN BELGIË NA DE EERSTE 9 MAANDEN VAN 2011

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen

De handel tussen België en de Verenigde Staten: enkele cijfers.

De buitenlandse handel van België. - 9 maanden

IMPACTANALYSE RUSLAND

Maakeconomie in Limburg

Een goed 2015, een aarzelend

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

Nulgroei in 2014: opluchting, maar geen opleving

Rapport samengesteld door: Lilong Mei Tom Vansteenkiste. Juni Nederlandse Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

De buitenlandse handel van. België

Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Spanje-Nederland 1

Belgische kledingsector : redelijk goed klimaat in 2007 maar dreigende onweerswolken in 2008

Handels- en investeringscijfers Zwitserland-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1

Internationale handel in goederen van Nederland 2012

Handels- en investeringscijfers Canada-Nederland 1

De buitenlandse handel van België

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

Handels- en investeringscijfers Zuid-Korea-Nederland 1

Bilaterale handel Vlaanderen - Colombia

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Productie licht gedaald in vierde kwartaal

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Handels- en investeringscijfers Australië-Nederland 1

Werkloosheid in de Europese Unie

Samen voor gezonde scholen

Prijzen houden stand, maar de activiteit daalt. derde trimester met 5,1% naar beneden ten opzichte van de derde trimester van 2009.

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

De buitenlandse handel van België

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Handels- en investeringscijfers Verenigde Arabische Emiraten- Nederland 1

Productiegroei industrie afgenomen in derde kwartaal

SCHAPEN EN GEITEN. Bijkomende informatie:

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

Polsslag Ondernemend Limburg juli 2015: +4,8 Ondernemersvertrouwen op hoogste peil in 4 jaar Nog geen hitterecords voor Limburgse economie

Bijkomende informatie:

FARMACIJFERS De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

Een terugblik op vijf decennia

: Gemiddelde jaarlijkse groei arbeidsvolume hoger in Vlaanderen en Wallonië dan in Brussel

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

De Belgische meubelindustrie in 2014: een kwestie van vertrouwen

KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE BELGIË

PERSCONFERENTIE. Technologische industrie blijft groeien

67,3% van de jarigen aan het werk

Bijkomende informatie:

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

WERELDZUIVELHANDEL ACTUEEL

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Handels- en investeringscijfers Zweden-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Rusland-Nederland 1

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

WERELDZUIVELHANDEL ACTUEEL

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

Handels- en investeringscijfers België-Nederland 1

5. CONSUMPTIE EN DISTRIBUTIE VAN BIOLOGISCHE PRODUCTEN IN 2011

2.2. EUROPESE UNIE Hogere prijs, meer melk. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 17/16

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Handels- en investeringscijfers Luxemburg-Nederland 1

Transcriptie:

Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2014 Economisch jaarverslag FEVIA

2 Economisch jaarverslag FEVIA inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Executive summary...3 1 Omzet....6 2 Toegevoegde waarde... 10 3 Investeringen... 12 4 Werkgelegenheid... 14 5 Werkgevers.... 17 6 Buitenlandse handel... 19 7 Distributiekanalen voedingsproducten... 27 8 Rendement en financiële ratio s... 28 9 Evolutie prijzen... 31 10 Fiscale en parafiscale bijdragen... 33 11 Conjunctuurprognose... 34 12 Vormingsinspanningen... 36 13 Innovatie... 38

executive summary Economisch jaarverslag FEVIA 3 EXECUTIVE SUMMARY De voedingsindustrie was ook in 2014 dé sterkhouder van de Belgische industrie. Dit economische jaarverslag met indicatoren over de economische ontwikkeling van de voedingsindustrie biedt in de eerste plaats een terugblik op het jaar 2014 en waar mogelijk al een vooruitblik op het jaar 2015. De voedingsindustrie blijft in 2014 de onbetwiste sterkhouder binnen de Belgische industrie. Als sector die relatief ongevoelig is voor cyclische bewegingen, doorstond de sector in 2014 de blijvend moeilijke economische situatie relatief goed. De voedingssector neemt als gevolg daarvan een steeds groter aandeel van de tewerkstelling, uitvoer, investeringen en omzet voor zijn rekening. Voedingsindustrie grootste industriële werkgever De voedingsindustrie slaagt erin om haar tewerkstelling in voltijdsequivalenten licht te laten toenemen en gaat hiermee lijnrecht in tegen de evoluties in de rest van de industrie. De handelsbalans van de voedingsindustrie is 3,9 miljard euro in het groen, een record. De uitvoer naar nieuwe EU-lidstaten en vooral verre exportmarkten wordt steeds belangrijker Het aantal arbeidsplaatsen uitgedrukt in voltijdsequivalenten (VTE) kende opnieuw een bescheiden groei met 0,1% tot 73.219. Hiermee blijft de voedingsindustrie dé sterkhouder van de industriële tewerkstelling. In vergelijking met 2005 kon de voedingsindustrie het arbeidsvolume, uitgedrukt in VTE, op peil houden. Indirect stelt de voedingsindustrie nog eens meer dan 113.489 voltijdsequivalenten tewerk, wat maakt dat er in België in totaal bijna 186.707 voltijdsequivalenten gelieerd zijn aan de voedingsindustrie. Dit staat in schril contrast met de verwerkende industrie waar er in 2014 een afname van de tewerkstelling plaatsvond van 9.177 voltijdsequivalenten. Ten opzichte van 2005 is het arbeidsvolume in de totale industrie zelfs met 19% (96.638 voltijdsequivalenten) afgenomen. Hierdoor is het aandeel van de voedingsindustrie in de totale industriële tewerkstelling (in arbeidsvolume) opgelopen tot 17,7%, terwijl dit in 2005 nog maar 14,3% was. Positieve handelsbalans van 3.867 miljoen euro De uitvoer van voeding en dranken draagt in ruime mate positief bij tot de handelsbalans van ons land. In 2014 is de export van voeding en dranken met een goeie 2% toegenomen. De export bleef voornamelijk gericht op de Europese Unie met als zwaartepunt onze directe buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Frankrijk blijft onze belangrijkste uitvoermarkt, al volgt Nederland heel kort erna. De export naar de nieuwe EU-lidstaten steeg met 5%, maar het is vooral de verre export die in 2014 met liefst 12,5% steeg. De export naar de Verenigde Staten steeg opnieuw fors waardoor het de onbetwiste verre exportkampioen wordt. Andere sterke groeiers waren Algerije, Brazilië en China. Hiermee wordt bevestigd dat vooral op deze verre

4 Economisch jaarverslag FEVIA executive summary exportmarkten de belangrijkste groeikansen liggen voor onze export en minder op de mature directe buurlanden. Waaraan hebben we die goede prestaties op de exportmarkten te danken? In de eerste plaats aan de kwaliteit en productveiligheid van de voedingsmiddelen die in België worden geproduceerd. Ten tweede ook aan de vakbekwaamheid van de vele mensen die in de voedingsindustrie werken. Ten derde scoort de Belgische voedingsindustrie ook sterker dan haar buurlanden op het vlak van proces- en productinnovatie. Bovendien is de Belgische voedingsindustrie eveneens sterk op het vlak van organisatie- en marketinginnovatie. Investeringen met 1.301 miljoen euro op recordniveau 2014 was een topjaar voor de investeringen in de voedingsindustrie. Na een dip in 2013 trokken de investeringen in 2014 fors aan tot een recordhoogte van 1,3 miljard euro. Hiermee investeert de voedingsindustrie 2,71% van haar omzet. Dit is opmerkelijk hoger dan de gemiddelde industriële onderneming die 2,17% van haar omzet investeert. Omdat een hoog investeringstempo in het verleden een duidelijke wissel op de toekomst is gebleken voor de voedingsindustrie, is het herstel van de investeringsratio een zeer positief signaal voor de Belgische economie. De sector is erin geslaagd om de netto operationele marge licht te verbeteren van 3,4% in 2012, naar 3,6% in 2013 (cijfers 2014 nog niet beschikbaar). Net als de voorgaande jaren ontvangen de werknemers ook in 2013 een groter aandeel van de toegevoegde waarde. Met een aandeel van 61,2% zijn ze de belangrijkste productiefactor die inkomen verwerft uit de toegevoegde waarde. Consolidatie voedingsindustrie zet zich voort De voedingsindustrie blijft een echte KMO-sector. Het aantal bedrijven in de voedingsindustrie is de voorbije jaren wel stelselmatig afgenomen, zo ook in 2014 met een daling van 2,3%. In combinatie met een tewerkstelling die op peil blijft heeft dit geleid tot een voortschrijdende schaalvergroting. Een deel van de verklaring ligt bij de daling van het aantal kleine bakkerijen. Toch blijft de voedingsindustrie een echte KMO-sector: 85% van de bedrijven telt minder dan 20 werknemers. Door schaalvergroting en voldoende investeringen kunnen Belgische voedingsbedrijven ook overeind blijven in een uiterst competitieve internationale omgeving. Volatiele prijzen spelen omzet parten De kloof tussen de stijging van de inputprijzen en afzetprijzen blijft 9,7%, met een lichte daling in 2014. Een belangrijke uitdaging voor de Belgische voedingsbedrijven is om een antwoord te kunnen bieden aan de steeds meer volatiele prijsbewegingen van de belangrijkste inputfactoren. Tot 2013 was er een quasi continue stijging van alle inputprijzen. Om de marges niet nog meer onder druk te zetten zagen voedingsproducenten zich verplicht deze prijsstijgingen door te rekenen in hun afzetprijzen. In 2014 is de index van de 3 belangrijke inputfactoren (grondstoffen, energie en lonen) met 6,3% gedaald omwille van een prijsdaling bij enkele belangrijke landbouwgrondstoffen, met lagere afzetprijzen als gevolg (-0,7%). Toch blijft in vergelijking met 2005 het prijsniveau van de inputprijzen 9,7% hoger dan dat van de afzetprijzen. De consumentprijzen van voedingsproducten stegen in 2014 met 0,1% en volgen dus niet de neerwaartse tendens. De omzet kende een beperkte daling van -0,4% tot 48 miljard euro, waarbij vooral de lagere noteringen van grondstoffen een neerwaarts effect gehad hebben op de afzetprijzen en dus de omzet van voedingsbedrijven. Als we de volatiele prijzen wegzuiveren, blijken de verkopen in volume met 0,3% licht te stijgen. De zuivel- en drankensegmenten zetten sterke prestaties neer met een omzetgroei van respectievelijk 9,7% en 6,0%. Ook in de voorbije jaren presteerden deze subsectoren sterk.

