De bedoeling van een recensie is om anderen een indruk te geven van het boek dat je gelezen hebt.

Transcriptie

1 Het recensieboekje. De bedoeling van een recensie is om anderen een indruk te geven van het boek dat je gelezen hebt. Door het lezen van een recensie kan een ander kind besluiten het boek ook te gaan lezen. Of iemand anders kan een recensie gebruiken bij het voorbereiden van een leeskring. Wat is dan voor andere kinderen interessant om te weten over het boek? In de recensie moet iets staan over: 1. het uiterlijk van het boek en de illustraties 2. de inhoud 3. de figuren in het boek 4. het soort boek 5. de manier waarop het boek is geschreven 6. de bedoeling van het verhaal 7. de auteur en de andere boeken van dezelfde auteur. Steeds moet je bedenken: - hoe is dit in mijn boek - wat vind ik ervan; wat is mijn oordeel erover. Aan de hand van dit boekje werk je al deze punten uit. Woorden met een * worden uitgelegd in de woordenlijst. Als je een verhalenbundel hebt gelezen, kies je één verhaal uit om een recensie over te schrijven. Dit boekje is niet geschikt om een recensie van een gedichtenbundel te leren schrijven. Wanneer je het boekje hebt doorgewerkt, heb je goed nagedacht over je boek en kun je vast een recensie schrijven. Succes!

2 1. Het uiterlijk van het boek en de illustraties Omslag: Ik zou het boek wel - niet gekozen hebben als ik alleen naar de omslag keek. Dikte: Het boek heeft aantal bladzijden. Het boek is prettig - minder prettig leesbaar, omdat de bladzijden erg dicht - dicht - niet zo dicht bedrukt zijn. Illustraties: Het aantal illustraties vind ik goed - te veel - te weinig. Ik vind de illustraties mooi - gewoon - lelijk De illustraties passen wel - niet goed bij het verhaal omdat ze: 0 het verhaal wel - niet duidelijk maken 0 wel - niet passen bij de sfeer (spannend, grappig, serieus,.) van het verhaal 0 wel - niet de indruk geven van de figuren in het boek. Samenvattend: Alles bij elkaar vind ik het boek er wel - niet aantrekkelijk uitzien.

3 2. De inhoud Wie of wat is/zijn de hoofdfiguur/hoofdfigurer (*) in het boek? Waar speelt het verhaal zich af? In welke tijd speelt het verhaal? Geef een samenvatting van het verhaal in een paar zinnen. Een titel geeft in hele korte vorm de inhoud van het verhaal weer. Ik vind de titel wel niet bij het verhaal passen. Ik vind de titel wel niet mooi. Ik vind dat de titel wel niet in hele korte vorm de inhoud van het verhaal weergeeft. 3. De figuren De figuren die in een boek voorkomen, kunnen mensen, dieren of verzonnen figuren zijn. In het boek komen veel weinig figuren voor. Er zijn veel weinig bijfiguren (*) Welke bijfiguur vind je het leukst? Waarom?

4 Hierboven heb je bij de inhoud al opgeschreven wie de hoofdfiguur/hoofdfiguren is/zijn. Is/zijn de hoofdfiguur/hoofdfiguren veranderd in gedrag en/of karakter? Hoe? Waarom? (Lees eerst de woordenlijst bij hoofdfiguur!) Zou jij dingen net zo gedaan hebben als de hoofdfiguur/hoofdfiguren?

5 4. Het soort boek Realistisch of fantasie (*): Het boek is realistisch fantasie een tussenvorm. Waarom? Geef een voorbeeld? Eigentijds of historisch of toekomstverhaal (*): Het boek is eigentijds historisch een toekomstverhaal. Waarom? Geef een voorbeeld. Is de tijd waarin het verhaal speelt belangrijk voor het verhaal?

6 5. De manier waarop het boek geschreven is. Taalgebruik: Er zijn wel niet veel moeilijke woorden. Er zijn wel geen grappige, nieuwe woorden. De zinnen zijn lang kort allebei. Opbouw: Het boek is een doorlopend verhaal: ja nee Elk hoofdstuk is een los avontuur: ja nee De hoofdstukken kunnen wel niet in een andere volgorde gezet worden. Er staan in het boek vooral Gesprekken gedachten beschrijvingen. Ik vind de volgende woorden het meest passen bij de manier van schrijven: grappig serieus spannend droevig saai gevoelig vrolijk vreemd langdradig. Misschien weet je zelf nog andere woorden:

7 6. De bedoeling van het verhaal (*) Lees eerst wat er in de woordenlijst staat over de bedoeling van het verhaal. Denk je dat de auteur de lezer ook iets wil leren met dit verhaal: ja nee Wat? Ben je het met de auteur eens? Waarom wel/niet? 7. De auteur Welke boeken heeft de auteur nog meer geschreven? Soms staat dit in het boek. Anders kun je informatie zoeken in de mediatheek. Schrijf dan hier het nummer op van om alles op te bergen : Ook kun je informatie vragen in de bibliotheek. Andere boeken van de auteur: Als je nog ander interessante informatie over de auteur hebt gevonden, kun je dat hieronder opschrijven.

