FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking

Vergelijkbare documenten
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking

PROTOS onderschrijft volop de Millenniumdoelstellingen!

Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development

BIJLAGEN. Voortgangsrapportage Watersector 2004

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B

1. GEEN ARMOEDE 2. GEEN HONGER. Armoede uitroeien, in al zijn vormen en overal. Honger beëindigen, betere voeding en duurzame landbouw promoten

Onderwijssector in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hans De Greve, Plan België 28/05/2015

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument B6-0038/2006 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0345/2005

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU

Op 24 mei 2005 heeft de Raad (RAZEB), in zijn samenstelling van ministers van Ontwikkelingssamenwerking, de conclusies in bijlage I aangenomen.

MDG. Eerst en tweede graad. Te lezen zinnen (in willekeurige volgorde!)

PROJECTFICHE. Introductie

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

EUROPEES PARLEMENT. Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. 7 mei 2001 PE /1-11 AMENDEMENTEN 1-11

aan: TK-woordvoerders Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

The DAC Journal: Development Co-operation Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Volume 6 Issue 1

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1

Armoede en ongelijkheid in de wereld. Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zuid-Azie zag in deze periode zijn scholingsgraad in het basisonderwijs stijgen van 78 naar 93%. Bron:

MINDER ARMOEDE MILLENNIUMDOEL 1. Beantwoord de volgende vragen en gebruik daarbij de kaart MINDER ARMOEDE.

Sociale en politieke aspecten van een verdeelde wereld

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie

Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in Datum: November 2014.

Opdracht Anders bestrijding tegen HIV/AIDS

Aanvraagformulier voor stedelijke subsidiëring van activiteiten van Turnhoutse scholen met betrekking tot mondiale vorming

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 juni 2005 (09.06) (OR. en) 9806/05 SAN 101 DEVGEN 106

Achtergrondnota inzake de Millennium Development Goals (MDG s).

België en de Verenigde Naties

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking

8361/17 asd/jel/sl 1 DG B 2B

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Subsidiereglement Ontwikkelingssamenwerking

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

AANGENOMEN TEKSTEN. Follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling

Sinds 2004 telt de Belgische gouvernementele samenwerking 18 partnerlanden (KB van 26 januari 2004), verspreid over verschillende regio s:

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking

Zittingsdocument B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2013

Rapport 2009 over de bijdragen van België aan de verwezenlijking van de Millennium ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's)

Raadsvoorstel Inleiding: Feitelijke informatie: Afweging:

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II

DE MillenniumdoelstellingeN

Boodschap aan de vijfde Top Europese Unie Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op 16 en 17 mei 2008 in Lima

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

HGIS Vraag 20 : Wat zijn de uitgaven per partnerland per thema in 2008 en 2009? Opsteller : Joke van Hagen Versnelde MDG-realisatie

Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014

HELMOND MONDIAAL. Het organiseren van samenwerking met andere wereldburgers. in de periode 2014 tot en met 2018

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juli 2014 (OR. en)

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU. Zittingsdocument. over de doeltreffendheid van steun en definitie van publieke ontwikkelingssteun

F Lees bron 1 en beantwoord daarna opdracht 1.

UNICEF in Mozambique: Preventie en behandeling van gevaarlijke kinderziekten.

15573/17 van/gra/fb 1 DG C 1

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0000/2016

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron:

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Samenvatting door Nienke 934 woorden 19 maart keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen 1.1. Redenen voor ontwikkelingssamenwerking:

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De Bilt, 7 februari 2019

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

hoe Samen armoede uit de wereld helpen?

Resolutie van het Europees Parlement over wereldaidsdag

6,2. Werkstuk door een scholier 1726 woorden 7 januari keer beoordeeld. 10 kenmerken over de mate van ontwikkeling van een land:

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 mei

10679/17 dau/jel/fb 1 DG C 1

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Analyse van de bestedingen en het beleid van internationale onderwijsdonoren

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij de VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Noord-Zuid voor lokale besturen. Het opstellen van criteria voor de partnerzoektocht

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

10254/16 ons/zr/as 1 DGC 2B

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Unicef. Bram van t Hoff De Flambouw Groep 8 17 Januari 2012

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

PRIORITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE 60e ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES

VR DOC.0430/1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

7495/17 tin/gra/sl 1 DGG 1A

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/2104(INI)