executive summary Economisch jaarverslag FEVIA 5 Vooruitzichten voor 2015 hoopgevend Zowel het consumentenvertrouwen als het producentenvertrouwen gaan er de laatste maanden op vooruit. Zowel het consumentenvertrouwen als het producentenvertrouwen gaan er de laatste maanden op vooruit en een zwakkere euro kan de verre export een duwtje in de rug geven. Dit zijn hoopgevende signalen dat de voedingsindustrie ook in 2015 zal blijven groeien. Kerncijfers Belgische voedingsindustrie 2013-14 % aandeel in de verwerkende industrie Voedingsindustrie Groeipercentage ARBEIDS- PLAATSEN (VTE) 73.219 +0,1% WERKGEVERS OMZET 4.532 48 Mrd -2,3% -0,4% OMZET constante prijzen 48,3 Mrd +0,3% TOEGEVOEGDE WAARDE* 7,4 Mrd +1,6% EXPORT** 22,9 Mrd +2,1% HANDELS- BALANS 3,9 Mrd +11,8% INVESTERINGEN 1,3 Mrd +11,9% 17,7% 27,9% 17,2% 16,9% 14,6% 9,3% - 21,4% Bron: ADSEI (BTW aangiftes), NBB (buitenlandse handel), RSZ (gecentraliseerde statistieken) en Eurostat (STBS) Voorlopige cijfers 2014 *Cijfers 2013 I ** Cijfers verwerkende industrie hebben betrekking tot volledige goederenuitvoer (GN codes 01 t.e.m. 99, in nationaal concept) Omzet in constante prijzen 2013 berekend op basis Eurostat Positie van de Belgische voedingsindustrie in Europese voedingsindustrie (EU-28) Hoewel België maar 2,2% van de inwoners in de EU-28 telt, neemt de Belgische voedingsindustrie voor de meeste indicatoren een belangrijker aandeel in de Europese voedingsindustrie in. Indicator 2012 Aandeel in Europese voedingsindustrie Omzet 4,3 % Toegevoegde waarde 3,3% Werkgelegenheid 2,1% Werkgevers 2,6% Bron: Eurostat. SBS 1 Uitvoer op basis van productcodes (gecombineerde nomenclatuur), waardoor ook uitvoer van bedrijven die niet tot de voedingsindustrie (Nace2008 10+11) behoren, maar wel voeding of drank produceren, wordt meegenomen.

6 Economisch jaarverslag FEVIA OMZET 1. OMZET In 2014 bedroeg de omzet van de voedingsindustrie 48 miljard euro. De omzet van de voedingsindustrie bedroeg in 2014 naar schatting 48,0 miljard euro 2. Hiervan werd er ongeveer 24,2 miljard euro in België verkocht en werd er 23,8 miljard geëxporteerd. De 3 belangrijkste subsectoren zijn de vervaardiging van andere voedingsmiddelen (o.a. chocolade, suiker, koffie, bereide maaltijden, ), de vleesindustrie en de vervaardiging van oliën en vetten. Samen zijn ze goed voor 44,5% van de totale omzet. Fig. 1: Omzet per subsector (2014) 10.8% 12.9% 9.8% 12.3% 19.3% 10.4% 7.9% 5.4% 11.2% 10.1 Vleesindustrie 10.2 Vervaardiging oliën en vetten + 10.4 Verwerking vis 10.3 Verwerking en conservering van groenten en fruit 10.5 Vervaardiging van zuivelproducten 10.6 Vervaardiging van maalderij- en zetmeelproducten 10.7 Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren 10.8 Vervaardiging van andere voedingsmiddelen 10.9 Vervaardiging van diervoeders 11 Vervaardiging van dranken Bron: ADSEI (trimestriële BTW-aangiftes). Omwille van confidentialiteitsregels, zijn omzetcijfers niet meer apart beschikbaar voor NACE 10.2 en NACE 10.4 - deze categorieën worden dan ook samen in één categorie genomen. Op basis van het laatste kwartaal van 2014, schatten we dat de sector van de oliën en vetten goed is voor 90% van de omzet van de sector NACE10.2+10.4 2 de omzetcijfers voor 2014 worden nog steeds gereviseerd waardoor er ook in de toekomst nog verschuivingen tussen (sub)sectoren kunnen plaatsvinden. Daarom moeten deze gegevens als voorlopig beschouwd worden.

OMZET Economisch jaarverslag FEVIA 7 Evolutie van de omzet In 2014 stond de omzet onder druk omwille van dalende afzetprijzen en de aanhoudende crisis, maar deed het wel nog steeds beter dan de totale verwerkende industrie. Fig. 2: Jaarlijkse groei van de omzet (2010-2014) 20% 15% 17.1% 14.7% 10% 13.8% 5% 0% - 5% 3.8% 1.6% 1.5% - 0.4% - 0.3% -3.3% - 0.8% 2010 2011 2012 2013 2014 Voedingsindustrie (nace 10-11) Verwerkende industrie (nace 10-33) Bron: ADSEI (BTW-aangiftes), voorlopige cijfers voor 2014 Na een omzetdaling in 2009 als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis herstelde de omzet in de Belgische voedingsindustrie fors in 2011. Het groeiritme zwakte in de daaropvolgende jaren echter af en in 2014 was er zelfs een lichte omzetkrimp van de voedingsindustrie. Deze omzetdaling is het gevolg van dalende afzetprijzen van de voedingsindustrie in 2014 door de lagere grondstofprijzen. De forse groei van de omzet sinds 2007 was immers opgeblazen door de forse stijging van de grondstofprijzen (en dus afzetprijzen en de omzet). In die zin kunnen we misschien spreken van een normalisatie van de lange termijn groeipatronen in de voedingsindustrie. Om de sterke prijsschommelingen in de omzet weg te zuiveren, geven we hieronder ook een omzetgroei waarbij de evoluties in de producentenprijzen in rekening worden gebracht. De reeks geeft dus een beter idee in welke mate evoluties in volumes 3 de omzetevoluties hebben bepaald. In 2014 realiseerde de voedingsindustrie een omzetgroei (in volumetermen) van 0,3%. Als we de omzet uitzuiveren voor prijsschommelingen, is er in 2014 een volumegroei van de verkopen van 0,3% Fig. 2b: Jaarlijkse groei van de omzet gecorrigeerd voor evoluties in afzetprijzen (2010-2014) 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% - 2% - 4% 0.33% 10.25% 0.97% -1.98% 0.34% 2010 2011 2012 2013 2014 3 We weten niet in welke mate de evolutie van de omzet, naast door prijsschommelingen, ook gedreven wordt door een evolutie in het aantal aangevers vermits het confidentieel is welke ondernemingen onder welke NACE-code hun BTW-aangifte declareren. Daarom kan de Q-component (volume-component) zowel beïnvloed worden door een hoger of lager aantal aangevers als door het volume aan verkochte producten. Hierdoor ook moet deze reeks met de nodige omzichtighheid geïnterpreteerd worden.

8 Economisch jaarverslag FEVIA OMZET Ook de verwerkende industrie kende dezelfde maar meer uitgesproken evolutie. Zo herstelt de omzet van de verwerkende industrie al aanzienlijk in 2010 en blijft dit sterke groeipercentage aanhouden in 2011. Maar in tegenstelling tot de voedingsindustrie kende de verwerkende industrie sinds 2012 een negatieve omzetgroei, die in 2014 iets minder negatief werd. De verdeling van de omzet over de subsectoren blijft op lange termijn redelijk stabiel. Fig. 3: Verdeling omzet volgens subsector (2005-2014) 2014 12.9% 12.3% 10.4% 11.2% 5.4% 7.9% 19.3% 9.8% 10.8% 2005 14.7% 5.5% 8.4% 11.6% 7.1% 11.5% 19.5% 8.9% 12.8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 10.1 Vleesindustrie 10.2 Vervaardiging oliën en vetten + 10.4 Verwerking vis 10.3 Verwerking en conservering van groenten en fruit 10.5 Vervaardiging van zuivelproducten 10.6 Vervaardiging van maalderij en zetmeelproducten 10.7 Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren 10.8 Vervaardiging van andere voedingsmiddelen 10.9 Vervaardiging van diervoeders 11 Vervaardiging van dranken Bron: ADSEI (BTW-aangiftes), slechts beschikbaar vanaf 2005 in NACE2008. * Omwille van confidentialiteitsregels, zijn omzetcijfers niet meer apart beschikbaar voor NACE 10.2 en NACE 10.4 - deze categorieën worden dan ook samen in één categorie genomen. De verdeling van de omzet volgens de verschillende subsectoren blijft doorheen de laatste jaren relatief constant. Ten opzichte van 2005 is de grootste omzetstijging waar te nemen bij de subsector van oliën en vetten, de verwerking van groenten en fruit en de vervaardiging van dierenvoeders. Het aandeel in de omzet van de vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren, de vervaardiging van dranken en de vleesindustrie is er ten opzichte van 2005 met respectievelijk 3,6%-punt, 2,0 %-punt en 1,8%-punt op achteruit gegaan. Fig. 4: Evolutie binnenlandse omzet voedingsindustrie en omzet kleinhandel voeding (2010=100, 2010-2014) 130 120 112.7 114.8 119.4 120.4 110 100 100.0 100.7 105.0 107.0 110.5 90 2010 2011 2012 2013 2014 Voedingsindustrie Bron: ADSEI (BTW-aangiftes), 2010=100 Kleinhandel voeding

OMZET Economisch jaarverslag FEVIA 9 Sinds 2011 is de omzet van de binnenlandse voedingsindustrie sneller toegenomen dan de omzet van de voedingskleinhandel wat erop wijst dat het marktaandeel van de eigen voedingsindustrie in de consumptie is gestegen en dat we dus in verhouding meer Belgische voedingsproducten consumeren. In 2014 is dit aandeel wel lichtjes afgenomen. Het gros van de omzet in de voedingsindustrie wordt in Vlaanderen geproduceerd. Fig. 5: Verdeling omzet voedingsproducten per gewest (2014) Wallonië 16.6% Brussel 1.6% Vlaanderen 81.8% Bron: ADSEI, omzet van voedingsproducten (exclusief dranken), er wordt abstractie gemaakt van de omzet van buitenlandse vestigingen in België 4, voorlopige cijfers Meer dan viervijfde van de omzet van voedingsproducten (excl. dranken) werd in 2014 gerealiseerd door ondernemingen in Vlaanderen, Wallonië levert 17% van de omzet, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2%. 4 Ondernemingen worden als buitenlands beschouwd indien hun BTW-eenheid geen apart adres in België heeft. In de oude Nacebel2003-indeling werden deze automatisch aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegewezen, maar in de nieuwe Nacebel2008-indeling worden deze als een aparte categorie beschouwd naast de 3 Belgische gewesten.

