Stadsweiden - Kruithuis. Vastgesteld bestemmingsplan

Vergelijkbare documenten
Waterfront-Zuid Watersportboulevard. Vastgesteld uitwerkingsplan

Regels bestemmingsplan "3e herziening van het bestemmingsplan Oud- en Nieuw Krispijn, locatie Laan der VN"

INHOUD 1 I N L E I D E N D E R E G E L S 1 2 B E S T E M M I N G S R E G E L S 5 3 A L G E M E N E R E G E L S 7

Inhoudsopgave. Bestemmingsplan Bestemmingsplan Luttermolenveld, 4e partiële herziening Vastgesteld

Ossenwaard (perceel tussen 3 en 5) - Cothen

PROJECTBESLUIT SCHONENBURGSEIND 40

Inhoudsopgave. Heerde Dorp, Brede School Heerde West, 1 e herziening Vastgesteld

Stadsdennen - J.P. Heyelaan 1. Vastgesteld bestemmingsplan

wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Inhoudsopgave Regels vastgesteld

Bestemmingsplan Voetgangersverbinding. Castricum Limmen REGELS

Hierden Dorp - Ruimelsdwarsweg 4

Regels. Kenmerk: R03

Waterfront-Zuid - De Eilanden. Vastgesteld op 13 september 2012

Reparatieplan Hierden Dorp Vastgesteld bestemmingsplan

Regels. Groene Scheg- Oldenzaalsestraat

Voorthuizerstraat 5(vastgesteld) Regels 3. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begrippen 4 Artikel 2 Wijze van meten 8

Regels Grooterkamp-Gorssel Gemeente Lochem

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

het project het projectbesluit Loo, Husselarijstraat 46 in de gemeente Duiven.

Transformatorstation Vijfhuizen. Regels

N307 Passage Dronten (9071)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE REGELS... 2 Artikel 1 Begripsbepalingen... 2 Artikel 2 Wijze van meten... 5

Regels. Kenmerk: R05

Bestemmingsplan. N307 Passage Dronten (9071)

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 1. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 2. Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels 6. Kenmerk: R02

bestemmingsplan Bestemmingsplan appartementencomplex Bleekstraat te Goor Toelichting 3 Regels 279

REGELS. van het bestemmingsplan. Spoorwegonderdoorgang Den Dolder. van de GEMEENTE ZEIST

Bestemmingsplan Kinderboerderij, Waspik. Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 6

Hierden Bosch - Hessenweg 2

Wijzigingsplan Groenedijk 1 te Ouddorp. Gemeente Goeree-Overflakkee. Planstatus: vastgesteld wijzigingsplan Datum: 27 september 2016

Regels. Eynderhoof Plan ROS Adviesbureau voor ruimtelijke plannen

Regels Bestemmingsplan Uitbreiding zorgcentrum Dekelhem, Gieten

GEMEENTE HEERENVEEN UITWERKING 3 e FASE SKOATTERWÂLD (WONINGBOUW TEN OOSTEN VAN DE BOSVELDEN, DEEL 1) INHOUDSOPGAVE

Fietspad Melderslo - Broekhuizen (Tracédeel C)

s-heerenberg, Zeddamseweg 13-19

Bestemmingsplan Taxiopstelstrook Leidsebosje

Delden Zuid 2015, wijzigingsplan kade Delden

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 5

bestemmingsplan "Boomkwekerij nabij Akkerweg 9"

pompstation Breehei te Leunen REGELS

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Hertog Reinaldlaan 2, Horst

Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels 1 Artikel 1 Begrippen 1 Artikel 2 Wijze van meten 5

wijzigingsplan Dr Bouwdijkstraat

Brantjesstraat bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro. Status: vastgesteld. Gemeente Purmerend Ruimtelijk Domein

Bestemmingsplan Luttermolenveld, 1e partiële herziening: Regels

uitwerkingsplan Mortiere fase 7

UITWERKINGSPLAN MORTIERE FASE 4C3. GEMEENTE MIDDELBURG onherroepelijk 17 december ruimte voor ideeën

REGELS Ontwerp bestemmingsplan Boomkwekerij nabij Akkerweg 9 Gemeente Utrechtse Heuvelrug

GEMEENTE HILLEGOM REGELS. onderdeel van het bestemmingsplan Fietspad Hillegom - Bennebroek van de gemeente Hillegom

1 van :15

Bestemmingsplan Drielanden Horlose Brink Gemeente Harderwijk

Broek 6, 8 en 10 te Sevenum Deze standaard is gebaseerd op de Bro (juni 2007) en SVBP2008 (22 februari 2008).

