Handleiding nazorgmodel



Vergelijkbare documenten
Aan: Houtkamp s Bouwbedrijf BV t.a.v. de heer P. Keller Boterdijk NA UITHOORN. Geachte heer Keller,

1 Inleiding. Aan: Provincie Utrecht Afdeling Bodem en Water T.a.v. de heer A.W.J. van Mensvoort. Postbus TH Utrecht

1 Inleiding. Aan: BP Nederland B.V T.a.v. de heer B. van de A Postbus BC Rotterdam. Geachte heer Van de A,

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

provincie:: Utrecht VERZO N D EN 0 1 APR 2003 Aan: Houtkamp, s Bouwbedrijf B. V. t.a.v. de heer ing. P. KeIler Boterdijk NA Uithoorn

Bodemsanering; locatie Monierweg 4 te Coevorden, gemeente Coevorden, ontwerpbeschikking instemming met het evaluatieverslag

Aan: Rijn en Vecht Ontwikkeling t.a.v. de heer M.J. Rövekamp Rietland GZ Breukelen. Geachte heer Rövekamp,

Aan: Van Vliet Caravans B.V. t.a.v. de heer J. van Vliet Kromwijkerdijk HW WOERDEN. Geachte van Vliet,

ONTWERPBESCHIKKING. Gasunielocatie S-4735 van K. Brokweg te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe, instemming met het evaluatieverslag

Eindhoven, Onderwerp: Briefrapportage grondwatermonitoring Uden-Centrum 2016/ 2017 Projectnummer: Referentienummer: SWNL

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

De locatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 10.

1 Inleiding. 1.1 Saneringsplan maart Aan: Bouwbedrijf T. van Garderen T.a.v. de heer T. van Garderen Nolenslaan VT Baarn

Aan: Janssen de Jong Vastgoed B.V. T.a.v. de heer J.A.R. Looye Postbus AB BODEGRAVEN. Geachte heer Looye,

Aan: Gemeente Nieuwegein T.a.v. mevrouw D. Ten Klooster Postbus AA Nieuwegein. Geachte mevrouw Ten Klooster,

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Geachte heer Rol, De saneringslocatie is aangegeven op de kadastrale kaart die als bijlage aan deze beschikking is gehecht. Dienst Water en Milieu

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

Voortgangsrapportage nazorglocatie Aldlân-Oost te Leeuwarden 2012

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer De Bilt D 7723

Aan: Kuwait Petroleum Nederland BV Postbus AH ROTTERDAM. Geachte meneer, mevrouw,

Resultaten bodemonderzoek. Wederik Heerenveen. Creating with the power of nature. Subtitel. Marloes Luitwieler, Heerenveen, 26 nov.

1 Inleiding. Aan: Environ Germany GMBH Att. To Mr. Georg Würth Herbrueggenstrasse 106 D Essen Duitsland. Geachte heer Würth,

De locatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 10.

Rapportage Sanscrit.nl

Monitoringsplan Wederik Heerenveen, kenmerk /

1 Inleiding. 2 BUS-melding. Aan: BAM Techniek T.a.v. de heer J. Van Manen Postbus AB VEENENDAAL. Geachte heer Van Manen,

Team Referentie Doorkiesnummer Faxnummer adres Onderwerp

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Oudhuijzerweg 65 Wilnis, gemeente De Ronde Venen

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Rapportage Sanscrit.nl

Aan: INBU BV T.a.v. de heer G. van de Geest De Kleine Pol VV BUNSCHOTEN SPAKENBURG. Geachte heer Van de Geest,

Rapport bodeminformatie

Geachte heer Van Zijl,

Nazorgplan Shell station Provinciale weg 25 te Boskoop (behorende bij saneringsplan)

1 Inleiding. Connexxion vastgoed B.V. T.a.v. de heer R. Verstegen Postbus AE Hilversum. Geachte heer Verstegen,

Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: de heer D.W. Cazant Gieltjesdorp EK Kockengen. Geachte heer Cazant,

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: Geofox-Lexmond B.V. t.a.v. de heer ing. A.R. uit de Bosch Postbus AC Bodegraven. Geachte heer Uit de Bosch,

1 Inleiding. - beschikking - instemming saneringsplan Groeneweg 150 Bunnik

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

1 Inleiding. 2 Saneringsplan. Aan: Tekton Projectontwikkeling b.v. T.a.v. Directie Postbus AB EDE. Geachte heer / mevrouw,

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

ONTWERPBESCHIKKING. Bijlage 1. Kadastrale kaart met daarop de situatie na sanering (interventiewaardecontour)

Provincie Gelderland Afdeling Handhaving Bodem, Water Bevoegd Gezag Wbb voor Gemeente Nunspeet Postbus GX ARNHEM. t.a.v. de heer C.