Hoofdpunten. Jaar. overhetontwikkelingsbeleidvandeeuropese Gemeenschap en de tenuitvoerlegging van de EUROPESECOMMISSIE

Geldstromen ontwikkelingssamenwerking

Summary in Dutch. Samenvatting in de Nederlandse taal

Publiek Private Partnerschap faciliteit. Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012

AMENDEMENTEN 1-7. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2075(DEC) Ontwerpadvies Linda McAvan (PE v01-00)

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

International Association of Lions Clubs. Wij zijn Lions

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D)

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek

VR DOC.0098/1

Transcriptie:

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking Verslag voor het Parlement over de actie die België onderneemt met het oog op de verwezenlijking van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG) 31 oktober 2006 1

Afkortingen ACP AIDS IBRD BM BNI BNP BOF BPP BPRP BTC CDI DAC DGOS DRC EU/UE FAO FMI/IMF FTI-EfA GEF GMR HIPC IDA IFAD MDG MDRI MOL NGO NU/UN ODA OESO OHCHR PRGF PRSP UNAIDS UNCDF UNCTAD UNDP UNEP UNESCO UNFPA UNICEF UNIFEM UNOPS WTO Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan Acquired immune deficiency syndrome International Bank for Reconstruction and Development Wereldbank Bruto nationaal inkomen Bruto nationaal product Belgisch Overlevingsfonds Bruto binnenlands product Belgian Poverty Reduction Partnership Belgische technische coöperatie Commitment to Development Index Development Assistance Committee Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking Democratische republiek Congo Europese Unie Food and Agriculture Organization of United Nations Internationaal Monetair Fonds Fast Track Initiative Education for All Global Environmental Facility Global Monitoring Report Highly Indebted Poor Countries/Arme landen met een zware schuldenlast Internationale Ontwikkelingsassociatie Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen Multilateral Debt Relief Initiative Minst ontwikkelde landen Niet-gouvernementele organisatie Verenigde Naties Officiële ontwikkelingshulp Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten Poverty Reduction and Growth Facility Poverty Reduction Strategy Papers Gemeenschappelijk VN-programma inzake hiv/aids Kapitaalontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties Milieuprogramma van de Verenigde Naties Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties Kinderfonds van de Verenigde Naties Ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties voor vrouwen Bureau van de Verenigde Naties voor projectdiensten Wereldhandelsorganisatie 2

Inhoudstafel I. Samenvatting....7 II. Inleiding....13 A. België en de MDG's.....15 B. Wettelijke verplichting en structuur van het verslag 15 III. Verwezenlijking van de MDG's: algemene evaluatie van de stand van zaken......17 1. Voortgang op het gebied van de doelstelling inzake armoede (MDG 1) 17 2. Voortgang op het gebied van de MDG's 2-6 is onvoldoende...18 3. Milieuduurzaamheid, watervoorziening en sanitaire voorzieningen (MDG 7).20 4. Concrete invulling van de toezeggingen inzake officiële ontwikkelingshulp (ODA), schulden en handel (MDG 8)... 21 4.1. Toezeggingen inzake ODA......21 4.2. Toezeggingen inzake schulden....22 4.3. Toezeggingen inzake handel....23 IV. Vooruitgang inzake de MDG's: beoordeling van de toestand in de achttien partnerlanden van België...25 1. Karakteristieken van de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking..26 A. Bevolkingsgroei in de achttien partnerlanden.....26 B. Ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven in de achttien partnerlanden. 26 C. Ontwikkeling van de indicatoren inzake governance.. 29 2. Vooruitgang inzake de MDG's in elk van de partnerlanden......31 3. Vooruitzichten voor de partnerlanden..39 V. Actie die België voert met het oog op de verwezenlijking van de MDG's..41 Deel 1. Actie die België voert via het IMF, de WB en het UNDP...41 1. Internationaal Monetair Fonds - IMF...41 1.1. De PRGF-faciliteit (Poverty Reduction and Growth Facility) 1.2. Het HIPC-schuldeninitiatief (Heavily indebted Poor Countries) 1.3. Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI) 1.4. Instrument voor politieke ondersteuning (Policy Support Instrument - PSI) 1.5. De Faciliteit voor exogene schokken (Exogenous Shock Facility) 2. Wereldbank...45 2.1. De wereldbank en de acht MDG's 2.2. Belgische financiële bijdragen aan de Wereldbank 2.3. Voorbeelden van standpunten die België bij de Wereldbank verdedigd heeft 3. Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties- UNDP...52 3.1. Het UNDP en de verwezenlijking van de MDG's 3.2. Activiteiten van de Belgische vertegenwoordiger bij het UNDP 4. Samenwerking tussen de Groep van de Wereldbank, het VN-systeem en de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.....57 3

