ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3063

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3787

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBGEL:2013:1641

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2016:3390

EelI: Nl: RBOVE:2016: 2665

ECLI:NL:RVS:2015:3038

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBMAA:2000:AA7321

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:RBAMS:2012:BV6463

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097


ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:RBDHA:2018:8904

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:CRVB:2017:1708

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

ECLI:NL:CRVB:2016:4664

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679

ECLI:NL:RBNHO:2016:4509


ECLI:NL:RBLIM:2017:466

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2015:3138

ECLI:NL:CRVB:2014:1035

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:CRVB:2017:1689

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:CRVB:2016:3051

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:RBZWB:2017:4537

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:CRVB:2014:3947

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4545

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3063 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 27-01-2012 Datum publicatie 07-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 11-4298 WMO Bestuursrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Herziening en terugvordering pgb. Pgb niet op voorgeschreven wijze verantwoord. Aannemelijk dat budget is besteed aan doel waarvoor het is verleend. Beroep gegrond. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/4298 WMO uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: S.I. van Andel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigde: mr. A. Yildiz. Procesverloop Bij besluit van 12 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder voor de periode van 23 april 2010 tot en met 30 november 2010 het aan eiseres toegekende Persoonsgebonden budget (Pgb) vastgesteld op 0,- en heeft verweerder een bedrag van 3.450 aan Pgb voorschotten teruggevorderd.

Bij besluit van 26 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 januari 2012. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun voornoemde gemachtigden. Overwegingen 1. Feiten en omstandigheden 1.1. Eiseres ontving hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura. De hulp, mevrouw [hulp] ([hulp]), was geregeld door Cordaan thuiszorg. Bij brief van 9 november 2009 heeft de gemeente aangegeven dat Cordaan thuiszorg als gevolg van de wijziging van de Wet maarschappelijke ondersteuning (Wmo) [hulp] niet langer mag inzetten bij eiseres. Dit komt omdat [hulp] niet in loondienst is bij Cordaan thuiszorg. In de brief staat dat als eiseres hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura wil én haar huidige hulp wil houden dan zal deze hulp er voor moeten kiezen om in loondienst te treden bij Cordaan thuiszorg. Als eiseres zorg in natura wil blijven ontvangen dan hoeft zij niets te doen, aldus deze brief. 1.2. Bij besluit van 14 mei 2010 is eiseres een voorlopig Pgb voor hulp bij huishouden toegekend voor de periode van 23 april 2010 tot en met 31 december 2010 tot een bedrag van 3.450. In de bijlage bij dat besluit is aangegeven dat eiseres verantwoording dient af te leggen over de bestedingen van het Pgb. In de bijlage staat aangegeven op welke wijze dat dient te gebeuren. Verweerder heeft vervolgens eiseres herhaaldelijk verzocht om de besteding van het voorlopig toegekende Pgb te verantwoorden. Toen een reactie daarop uitbleef, heeft verweerder, onder intrekking van de voorlopige toekenning, het Pgb over die zelfde periode vastgesteld op nihil en de uitbetaalde voorschotten van eiseres teruggevorderd. 1.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichting om het Pgb over het jaar 2010 deugdelijk te verantwoorden. Verweerder voegt hier ter zitting aan toe dat de gevolgen van het niet kunnen verantwoorden van het Pgb volledig voor rekening en risico van eiseres dienen te komen. Want, zo stelt verweerder, het is de eigen keuze van eiseres geweest om voor een Pgb te kiezen in plaats van voor zorg in natura. 1.4. Eiseres erkent dat zij geen verantwoording heeft afgelegd. Zij beroept zich op overmacht. Eiseres stelt dat zij de dupe is geworden van haar hulp [hulp]. [hulp] deed bij eiseres het huishouden en haalde de boodschappen. Naar aanleiding van de brief van de gemeente en Cordaan thuiszorg van 9 november 2009 heeft eiseres op aanraden van [hulp] een Pgb aangevraagd. [hulp] is verdwenen nadat aangifte bij de politie was gedaan wegens geldopnames van de spaarrekening van eiseres. Op het moment dat eiseres kennis nam van het verzoek om verantwoording af te leggen was [hulp] niet meer werkzaam bij eiseres. Pogingen om met [hulp] in contact te komen om bevestigd te krijgen dat het Pgb daadwerkelijk is aangewend voor hulp bij huishouden zijn op niets uitgelopen. Zo heeft eiseres geïnformeerd bij Cordaan thuiszorg naar het adres van [hulp]. Bij die instantie bleek [hulp] onder een andere naam te staan geregistreerd met een afgesloten telefoonnummer. De gemachtigde van eiseres is naar het opgegeven adres gegaan. Weliswaar stond de naam van [hulp] nog op de voordeur en wordt de brievenbus regelmatig geleegd, maar van buren heeft de gemachtigde gehoord dat [hulp] daar al jaren niet meer woont. De gemachtigde van eiseres heeft daar twee keer brieven in de bus gedeponeerd met het vriendelijke verzoek om contact op te nemen met de gemachtigde in verband met het Pgb. Maar daar is nimmer op gereageerd. De gemeentelijke Dienst Persoons- en Geo-informatie stuurde een brief van de gemachtigde naar dit zelfde adres. Eiseres stelt dat het Pgb