Aan: Mourik Groot-Ammers B.V. T.a.v. de heer K.W. van Dam Postbus ZG Groot-Ammers. Geachte heer Van Dam,

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage

VERZO NOEN 3 1 JUL 2002

1 Inleiding. Aan: De heer W.H.A. Brouwer De Waag CM EEMNES. Geachte heer Brouwer,

Verklarende woordenlijst

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSONDERZOEK EN -PLAN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NIJMEGEN

Wet bodembescherming (verder: Wbb ) van een voornemen om de bodem op

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Notitie. Randvoorwaarden terreingebruik voor, tijdens en na de bodemsanering bij Chemie-Pack e.o.

- Beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Vinkenkade 7 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen)

onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Bodeminformatie. Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Checklist saneringsplan

Geachte heer Kemp, Dienst Water en Milieu. Aan: De heer J.A. Kemp Kantonnaleweg DC Maarssen

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

- beschikking - ernst en spoed bodemverontreiniging Oude Holleweg 49 (vh 23) Renswoude

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baanstraat te Woerden

provincie :: Utrecht Dienst Water en Milieu

Referentie Doorkiesnummer Faxnummer adres Onderwerp

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Bodeminformatie. SOE00 (Soest) K HBB Bedrijven

Historisch onderzoek Hoofddorp Noord. Bodemkwaliteit in relatie tot bestemmingsplan

1 Inleiding. 2 Saneringsplan. Aan: CNL Management B.V. T.a.v. de heer A.C.C. Hoogendijk Plesmanstraat KZ Veenendaal. Geachte heer Hoogendijk,

Beschikking Wet bodembescherming Saneringsplan Installatieweg 22 te Dronten

Aan: Provincie Utrecht Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer t.a.v. de heer E. Koevoets. Postbus TH Utrecht. Geachte heer Koevoets,

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

In bijlage 2 is de ligging van de sterke verontreiniging met vinylchloride.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Aan: Recreatieschap Vinkeveense Plassen T.a.v. de heer L.H.F. Welter Kanaalweg 95b 3533 HH UTRECHT. Geachte heer Welter,

Afdeling Vergunningverlening

Nuinmer: Provincie ZeelancJ Af deling: milieuhygiene ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

verontreiniging Maarsbergseweg 21 Leersum\9_Rapportage\9.9_Bodemonderzoek_O&A\ NO01.definitief doc

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen

Aan: Gemeente Woerden T.a.v. mevrouw D. van Kan Postbus AA Woerden. Geachte mevrouw Van Kan,

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN adres Telefoon Berichtenboxnaam

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

-beschikking - vaststelling ernst en spoedeisendheid instemming saneringsplan Sportlaan 32 Driebergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug. 1.

BESCHIKKING. Bijlage 1. Kadastrale kaart met daarop de situatie na sanering. 2. Kadastrale kaart met daarop aangegeven de nazorg.

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Hoek van de Singel en de Provincialeweg N201 Vreeland (gemeente Loenen)

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

- beschikking - instemming saneringsplan Utrechtsestraatweg l12a Woerden

Aan Hoeflaken Advies, bemiddeling & regie, T.a.v. de heer J.A. Hoeflaken, Maasdijk 10, 5308 LW Aalst. Geachte heer Hoeflaken,

1 Inleiding. Aan: Gemeente Nieuwegein T.a.v. de heer T. de Brouwer Postbus AA Nieuwegein. Geachte heer De Brouwer,

1 Inleiding. 2 Plan van aanpak. Aan: Boekhout beroepsvervoer BV T.a.v. de heer W. Boekhout Postbus CA Bunnik. Geachte heer Boekhout,

Transcriptie:

Handleiding nazorgmodel Jennie Tissingh gemeente Utrecht, Dienst Stadsontwikkeling, afdeling Milieu en Duurzaamheid november 2004