Deel 2. Bijdrage van België aan de verwezenlijking van de MDG's.. 58 MDG 1 - Extreme armoede en honger uitbannen..58 MDG 2 - Basisonderwijs voor iedereen waarborgen....59 MDG 3 - Gendergelijkheid en de versteviging van de positie van de vrouw bevorderen...61 MDG 4 - De kindersterfte terugdringen....63 MDG 5 - De gezondheid van de moeders verbeteren...63 MDG 6 - Hiv/aids, malaria en andere ziektes bestrijden......64 MDG 7 - Een duurzaam milieu verzekeren..66 MDG 8 - Werken aan een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling....67 Coherentie van het beleid.. 67 Officiële ontwikkelingshulp..68 Handelsbeleid 75 Governance...76 Sensibilisering en communicatie: De millenniumcampagne.... 76 VI. Conclusies......78 Bibliografie......79 Bijlagen....80 Bijlage 1. Wet van 14 juni 2005 betreffende de follow-up van het optreden van de regering op het stuk van de Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling...81 Bijlage 2. Lijst van MDG's met doelstellingen en indicatoren (in het Frans)....83 Bijlage 3. Verslag van de Belgische vertegenwoordiger bij het IMF..86 Bijlage 4. Verslag van de Belgische vertegenwoordiger bij de Wereldbank.90 Bijlage 5. Verslag van de Belgische vertegenwoordiger bij het UNDP......110 4

Lijst van figuren en tabellen Lijst van figuren Figuur 1. Armoedeniveau per regio, 1990 2002, en prognoses tot 2015 Figuur 2 Netto ODA van de DAC-leden, 1990 2005, en vooruitzichten voor 2006 en 2010 Figuur 3. Schuldendienst lager, uitgaven armoedebestrijding hoger, 1999 2006 Figuur 4. Algemene index van de handelsbeperkingen in de landbouwsector en voor de industriële producten Figuur 5. Het UNDP voert op alle fronten strijd tegen hiv/aids Lijst van tabellen Tabel 1. De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) Tabel 2. Bevolkingsgroei en vruchtbaarheidsgraad: 1990-2004 voor de bevolkingsgroei en 1970/75-2000/05 voor de vruchtbaarheidsgraad; prognoses 2004-2020 Tabel 3. Ontwikkeling van het BNI, het BNP en het aandeel van de belastingen in het BNP Tabel 4. Ontwikkeling van het aandeel in het BNP van de overheidsuitgaven voor de sociale en de militaire sector Tabel 5. Ontwikkeling van het belang van de schuldendienst, hulp per capita en hulpafhankelijkheid Tabel 6. Ontwikkeling (1996-2000-2004) van de bestuursindicatoren van het World Bank Institute Tabel 7. Percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft (nationaal en internationaal) en percentage kinderen jonger dan 5 jaar met ondergewicht Tabel 8. Ontwikkeling 1990-2004 van de nettoscholingsgraad in het basisonderwijs Tabel 9. Ontwikkeling 1990-2004 van de verhouding meisjes/jongens in het basisonderwijs, het secundair en het hoger onderwijs Tabel 10. Ontwikkeling 1990-2004 van de kindersterfte Tabel 11. Raming van de moedersterfte Tabel 12. Ontwikkeling 1990-2004 van het algemene prevalentiepercentage, hiv-prevalentie bij zwangere vrouwen tussen 15 en 24 jaar, de incidentie van tuberculose Tabel 13. Evolutie 1990-2004 van het percentage van de bevolking dat duurzaam toegang heeft tot beter water en percentage van de bevolking dat toegang heeft tot betere sanitaire voorzieningen Tabel 14. Ecologische voetafdruk van de 18 partnerlanden van België (+ Luxemburg) en wereldwijd. Gegevens van de ecologische voetafdrukberekeningen per land uit 2005 Tabel 15. Ontwikkeling 1990-2004 van het aantal pc s en het aantal internetgebruikers per 1000 inwoners Tabel 16. Progress Report van de 18 partnerlanden voor het verwezenlijken van de acht MDG's 5