10 Economisch jaarverslag FEVIA toegevoegde waarde 2. TOEGEVOEGDE WAARDE In 2013 genereerde de voedingsindustrie een toegevoegde waarde van 7,4 miljard euro. De toegevoegde waarde van de voedings- en genotsmiddelenindustrie 5 bedroeg in 2013 ongeveer 7,4 miljard euro, een stijging met 1,6% ten opzichte van 2012 waardoor het herstel van de toegevoegde waarde nu reeds voor het derde jaar wordt voortgezet. De groei in 2013 valt wel een stuk lager uit dan in 2012. Toch was de voedingsindustrie in 2013 goed voor 14,6% van de totale toegevoegde waarde van de verwerkende industrie, terwijl dit in 2010 nog maar 13,8% was. Vlaanderen genereert 72,3% van de toegevoegde waarde, Wallonië 21,6% en Brussel 6,1%. Evolutie van de toegevoegde waarde In 2013 steeg de toegevoegde waarde in de voedings- en genotmiddelenindustrie met 1,6%. Fig. 6: Jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde in lopende prijzen (2009-2013) 10% 6.4% 6.1% 5% 6.7% 1.6% 0.2% 0% 1.9% -3.7% - 0.1% - 0.3% -5% -10% -15% -9.7% 2009 2010 2011 2012 2013 Voedings- en genotsmiddelenindustrie (nace 10-12) Verwerkende industrie (nace 10-33) Bron: NBB, bruto toegevoegde waarde in lopende prijzen, NUTS31 Met uitzondering van 2010 presteerde de voedings- en genotmiddelenindustrie op het vlak van groei van de toegevoegde waarde beter dan de verwerkende industrie. In tegenstelling tot de voedings- en genotmiddelenindustrie ging de toegevoegde waarde in de verwerkende industrie er in 2013 op achteruit. In de periode 2009-2013 5 Bruto toegevoegde waarde is sinds 2009 niet langer gekend voor de voedingssector alleen, enkel voor de sector vervaardiging van voedings- en genotsmiddelen waarbij we op basis van eerdere jaren weten dat de genotsmiddelen slechts een klein deel (<5%) uitmaken van de totale sector.

toegevoegde waarde Economisch jaarverslag FEVIA 11 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse toegevoegde waardegroei in de voedingsindustrie 2,1% terwijl de verwerkende industrie een daling van de toegevoegde waarde van -0,3% kende. Uitgedrukt in kettingeuro s 6 (waarmee we het prijseffect elimineren en dus de volumegroei aangeven); kende de voedingsindustrie in 2013 een daling van haar toegevoegde waarde in volumetermen, wat aangeeft dat de groei van de toegevoegde waarde in lopende prijzen vooral veroorzaakt werd door stijgende prijzen en niet door volumestijgingen. Ten opzichte van 2012 was er in de voedingsindustrie een significante daling in toegevoegde waarde (in volume), terwijl de verwerkende industrie een eerder matige daling kende. In de periode 2009-2013 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse toegevoegde waardegroei in de voedingsindustrie in volumetermen 3,6% terwijl de verwerkende industrie een daling van de toegevoegde waarde van 1,1% kende. Fig. 7: Jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde in kettingeuro s (2009-2013) 12% 8.6% 9.6% 7% 5.2% 2% -3% -0.9% 1.2% -1.1% 2.4% -0.1% -0.7% -8% -13% -12.0% -18% 2009 2010 2011 2012 2013 Voedings- en genotsmiddelenindustrie (nace 10-12) Verwerkende industrie (nace 10-33) Bron: NBB, bruto toegevoegde waarde in kettingeuro s met 2012 als basisjaar 6 Bij toepassing van kettingeuro s wordt de volumegroei tussen twee opeenvolgende periodes, t en t+1, berekend door de prijzen van het jaar t te gebruiken. Tot voor kort werd de volumegroei gemeten door de prijzen te gebruiken van een vast basisjaar (constante prijzen), maar omwille van hogere accuraatheid werd onlangs besloten in de EU over te schakelen naar het gebruik van kettingeuro s. Referentiejaar is 2012.

12 Economisch jaarverslag FEVIA investeringen 3. INVESTERINGEN De voedingsindustrie investeerde in 2014 voor een recordbedrag van 1,3 miljard euro in materiële vaste activa, goed voor 21,4% van de investeringen in de verwerkende industrie (op basis van BTW statistieken). Na enkele jaren van forse groei van de investeringen in de voedingsindustrie, ontsnapte de sector ook niet aan de gevolgen van de financiële en economische crisis in 2009 en 2010, met fors lagere investeringen tot gevolg. In 2011 en 2012 trokken de investeringen echter sterk aan, maar hieraan kwam in 2013 een abrupt einde met een terugval in de investeringen van 10,2%. In 2014 herstelden de investeringen opnieuw fors met een toename van bijna 12%. De voorbije 3 jaren vertoonden de investeringen in de verwerkende industrie een tegengesteld patroon. Ten opzichte van 2010 liggen de investeringen in de voedingsindustrie in 2014 bijna 33% hoger, terwijl deze in de industrie maar 12% hoger liggen. Met 1,3 miljard euro bereikten de investeringen in 2014 een recordniveau. Fig. 8: Jaarlijkse groei van de investeringen (2010-2014) 25% 20% 16.3% 15% 13.8% 10% 14.2% 5.0% 5% 11.9% 0% -5% -10% -15% -5.1% -0.6% - 6.2% -9.9% -10.2% 2010 2011 2012 2013 2014 Voedingsindustrie (nace 10-11) Verwerkende industrie (nace 10-33) Bron: ADSEI (BTW-aangiftes) Een combinatie van fors hogere investeringen en een heel licht dalende omzet in 2014, zorgde ervoor dat de investeringsintensiteit (die de verhouding van de investeringen ten opzichte van de omzet meet) sterk gestegen is in 2014 waardoor deze opnieuw het niveau van 2012 behalen. In de verwerkende industrie stabiliseert de investeringsintensiteit zich sinds 2010 op hetzelfde niveau (tussen 2,1% en 2,2%). In de laatste 5 jaar lag deze ratio in de voedingsindustrie op 2,56% ten opzichte van 2,17% in de verwerkende industrie. Gemiddeld investeerde de voedingsindustrie

investeringen Economisch jaarverslag FEVIA 13 in de voorbije 5 jaar dus relatief meer dan de verwerkende industrie, zeker indien we ook in rekening nemen dat de omzet (de noemer van de ratio) in de voedingsindustrie sterk is gestegen, terwijl deze in de verwerkende industrie sterk gedaald is. De voedingsindustrie investeerde meer dan het gemiddeld van de verwerkende industrie. Fig. 9: Investeringsintensiteit (2010-2014) 2.9% 2.7% 2.7% 2.5% 2.5% 2.5% 2.4% 2.7% 2.3% 2.1% 1.9% 1.7% 2.1% 2.1% 2.1% 2.3% 2.2% 1.5% 2010 2011 2012 2013 2014 Voedingsindustrie (nace 10-11) Verwerkende industrie (nace 10-33) Bron: ADSEI (BTW-aangiftes)

14 Economisch jaarverslag FEVIA WERKGELEGENHEID 4 WERKGELEGENHEID In 2014 waren er 88.537 arbeidsplaatsen in de voedingsindustrie, goed voor 73.219 voltijdsequivalenten. De tewerkstelling in de voedingsindustrie in voltijdsequivalenten zit in de lift. Het aantal arbeidsplaatsen in de voedingsindustrie bedroeg in het tweede kwartaal van 2014 88.537, goed voor 73.219 voltijdsequivalenten (VTE s). Hiermee is het aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van 2013 met 0,2% afgenomen, maar het aantal VTE s daarentegen is toegenomen met 0,1%, wat erop wijst dat het aandeel van deeltijdse contracten opnieuw is afgenomen. Hiermee zet de voedingsindustrie de groei van de tewerkstelling in VTE s die gestart was in 2011 verder. Eens te meer blijft de voedingsindustrie hierdoor de sterkhouder van de industriële tewerkstelling. De verwerkende industrie slaagt er niet in de jaarlijkse afname van het aantal arbeidsplaatsen te stoppen. Zo gingen er in 2014 in de verwerkende industrie opnieuw bijna 11.000 banen (of bijna 9.200 VTE s) verloren. Hierdoor neemt de voedingsindustrie een steeds groter aandeel van de industriële tewerkstelling voor haar rekening. Het aandeel in de arbeidsplaatsen groeide van 17,4% in 2010 naar 18,6% in 2014, uitgedrukt in VTE s steeg het aandeel van 16,5% in 2010 naar 17,7% in 2014. Fig. 10: Evolutie arbeidsvolume in voltijdsequivalenten in België (2010-2014, 2010=100) 104 102 100 98 96 94 100.0 100.0 100.9 100.6 101.8 102.2 102.3 100.3 97.4 95.2 92 90 2010 2011 2012 2013 2014 VTE voedingsindustrie Bron: RSZ (gecentraliseerde statistieken), zonder interimkrachten VTE verwerkende industrie De voedingsindustrie genereert daarnaast ook heel wat tewerkstelling in andere sectoren. Op basis van de meest recente input/outputtabellen van 2010 zijn er bij de diverse leveranciers en dienstverleners (transport, verpakkingen, uitzendarbeid, ) 1,55 extra jobs verbonden aan 1 job in de voedingsindustrie. Dit is een stijging ten opzichte van 2005 toen er nog maar 1,45 additionele jobs gelieerd waren aan 1 job