Regels bestemmingsplan Anne Franklaan 50 / Joop Westerweelstraat 18

Nieuw-Amsterdam, bedrijfswoning Verlengde Herendijk

INHOUDSOPGAVE blz. 1 Artikel 2: Wijze van meten. HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS 4 Artikel 3: Bedrijf - Nutsbedrijf. 4 Artikel 4: Bedrijf - Opstijgpunt

1.1 plan: het bestemmingsplan "Nibbelinklaan 12 Sinderen: koffieboerderij "Groot-Nibbelink" van de gemeente Oude IJsselstreek; 1.

Van Alewijkstraat Beerzerveld

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1 Artikel 1 Begrippen 1 Artikel 2 Wijze van meten 3

Inhoudsopgave. ontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan Gasleiding Groningen-Winschoten 2

Regels bestemmingsplan Camperstandplaatsen Balk. Planstatus: ontwerp Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0653.BPL ON01 Auteur: Ontwikkeling

Bestemmingsplan Mgr. Kuijpersplein 18, Borkel en Schaft. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 1 Artikel 1 Begrippen 1 Artikel 2 Wijze van meten 3

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Oerle 2015, herziening Sint Janstraat

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS... 2 Artikel 1 Begrippen... 2 Artikel 2 Wijze van meten... 5

Buitengebied, partiële herziening ontsluitingsweg Oude Rijksweg 395 te Rouveen O N T W E R P

Zuidelijk Molenveld, Beatrixstraat - Prins Bernhardplein

Regels bestemmingsplan "2e herziening van het bestemmingsplan Dubbeldam, locatie Haaswijkweg west 116"

Aansluiting A27 en verbindingsweg Groote Haar regels

Bestemmingsplan N240 - Westerterpweg

R e g e l s rgl

1.1 plan: het bestemmingsplan 'Varkenshouderij Laarstraat' van de gemeente Oude IJsselstreek; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde

GEMEENTE VLAARDINGEN BESTEMMINGSPLAN. BABBERSPOLDER OOST, 1 e herziening (Deelplannen 7+8)

NL.IMRO BP001PH

Uitwerkingsplan. Assenrade, fase 2. Gemeente Hattem. Datum: 4 juni 2013 Projectnummer:

Regels bestemmingsplan 4e Herziening Wielwijk, locatie Krabbestein

Bestemmingsplan Notarisappelstraat

Hoofdstuk 1 Inleidende regels...3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels...7. Hoofdstuk 3 Algemene regels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels...

Oranjekwartier Noord

bebouwingspercentage: een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1 Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels... 11

Westsingel. Datum 22 juni 2009

R e g e l s rgl

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Toepassingsregels 3 Artikel 2 Begrippen 3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5 Artikel 3 Wonen 5

P l a n r e g e l s vrs

Rypsterdyk 43 in Marsum. Menameradiel Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

BESTEMMINGSPLAN DA COSTASTRAAT 26 VAN DE GEMEENTE VLAARDINGEN PLANREGELS

Bestemmingsplan. Woning Hammerweg. Gemeente Ommen. Regels. Datum: 15 mei 2012 Projectnummer: ID: NL.IMRO.0175.

Inhoudsopgave. Regels. Vaststellingsbesluit 16

Artikel 1 Begrippen 2. Artikel 3 Verkeer 4. Artikel 8 Slotregel 7

Rho adviseurs voor leefruimte

Bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis. Voorontwerp

Regels. Bestemmingsplan Windturbines Netterden - Azewijn

R e g e l s rgl

1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen... 2 Artikel 2 Wijze van meten Bestemmingsregels Artikel 3 Woongebied...

Regels 1e herziening 'Smitsweg', locaties Noord en Midden

De Whee e.o., herziening Rubensstraat 2 BESTEMMINGSPLAN. Datum: onherroepelijk NL.IMRO.1735.GOxrubens2-OH10

Transcriptie:

Stadsweiden - Kruithuis Vastgesteld bestemmingsplan

Stadsweiden - Kruithuis

Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Wijze van meten 10 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11 Artikel 3 Gemengd 11 Artikel 4 Groen 13 Artikel 5 Maatschappelijk 14 Artikel 6 Verkeer 15 Artikel 7 Water 16 Artikel 8 Wonen 17 Artikel 9 Waarde - Archeologie 1 20 Artikel 10 Waarde - Archeologie 2 22 Artikel 11 Waarde - Archeologie 3 24 Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie 26 Hoofdstuk 3 Algemene regels 27 Artikel 13 Anti-dubbeltelregel 27 Artikel 14 Algemene gebruiksregels 28 Artikel 15 Algemene afwijkingsregels 29 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 31 Artikel 16 Overgangsrecht 31 Artikel 17 Slotregel 32 2