Tabel 17. Bijstand van het IMF aan de lage-inkomenslanden (stand van zaken op 13 april 2006) Tabel 18. Landen waarop het MDRI-initiatief van de IDA van toepassing is Tabel 19. Bijdragen van DGOS aan de Wereldbank Tabel 20. Programma van de uitgaven van het UNDP naar practice en service line 2004 en 2005 Tabel 21. Bijdragen van DGOS aan het UNDP Tabel 22. Totaal ODA besteed aan de sector "onderwijs" door België Tabel 23. Totaal ODA besteed aan de sector "gezondheidszorg" (met inbegrip van reproductieve gezondheid) Tabel 24. Totaal ODA besteed aan de sectoren "milieu" en "water en sanering" Tabel 25. Evolutie Belgische officiële ontwikkelingshulp zonder en met schuldkwijtscheldingsoperaties van Delcredere in miljoen euro Tabel 26.: Verwachte jaarlijkse ODA- kostenstijging om de doelstelling van 0,7% in 2010 te bereiken. Tabel 27. Verdeling van de ODA per samenwerkingskanaal Tabel 28. Verdeling van de ODA per sector Tabel 29. Aandeel (in procenten) van de verschillende MDG s in de Belgische ODA. 6

I. Samenvatting Voorwoord De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen vormen het stappenplan om uitvoering te geven aan de Millennium Verklaring (2000). Voor het eerst stelt de internationale gemeenschap, vanuit zich globale en gemeenschappelijke doelstellingen, vanuit een wereldwijde consensus. Deze doelstellingen houden verband met armoedebestrijding, het voor iedereen toegankelijk maken van basisonderwijs, het wegwerken van genderongelijkheden, het terugdringen van kinder- en moedersterfte, de strijd tegen aids en andere epidemieën, het streven naar milieuduurzaamheid en het creëren van een ontwikkelingspartnerschap op wereldschaal. België heeft de MDG's van meet af aan onderschreven. Het heeft zich altijd ten volle rekenschap gegeven van het belang van deze doelstellingen omdat ze de weg effenen voor armoedebestrijding. België ging dan ook de verbintenis aan zijn verantwoordelijkheid te nemen en nauw samen te werken met alle Europese landen, de andere donors en de partnerlanden van de ontwikkelingssamenwerking. De wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking merkt een aantal gebieden aan als prioritaire sectoren en transversale thema s die bijzonder relevant zijn voor de verwezenlijking van de MDG's. Om de verwezenlijking van de MDG's zo goed mogelijk op te volgen, hechtte het Parlement op 14 juni 2005 zijn goedkeuring aan een wet betreffende de follow-up van de regeringsactie op het stuk van de MDG's. Deze wet bepaalt dat de regering jaarlijks aan het Parlement een verslag voorlegt over de acties die België onderneemt met het oog op de verwezenlijking van de MDG's. Dit verslag van de regering voldoet aan deze wettelijke vereiste. Verwezenlijking van de MDG's: algemene evaluatie van de stand van zaken De doelstelling inzake armoedebestrijding (MDG 1): volgens de gegevens van de Wereldbank en de Verenigde Naties is de armoede wereldwijd afgenomen. Toch zijn er grote verschillen tussen de regio s. Hoewel de absolute armoede in Oost-Azië op spectaculaire wijze werd teruggedrongen en ze in Zuid-Azië meer dan vooropgesteld zal afnemen, werd in Latijns-Amerika veel minder vooruitgang geboekt. In Oost-Europa wordt een negatieve ontwikkeling opgetekend en in de Arabische wereld gaat het allemaal veel te traag. Maar de situatie is het meest dramatisch in sub-saharaans Afrika. Voortgang op het gebied van de MDGs 2-6 is onvoldoende: op regionaal niveau wordt er wel degelijk enige vooruitgang geboekt inzake de verwezenlijking van de MDG's betreffende onderwijs, gezondheid en gendergelijkheid, zij het in onvoldoende mate. Niet alle regio s zullen erin slagen ten minste één van deze doelstellingen te halen en de twee regio s met de grootste achterstand, met name Zuid-Azië en sub-saharaans Afrika, moeten te allen koste nieuwe maatregelen nemen, willen ze ten minste één van de vijf MDG's kunnen verwezenlijken. Tal van landen slagen er niet in kinder- en moedersterfte in voldoende mate terug te dringen; wereldwijd zet HIV/aids zijn opmars voort. In een groot aantal landen is er nog veel werk aan de winkel voordat de armen kunnen delen in de ontwikkeling. Toch zijn er in alle regio s ook hoopgevende tekens. Daarnaast moet worden beaamd dat sommige 7