WERKGELEGENHEID Economisch jaarverslag FEVIA 15 in de voedingsindustrie. Hiermee heeft de voedingsindustrie één van de hoogste jobmultiplicatoren in de verwerkende industrie. Verdeling volgens grootte onderneming Het aandeel van tewerkstelling in voedingsbedrijven tussen 100 en 500 werknemers is sterk toegenomen de laatste 10 jaar. Fig. 11: Verdeling werknemers volgens grootte onderneming (2004-2014) 2014 5.9% 6.7% 7.1% 13.3% 9.4% 14.6% 22.8% 11.9% 8.2% 2004 7.5% 8.3% 9.4% 13.8% 10.3% 11.7% 17.4% 12.4% 9.3% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% < 5 5-9 10-19 20-49 50-99 100-199 200-499 500-999 1000+ Bron: RSZ gecentraliseerde statistiek In vergelijking met 2004 zijn de aandelen van werknemers in ondernemingen tot 19 werknemers systematisch afgenomen en dit ten voordele van middelgrote ondernemingen tussen 100 en 499 werknemers. Er is dus een duidelijke schaalvergroting in de voedingsindustrie. Tegelijk zien we dat het belang van de grootste ondernemingen (met 500 of meer werknemers) ook is teruggelopen. Een doorgedreven automatisering in deze ondernemingen kan hiervoor een verklaring zijn. De terugval in de kleinste categorie (tot 4 werknemers) is vooral het gevolg van het verdwijnen van kleine bakkerijen. Het merendeel van de werknemers werkt in Vlaamse bedrijven. Regionale verdeling van de werkgelegenheid Vlaanderen stelt ongeveer 72% van het totale aantal arbeidsplaatsen ter beschikking. In vergelijking met de omzet neemt Vlaanderen dus een iets minder prominente plaats in de tewerkstelling in. Fig. 12: Aantal arbeidsplaatsen per gewest (2013) Wallonië 20.713 24% Brussel 3.891 4% Vlaanderen 62.120 72% Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken)

16 Economisch jaarverslag FEVIA WERKGELEGENHEID Verder stellen we vast dat de voorbije 3 jaar het aantal arbeidsplaatsen bij de Brusselse werkgevers aanzienlijk toenam, maar dit is enkel te wijten aan een administratieve centralisatie in 2011 van de regionale verkoopkantoren van slechts 1 producent, vermits sinds 2012 de tewerkstelling in Brussel weer afneemt (en in vrij sterke mate in 2013). De overige regio s zagen de tewerkstelling in 2013 eveneens, maar slechts licht teruglopen. Ten opzichte van 2009 ligt de tewerkstelling in Wallonië en Brussel wel nog steeds hoger in 2013. Fig. 13: Evolutie aantal arbeidsplaatsen per gewest (2009-2013; 2009=100) 120 115 110 105 100 100.0 104.1 98.7 113.5 114.3 106.6 105.8 109.1 104.8 95 98.3 98.6 99.1 98.3 90 85 2009 2010 2011 2012 2013 Vlaanderen Wallonië Brussel Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), 2009=100. De sterke stijging in Brussel is grotendeels het gevolg van een administratieve herclassificatie in 1 bedrijf in 2011.

werkgevers Economisch jaarverslag FEVIA 17 5. WERKGEVERS De voedingsindustrie telde 4.532 werkgevers in 2014, en vertegenwoordigde daarmee 28% van de werkgevers in de verwerkende industrie. Dit hoge aandeel volgt uit het feit dat de voedingsindustrie heel wat KMO s telt: 54% van de werkgevers in de voedingsindustrie telt minder dan 5 werknemers, 85% telt minder dan 20 werknemers. De kleinste dimensieklasse bestaat voor 75% uit kleine bakkerijen. De Belgische voedingsindustrie blijft een echte KMO-sector. Fig. 14: Verdeling werkgevers naar grootte-categorie (2014) 2.7% 4.0% 8.2% 10.5% 54.5% 20.1% < 5 werknemers 5-9 werknemers 10-19 werknemers 20-49 werknemers 50-99 werknemers > 100 werknemers Bron: RSZ (Gecentraliseerde statistieken) Evolutie van het aantal werkgevers en grootte werkgevers De schaalvergroting zet zich jaar na jaar door. Fig. 15: Evolutie van het aantal werkgevers en de gemiddelde omvang van de ondernemingen (2010-2014) 5.200 5.100 5.000 4.900 4.800 4.700 4.600 4.500 4.400 5.034 17.6 4.912 18.1 18.7 4.768 19.1 4.638 19.5 4.532 2009 2010 2011 2012 2013 20.0 19.5 19.0 18.5 18.0 17.5 17.0 16.5 Bron: RSZ (gecentraliseerde statistieken) Aantal werkgevers Arbeidsplaatsen per werkgever

18 Economisch jaarverslag FEVIA werkgevers De voorbije jaren is het aantal werkgevers in de voedingsindustrie jaar na jaar afgenomen. Er waren in 2014 502 of 10% minder werkgevers in vergelijking met 2010. Vooral de sector van de kleine bakkers draagt bij tot de daling van het totale aantal werkgevers in de voedingssector. Het aantal werkgevers in de sector van de kleine bakkerijen is immers in vergelijking met 2009 met 14,6% gedaald (van 3.298 werkgevers in 2010 naar 2.815 werkgevers in 2014). Het aantal werkgevers zonder kleine bakkers is in 2014 met 0,2% gestegen ten opzichte van 2013. Het aantal werkgevers daalde in 2014 enkel door een daling van het aantal kleine bakkers. Fig. 16: Evolutie aantal werkgevers t.o.v. vorige jaar (2010-2014) 2% 1.1% 1% 0% -1.2% -1.2% -1% 0.2% -2% -3% -4% -2.2% -2.4% -2.7% -2.9% -2.3% -3.2% 2010 2011 2012 2013 2014 Aantal werkgevers Aantal werkgevers zonder kleine bakkers Bron: RSZ (gecentraliseerde statistieken) Regionale verdeling vestigingseenheden Fig. 17: Aantal vestigingseenheden per gewest (2013) Brussel 311 6% Wallonië 1.456 29% Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken) Vlaanderen 3.307 65% In vergelijking met het aantal arbeidsplaatsen telt Vlaanderen procentueel minder werkgevers (65% van de vestigingseenheden vs. 72% van de arbeidsplaatsen). Dit wijst erop dat de Vlaamse voedingsbedrijven gemiddeld 7 meer arbeidsplaatsen per vestigingseenheid verschaffen in vergelijking met Wallonië en Brussel. De Brusselse voedingsondernemingen zijn gemiddeld het kleinst met 12,5 arbeidsplaatsen per vestigingseenheid. De Vlaamse zijn het grootst met 18,8 arbeidsplaatsen per vestigingseenheid. Waalse voedingsondernemingen hebben gemiddeld 14,2 arbeidsplaatsen. 7 Op basis van de gedecentraliseerde statistieken ligt het gemiddeld aantal arbeidsplaatsen voor de 3 regio s lager dan op basis van de gecentraliseerde statistieken omdat er volgens de gedecentraliseerde statistieken een hoger aantal vestigingseenheden tot de voedings- en drankensector behoren.

buitenlandse handel Economisch jaarverslag FEVIA 19 6. BUITENLANDSE HANDEL De handelsbalans voor voeding en dranken vertoonde in 2014 een overschot van 3,9 miljard euro, een record. De uitvoer volgens het nationale concept 8 van voeding en dranken bedroeg in 2014 naar schatting 22,9 miljard euro. De import van deze producten vertegenwoordigde een waarde van 19,0 miljard euro, waardoor er voor voeding en dranken een handelsbalansoverschot van ongeveer 3,9 miljard euro was. Indien we ook de doorvoer meerekenen in de import en uitvoer van voeding en dranken (het communautaire concept), bedroeg de uitvoer in 2014 27,5 miljard euro en de import 23,0 miljard euro. Dit resulteerde in een handelsbalansoverschot van 4,5 miljard euro. Evolutie van de buitenlandse handel Het handelsbalanssaldo steeg met bijna 12% in 2014. Fig. 18: Evolutie van de buitenlandse handel van voedingsmiddelen (in mio euro - 2010-2014) Miljoenen 25.000 20.000 15.000 18.934 15.646 20.791 21.855 22.391 22.858 18.099 18.554 18.934 18.992 10.000 5.000 0 3.288 2.692 3.300 3.457 3.867 2010 2011 2012 2013 2014 Uitvoer Invoer Handelsbalans saldo Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22 Tijdens de economische en financiële crisis kon de Belgische voedingsindustrie de klappen in vergelijking met de verwerkende industrie relatief goed beperken. In 2011 knoopte de uitvoergroei terug aan bij de periode voor de crisis met een groei van 9,8%, wat in de daaropvolgende jaren afzwakte tot een lichte groei van 2,1% in 2014. In 2014 kende de totale Belgische uitvoer van goederen een bescheiden groei van slechts 1,2%. Over de gehele periode kende de voedingssector dus een sterkere en stabielere uitvoergroei dan de industrie in haar geheel. 8 Uitvoer volgens het nationale concept geeft beter waar wat de Belgische bedrijven jaarlijks (autonoom) aan voeding en dranken uitvoeren. Uitvoer volgens het communautaire concept omvat hiernaast ook alle doorvoer activiteiten en internationale distributiecentra. Deze hebben typisch minder toegevoegde waarde. Het communautaire concept wordt in Europa gebruikt om landen met elkaar te vergelijken.