volledig is besteed aan hulp bij het huishouden. [hulp] werd contant betaald. De gemachtigde van eiseres kwam in die periode eens per twee of drie maanden bij eiseres op bezoek. Dan zag het huis van huis van eiseres er schoon uit en waren er boodschappen gehaald. De gemachtigde heeft zelf bij die gelegenheden met [hulp] gesproken. Gelet daarop kan er van worden uitgegaan dat het Pgb op de juiste wijze is besteed, aldus de gemachtigde van eiseres. Tot slot heeft eiseres gewezen op haar hoge leeftijd, haar rolstoelafhankelijkheid en het feit dat zij haar administratie heeft uitbesteed aan Ouderenadviesbureau vanwege haar slechte gezichtsvermogen. Dit adviesbureau was echter in die tijd overbelast. 2. Wettelijk kader 2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo, stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. 2.2. De gemeenteraad van Amsterdam heeft uitvoering gegeven aan artikel 5 van de Wmo door de vaststelling van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Verordening). 2.3. In artikel 11, eerste lid, van de Verordening is aangegeven dat het college het bedrag van het Pgb vaststelt en een budgethouder aanwijst, die verantwoording over de besteding van het budget is verschuldigd. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat het college regels vast stelt met betrekking tot de wijze van verantwoording van het budget bij de verschillende voorzieningen. 2.4. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening kan het college een beschikking, genomen op grond van de Verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien de persoon met beperkingen niet heeft voldaan of niet meer voldoet aan de voorschriften gesteld krachtens deze Verordening. 2.5. Ingevolge artikel 15, eerste lid van de Verordening wordt na ontvangst van de verantwoording door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat om over te gaan tot terugvordering of verrekening van het verstrekte bedrag. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt een betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk teruggevorderd nadat tot geheel of gedeeltelijke intrekking of wijziging daarvan is besloten. 2.6. Op grond van artikel 35 van de Verordening kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Inhoudelijke beoordeling 3.1. Niet is in geschil dat eiseres geen verantwoording heeft afgelegd op de voorgeschreven wijze. Een zorgovereenkomst is nooit opgesteld en evenmin zijn er urendeclaraties opgemaakt. Ook beschikt eiseres niet over kwitanties of andere bewijzen van de gestelde contante betalingen aan [hulp]. Dit brengt mee dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanheft en onder a, van de Verordening bevoegd is om het Pgb geheel of gedeeltelijk in te trekken. 3.2. De rechtbank kan zich niet verenigen met de wijze waarop verweerder gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid. Verweerder heeft namelijk uitsluitend in de overwegingen betrokken het ontbreken van de verantwoording. Verweerder heeft aldus nagelaten om alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen. Vorenstaande brengt tevens mee dat de rechtbank zich niet kan verenigen met de terugvordering. Het bestreden besluit komt dan ook in aanmerking om te worden

vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Het beroep is gegrond. 3.3. De rechtbank ziet ervan af om het geschil finaal te beslechten. Verweerder wordt opgedragen om met in achtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen. Met het oog daarop overweegt de rechtbank het volgende. 3.4. Niet is in geschil dat eiseres voorafgaand aan de periode hier in geding hulp bij het huishouden ontving van [hulp]. Dit liep via Cordaan thuiszorg. Uit de verklaring van de gemachtigde van eiseres leidt de rechtbank af dat [hulp] na de omzetting van zorg in natura in een Pgb het huishouden is blijven doen bij eiseres. Immers de gemachtigde is in de hier in geding zijnde periode enkele keren bij eiseres thuis geweest. Bij die gelegenheden heeft de gemachtigde [hulp] in de woning ontmoet en de gemachtigde heeft toen zelf waargenomen dat de woning er schoon en opgeruimd uitzag en dat de boodschappen waren gehaald. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van deze gemachtigde. Niet is gebleken dat de gemachtigde enig belang heeft bij de uitkomst van deze procedure. De gemachtigde is een bevriende kennis van eiseres. De gemachtigde kent eiseres nog uit de tijd dat zij als secretaresse werkzaam was in hetzelfde bedrijf als de gemachtigde. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank aannemelijk dat de hier in geding zijnde periode de hulp bij het huishouden is voortgezet. In aanmerking genomen de leeftijd van eiseres en de mate waarin zij hulpbehoevend is acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de hulp bij het huishouden op enig moment is gestaakt of aanmerkelijk in omvang is afgenomen. 3.5. Voorts acht de rechtbank relevant dat er een aanleiding is geweest om de zorg in natura om te zetten in een Pgb. Dit betreft de brief van de gemeente en Cordaan thuiszorg van 9 november 2009. In die brief staat aangegeven dat Cordaan thuiszorg [hulp] niet langer mag inzetten bij eiseres als hulp bij de huishouding. Uit die brief volgt dat, als eiseres haar hulp bij het huishouden wil houden, [hulp] in loondienst moet treden bij Cordaan thuiszorg of dat eiseres kiest voor een Pgb. Duidelijk is dat eiseres haar hulp heeft willen houden. 3.6. Het enige wat eiseres valt te verwijten is dat zij zich niet goed heeft laten voorlichten over de voorwaarden die zijn verbonden aan een Pgb. Daardoor is er geen zorgovereenkomst tot stand gekomen en zijn er geen facturen of kwitanties opgemaakt. De rechtbank acht van belang dat nadien eiseres al het mogelijke heeft gedaan om het Pgb toch te kunnen verantwoorden. Dat het eiseres niet is gelukt om in contact te komen met [hulp] wekt geen verbazing gelet op de aangifte bij de politie. Dat eiseres aanvankelijk niet heeft gereageerd op verzoeken om verantwoording af te leggen doet de rechtbank niet twijfelen aan de oprechtheid van eiseres. Deze laten zich verklaren door het feit dat het Ouderenadviesbureau dat de administratie van eiseres verzorgt overbelast was met als gevolg dat de post van eiseres, die bijna blind is, niet goed werd bijgehouden. 3.7. Vorenstaande brengt mee dat er geen aanleiding is om eraan te twijfelen dat eiseres de hier aan de orde zijnde periode hulp bij het huishouden heeft ontvangen van [hulp] in een omvang die vergelijkbaar is met de daaraan voorafgaande periode. De rechtbank gaat er voorshands van uit dat dit neerkomt op twee keer per week drie uur zorgverlening, zoals de gemachtigde heeft aangegeven. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat eiseres niet voor deze zorg zou hebben betaald. Het door eiseres genoemde bedrag van 12,20 per uur is niet onrealistisch. Verweerder dient dan ook bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar hiervan uit te gaan. 3.8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding omdat geen sprake is van rechtsbijstand door een professionele rechtsbijstandsverlener. Wel is er aanleiding om verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden. Beslissing De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond - vernietigt het bestreden besluit; - draagt verweerder op om met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen; - bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht vergoed van 41,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2012. de griffier, de rechter, Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Afschrift verzonden op: D: B SB