Inleiding Bij een bodemsanering wordt een bodemverontreiniging niet altijd in zijn geheel verwijderd. In het verleden werd weinig aandacht aan deze zogenoemde restverontreinigingen gegeven. Daarom zijn voor veel restverontreinigingen geen vervolgmaatregelen bepaald. In 2002 is het pilot project "nazorg van restverontreinigingen" gestart, met als doel: - inventarisatie van het probleem - inventarisatie van de locaties met een restverontreiniging - opstellen van een " plan van aanpak nazorg" Een restverontreiniging is binnen dit project een verontreiniging die na afloop van de sanering nog in de grond of het grondwater is achtergebleven. Dit zijn dus zowel voorziene als onvoorziene restverontreinigingen. Fase 1: Inventarisatie en concept-nazorgmodel In 2002 is een inventarisatie uitgevoerd van de locaties met een (mogelijke) restverontreiniging. In een database zijn alle relevante aspecten van de locatie vastgelegd, zoals de datum van de sanering, de oorzaak van de verontreiniging, de initiatiefnemer van de sanering, de omvang, concentratie, en locatie van de restverontreiniging en de eventueel geformuleerde vervolgmaatregelen. In Utrecht zijn circa 170 locaties bekend waar een restverontreiniging is achtergebleven na uitvoering van een bodemsanering. Het merendeel (65%) van deze locaties heeft een mobiele restverontreiniging (VOCL, minerale olie, vluchtige aromaten). Het gaat hierbij om saneringen die door de gemeente of door particulieren zijn uitgevoerd. Tevens is een concept-nazorgmodel opgesteld. In dit nazorgmodel worden de werkzaamheden van nazorg van restverontreiniging gestructureerd weergegeven. In het model zijn beslismomenten en monitoringsschema's opgenomen die gebaseerd zijn op theoretische onderbouwingen en ervaringen van de gemeente. Fase 2: Actualisatie-onderzoeken en verbetering nazorgmodel Na prioritering van alle locaties, op basis van omvang en concentratie van de restverontreiniging, is gestart met een pilot van actualisatie-onderzoeken om de restverontreinigingen op een aantal locatie nader in beeld te brengen. In samenwerking met adviesbureau Geofox-Lexmond is het eerder opgestelde concept-nazorgmodel verder verfijnd. Vervolgens is dit model gebruikt om het nazorgtraject voor de onderzochte locaties vast te stellen. Na een interne discussie is aan het nazorgmodel 2004 verder gewerkt, en dit heeft tot een aantal aanpassingen geleid. In dit document staat het nazorgmodel in zijn meest recente vorm beschreven.

Het nazorgmodel Het nazorgmodel beschrijft de maatregelen die getroffen moeten worden bij een restverontreiniging. Het nazorgmodel wordt gezien als een minimum pakket van eisen. Het geeft de lijn aan waarbinnen het nazorgplan per locatie moet worden opgesteld, de gedetailleerdere invulling is maatwerk. Het stroomschema (figuur 1) is de basis van het model. Het schema wordt doorlopen van boven naar beneden. De uitkomst van het schema kan zijn: niet monitoren (registratie) of wel monitoren. Binnen het nazorgmodel zijn drie vragen relevant. Deze zijn in de figuur aangegeven en zijn in de onderstaande tekst verder uitgewerkt. Actualisatie onderzoek vraag 1: Wel of niet monitoren? Mobiliteit Mobiliteit Volume / Concentratie Immobiel ph Redox Mobiel Historische gegevens Volume Concentratie Niet Wel Historische gegevens Basis Meet Frequentie vraag 2: Hoe monitoren? Basis Meet Frequentie Basis Meet Frequentie Tijdelijke monitoring Passief Actief Passief vraag 3: Hoe lang monitoren? Registratie Monitoring Monitoring figuur 1: Stroomschema van het nazorgmodel vraag 1. Wel of niet monitoren? De keuze om wel of niet te monitoren hangt af van de soort verontreiniging (mobiel of immobiel), de omvang en concentratie van de restverontreiniging en historische gegevens. Actualisatie onderzoek Na afloop van de sanering is de soort, locatie, omvang en concentratie van de restverontreiniging bekend. Als dat niet het geval is, is een actualisatie onderzoek nodig. In sommige gevallen (restverontreiniging onder een gebouw) is het moeilijk een exacte omvang aan te geven: een schatting is echter altijd mogelijk. Mobiliteit