Regels 3

4

Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan: het bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis met identificatienummer van de gemeente Harderwijk; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aan huis verbonden beroep: een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.6 aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; 1.7 achtererf: het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan; 1.8 ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.9 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.10 bebouwingspercentage: het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.11 bed & breakfast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen; 5

1.12 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht; 1.13 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden; 1.14 berging: een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen; 1.15 bestaand a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald; b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime; 1.16 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.17 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.18 bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; 1.19 bijgebouw: een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw; 1.20 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.21 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.22 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.23 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.24 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 6

1.25 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.26 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.27 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; 1.28 erfgrens de grens van een erf; 1.29 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.30 gezamenlijk bruto vloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.31 grootschalige detailhandel detailhandelsvestigingen met een minimum winkelvloeroppervlak van 1.000m² ; 1.32 hoofdgebouw: één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.33 horecabedrijf: een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt; 1.34 kantoor een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied; 1.35 kiosk kleinschalige detailhandel in lectuur, eet- en drinkwaren, rookwaren, bloemen, planten en dergelijke; 1.36 kunstwerk civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf 1.37 kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen; 7

1.38 maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening; 1.39 maatvoeringsvlak: een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering; 1.40 mantelzorg: zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband; 1.41 mantelzorgunit een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.42 ondergeschikte detailhandel: niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie; 1.43 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.44 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.45 peil: 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 1.46 perifere detailhandel: detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, alsmede tuincentra; 1.47 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.48 voorerf: erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf; 8

1.49 voorgevelbouwgrens: het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens; 1.50 voorgevelrooilijn: de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is; 1.51 woning: een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten; 1.52 zelfstandig kantoor een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt; 1.53 zijerf: het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens. Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan. 9

Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.4 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen; 2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw; 2.6 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 10

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Gemengd 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. kantoren; c. medische en/of zorggerelateerde detailhandel en dienstverlening op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1'; d. vergaderruimten (met café-restaurant tot een vloeroppervlak van maximaal 200 m 2 ), kappersbedrijven, schoonheidsinstituten en fotografische ateliers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 3'; e. wonen op de eerste en volgende verdiepingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; f. tuinen, erven en terreinen; g. nutsvoorzieningen; h. groenvoorzieningen; i. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen; j. speelvoorzieningen; k. voet- en fietspaden; l. parkeervoorzieningen; m. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer. 3.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het aangegeven percentage; 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m; 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m; 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m. 3.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' bij omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 sub a onder 3 voor het toestaan van een grotere bouwhoogte tot maximaal 16 m, mits de economische haalbaarheid is verzekerd. 3.4 Specifieke gebruiksregels a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - aardgas' op het perceel Wethouder Jansenlaan 90 (St. Jansdal ziekenhuis) zijn: 1. binnen een afstand van 10 m van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan; 2. binnen een afstand van 4 m van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan; tenzij de (beperkt) kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de inrichting. b. Ter plaatse van de 'veiligheidszone - aardgas' op het perceel hoek Plantage/Westeinde 11

(woonzorgcomplex Weideheem) zijn: 1. binnen een afstand van 4 m van het gasdrukmeet- en regelstation geen kwetsbare objecten toegestaan; 2. binnen een afstand van 2 m van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan; tenzij de (beperkt) kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de inrichting. 12

Artikel 4 Groen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. voet- en fietspaden; c. bermen en beplantingen; d. speelvoorzieningen; e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen; f. nutsvoorzieningen; g. kunstwerken 4.2 Bouwregels Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen. 13

Artikel 5 M aatschappelijk 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. medische en/of zorggerelateerde detailhandel en dienstverlening, alsmede kiosken en een lunchroom op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 2'; c. tuinen, erven en terreinen; d. nutsvoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen; g. speelvoorzieningen; h. voet- en fietspaden; i. parkeervoorzieningen; j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is uitsluitend een parkeergarage en fietsenstalling met bijbehorende voorzieningen toegestaan. 5.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het aangegeven percentage; 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m; 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m; 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m. c. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn verkeersvoorzieningen, zoals afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een hoogte van 3 meter boven het parkeerdek toegestaan. 5.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 sub a onder 3 voor het toestaan van een grotere bouwhoogte tot maximaal 25 m, mits de economische haalbaarheid is verzekerd. 5.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zonder dat voldoende maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat de gevelbelasting op het dichtsbijzijnde geluidsgevoelige object niet meer dan 70, 65, 60 db(a) voor respectievelijk de dag-, avond-, en nachtperiode bedraagt. 14

