Boekje voor: spreekbeurt, boekenkring en werkstuk Dit boekje is van: Datum spreekbeurt Datum boekenkring Inleverdatum werkstukken (groep 6 t/m 8) Werkstuk 1: woensdag 22 november Werkstuk 2: woensdag 18 april
Tips voor een spreekbeurt Een spreekbeurt is eigenlijk een werkstuk alleen dan mondeling. Je vertelt over jouw onderwerp. Bereid je dus goed voor! Het is leuk om er bijvoorbeeld een PowerPoint presentatie of Prezi bij te maken. Dit is handig, want daar kun je steekwoorden in typen, zodat je niks vergeet. Typ hier geen lange stukken tekst, want dan leest iedereen wat er staat i.p.v. dat ze luisteren naar jouw verhaal. Het is goed om nog dingen te laten zien over jouw onderwerp. Dus neem materialen mee die jouw verhaal aanvullen. Je mag tijdens je spreekbeurt een spiekbriefje gebruiken. Hierop staan kernwoorden, de belangrijkste woorden van je spreekbeurt. Je schrijft er ook op welk moment je iets laat zien. Zorg dat je thuis voldoende oefent. Probeer niet alles van een briefje op te lezen, het is immers een spreekbeurt en geen leesbeurt. Zijn er woorden gebruiken, zorg er dan voor dat je weet wat deze betekenen en leg ze uit, of probeer er makkelijkere woorden voor te gebruiken. Je moet ook 3 vragen maken voor na je spreekbeurt. Daar moet één meningvraag bij zitten. Maak geen vragen waarop de kinderen Ja of Nee moeten beantwoorden. Zorg ervoor dat je spreekbeurt met de vragen samen ongeveer 15 minuten duurt. Zie je het helemaal zitten nu? Gebruik de tips en dan wordt je spreekbeurt vast en zeker een echt meesterstuk! Blijf rustig en begin op tijd. Dan komt het vast wel goed! Succes!
Wat doet je wel tijdens je spreekbeurt? Kleur de bolletjes groen. Wat doet je beter niet? Kleur de bolletjes rood.
Hoe maak ik een werkstuk? 1. Je kiest je onderwerp Neem een onderwerp waar je zelf meer over wilt weten. Je moet tijdens het maken van een werkstuk nieuwe dingen ontdekken die je nog niet wist. Als je een onderwerp hebt, overleg dan met de juf of het goed is. Als je geen goed onderwerp kunt bedenken, kom dan ook om te overleggen. 2. Bedenk minstens 3 studievragen Je moet vooraf al een idee hebben van wat je wilt gaan ontdekken. Dat moet niet zo moeilijk zijn, want daar heb je al over nagedacht toen je het onderwerp bedacht. Noteer minstens 3 studievragen in de inleiding en geef ook aan waarom je deze studievragen hebt gekozen. 3. Hoofdstukken Voor je begint met informatie zoeken bedenk je zelf al in welke hoofdstukken je het werkstuk gaat verdelen. Dat zijn er minstens 5 (inleiding en slot tellen niet mee), meer mag uiteraard ook. De bedoeling is dat je nu nog beter weet naar welke informatie je gaat zoeken. Als je dit af hebt ga je met de studievragen en de indeling van de hoofdstukken nog even langs de juf zodat je weet dat je goed begonnen bent. 4. Informatie verzamelen Natuurlijk kun je veel op Internet vinden, en de bieb staat ook vol met interessante boeken. Maar de leukste en beste manier is om de informatie bij de bron te zoeken. Maak je een werkstuk over een dierenasiel, ga dan met de verzorgers praten. Heb je Greenpeace als onderwerp, schrijf een mail en vraag om informatie. Doe je het over een land, mail de ambassade en vraag om info voor je werkstuk. Je zult verbaasd zijn wat je allemaal krijgt.