Restverontreinigingen met zware metalen, hoog moleculaire PAK (molecuulgewicht groter of gelijk 228) en geïsoleerde verontreinigingen worden als immobiel beschouwd en worden geregistreerd (de linker tak in het schema). Overige mobiele verontreinigingen gaan verder het stroomschema in (naar rechts). Volume / Concentratie Voor de mobiele verontreinigingen is voor de combinatie volume/concentratie een grens gelegd. Voor restverontreinigingen met een volume van minstens 12 m 3 grond of 50 m 3 grondwater en een concentratie van boven de t-waarde, wordt altijd een monitoringsplan opgesteld. Dit geldt ook voor zeer mobiele restverontreinigingen met concentraties boven de i- waarde, ongeacht de omvang. Dit is de meest rechtertak van het monitoringsschema ( wel ). * Voor restverontreinigingen onder deze grens (middelste tak, niet ) wordt niet altijd een monitoringsplan opgesteld. De historische gegevens van de lokatie kunnen aanleiding geven niet te gaan monitoren. Hierbij wordt beoordeeld of de huidige verontreinigingssituatie versus de oorspronkelijke èn de ouderdom aanleiding geeft een erg trage verspreiding te veronderstellen. vraag 2. Hoe monitoren? Als voor een restverontreiniging een monitoringsplan wordt gemaakt, wordt met de scoretabel de Basis Meet Frequentie bepaald. Er zijn vier factoren die invloed hebben op de verspreidingspotentie en dus de monitoringsfrequentie: - intrinsieke mobiliteit - gemeten organisch stofgehalte - gemeten doorlatendheid van de bodem (k-waarde) - gemeten verhang van het grondwater (i-waarde) Aan deze criteria wordt een score gegeven volgens de onderstaande tabel: * uit diverse literatuur blijkt dat een overschrijding van de t-waarde aanleiding geeft een reële kans op verspreiding te veronderstellen

Tabel 1. Belissingsondersteunend schema voor bepaling van de scores van de factoren ter bepaling van de frequentie van monitoring Score 1 2 3 4 Criteria Minerale olie (>C22), naftaleen Intrinsieke mobiliteit BTEX, MTBE, cis, zware matelan, hoog tri, per, olie ( C22) [matig mobiel] trans, vinylchloride moleculaire PAK [mobiel] laag moleculaire PAK [zeer mobiel] [immobiel] (molecuulgewicht < 228) organisch stofgehalte [%] * < 0,5 0,5 < o.s. 2,5 2,5 < o.s. 10 o.s. 10 k-waarde [m/d] k>10 1<k 10 0,1 < k 1 k 0,1 i-waarde (horizontaal) i > 1:1500 1:2500 < i 1:1500 1:10000 < i 1:2500 i 1:10000 Per criteria wordt de score bepaald. Het produkt van de vier afzonderlijke scores levert een eindscore op. Als sprake is van een immobiele restverontreiniging (score 4 op intrinsieke mobiliteit) dan wordt de basismeetfrequentie niet bepaald. Er kan volstaan worden met registratie. Voor mobiele en zeer mobiele stoffen is een indeling gemaakt in jaarlijks of tweejaarlijks, voor matig mobiele stoffen is dit driejaarlijks of geen monitoring. Deze frequenties zijn minimumwaarden. Het bepalen van de daadwerkelijke frequentie is altijd maatwerk. Bij een gevoelige bestemming of een zeer mobiele verontreiniging (bijvoorbeeld vinylchloride) kan het noodzakelijk zijn om de jaarlijkse frequentie te verhogen naar halfjaarlijks. Tabel 2 laat de koppeling zien tussen de eindscore en de meetfrequentie. Tabel 2: Belissingsondersteunend schema voor bepaling van de frequentie van monitoring, de zogenoemde basismeetfrequentie. Meetfrequentie mobiele en zeer mobiele stoffen 1 score 24 Jaarlijks 24 < score 128 Tweejaarlijks matig mobiele stoffen 3 score 81 Driejaarlijks 81 < score 192 Geen monitoring * klei heeft een hoger organisch stofgehalte dan zand standaardwaarden zijn: grof zand, grond, k>10; fijn zand, 1<k 10; zeer fijn zand, 0,1 < k 1; veen, klei, k 0,1 volgens de isohypsenkaart is in utrecht het verhang tussen 1:1500 en 1:10000