20 Economisch jaarverslag FEVIA buitenlandse handel De uitvoer van voeding en dranken steeg in 2014 iets sneller dan de globale Belgische uitvoer. Fig. 19: Jaarlijkse groei van de uitvoer (2010-2014) 18% 17.5% 13.5% 13% 8% 3% -2% 9.8% 4.9% 5.1% 2.5% 2.1% 2.0% 1.4% 1.2% 2010 2011 2012 2013 2014 Voeding en dranken Totale uitvoer van goederen Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22 Over de periode 2010-2014 zien we een quasi continue stijging van het aandeel van de doorvoer in de uitvoer van voedingsproducten. In de totale economie is het aandeel van doorvoer licht dalend en stabiliseert het zich rond een niveau van 31%. Het aandeel van doorvoer in de voedingsindustrie blijft wel aanzienlijk lager dan in de totale economie. Fig. 20: Evolutie aandeel doorvoer in totale export (2010-2014) 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 32.5% 14.6% 31.2% 31.3% 30.9% 30.9% 16.1% 16.7% 16.6% 16.9% 0% 2010 2011 2012 2013 2014 Voeding en dranken Totale economie Bron: NBB-INR (nationaal en communautair concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22 Regionale verdeling van de buitenlandse handel Vlaanderen kende in 2011 een aanzienlijke boost van de uitvoer van voeding en dranken. De afgelopen jaren daalde het groeiritme, hoewel het duidelijk positief blijft. Ten opzichte van 2010 nam de Vlaamse uitvoer met 22,8% toe. Wallonië kent eveneens een dalend groeiritme van de uitvoer, die evenwel herstelt in 2014 na de negatieve groei in 2013. Ten opzichte van 2010 nam de Waalse uitvoer met 12,3% toe. De Brusselse uitvoer kent vele pieken en dalen, maar blijft ondanks de scherpe daling in 2014 toch nog 4,9% hoger dan in 2010.

buitenlandse handel Economisch jaarverslag FEVIA 21 In Vlaanderen daalt het groeiritme van de uitvoer, maar blijft duidelijk positief. In Wallonië was er in 2014 een bescheiden uitvoerherstel. Fig. 21: Jaarlijkse groei van de regionale uitvoer (2010-2014) 20% 15% 10% 5% 0% -5% 10.7% 9.2% 3.7% 10.5% 7.4% 4.9% 14.2% 5.3% 3.7% 3.4% -1.0% - 1.1% 2.1% 2.0% -10% -15% 2010 2011 2012 2013 2014 Vlaanderen Wallonië Brussel Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22-11.6% De Vlaamse en Waalse voedingsindustrie kenden in 2014 een overschot op de handelsbalans van respectievelijk ongeveer 3,53 miljard euro en 900 miljoen euro, terwijl Brussel in 2014 een handelsbalanstekort van 595 miljoen euro kende. In 2014 is het Vlaamse overschot op de handelsbalans toegenomen met 9,8%. Wallonië doet nog beter met een forse verbetering van het handelsbalansoverschot met 21,2%, nadat het in 2013 wel aanzienlijk was afgenomen met -33,6%. Over de periode 2010-2014 is het handelsbalansoverschot in Vlaanderen toegenomen met 30,9% terwijl Wallonië een daling kende van -17,8%. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft voor voeding en dranken een structureel tekort op de handelsbalans dat ten opzichte van 2010 met 18,3% is toegenomen. Geografische spreiding van de uitvoer De verre exportmarkten en nieuwe EU-lidstaten worden steeds belangrijker voor de uitvoer van de Belgische voedingsindustrie Fig. 22: Geografische spreiding van de uitvoer (2004-2014) 2014 21.1% 21.0% 14.9% 8.9% 4.0% 11.0% 4.4% 14.8% 2004 22.2% 21.5% 16.7% 10.0% 4.5% 11.8% 1.6% 11.6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% FR NL DE GB IT Rest EU-15 Rest EU-28 Rest van de wereld Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22 De uitvoer van de Belgische voedingsindustrie blijft in hoofdzaak gericht op de Europese Unie. Het zwaartepunt ligt bij onze directe buurlanden waar 57,1% van onze totale uitvoer naartoe gaat. Binnen de EU-15 zijn, na Nederland, Frankrijk, en Duitsland, voornamelijk het Verenigd Koninkrijk en Italië belangrijke uitvoermarkten. Frankrijk blijft de belangrijkste uitvoermarkt van voeding en dranken al volgt Nederland op heel korte afstand. Ten opzichte van 2013 nam binnen de EU-15-landen de uitvoer naar redelijk wat landen af: Nederland (-0,2%), het Verenigd Koninkrijk (-0,4%), Italië (-0,7%), Spanje (-1,3%), Griekenland (-5,7%), Portugal (-3,5%) en Finland (-15,3%). De uitvoer naar Denemarken (+11,0%) en Zweden (+6,5%) kenden de sterkste groei. Binnen de nieuwe lidstaten vertoonde de uitvoergroei een erg verscheiden patroon met sterke stijgers en dalers: onder de sterkste stijgers rekenen we Slowakije (+58,2%), Hongarije (+16,1%) en Roemenië (+14,9%) terwijl de uitvoer naar

22 Economisch jaarverslag FEVIA buitenlandse handel Estland (-11,12%) en Litouwen (-10,8%) er het meest op achteruit gingen. De uitvoer naar de twee belangrijkste landen binnen de nieuwe lidstaten groeide eerder matig: Polen +4,0% en Tsjechië +1,5%. In onderstaande kaart van Europa wordt aangegeven hoe groot de uitvoer naar de verschillende landen bedraagt (in miljoen euro). Bron: NBB-INR (nationaal concept), in miljoen euro, GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22 Het belangrijkste uitvoerproduct van onze voedingsindustrie is vlees, dat voornamelijk naar Duitsland, Frankrijk en Nederland gaat. Ook zuivelproducten, bereidingen van groenten en fruit (diepvriesgroenten en -aardappelproducten in het bijzonder), bereidingen van graan (in het bijzonder koekjes) en dranken scoren sterk. Samen zijn ze goed voor 55% van de totale uitvoer van voeding en dranken. De uitvoer naar Nederland en Frankrijk is vrij gelijkmatig verdeeld over de verschillende productgroepen. Naar Duitsland (en ook Italië) springt de uitvoer van vlees in het oog, omdat er daar veel verwerking gebeurt door de lage lonen in de Duitse vleesindustrie. Voor het Verenigd Koninkrijk is vooral de uitvoer van bereidingen van groenten en vruchten belangrijk. Voor Italië is zuivel ons belangrijkste uitvoerproduct. De uitvoer naar de overige EU-15 landen kent weinig echte uitschieters, terwijl de uitvoer naar de nieuwe lidstaten in sterke mate beïnvloed wordt door de uitvoer van vlees naar Polen (28% van de totale uitvoer van alle voedingsproducten naar de nieuwe lidstaten). Op de verre uitvoermarkten zijn het vooral de bekende uitvoerproducten van de Belgische voedingsindustrie die het goed doen: chocoladeproducten en dranken (bier), al zitten er ook enkele minder bekende productgroepen bij zoals meel/mout (zelfs ons belangrijkste uitvoerproduct naar de rest van de wereld) en zuivelproducten.

buitenlandse handel Economisch jaarverslag FEVIA 23 De uitvoer van voedingsproducten per geografische regio of per land verschilt sterk. Fig. 23: Verdeling export per productgroep en per exportmarkt (2014) FR 13% 2% 13% 10% 2% 2% 2% 6% 3% 3% 7% 10% 14% 6% 10% NL 11% 3% 13% 5% 2% 3% 4% 7% 6% 4% 7% 11% 8% 5% 11% DE 21% 13% 12% 2% 6% 3% 5% 9% 9% 5% 6% 6% GB 8% 10% 8% 5% 4% 5% 9% 12% 21% 7% 7% IT 18% 24% 7% 3% 2% 4% 3% 6% 8% 8% 5% 7% Rest EU -15 8% 3% 9% 8% 2% 2% 9% 5% 4% 8% 11% 11% 8% 13% Rest EU-28 42% 5% 8% 6% 3% 8% 9% 5% 5% 3% Rest van de wereld 4% 14% 5% 15% 4% 4% 14% 9% 9% 6% 14% Totaal 13% 13% 8% 2% 4% 6% 3% 4% 9% 10% 10% 6% 10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Vlees Vis Zuivel Groenten Koffie, thee & specerijen Granen Meel en mout Vetten & olien Bereidingen van vlees & vis Suiker en suikerwerk Cacao en bereidingen ervan Bereidingen van graan Groenten en vruchtenbereidingen Diverse producten Dranken Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22. Omwille van overzichtelijkheid worden bij productgroepen met een waarde kleiner dan 2% geen percentages vermeld. Belangrijke productgroepen (aandeel > 5%) worden in de legende aangeduid in rood.

24 Economisch jaarverslag FEVIA buitenlandse handel Evolutie verre uitvoer De Verenigde Staten is met voorsprong de ster onder de verre uitvoermarkten van voedingsproducten. Fig. 24: Evolutie verre export in mio (2010-2014) Miljoenen 500 458 450 390 400 340 350 300 300 264 250 204 193 208 200 174 173 147 150 128 169 174 145 139 143 105 106 138 100 111 121 95 98 85 50 76 76 56 48 74 0 2010 2011 2012 2013 2014 Verenigde Staten Japan Russische Federatie Brazilië Algerije China Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22) Meer dan 14,8% van de totale uitvoer in 2014 kwam op rekening van de verre uitvoer, wat een zeer sterke stijging van 12,5% is ten opzichte van 2013. De Verenigde Staten, Japen en de Russische Federatie zijn de belangrijkste verre uitvoermarkten van voedingsproducten en dranken. De uitvoer naar de Verenigde Staten is aan een steile en continue klim bezig (+73,2% ten opzichte van 2010) terwijl de uitvoer naar Rusland zeker in 2014 geleden heeft onder de toegenomen spanningen tussen Rusland en de Europese Unie omwille van de crisis in Oekraïne. Vooral de handelsboycot van vlees en groenten slaat diepe wonden. De sterkste uitvoerstijging bij de belangrijkste verre uitvoermarkten ten opzichte van 2013 was er naar Algerije (+80,4%), Brazilië (+31,9%) en China (+23,6%). De uitvoerstijgingen naar Noorwegen (+59,5%) en Zuid-Korea (+37,9%) springen eveneens in het oog. Ten opzichte van 2010 steeg vooral de uitvoer naar China (+115,9%), de Verenigde Staten (+73,2%) en Brazilië (+64,6%). In onderstaande tabel staan de 10 verre uitvoerlanden die in 2014 een Belgische uitvoer van minstens 10 miljoen euro ontvingen en die de snelste groeipercentages ten opzichte van 2010 konden voorleggen. Uitvoerland Uitvoer in 2014 in Groei tov 2010 Irak 27.133.418 778,2% Cuba 13.463.270 392,0% Mexico 23.537.681 236,8% Chili 45.067.656 183,0% Nigeria 65.046.648 147,0% Jordanië 32.152.479 139,0% Thailand 55.694.364 138,0% China (Volksrepubliek) 121.313.364 115,9% Noorwegen 116.230.491 102,6% Servië 10.857.396 101,9% Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22.