5. Nu gaan we echt schrijven Nu ga je je werkstuk schrijven. Je begint met je inleiding. Je vertelt waarom je dit onderwerp hebt gekozen, wat je studievragen zijn en hoe je denkt aan informatie te komen. Dan begin je met de tekst. Zorg er voor dat je nooit zomaar stukken kopieert van internet of overtypt uit een boek, dan is je werkstuk niet goed en moet je misschien wel stukken opnieuw doen. Vertel het verhaal in je eigen woorden, net alsof het een spreekbeurt is. Als het kan kun je ook iets over jezelf in je werkstuk zetten of ergens jouw eigen mening over geven. Het is belangrijk dat iedereen kan zien dat het echt een werkstuk van jou is. 6. Bronvermelding Schrijf duidelijk op waar je al je informatie vandaan hebt. Dus niet van Internet of van Google, maar noem de websites, de boeken (titel, auteur, uitgever) en (als het kan) de personen waar je al je nieuwe kennis van hebt gekregen. 7. Werkstuk mooi maken Uiteraard komen er plaatjes in. Kies plaatjes uit die mooi zijn, maar die ook iets extra s vertellen. Als je je werkstuk over hockey doet kun je bijvoorbeeld met een plaatje uitleggen hoe groot het veld is. 8. De voorkant Nu kunnen ook de creatievelingen wat extra s doen!! Print niet zomaar een plaatje uit en dan jouw naam eronder, dat is zo saai. Maak iets creatiefs, een plakwerk, een supertekening, laat zien hoe creatief je bent. Op de kaft noteer je in ieder geval het onderwerp, en jouw naam en je groep. 9. Afmaken Nu schrijf je nog als laatste het slot. Hiervoor lees je eerst je inleiding nog eens door en je geeft commentaar. Had je goede studievragen gekozen (en je geeft er natuurlijk antwoord op)? Kon je informatie vinden waar je dacht dat het was? Was het leuk om aan te werken? Heb je nog onverwachte ontdekkingen gedaan? Ga je de volgende keer iets op een andere manier doen? Enz. enz. Inleveren van de werkstukken: TIP: Begin vroeg, een goed werkstuk heeft tijd nodig!
Boekenkring Welkom bij de boekenkring van De Wizzert. Dit schooljaar gaan zowel de leerkrachten als de kinderen kennis maken met de boekenkring. De boekenkring is bedoeld om boeken onder de aandacht te brengen en leeservaringen met elkaar uit te wisselen. Bij de boekenkring ben je de boekpromotor! In eerdere jaren hebben wij een leeskring, krantenkring en nieuwskring gehad. Deze kringen komen te vervallen en worden vervangen door de boekenkring. Bij de boekenkring leer je (doelen): - Leren presenteren binnen je eigen groep. - Boekensoorten bekijken en een boekensoort kiezen. - Over de vragen Vertel eens van Aidan Chambers kunnen praten. Dit alles zonder beoordeling vanuit school, het gaat om het laten zien van het boek en plezier bij het lezen. Hoe bereid ik mijn boekenkring voor? 1. Kies een boekensoort waar jij graag je boekenkring over wilt houden. 2. Ga ongeveer 4 weken voor je de boekenkring hebt naar de bibliotheek om een boek uit te kiezen. Je mag natuurlijk ook een boek van thuis of een boek van school gebruiken voor je boekenkring. 3. Lees en ontdek het hele boek. 4. Vertel aan de klas: - de boekensoort die je gekozen hebt en waarom. - de titel van het boek. - de auteur (schrijver) van het boek. 5. Kies een activiteit bij het boek (boekensoort). Voorbeelden hiervan zie je bij suggesties boekensoorten, maar je mag natuurlijk ook altijd zelf iets bedenken. 6. Kies van te voren 3 vragen uit de je met de groep wilt bespreken. Deze vragen moeten vanuit Vertel eens Aidan Chambers zijn. Het maakt niet uit welke vraag, maar het moet natuurlijk wel kunnen. Deze vragen staan ook in de dit boekje. 7. Vul het schema Boekenkring in en geef deze aan je juf voordat je begint. Want hoe gaat een boekenkring? Je laat je boek zien en je geeft boekensoort, titel en auteur aan. Je legt de activiteit die je bedacht hebt uit. Je voert de activiteit natuurlijk met de groep uit. Je stelt maximaal 3 vragen aan de groep vanuit Aidan Chambers (Vertel eens ). Ben je klaar? Krijg je een groot applaus De boekenkring duurt maximaal 20 minuten; het kan zijn dat er maar 1 vraag besproken wordt. Dit is niet erg, praten over boeken is goed. Je krijgt geen beoordeling voor je boekenkring. Wij vinden het belangrijkste dat jij het boek promoot!