vraag 3: Hoe lang monitoren? De monitoring van de restverontreiniging is gericht op het grondwater. Grondmonsters worden niet genomen vanwege het ontbreken van herhaalbaarheid: in tegenstelling tot grondwaterbemonstering (een vaste locatie en filterstelling) vindt elke keer bemonstering van een ander deel van de verontreiniging plaats. Daarnaast is er vaak een sterke ruimtelijke variatie in concentraties en omstandigheden in de grond. De restverontreiniging in het grondwater wordt gemonitoord door het bemonsteren van minstens drie peilbuizen. Deze zijn stroomafwaarts geplaatst, op de rand van de s-waarde contour. Bij de filterstelling van de peilbuizen wordt rekening gehouden met het verwachte stofgedrag van de verontreiniging. De frequentie wordt met eerdergenoemde scoretabel bepaald. Tijdens de monitoring zullen eerdergenoemde factoren als i-waarde en k-waarde nader bepaald en gecontroleerd worden. Het monitoringsschema (figuur 2) biedt houvast voor het verloop van de monitoring. Het schema toont de periode, de fasering en de zogenoemde actiewaarden. <½ t Monitoring fase 1 minstens drie monitoringsronden minimaal drie jaar >i >½t Monitoring fase 2 <t bepalen pluimontwikkeling minstens drie monitoringsronden >i minimaal drie jaar Stabiel >t Zeer mobiel Registreren, geen monitoring Monitoring fase 3 voortzetten (langdurige) monitoring bij voorkeur op lage frequentie speciale aandacht voor invloed van en op ruimtelijke ontwikkelingen Aanvullende maatregelen figuur 2: Belissingsondersteunend schema voor bepaling van de duur van monitoring. * De gehele monitoring is opgesplitst in drie fasen. Na elke fase is een beslismoment: wel of niet monitoren. Hiervoor worden de analyseresultaten van het bemonsterde grondwater getoetst aan de zogenoemde 'actiewaarden'. Als de concentraties in het grondwater hoger zijn dan de * t = concentratie gelijk aan tussenwaarde; ½ t = concentratie gelijk aan de helft van de tussenwaarde; i = concentratie gelijk aan de interventiewaarde

actiewaarde wordt doorgegaan met de monitoring. Naast deze 'actiewaarden' is ook het verloop in de tijd van de gemeten gehalten bepalend. Bij twijfel over de gehaltes (bijvoorbeeld schommelende gehaltes) of bij een duidelijke toename in de tijd van de gemeten gehaltes, wordt altijd doorgegaan met monitoring, ook als de concentraties onder de actiewaarde liggen. De eerste en tweede fase van monitoren moet lang genoeg duren om zijn doel te bereiken: een uitspraak doen over de verspreidingssnelheid van de restverontreiniging. Daarom is de tijdsduur vastgelegd. Een halfjaarlijkse en jaarlijkse monitoring duurt minimaal drie jaar en maximaal vijf jaar, een tweejaarlijkse monitoring duurt zes jaar en een driejaarlijkse monitoring duurt negen jaar. * Als na de eerste fase van monitoring de gemeten concentraties onder de ½ tussenwaarde ligt, is voldoende aangetoond dat er geen verspreiding optreedt en kan gestopt worden met monitoren. Als de concentraties hierboven liggen, wordt doorgegaan met monitoren (fase 2). In de tweede fase wordt de pluimontwikkeling in kaart gebracht. Hiervoor wordt een ruimer netwerk aan peilbuizen geplaatst : verder stroomafwaarts, breder en verticaal (diepere filterstelling). Als na deze tweede fase de concentraties in de tweede peilbuislinie onder de t- waarde zijn gebleven, kan gestopt worden met monitoring. Als er een duidelijke verspreiding van de verontreiniging optreedt, wordt doorgegaan (fase 3). De derde fase is langdurige monitoring, bij voorkeur op een lagere frequentie. In deze fase is aandacht voor ruimtelijke ontwikkelingen belangrijk (grondwateronttrekkingen rondom de locatie bijvoorbeeld. Literatuurlijst - TNO/TAUW, 2003, ROSA, Praktijkdocument voor het maken van keuzes bij mobiele verontreinigingen - VNG/IPO/VROM, 2001, Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond, Eindrapport project 'doorstart A-5' - NOBIS, 98-1-21, Beslissingondersteunend systeem voor de beoordeling van natuurlijke afbraak als saneringsvariant - NOBIS, 98-1-02, Handleiding Flexibele Emissie Beheersing - IWACO, 1999, Besliskader en- model voor beëindiging grondwatermonitoring in de provincie Frslan * tijdsperioden zijn gebaseerd op het feit dat voldoende data wordt verzameld als minstens drie monitoringsronden zijn geweest in diverse documenten is uitgebreid ingegaan op het ontwerpen van een monitoringsnetwerk van restverontreinigingen die na de tweede fase onder de t-waarde zijn, kan aangenomen worden dat door natuurlijke afbraak geen verspreiding meer optreedt