doelstellingen betreffende het terugdringen van kinder- en moedersterfte nogal hooggegrepen zijn en dat er onvoldoende rekening mee werd gehouden dat de aidspandemie de verwezelijking van deze doelstellingen aanzienlijk zou bemoeilijken. Milieuduurzaamheid, watervoorziening en sanitaire voorzieningen (MDG 7): de gevaren voor het milieu laten zich alsmaar duidelijker gevoelen en vormen een steeds grotere belemmering voor de ontwikkeling van de arme landen. Dat er een link is tussen milieu en armoede, wordt alsmaar aanschouwelijker. Wereldpartnerschap (MDG 8): het op te richten partnerschap behelst de wederzijdse verplichtingen van de donorlanden en de begunstigde landen met betrekking tot het creëren van de voorwaarden die ontwikkeling ten goede komen. Wat de verantwoordelijkheden van de donors betreft, kan worden vastgesteld dat in 2005 veel nieuwe toezeggingen van betekenis werden gedaan inzake hulpverlening en schuldkwijtschelding. Het gevaar dat zich vandaag voordoet is dat niet al deze verbintenissen worden nagekomen, dan wel dat schuldkwijtschelding de plaats inneemt van hulpverlening. De ODA-transfers moeten beter kunnen worden gepland, meer gebundeld worden en beter afgestemd zijn op de noden, de strategieën en de werkwijzen van de ontvangende landen. Ook moeten ze zijn toegespitst op de niches waar hulp echt iets kan opleveren. De EU vervulde een grote rol ten aanzien van de nieuwe verbintenissen die met het oog op het 0,7%-streefdoel werden aangegaan en ze ijverde voor een doelmatiger hulp. Wel is het zo dat het gemeenschappelijke landbouwbeleid en de talrijke beperkingen op de handel in landbouwproducten uit de ontwikkelingslanden de ontwikkeling van deze landen nog steeds in zekere mate in de weg staan. Met betrekking tot de voorwaarden die door de ontvangende landen moeten worden gecreëerd, krijgt governance nu een grotere plaats toebedeeld in de debatten over ontwikkeling. Governance groeit geleidelijk uit tot een samenwerkingsgebied en tot een gebied voor capaciteitsopbouw. Verwezenlijking van de MDG's: evaluatie van de stand van zaken in de achttien partnerlanden van België 1 Vooraleer dieper in te gaan op de vooruitgang die onze concentratielanden met betrekking tot de verwezenlijking van de MDG's boekten, leek het ons nuttig een algemeen beeld te schetsen van de situatie in onze partnerlanden in termen van bevolkingsgroei, inkomsten en uitgaven, het aandeel van de sociale uitgaven in de begroting, de invulling van bepaalde criteria op het vlak van governance, enz. Wat de bevolkingsgroei betreft, is de vruchtbaarheidsgraad nog zeer hoog in sommige partnerlanden zoals het Gebied van de Grote Meren en West-Afrika, waardoor hun ontwikkeling nog meer onder druk komt te staan. Wat de inkomsten en uitgaven betreft, is er de bevinding dat het armoedepeil grote schommelingen vertoont van land tot land. Zuid-Afrika is het rijkste concentratieland en het beschikt over aanzienlijke eigen middelen (belastingen) die goed zijn voor één vierde van het BNP. Het merendeel van de andere landen moet het met minder stellen. Toch hebben ze stuk voor stuk een budgettaire marge en moeten ze keuzes maken in verband met de toewijzing van de financiële en budgettaire middelen. De beleidskeuzes inzake governance vervullen een grote rol in de ontwikkelingsdynamiek van de partnerlanden. Algemeen beschouwd, wordt met de jaren een verbetering vastgesteld maar de governance-indicatoren zijn zeer gevoelig voor politieke veranderingen en periodes van instabiliteit. 1 De achttien partnerlanden of concentratielanden van België zijn: Algerije, Benin, Bolivia, DR Congo, Ecuador, Mali, Marokko, Mozambique, Niger, Palestijnse gebieden, Peru, Rwanda, Senegal, Tanzania, Uganda, Vietnam en Zuid-Afrika. 8