buitenlandse handel Economisch jaarverslag FEVIA 25 Meel en mout, zuivelproducten en chocolade zijn de belangrijkste uitvoerproducten voor onze verre uitvoer. Fig. 25: Verdeling export per productgroep en per verre exportmarkt (2014) Verenigde Staten 5% 11% 2% 22% 9% 2% 4% 43% Japan 2% 5% 2% 10% 3% 30% 9% 9% 17% 14% ussische Federatie 4% 13% 14% 2% 3% 7% 5% 6% 18% 11% 3% 7% 9% Brazilië 4% 48% 3% 9% 28% 3% 3% 3% Algerije 62% 9% 5% 5% 12% 2% 1% China 9% 18% 5% 6% 3% 21% 8% 7% 6% 18% Totaal ROW 4% 14% 5% 15% 4% 4% 14% 9% 9% 6% 14% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Vlees Vis Zuivel Groenten Koffie, thee & specerijen Granen Meel en mout Vetten & olien Bereidingen van vlees & vis Suiker en suikerwerk Cacao en bereidingen ervan Bereidingen van graan Groenten en vruchtenbereidingen Diverse producten Dranken Bron: NBB-INR (nationaal concept), GN Codes 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 t.e.m. 22. Omwille van overzichtelijkheid worden bij productgroepen met een waarde kleiner dan 2% geen percentages vermeld. Belangrijke productgroepen (aandeel > 5%) worden in de legende aangeduid in rood.

26 Economisch jaarverslag FEVIA buitenlandse handel Naar onze belangrijkste verre uitvoermarkten de Verenigde Staten en Japan, zijn het vooral chocoladeproducten en dranken (bieren) die een belangrijk aandeel innemen in de uitvoer van Belgische voedingsproducten. Voor de Verenigde Staten zijn bereidingen van graan en voor Japan diverse producten eveneens belangrijke uitvoerproducten van ons land. De uitvoer naar Rusland wordt door de handelsboycot niet langer gedomineerd door vlees en (diepvries)groenten, maar kent een vrij evenwichtige verdeling tussen de productgroepen. De uitvoer naar Brazilië wordt vooral gedomineerd door 2 uitvoerproducten die voor de rest van de wereld een eerder beperkt aandeel innemen: meel- en moutproducten en groenten- en vruchtbereidingen (exclusief diepvriesgroenten). De belangrijke uitvoer van meel- en moutproducten maakt zelfs dat deze producten de belangrijkste verre uitvoerproducten geworden zijn in 2014. Naar Algerije springen vooral zuivelproducten in het oog, net als naar China waar ook de klassieke uitvoerproducten als chocolade en bier het goed doen. Algemeen is op de verre uitvoermarkt ten opzichte van 2010 een sterke groei zichtbaar van dranken (+105%), bereidingen van groenten en vruchten (+69%), zuivel (+58%) en vleesbereidingen (+51%). De uitvoer van granen (-57%), suiker (-44%) en vlees (-15%) zijn de enige drie productgroepen die erop achteruitgaan ten opzichte van 2010.

DISTRIBUTIEKANALEN VOEDINGSPRODUCTEN Economisch jaarverslag FEVIA 27 7. DISTRIBUTIE- KANALEN VOEDINGS- PRODUCTEN Voedingsproducten werden in 2013 vooral verkocht in grote supermarkten. Binnenlandse distributiekanalen voedingsproducten Fig. 26: Procentuele verdeling afzetkanalen voedingsproducten (2013) marktaandeel 52% 15% 28% 5% aantal winkels 597 739 1.312 4.641 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% F1 grootdistributie Hard discounters F2 middelgrote distributie F3 kleindistributie Bron: Nielsen Grocery Universe 2014 In 2013 waren er 7.289 winkels waar voedingsproducten werden verkocht; dat is een daling van ongeveer 1,3% ten opzichte van 2012. Na een terugval in 2008 is het aantal F1-winkels 9 opnieuw aan een lichte groei bezig al is de groei wel aanzienlijk minder dan begin jaren 2000. Bij deze F1-winkels zitten de vestigingen van Albert Heijn alsnog niet bij, terwijl deze keten begin 2015 al 28 Belgische vestigingen had 10. De groei van het aantal hard discounters is de laatste jaren sterk aan het afnemen. In 2013 kwamen er slechts 4 winkels bij, wat zelfs 1 minder is dan het aantal nieuwe F1-winkels. Het aantal middelgrote F2-winkels (type GB supermarkt, Okay, AD Delhaize, Spar, ) is opnieuw licht gegroeid met 2,7% terwijl het aantal F3-winkels 11 verder afkalft. Hoewel F3-winkels 64% van het aantal winkels uitmaken, zijn het in termen van marktaandeel overduidelijk de F1, F2 en harddiscounters die quasi alle omzet realiseren. Het aandeel van de kleine F3-supermarkten bedraagt maar 5,3%. 9 F1-winkels zijn grootdistributeurs zoals Colruyt, Hypermarkten Carrefour, Supermarkten Delhaize, Match,.. 10 De verwachting is dat dit aantal tegen 2016 tot 50 zou kunnen stijgen wat voor een bijkomende dynamiek in het retaillandschap kan zorgen met een mogelijke druk op de afzetprijzen en de consumentenprijzen 11 F3-winkels zijn kleine supermarkten met een oppervlakte van minder dan 400m² zoals Supra, Prima, Carrefour Express, Louis Delhaize, nachtwinkels,

28 Economisch jaarverslag FEVIA RENDEMENT EN FINANCIËLE RATIO S 8. RENDEMENT EN FINANCIËLE RATIO S Rendabiliteit en investeringen De lange termijn analyse van welke productiefactor inkomen verwerft uit de toegevoegde waarde, leert dat het aandeel van de beloning van de werknemers de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen. Een steeds belangrijker deel van de toegevoegde waarde gaat naar de beloning van werknemers. Fig. 27: Inkomensvorming voedingsindustrie en tabak (2009-2013) 100% 90% 20.2% 17.8% 15.6% 16.8% 17.6% 80% 70% 23.3% 24.2% 24.6% 23.2% 21.2% 60% 50% 40% 30% 56.6% 58.0% 59.8% 60.0% 61.2% 20% 10% 0% 2009 2010 2011 2012 2013 Beloning werknemers Verbruik van vaste activa Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Bron: INR-NBB Nationale rekeningen inkomensvorming A38-indeling Het aandeel van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) is sinds 2012 opnieuw in dalende lijn wat ten goede komt aan het netto exploitatieoverschot, hoewel het aandeel ervan ten opzichte van 2009 nog steeds 2,6%-punt lager ligt. Dit vertaalt zich ook in een netto operationele marge die in 2013 ten opzichte van 2009 ongeveer 0.9%-punt lager ligt, maar in 2013 wel weer licht stijgend is. Het wegsmelten van de nettooperationele marge in de voedingsindustrie stabiliseert na jaren van terugval. Fig. 28: Evolutie netto-operationele marge in % (2009-2013) 5.0% 4.5% 4.47% 4.0% 3.91% 3.5% 3.44% 3.0% 3.10% 2.5% 3.60% 2.0% 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: INR-NBB Nationale rekeningen inkomensvorming A38-indeling

RENDEMENT EN FINANCIËLE RATIO S Economisch jaarverslag FEVIA 29 Zonder een voldoende rendabiliteit dalen de investeringen en de werkgelegenheid in de voedingssector. En omgekeerd, wanneer de ondernemingen voldoende rendabel zijn, verhoogt de investeringsactiviteit wat resulteert in bijkomende jobs. Loonkosten per uur De loonkosthandicap met de buurlanden neemt in 2012 verder toe. Fig. 29: Uurloonkost werknemers voedingsindustrie België en buurlanden (2009-2012) 40 35 30 25 20 15 10 31.0 29.9 24.4 23.7 31.1 30.3 25.0 23.7 32.2 30.7 25.5 24.0 33.7 31.3 26.0 24.9 5 0 BE NL FR DE 2009 2010 2011 2012 Bron: Eurostat national accounts Op basis van de nationale rekeningen bleek dat de gemiddelde loonkost per gewerkt uur in de Belgische voedingsindustrie in 2012 de op één na hoogste in de hele Eurozone was (na Denemarken). Ook in vergelijking met onze buurlanden scoort België het slechtst. De loonkostkloof met Nederland bedraagt alvast 7,9%, maar vooral de verschillen met Frankrijk en Duitsland zijn torenhoog: de loonkost in de Belgische voedingsindustrie lag in 2012 in vergelijking met Frankrijk en Duitsland respectievelijk 29,7% en 35,2% hoger! Voor 2013 zijn er enkel cijfers beschikbaar voor België en Nederland. In België stegen de uurloonkosten met 3,5% terwijl deze in Nederland met 4,3% stegen waardoor de loonkostkloof iets wordt gedicht, maar toch nog 7% was met Nederlandse voedingsbedrijven. De uurloonkostenhandicap met onze 3 buurlanden is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. In 2012 was de uurloonkost van een Belgisch voedingsbedrijf liefst 23,3% hoger dan de uurloonkost in een voedingsbedrijf in onze buurlanden. Op basis van projecties die door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werden gemaakt zou de loonkosthandicap in 2013 nog licht toegenomen zijn en in 2014 licht afnemen om in 2014 uit te komen op 21,8%.