Boekenkring van:.. Datum boekenkring: Boekensoort: Titel: Auteur: Illustrator: Uitgever: Wat ga je doen met het boek (wat is je activiteit)? Welke 3 vragen van Vertel eens Aidan Chambers heb jij uitgekozen? 1. 2. 3. Heel veel plezier!
Bijlagen boekenkring Boekensoorten Wat voor boeken hebben we? 1. Kijk- en zoekboeken, 2. Prentenboeken/kleine prentenboekjes, 3. Voorleesboeken, 4. Rijmpjes, versjes en gedichten, 5. Boeken om te leren lezen (technische leesvaardigheid), 6. Jeugdromans (fictie), 7. Informatieve boeken (non-fictie), 8. Stripverhalen. Suggesties voor een activiteit bij een boekensoort
Vertel eens Aidan Chambers Aidan Chambers maakt gebruik van 3 categorieën vragen: - Rubriek A: Eerste reacties. Het gaat om de eerste indruk van en mening over het (voor)gelezen verhaal (of fragment). - Rubriek B: Praten over de inhoud van het verhaal. De vragen in deze categorie gaan over het verhaalbegrip, de verhaalbeleving: de inhoud van het verhaal gekoppeld aan de elementen van de geschiedenis wie, waar, wanneer, wat? - Rubriek C: Praten over stijl en compositie, genre en auteur. De vragen in deze categorie gaan over de kenmerken van stijl en compositie van het verhaal, het genre, de relatie tussen auteur en verhaal, de waardering voor het verhaal: de vorm van het verhaal gekoppeld aan de verhaalstructuur en de tekst. Rubriek A: Eerste reacties. A1 Wat vind je bijzonder aan dit verhaal? A2 Wat vind je raar? A3 Wat vind je moeilijk? A4 Wat snap je niet? A5 Is er een stuk dat je vervelend vond? A6 Kun je een spannend stuk noemen? A7 Weet je nog een grappig stuk? A8 Welke patronen heb je ontdekt? A9 Is er iets dat je nooit in een ander verhaal bent tegengekomen? A10 Denk je bij dit verhaal ook aan andere verhalen? Rubriek B: Praten over de inhoud van het verhaal Wie? B1 Wie is de hoofdpersoon? B2 Wie is de tegenspeler? B3 Wie helpt de hoofdpersoon? Hoe? B4 Welke personages hebben een bijrol in het verhaal? B5 Welke personages vond je aardig? Hoe komt dat? B6 Met wie voel jij je het meest verbonden? B7 Denk je bij een personage aan een personage uit een ander verhaal? B8 Is er iemand in het verhaal over wie niets gezegd wordt? B9 Kies een personage uit. Hoe ziet dat personage er uit? Wat kun je over het karakter vertellen? B10 Staan er stukjes in over wat een personage denkt? Waar? B11 Op welke plaats(en) speelt het verhaal? B12 Is de plaats van belang? B13 Gaat een stuk van het verhaal over de plaats? B14 Als het verhaal in een ander land speelt, wat kom je dan over dat land te weten? Wanneer? B15 Waar zie je aan in welke tijd het verhaal speelt? B16 Gaat een stuk van het verhaal over de tijd? B17 Gebeurde het verhaal lang geleden of nu? B18 Als het verhaal in een andere tijd speelt, zou je dan meer over die tijd willen eten? B19 Zijn er stukjes in het verhaal die lang duren, maar kort verteld worden?