De analyse van de vooruitgang van onze 18 concentratielanden met betrekking tot de verwezenlijking van de MDG's, wijst uit dat er op een groot aantal gebieden reële vooruitgang werd geboekt. De tabel Progress Report (bladzijde 38) geeft echter aan dat de terzake geboekte vooruitgang niet toereikend is om de doelstelling tegen 2015 te halen. Dit geldt met name de landen van Afrika. Vietnam, de landen van Latijns-Amerika en de Arabische landen (met uitzondering van Palestina) daarentegen, zijn op weg in 2015 of nog eerder een aantal MDG's te verwezenlijken. Actie van België met het oog op de verwezenlijking van de MDG's Actie van België via het IMF, de Wereldbank en het UNDP Uit de actie die België voert binnen multilaterale organisaties zoals het UNDP, de Wereldbank of het IMF, blijkt dat ons land zich in het bijzonder toelegt op het verbeteren van de samenwerking tussen de Wereldbank en het systeem van de Verenigde Naties (VN). Omdat de MDG's het resultaat zijn van een wereldwijde consensus, slaagden ze erin een toenadering te bewerkstelligen tussen de Bretton Woods-instellingen en de Verenigde Naties. Hierdoor konden de Strategische Kaders voor Armoedebestrijding (Poverty Reduction Strategy Papers PRSP), als een instrument voor armoedebestrijding dat in het leven werd geroepen door het IMF en de Wereldbank, in het ruimere kader van de MDG's worden opgenomen. De PRSP en de MDG's zijn instrumenten waarvoor beide partners geijverd hebben. Ze voorzien dan ook in het ideale referentiekader voor een nauwere samenwerking tussen deze instellingen. Actie van België binnen het IMF: de voornaamste bijdrage van het IMF tot de verwezenlijking van de MDG's is het bevorderen van de macro-economische en financiële stabiliteit, zijnde een randvoorwaarde voor groei en armoedebestrijding. Het IMF streeft ernaar deze doelstelling te bereiken middels het formuleren van adviezen, capaciteitsopbouw en financiële bijstand. Het IMF doet ook het nodige om te bewerkstelligen dat de landen voorzien in een efficiënt budgettair kader. Het IMF heeft verschillende initiatieven lopen die zijn toegespitst op lage-inkomenslanden: met name, de PRGF-faciliteit, het HIPC schuldverminderingsinitiatief en het MDRI. Al deze initiatieven worden gesteund door de Belgische vertegenwoordiger bij het IMF die zich binnen dit forum en elders, een pleitbezorger toont van een globalisering die de armsten ten goede komt. Actie van België binnen de Wereldbank: de laatste vijf jaar heeft de Wereldbank Groep de MDG's geleidelijk in zijn studies en acties geïntegreerd. De Wereldbank is werkzaam op de gebieden die de acht MDG's bestrijken. Naast de regelmatige bijdragen aan de onderscheiden organen van de Wereldbank Groep, werkt België mee aan een aantal specifieke programma s die gefinancierd worden met het budget van Ontwikkelingssamenwerking en beheerd worden door de Wereldbank. Sommige bijdragen zijn rechtstreeks gelinkt aan het verwezenlijken van de MDG's. De vertegenwoordiger van België steunt de activiteiten van de Wereldbank die verband houden met de MDG's en de verwerking van de MDG's in de andere acties van de Wereldbank en in de formulering en uitvoering van de PRSP. Actie van België binnen het UNDP: het UNDP kreeg van de Algemene Vergadering van de VN de opdracht werk te maken van de verwezenlijking van de MDG's. Deze nemen binnen het mandaat en de strategie van het UNDP een centrale plaats in. Voor België is de meerwaarde van het UNDP in de eerste plaats dat het de voorwaarden creëert die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de MDG's: coördinatie en doelmatigheid van het werk van de VN en van het werk van de landenteams van de VN en capaciteitsopbouw en steun aan de regeringen op het gebied van democratisch bestuur, crisispreventie en wederopbouw. Het is vooral in dat kader dat België een bijdrage levert. 9