30 Economisch jaarverslag FEVIA RENDEMENT EN FINANCIËLE RATIO S De loonkostenhandicap van de Belgische voedingsindustrie lijkt in 2014 iets af te nemen, maar blijft met 21,8% torenhoog. Fig. 30: Evolutie uurloonkostenhandicap Belgische voedingsindustrie t.o.v. Nederland, Duitsland en Frankrijk (2005-2012; projectie 2013-2014) 26.0% 24.0% 23.3% 23.4% 21.8% 22.0% 20.2% 20.2% 20.5% 20.3% 20.0% 19.3% 18.5% 18.0% 18.5% 16.0% 14.0% 12.0% 10.0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Eigen berekeningen op basis van Eurostat, CRB, FPB en VBO Kapitaalsintensiteit De kapitaalsintensiteit van de voedingsindustrie neemt toe in 2013. Fig. 31: Materiële vaste active per personeelslid - mediaan (2009-2013) Duizenden 600 558 550 500 500 482 444 453 450 441 400 350 300 250 361 354 345 346 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: NBB (Balanscentrale) Voedingsindustrie Verwerkende industrie In 2013 had een doorsnee (mediaan) voedingsbedrijf voor 441.231 euro aan materiële vaste activa per personeelslid, terwijl dit voor de verwerkende industrie 557.712 euro bedroeg. Ten opzichte van 2009 steeg de kapitaalsintensiteit in de verwerkende industrie sterker dan in de voedingsindustrie (+22,3% in de voedingsindustrie en +25,5% in de verwerkende industrie).

evolutie prijzen Economisch jaarverslag FEVIA 31 9. EVOLUTIE PRIJZEN Evolutie prijzen in voedselketen De producentenprijzen voor voedingsproducten stegen in 2013 trager dan de consumptieprijzen van voeding. Fig. 32: Evolutie input-, afzet, en consumptieprijzen voeding (01/2005-12/2014; 2005=100) 160 150 140 130 120 110 100 90 80 inputprijs gewogen gemiddelde (grondstof, energie en uurloonkost) producentenprijzen voeding consumptieprijsindex voeding en dranken Bron: ADSEI (afzetprijsindex totale markt), Prijzenobservatorium (grondstofprijzen), Eurostat (energieprijzen, uurloonkosten en consumptieprijsindex) Sinds 2006 kampt de voedingsindustrie met een fors toegenomen volatiliteit van de grondstofprijzen (gewogen gemiddelde van voedingsgrondstoffen, gas en elektriciteit en uurloonkosten) die in de periode 2007-2008 gekenmerkt werden door een sterk stijgende tendens. In 2009 daalden deze grondstofprijzen opnieuw, maar ze lagen toch nog 5 à 10% hoger dan in 2005. Door een forse stijging van de inputprijzen in de tweede jaarhelft van 2010 (in het bijzonder door sterk stijgende grondstof- en gasprijzen), lagen de inputprijzen in 2011 opnieuw 20,4% hoger dan in 2010. De producentenprijzen van voedingsproducten stegen met 4,5% wat een stuk lager ligt dan de stijging van de belangrijkste inputprijzen. In 2012 stegen de inputprijzen opnieuw sterker dan de producentenprijzen (+3,9% t.o.v. +2,8%), terwijl dit in 2013 omgekeerd was met inputprijzen die gemiddeld daalden met -2,3% terwijl de producentenprijzen verder stegen met 3,4%. In 2014 vertoonden de inputprijzen en de producentenprijzen een dalende tendens met gemiddelde prijsdalingen van -6,3% en -0,7%. In december 2014 lag het prijsniveau van de producentenprijzen (met 2005=100) toch nog steeds 9,7% lager dan het prijsniveau van de inputprijzen. De consumptieprijzen van voeding en dranken lagen in 2014 0,1% hoger dan in 2013, wat wel een afname is ten opzichte van 2012 toen ze nog 3,5% gestegen waren.

32 Economisch jaarverslag FEVIA evolutie prijzen Evolutie grondstofprijzen Na een piek van de grondstofprijzen in de tweede helft van 2010 daalden de grondstofprijzen in de eerste jaarhelft van 2011, wat evenwel van korte duur was. Begin 2013 bereikten de grondstofprijzen een nieuw hoogtepunt gevolgd door een scherpe daling rond de zomer van 2013. Na een lichte stijging naar het einde van 2013 daalden de grondstofprijzen opnieuw tot en met het derde kwartaal van 2014. De elektriciteitsprijzen bleven de laatste 4 jaren relatief stabiel, in tegenstelling tot de gasprijzen die een quasi continue stijging kenden tot in het voorjaar van 2013 Net als bij de grondstofprijzen daalden de gasprijzen ook vanaf de zomer van 2013 en deze daling zette zich in 2014 voort. De zogenaamde meerkosten die bedrijven betalen voor energie (groenestroomcertificaten, federale bijdragen gas en electriciteit, offshore bijdrage, Elia-heffing, ) zijn de laatste jaren toegenomen en dreigen in de toekomst nog fiks te verhogen. De lonen kenden een graduele stijging die in 2013 wel verminderde door de loonmatiging die de regering aan de sectoren oplegde. Na een korte periode van stijgende grondstofprijzen van levensmiddelen in het najaar van 2013, daalden ze aanzienlijk in 2014. Fig. 33: Evolutie prijzen grondstoffen, gas, elektriciteit en uurloonkosten (01/2005-12/2014; 2005=100) 180 170 160 150 140 130 120 110 100 90 80 jan/05 apr/05 jul/05 okt/05 jan/06 apr/06 jul/06 okt/06 jan/07 apr/07 jul/07 okt/07 jan/08 apr/08 jul/08 okt/08 jan/09 apr/09 jul/09 okt/09 jan/10 apr/10 jul/10 okt/10 jan/11 apr/11 jul/11 okt/11 jan/12 apr/12 jul/12 okt/12 jan/13 apr/13 jul/13 okt/13 jan/14 apr/14 jul/14 okt/14 grondstofprijzen gasprijzen elektriciteitsprijzen uurloonkost per gewerkt uur Bron: Prijzenobservatorium (grondstofprijzen), Eurostat (energieprijzen en uurloonkosten) Evolutie consumptieprijzen voedingsproducten Fig. 34: Evolutie consumptieprijsindex (01/2005-12/2014; 2005=100) 130 125 120 115 110 105 100 95 consumptieprijsindex voeding en dranken Bron: ADSEI (consumptieprijzen) HICP all items Nadat tot midden 2012 de stijging van de consumptieprijsindex van voedingsproducten en dranken en de gezondheidsindex een vrij gelijkaardig patroon volgden, zijn met name in de tweede jaarhelft van 2012 en de eerste jaarhelft van 2013 voedingsproducten aanzienlijk sterker in prijs gestegen, terwijl in dezelfde periode de overige consumentenprijsindices amper stegen. Eind 2014 lag de consumptieprijzen van voedingsproducten 4,4% hoger dan de gezondheidsindex.

FISCALE EN PARAFISCALE BIJDRAGEN Economisch jaarverslag FEVIA 33 10. FISCALE EN PARAFISCALE BIJDRAGEN Bijdragen sociale zekerheid en fiscus De voedingsindustrie levert minstens 1 miljard euro bijdragen aan de sociale zekerheid. Fig. 35: Bedrijfsvoorheffing, werkgeversbijdrage RSZ en belastingen op het resultaat (mio - 2009-2013) Miljoenen 1.200 1.000 946 953 996 1.051 1.048 800 600 400 523 527 548 575 593 294 302 282 287 278 200 0 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: Belfirst januari 2015 Bedrijfsvoorheffing Werkgeversbijdrage RSZ Belastingen op resultaat De directe werkgelegenheid in de voedingsindustrie in 2013 leverde minstens 12 1,05 miljard euro werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid op. Daarnaast leverde deze tewerkstelling minstens 593 miljoen euro bedrijfsvoorheffing op als fiscale bijdrage. Deze bedragen lagen in vergelijking met 2012 respectievelijk -0,2% lager en 3,2% hoger. Belastingen De ondernemingen van de voedingsindustrie betaalden in 2013 278 miljoen euro belastingen op het resultaat, wat een daling met -3,0% betekent in vergelijking met 2012. 12 Deze gegevens zijn immers niet voor alle ondernemingen ingevuld in de jaarrekeningen

34 Economisch jaarverslag FEVIA conjunctuurprognose 11. CONJUNCTUUR- PROGNOSE Na een dieptepunt in de eerste helft van 2012, herstelt het ondernemersvertrouwen lichtjes. De laatste maanden gaat ook het producentenvertrouwen in de voedingsindustrie er verder op vooruit. Fig. 36: Conjunctuurbarometer voedingsindustrie en totale verwerkende industrie (01/2011-03/2015) 10 5 0-5 -10-15 -20 Seizoengezuiverde bruto reeks voeding en dranken Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks voeding en dranken Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks verwerkende industrie Bron: NBB (Conjunctuurenquête) De maandelijkse conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België geeft een idee over de appreciatie van de huidige economische toestand door circa 6.000 bedrijfsleiders. Voor de voedingsindustrie betekent dit concreet dat maandelijks meer dan 300 voedingsindustriëlen worden ondervraagd over het reilen en zeilen in hun onderneming. Het ondernemersvertrouwen in de voedingsindustrie zit sinds de economische crisis grotendeels onder het nulpunt. Enkel in het voorjaar van 2011 was de seizoensgezuiverde en afgevlakte reeks licht positief, maar het vertrouwen zakte snel weer weg tot een dieptepunt in mei 2012 (-5,2). De maanden erna steeg het ondernemersvertrouwen geleidelijk (tot -1,3 in oktober 2012), maar viel weer terug in het begin van 2013. In het voorjaar van 2014 tekende zich wel opnieuw een herstel af en leek het of we opnieuw een positief ondernemersvertrouwen zou krijgen. Het herstel was evenwel van korte duur want in november 2014 lag het ondernemersvertrouwen opnieuw op -5,9. De niet-afgevlakte bruto reeks in de voedingsindustrie herstelde in maart 2015 en komt uit op -1,9, maar deze reeks kent een grillig verloop met vele ups & downs. Dit maakt dat voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van evoluties van deze bruto reeks.

conjunctuurprognose Economisch jaarverslag FEVIA 35 Ook in de verwerkende industrie was er een herstel aan de gang sinds april 2013, maar dit stopte vrij snel in 2014 en in november 2014 lag het ondernemersvertrouwen er op -8,6. De ondernemers in de verwerkende industrie blijven duidelijk pessimistischer dan de voedingsproducenten. Het consumentenvertrouwen lijkt te herstellen begin 2015. Fig. 37: Consumentenvertrouwen (01/2011-03/2015) 5 0-5 -10-15 -20-25 -30 Bron: NBB (indicator consumentenvertrouwen) Omwille van de economische en financiële crisis, is ook het consumentenvertrouwen sinds 2008 quasi continu onder nul. Na een licht herstel tot in de lente van 2011, zakte het consumentenvertrouwen opnieuw weg tot -25 in januari 2013. Vanaf mei 2013 was er een duidelijk herstel van het consumentenvertrouwen, maar vanaf maart 2014 gleed dit consumentenvertrouwen opnieuw weg. Begin 2015 lijkt er beterschap op te treden, maar nog steeds is er een negatieve waarde (-6 in maart 2015).