Artikel 6 Verkeer 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie; b. fiets- en voetpaden; c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer; d. groenvoorzieningen; e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen f. nutsvoorzieningen; g. kunstwerken. 6.2 Bouwregels Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen. 15

Artikel 7 Water 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishouding; b. waterberging; c. waterlopen en -partijen, waaronder mede zijn begrepen de voor het beheer en onderhoud noodzakelijke voorzieningen; d. oevers en taluds; e. steigers; f. verkeers- en verblijfsdoeleinden; g. recreatief medegebruik; h. kunstwerken. 7.2 Bouwregels Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. 16

Artikel 8 Wonen 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' c. medische en/of zorggerelateerde detailhandel en dienstverlening op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1'; d. orthopedische werkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - werkplaats' e. tuinen, erven en terreinen; f. nutsvoorzieningen; g. groenvoorzieningen; h. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen; i. speelvoorzieningen; j. voet- en fietspaden; k. parkeervoorzieningen; l. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie; m. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer; n. kunstwerken Onder wonen is mede begrepen: a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep; b. bed & breakfast. 8.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd; 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels: a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen; c. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%; d. het bebouwde oppervlakte van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50 m²; e. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits: - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de gooten bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen; - de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²; - de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 1 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; - de afstand tot de zijdelingse perceelgrens, grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein, ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; f. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: - geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m; - geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; - geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort; 17

- niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat: 1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m 2 ; 2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m; 3. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m; 4. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m; 5. speeltoestellen in openbaar gebied geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 3 m. 8.3 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. het bebouwingsbeeld; c. de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan: a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt; b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m. 8.4 Afwijken van de bouwregels a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2e voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 1 m tot een minimale afstand van 0 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden; 2. het bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2d en lid 8.2 a, onder 2e ten behoeve van de plaatsing van een mantelzorgunit, met dien verstande dat: 1. de uitbreiding op zij- en/of achtererf niet meer bedraagt dan 50 m²; 2. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop tekens worden verlengd met een periode van maximaal 5 jaar; 3. het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2c is dienovereenkomstig van toepassing. 8.5 Specifieke gebruiksregels 8.5.1 Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen. 8.5.2 Aan huis verbonden beroep a. Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt; b. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' een aan huis verbonden beroep toegestaan, hetzij in een vrijstaand bijgebouw, hetzij met een grotere oppervlakte 18

dan 75 m 2. 8.5.3 Bed & breakfast Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat: a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning; c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²; d. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie; e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de normen in de gemeentelijke parkeernormennota. 8.5.4 Cumulatie Het gezamenlijk oppervlak dat wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en bed & breakfast, zoals bedoeld in artikel 17.5.2 en 17.5.3, mag niet meer bedragen dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken. 19

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 9.2 Bouwregels In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 50 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd: a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 9.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. 9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem; 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen; 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt; 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor: 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 50 m 2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd; 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk 20

wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn: 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld; 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen of; de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 21

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 10.2 Bouwregels In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd: a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 10.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. 10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem; 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen; 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt; 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor: 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 1.000 m 2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd; 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk 22

wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn: 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld; 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen of; de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 23

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 11.2 Bouwregels In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 5.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd: a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of; 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 11.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. 11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem; 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen; 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt; 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen. b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor: 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 5.000 m 2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd; 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk 24

wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn: 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld; 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen of; de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 25

Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming, herstel en/of uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied van het beschermd stadsgezicht en de bebouwing daarin. 12.2 Bouwregels Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mogen, buiten de bebouwing die is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere voor die gronden geldende bestemmingsregels, geen bouwwerken worden gebouwd. 12.3 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de binnenstad nadere eisen stellen aan: a. de plaatsing van bijgebouwen ten opzichte van het bijbehorende hoofdgebouw, waarbij de eis kan worden gesteld dat deze met een gevel op of op een afstand van niet minder dan 1 m uit de perceelsgrenzen dienen te worden gebouwd; b. de plaatsing en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens erfafscheidingen zijn begrepen, waarbij afhankelijk van de situering en het doel van deze bouwwerken, een hoogtemaat tussen 0,2 m en 2 m als eis kan worden gesteld. 26

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 13 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 27

Artikel 14 Algem ene gebruiksregels 1. Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en); 2. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. 28

Artikel 15 Algem ene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten; b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m; c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen; d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel. 29

30

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 16 Overgangsrecht 16.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 16.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 31

Artikel 17 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van... voorzitter, griffier, 32