Bijdrage van België aan de verwezenlijking van de MDG's MDG 1 inzake armoede en honger: armoedebestrijding neemt een sleutelpositie in in de actie van de Belgische samenwerking. De bijdrage van België heeft betrekking op de formulering en de tenuitvoerlegging van de Strategische Kaders voor Armoedebestrijding (meer bepaald via het multilaterale programma van de Wereldbank Belgian Poverty Reduction Partnership). Armoedebestrijding is eveneens het voornaamste streefdoel van de gouvernementele samenwerking. Via het Belgisch Overlevingsfonds (BOF) besteedt België bijzondere aandacht aan hongerbestrijding. MDG 2 inzake onderwijs: onderwijs is een fundamentele pijler van ontwikkeling en een sociale basisvoorziening. Onderwijs staat dan ook hoog op de agenda van de Belgische samenwerking die aan dit thema veel aandacht besteedt op het niveau van haar bilaterale actie (met name via de rechtstreekse steun aan de nationale plannen voor de ontwikkeling van onderwijs, de opleiding van leerkrachten en opleiders), dan wel op het niveau van haar multilaterale engagement. Op multilateraal niveau steunt de Belgische samenwerking het Fast Track-initiatief (FTI) Education for All dat werd opgericht om te pogen uitvoering te geven aan de Consensus van Monterrey teneinde de MDG's te verwezenlijken. Ook de hervorming van de onderwijssector door de UNESCO werd door België financieel gesteund. MDG 3 inzake gendergelijkheid: hoewel de laatste jaren terzake een aantal vooruitgang werd geboekt, is de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in alle regio s wereldwijd nog steeds een vast gegeven. Om hierop een antwoord te bieden, maakt de Belgische samenwerking van het herijken van de rechten en kansen voor mannen en vrouwen een transversaal thema. Ook wordt ter ondersteuning van de inspanningen van de partnerlanden een strategie gehanteerd om gendergelijkheid aan te moedigen. Met het oog op de doelstelling inzake gendergelijkheid werkt de Belgische ontwikkelingssamenwerking op twee niveaus: de gendervraagstukken worden verwerkt in de beleidslijnen en acties en er wordt uitvoering gegeven of steun verleend aan positieve acties. MDG 4 inzake kindersterfte en MDG 5 inzake de gezondheid van de moeder: de noden op het stuk van gezondheidszorg zijn fundamentele noden, waarvoor er geen kant-en-klare oplossingen zijn. Ter bestrijding van de kindersterfte en ter bescherming van de gezondheid van de moeder, werkt de Belgische samenwerking mee aan de versterking van de gezondheidsstelsels in hun geheel en aan een betere toegang tot de gezondheidszorg. Elk project inzake de uitbouw van de gezondheidszorg heeft immers een rechtstreekse impact op de kindersterfte. Daarnaast moet worden vastgesteld dat moedersterfte voornamelijk het gevolg is van de geografische onbereikbaarheid en de financiële drempel van de gezondheidszorg. MDG 6 inzake hiv en andere ziektes: in alle landen die in mindere of meerdere mate geconfronteerd worden met hiv en andere overdraagbaare ziektes zoals tuberculose en malaria, wordt de ontwikkeling afgeremd en betalen personen, gezinnen en regeringen een hoge tol. België verleent zijn steun aan een aantal nationale programma s van de partnerlanden om deze ziektes te bestrijden (bijvoorbeeld in de DRC en in Mali). Het belang van deze programma s is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de noodzaak om een volledige behandeling te verzekeren; het onbetwistbare recht tot toegang tot gezondheidszorg inbegrepen, en omdat deze ziektes een grote impact hebben op de economische ontwikkeling van het desbetreffende land alsmede op de levenskwaliteit van een groot deel van de bevolking. Op multilateraal niveau had België een belangrijk aandeel in de oprichting in 2002 van het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Opzet hiervan was extra financiële middelen vrij te maken om de verspreiding van deze ziektes tegen te gaan. België neemt ook actief deel aan de debatten over handel en volksgezondheid, wat de toegang tot geneesmiddelen impliceert. 10