B20 Zijn er stukjes die kort duren, maar lang beschreven worden? B21 Als het verhaal lang geleden gebeurde, kan het dan nog gebeuren? Wat? B22 Hoe begint het verhaal? B23 Hoe loopt het verhaal af? B24 Wat is de belangrijkste gebeurtenis in het verhaal? B25 Als dit niet was gebeurd, dan was Rubriek C: Praten over stijl en compositie, genre en auteur. Over de uitgave: C1 Toen je de kaft zag, wat dacht je toen over het verhaal? C2 Hoe past de stijl van de illustraties bij dit verhaal? C3 Hoe vind je de tekst op de bladzijde staan? C4 Welke illustraties spreekt je het meest aan? C5 Vind je dat er meer of minder illustraties in het verhaal moeten staan? C6 Als je nu de korte inhoud nog eens leest, vind je dat die de inhoud goed weergeeft? Over het lezen: C7 Zag je tijdens het lezen het verhaal voor je ogen gebeuren? C8 Heb je het verhaal achter elkaar uitgelezen of in kleine stukjes? C9 Is dit een verhaal om vlug te lezen of juist langzaam? C10 Wist je al snel hoe het verhaal verder zou gaan? Over de verhaalstructuur: C11 Hoe vind je de opbouw van het verhaal? C12 Zitten er herhalingen in het verhaal? Welke dan? C13 Wordt het verhaal verteld in de volgorde van gebeurtenissen? C14 Zitten er ook herinneringen in het verhaal? C15 Wordt er in het verhaal wel eens vooruitgekeken? C16 Zitten er meer verhalen of verhaaltjes in dit verhaal? Rubriek C: Praten over stijl en compositie, genre en auteur. Over de stijl: C17 Kun je een stuk noemen dat het meeste lijkt op het echte leven? C18 Is er een stukje waarin een gebeurtenis heel mooi wordt beschreven? C19 Heb je een paar mooie zinnen gelezen/gehoord? C20 Weet je nog bepaalde uitspraken van een personage? C21 Hoe vind je de keus van de namen van de personages? C22 Staat er iets in het verhaal dat volgens jou echt niet kan? C23 Gebruikt de schrijver moeilijke woorden? C24 Zijn er veel lange zinnen in het verhaal? C25 Kun je vaak lezen wat personages tegen elkaar zeggen? Focalisatie over degene die het verhaal vertelt: C26 Wie vertelt het verhaal (Of: Wie vertellen ) C27 Wordt het verhaal verteld vanuit een ik-figuur? C28 Komt de verteller in het verhaal voor? Over het genre: C29 Herken je iets uit andere verhalen? C30 Welke kenmerken horen typisch bij dit soort verhalen (genre)? C31 Ken je andere schrijvers die ook bij dit genre horen? Rubriek C: Praten over stijl en compositie, genre en auteur. Over de schrijver/auteur en illustrator: C32 Toen je het verhaal voor het eerst zag, herkende je toen de naam van de schrijver? C33 Welke verhalen heeft de schrijver nog meer geschreven? Vergelijk dit verhaal eens met een
ander verhaal. C34 Als je dit verhaal had geschreven, wat had je dan anders gedaan? C35 Als de schrijver hier op bezoek was, wat zou je dan willen vragen? C36 Wat voegen de illustraties toe aan het verhaal? C37 Als er een personage getekend is, klopt die tekening dan met jouw beeld? C38 Hoe zou je de tekenstijl van deze illustrator omschrijven? Over je waardering: C38 Wat zou je over dit verhaal tegen je vrienden vertellen? C39 Aan wie zou je het verhaal aanraden? C40 Welk cijfer zou je dit verhaal geven?