8 8. Suggesties Heb je ideeën wat je alleen, met een groepje of met de hele klas rondom dit boek zou kunnen doen? 9. Overleg Je hebt nu het hele boekje doorgewerkt. Laat het aan je leerkracht zien en bespreek het. 10. De recensie Door een recensie geef je anderen een indruk van het boek. Er moet in ieder geval wat in over: 1. de inhoud 2. de figuren 3. het uiterlijk van het boek 4. het soort boek 5. de manier waarop het geschreven is Lees alles wat je in dit boekje hebt ingevuld nog eens rustig door. Daarna schrijf je per hoofdstukje op wat voor jouw boek de belangrijkste en opvallendste dingen waren. Als het verhaal een duidelijke bedoeling heeft, moet je daar ook iets over schrijven. Maak eerst een kladtekst en laat die aan je leerkracht lezen. De definitieve recensie maak je op een liggend a-4 tje. Vouw het papier dubbel tot een boekje. Op de voorkant zet je rechtsonder: - titel - auteur - de illustrator (*) - de uitgever (*) De titel mag je ook groot op de voorkant schrijven Verder maak je de voorkant heel mooi. Maak het zo dat het past bij het boek. Op de middelste bladzijden schrijf je de recensie. Op de achterkant schrijf je op: - welke andere boeken de auteur geschreven heeft - je eigen naam Presenteer de recensie bij het laten zien.

9 Woordenlijst bij het recensieboekje Inhoud en figuur Hoofdfiguur: De figuur waar het hele verhaal om draait. (soms zijn er meer dan één). Over de hoofdfiguur kom je meestal het meeste te weten: je leert deze echt kennen. Bijvoorbeeld of de hoofdfiguur veranderd door wat er in het verhaal gebeurt. Daardoor kan hij: - dingen anders gaan doen - anders over dingen gaan denken - andere dingen belangrijk zijn gaan vinden, - enz. Bijfiguren: Figuren die wel in het verhaal voorkomen, maar die een bijrol spelen. Het soort boek Fantastisch verhaal: Er gebeuren dingen of er komen figuren in voor die niet echt (kunne) bestaan, zoals dwergen, dieren met kleren aan enz. Realistisch verhaal: Het verhaal is echt gebeurd of het lijkt alsof het echt gebeurd is. Tussenvormen: Soms is het verhaal allebei: realistisch en fantastisch. Het verhaal kan dan vooral echt gebeurd zijn, maar er zijn toch een paar dingen die duidelijk niet echt kunnen zijn. Ook kan het verhaal echt beginnen en na een tijdje wordt het fantasie. Zo heb je allerlei tussenvormen. Eigentijds verhaal: Het verhaal speelt in de tijd waarin we nu leven. De plaats van het verhaal kan wel een heel andere zijn dan Nederland. Historisch verhaal: Het verhaal speelt zich af in het verleden. Soms wordt heel duidelijk in welke tijd het precies is, bijvoorbeeld de Middeleeuwen. Door het verhaal kom je dan veel te weten over het leven in die tijd. Soms is het niet zo duidelijk welke tijd het precies is en is het gewoon vroeger. Toekomst-verhaal: Het verhaal speelt in de toekomst. Dit is altijd een verzonnen verhaal, omdat niemand weet hoe het leven in de toekomst zal zijn. Bedoeling van het verhaal. Een auteur schrijft vaak een boek: 1. om een mooi verhaal te vertellen 2. omdat de lezer iets van het verhaal kan leren: het verhaal heeft dus een bedoeling. Een paar voorbeelden van wat de lezer van een verhaal zou kunnen leren: - het goede wint uiteindelijk van het kwade (vaak in sprookjes) - volwassenen nemen kinderen niet serieus - je moet goede dingen doen omdat het zelf goed vindt en niet omdat het van anderen moet - lichamelijk gehandicapten kunnen net zo goed denken als mensne zonder handicap

10 - nieuwsgierig zijn is een goede eigenschap - enz. Zakelijke gegevens Illustrator: De persoon die de plaatjes in het boek gemaakt heeft. Uitgever/uitgeverij: Iemand of een groep mensen die boeken laat drukken en zorgt dat ze in de winkels komen.