Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep. Competentie 1.1: Stimuleert een respectvolle omgang binnen de groep. Competentie 1.2: Past zijn kennis over de achtergronden van de leerling (cultuur, soc,ec., taal ed) effectief toe Competentie 1.3: Is bindende factor binnen de groep en stimuleert de dialoog. Competentie 1.4: Signaleert het ontstaan van spanningen en grijpt tijdig in. Competentie 1.5: Stimuleert leerlingen en daagt uit tot samenwerking.
Werkproces 2: Pedagogisch Competent: De leerkracht hanteert hoge verwachtingen van leerlingen en brengt een leeromgeving tot stand waarin het zelfvertrouwen van leerlingen wordt gestimuleerd en het lesaanbod aansluit bij de mogelijkheden van de leerlingen. Competentie 2.1: De leerkracht creëert een uitdagende leeromgeving waarin leerlingen medeverantwoordelijkheid krijgen voor hun leerdoelen. Competentie 2.2: Daagt leerlingen uit het beste uit zichzelf te halen. Competentie 2.3: Biedt onderwijs aan, passend bij de groep én de individuele leerling. Competentie 2.4: Voor het herkennen van en het voorzien in de verschillende onderwijsbehoeften schakelt hij zelfstandig anderen in en benut de kennis en inzichten van anderen.
Werkproces 3: Vakinhoudelijk en didactisch Competent: De leerkracht zorgt voor een krachtige leeromgeving waarin hij de lesstof aanbiedt vanuit vooropgestelde leerdoelen. Competentie 3.1: Werkt vanuit gestelde doelen en hanteert voor alle vakken gefundeerde lesplannen en gebruikt, waar nodig, bijspijker en verrijkingsstof. Competentie 3.2: Stemt met collega s doorlopende leerlijnen af. Competentie 3.3: Creëert een talige leeromgeving door de wijze van instructie en gebruik van verschillende werkvormen.
Werkproces 4: Organisatorisch competent: De leerkracht brengt in de klas een overzichtelijk ordelijk en taakgericht leef en werkklimaat tot stand Competentie 4.1: Voert een ordelijk klasse-management, zet waar nodig aanvullende toetsen in en legt de uitkomsten vast in de groepsadministratie. Competentie 4.2: Analyseert de gegevens uit de groepenadministratie en trekt conclusies voor het eigen handelen en de aanpak. Competentie 4.3: Analyseert en bespreekt de individuele leerprestaties van leerlingen. Competentie 4.4: Maakt verbeterplannen voor individuele leerlingen en bespreekt deze met collega s.
Werkproces 5: Competent in het samenwerken met collega s: De leerkracht levert een professionele bijdrage aan de werkverhoudingen en de schoolorganisatie. Competentie 5.1: Wisselt op een constructieve manier kennis en ervaring uit. Competentie 5.2: Versterkt pro-actief de samenwerking met collega s. Competentie 5.3: Geeft collega s gevraagd en ongevraagd advies. Competentie 5.4: Vervult een actieve rol tijdens het teamoverleg en brengt op eigen initiatief terzake doende onderwerpen in.
Werkproces 6: Competent in samenwerken met de omgeving: De leerkracht werkt goed samen met partners in de onderwijsketen en mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en de school. Competentie 6.1: Zoekt in de begeleiding van de leerlingen de dialoog en de samenwerking met ouders/verzorgers en derden. Competentie 6.2: Spant zich waar nodig in om de samenwerking te versterken en/of te verbeteren. Competentie 6.3: Kan omgaan met complexe situaties. Competentie 6.4: Past communicatiestijlen aan passend bij de belangen en achtergronden van de gesprekspartners. Competentie 6.5: Heeft oog voor verhoudingen en diversiteit.
Werkproces 7: Competent in reflectie en ontwikkeling: De leerkracht onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt de opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. Competentie 7.1: Reflecteert op het eigen handelen en vraagt feedback van collega s. Competentie 7.2: Werkt doelgericht aan persoonlijke ontwikkeling. Competentie 7.3: Werkt constant aan de eigen professionalisering, blijft bij op het vakgebied. Competentie 7.4: Is zich bewust van het effect van zijn gedrag op anderen.