36 Economisch jaarverslag FEVIA vormingsinspanningen 12. VORMINGS- INSPANNINGEN 1,04% van de arbeidstijd wordt geïnvesteerd in formele en nietformele opleidingen. Uit een analyse van de sociale balansen door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven blijkt dat in 2012 0,54% van de arbeidstijd werd geïnvesteerd in formele opleidingen. Indien ook niet-formele opleidingen worden meegeteld werd in 2012 1,04% van de arbeidstijd geïnvesteerd in opleidingen. In de totale privé-sector wordt 1,13% van de arbeidstijd geïnvesteerd in opleidingen waardoor de voedingsindustrie wat achterblijft. In financiële termen gaat het om een investering van 0,87% van de personeelskosten. Na enkele jaren met stabiel blijvende opleidingsinspanningen, lijken de opleidingsinspanningen opnieuw aan te trekken. Fig. 38: Opleidingsinspanningen in voedingssector (2008-2012) 1.0% 0.9% 0.8% 0.7% 0.6% 0.5% 0.4% 0.3% 0.2% 0.1% 0.0% Bron: IPV 0.82% 0.61% 0.75% 0.81% 0.83% 0.49% 0.50% 0.50% 0.87% 0.54% 0.18% 0.19% 0.20% 0.18% 0.17% 2008 2009 2010 2011 2012 % opleidingsuren/gepresteerde uren % opleidingskosten/totale personeelskosten % opleidingskosten risicogroepen/totale personeelskosten Op basis van de CVTS-enquête naar voortgezette beroepsopleidingen is de vormingsinvestering in percentage van de loonmassa in 2010 toegenomen tot 1,6% ten opzichte van 1,2% in 2005. De belangrijkste kostenpost is de PAC (personal absence cost of loonkost van de persoon die de opleiding volgt) die 60% van de totale vormingsinvestering vormt. De grafiek die het percentage werknemers dat een opleiding genoten heeft weergeeft, geeft een opmerkelijk resultaat voor 2012. Na een licht herstel in 2009 en 2010 na de economische en financiële crisis in 2008, valt het percentage werknemers

vormingsinspanningen Economisch jaarverslag FEVIA 37 dat een opleiding genoten hebben opnieuw terug in 2011 met 3,2 %-punt. In 2012 neemt het aantal werknemers die een opleiding genoten hebben aanzienlijk toe met 6,6%-punt. In de totale privé-sector hebben 35,6% van de werknemers een opleiding genoten waardoor de voedingsindustrie in 2012 een stuk sterker presteerde. Het aantal werknemers dat een opleiding genoten heeft stijgt opnieuw in 2012 Fig. 39: % werknemers die een opleiding genoten (2008-2012) 42% 40% 40% 38% 36% 34% 35.5% 36.3% 36.7% 33.5% 32% 30% 2008 2009 2010 2011 2012 Bron: CRB, NBB Sociale Balans, IPV In 2013 volgden 19.501 verschillende werknemers van paritair comité PC 118 en PC 220 één of meerdere IPV-opleidingen, een stijging met liefst 13,5% ten opzichte van 2012. Dit is 20,1% van alle werknemers uit de sector. Voedingsspecifieke opleidingen (voedselveiligheid en kwaliteit, voedingstechnologie, ), al dan niet georganiseerd op maat van subsectoren, vormden ook in 2013 het belangrijkste segment, bijna een derde van alle opleidingen. Gemiddeld lag het bereik van IPV in 2013 4,5%-punt lager dan in 2009. Dit is volledig te wijten aan een kleiner bereik van de kleinste ondernemingen, die in 2009 een uitzonderlijk hoog bereik kenden via de succesvolle opleidingen autocontrole (nieuwe bepalingen voedselveiligheid). Ondernemingen met minder dan 10 werknemers worden bovendien structureel het moeilijkst bereikt voor opleidingen. Kleine bakkerijen bijvoorbeeld, die de overgrote meerderheid uitmaken van de kleinste ondernemingen, geven vooral informele opleidingen in de eerste twee jaren dat zij een nieuwe bakkersgast aannemen. Bij de grote ondernemingen ligt het bereik van formele IPV opleidingen dan ook aanzienlijk hoger. Bij de bedrijven die meer dan 10 werknemers te werk stellen, is er sinds 2009 een duidelijke toename in het bereik van IPV merkbaar. Ten opzichte van 2009 was er in 2012 wel bij alle grootteklassen met meer dan 9 werknemers een groter bereik, mede te danken aan de sectorale inspanningen die gedaan werden om het aantal opleidingen op te drijven. Kleine ondernemingen zijn moeilijk te bereiken voor opleidingen. Bereik werkgevers per bedrijfsgrootte 2009 2013 1 9 werknemers 17,1% 7,4% 10-49 werknemers 32,2% 40,0% 50-99 werknemers 72,4% 81,8% 100 of meer werknemers 94,6% 97,3% gemiddeld 25,0% 20,5% Bron: IPV

38 Economisch jaarverslag FEVIA INNOVATIE 13. INNOVATIE Innovatiegraad Uit cijfers van de CIS2012-enquête blijkt dat 35% van de Belgische voedings- en drankenproducenten een productinnovatie introduceerden. Hiermee staat België in vergelijking met zijn buurlanden aan de top op het vlak van productinnovatie van voedingsproducten en dranken. Vooral ten opzichte van Frankrijk scoort België aanzienlijk beter. België presteert ook gemiddeld een stuk sterker dan de buurlanden op het vlak van procesinnovatie omdat 35% van de voedings- en drankenproducenten een procesinnovatie introduceerden. Vooral op het vlak van procesinnovatie bij de productie van voedingsproducten presteert België duidelijk beter dan de buurlanden die niet hoger uitkomen dan 22% à 27%. De Belgische voedingsindustrie is koploper op het vlak van product- en procesinnovatie. Fig. 40: Aandeel voedings-, dranken- en tabaksproducenten die innovaties introduceerden naar type (2010-2012) 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 35% 35% 46% 30% 22% 39% 25% 22% 40% 35% 29% 27% BE DE FR NL productinnovatie procesinnovatie organisatie- en/of marketinginnovatie Bron: Eurostat CIS2012-enquête Naast product- en procesinnovatie kunnen ondernemingen ook innovaties doorvoeren op marketing en organisatorisch vlak. Volgens de CIS2012- enquête voerden 46% van de Belgische voedings- en drankenproducenten een organisatieen/of marketinginnovatie door. Ook op dit vlak scoort België beter dan zijn buurlanden (52%).

INNOVATIE Economisch jaarverslag FEVIA 39 In de 2 vorige CIS-enquêtes (2008 en 2010) slaagden de Belgische voedingsbedrijven er ook in om deze sterke positie op het vlak van product- en procesinnovaties om te zetten naar een groter commercieel succes van deze innovaties. In de meest recente CIS2012-enquête lijkt het erop alsof de kloof met de buurlanden -die bijna gedicht leek- opnieuw toeneemt. Voor producten die nieuw zijn voor het bedrijf moet België de 3 buurlanden laten voorgaan. Voor producten die nieuw zijn voor de markt kunnen Belgische voedingsproducenten wel de Duitse collega s achter zich laten, maar niet de Franse en Nederlandse voedingsproducenten. De percentages van nederlandse voedingsbedrijven lijken extreem hoog te liggen, zeker in vergelijking met de CIS2010- enquête waar de precentages rond 7,5% lagen. De Belgische voedingsindustrie kan meer omzet uit nieuwe producten halen. Fig. 41: % omzet uit nieuwe producten (2010-2012) 22% 17% 13.1% 12% 11.4% 7.4% 7.9% 7% 4.7% 2.1% 2% 19.4% 18.3% -3% BE DE FR NL enkel nieuw voor onderneming Bron: Eurostat CIS2012-enquête nieuw voor de markt Verder werd er in België relatief gezien veel minder gebruik gemaakt van handelsmerken of andere beschermingsmethoden in vergelijking met de buurlanden. Deels is dit wellicht te verklaren door het feit dat een relatief hoog percentage van de Belgische voedingsondernemingen die deelnamen aan de enquête onderdeel is van een ondernemingsgroep met een buitenlands hoofdkantoor waardoor de bescherming van de intellectuele eigendom dan ook vaak door de buitenlandse onderneming gebeurt. Noot: De voedingsindustrie wordt in dit rapport in principe overal gedefinieerd als de sector met NACE 2008 code 10+11 (productie van voeding en productie van dranken), met uitzondering evenwel van de uitvoer en import (NBB): deze cijfers zijn niet gebaseerd op ondernemingsniveau (NACE-codes) maar wel op productniveau. De volgende GN-codes worden hiervoor meegenomen: 02, 03, 04, 07, 09, 10, 11, 15 tot en met 22. De uitvoer van voeding omvat dus ook de uitvoer van voeding door de groothandel. De verwerkende industrie omvat de NACE 2008 codes 10 tot en met 33.

Export Export blijft stijgen, blijft stijgen, vooral vooral naar VS, naar China VS, China en Brazilië en Brazilië Aandeel export per productcategorie +17,4% +17,4% 2,1% 2,1% meer meer export export in 2014 in 2014 +23,6% +23,6% +31,9% +31,9% 22,9 22,9 miljard miljard euro export euro export aan aan voedingsproducten Evolutie Evolutie investeringen investeringen Evolutie jobs in de voedingsindustrie vs. jobs in de totale industrie 187.000 jobs gelinkt aan voedingsindustrie: stabiel +11,9% +11,9% in 2014 in 2014 Jobs in de totale industrie: dalend 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Grootte Grootte bedrijven bedrijven De 3 handicaps 4.532 4.532 bedrijven bedrijven in 2014 in 2014 Tekort aan technische profielen op arbeidsmarkt Meerkosten energie voor voedingsbedrijven 21,8% Aantal Aantal daalt daalt Bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte stijgt stijgt Loonkostenhandicap t.o.v. buurlanden FEVIA Chris Moris Wetenschapsstraat 14 1040 Brussel info@fevia.be www.fevia.be Twitter: @Fevia_be