MDG 7 inzake milieu, de toegang tot water en sanitaire voorzieningen: de wet betreffende de internationale samenwerking beschouwt het milieu als een van de vier transversale prioriteiten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Op multilateraal niveau is er een inbreng van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de Global Environmental Facility (GEF) en aan het Multilateraal fonds van het Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (Protocol on Substances that Deplete the Ozone Layer). De Belgische ontwikkelingssamenwerking verleent ook steun aan het milieuprogramma van de Verenigde Naties en aan een programma van de Wereldbank dat beoogt de arme randstedelijke bevolkingen in de DRC en in Rwanda toegang te verlenen tot water en sanitaire voorzieningen. In de projecten van de gouvernementele samenwerking, is milieu een specifieke sector en een transversaal thema dat in elk project moet doorwerken. MDG 8 inzake wereldpartnerschap: van landen zoals België wordt verwacht dat ze ten aanzien van MDG 8 hun steentje bijdragen om de hulp in omvang te doen toenemen en de doelmatigheid ervan te verbeteren. Ook wordt hen gevraagd hun nationale beleidsmaatregelen inzake materies die relevant zijn voor de mondiale ontwikkeling zoals schuldenbeheer, de regelgeving op handelsgebied en investeringen, bij te sturen. Wat de uitgetrokken bedragen (in euro) betreft, noteerde de Belgische ontwikkelingssamenwerking sinds 2000 een forse groei. Op basis van een groeipad ging de Belgische regering de verbintenis aan tegen 2010 0,7% van het BNP te besteden aan officiële ontwikkelingshulp. Of de ontwikkelingsdoelstellingen al dan niet worden verwezenlijkt, heeft niet alleen te maken met de hulp maar eveneens met de besluitvorming op een groot aantal sectorale of macro-economische beleidsgebieden (buitenlandse handel, buitenlandse zaken, landbouw, enz.). België zet zich op actieve wijze in om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen te bewerkstelligen, meer bepaald via coördinatiemechanismen. België helpt de partnerlanden eveneens ontwikkelingsbevorderende voorwaarden te creëren en het is met name actief op het gebied van governance, een thema waar België alsmaar meer belang aan hecht (een nota hieromtrent, de organisatie van een internationale conferentie, actie op Europees en internationaal niveau, enz.). Conclusies Het in dit rapport geschetste beeld van de vooruitgang inzake het verwezenlijken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen is niet wit of niet zwart: het is veeleer een sterk genuanceerd grijs beeld. Het is niet makkelijk om in de 18 partnerlanden van de Belgische Ontwikkelingsamenwerking ontegensprekelijke bewijzen te vinden van de doeltreffendheid van de samenwerking inzake de verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelstellingen. Wel is het mogelijk statistische gegevens te verstrekken over de algemene ontwikkelingen en veelbelovende benaderingen aan de hand van voorbeelden te illustreren. Hierna volgen een aantal belangrijke bevindingen uit het eerste verslag: - de relevantie van de MDG's als maatstaf voor het ontwikkelingsbeleid is toegenomen. - Er is meer informatie over de MDG's. - De doeltreffendheid van de buitenlandse acties en de buitenlandse hulp hangt nauw samen met de kwaliteit van het door de partnerlanden gevoerde beleid. - België verleent vooral hulp aan kwetsbare landen. Welnu, rekening houdend met de moeilijke omstandigheden in deze landen is het bijzonder lastig de doeltreffendheid van de Belgische hulp te toetsen aan de vooruitgang op het stuk van de MDG's. 11

Dit verslag bevat een eerste evaluatie van de bijdrage van België tot de verwezenlijking van de MDG's. Hieruit blijkt dat de Belgische acties gelijke tred houden met de internationale ontwikkelingen en dat op het terrein daadwerkelijk vooruitgang wordt geboekt. 12

II. Inleiding In september 2000 ondertekenen 189 Lidstaten de Millennium Verklaring op de grootste Topbijeenkomst van de Verenigde Naties, zijnde de Millenniumtop. De Verklaring legt een internationale politieke agenda vast voor de 21 e eeuw. Deze stoelt op de volgende vier pijlers: 1. vrede, veiligheid en ontwapening, 2. ontwikkeling en uitbanning van armoede, 3. bescherming van het milieu, 4. rechten van de mens, democratie en goed bestuur. Een werkgroep met vertegenwoordigers van de Verenigde Naties, de Wereldbank en de OESO werkt een stappenplan uit met het oog op de tenuitvoerlegging van de Millenniumverklaring. Het stappenplan wordt in september 2001 voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de VN. Het bevat een aantal doelstellingen die vermeld staan in het hoofdstuk over ontwikkeling en milieu van de Verklaring. Deze acht doelstellingen staan bekend als de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's). Ze zijn onderverdeeld in 18 doelen die kunnen worden gemeten aan de hand van 48 indicatoren. De uitbanning van armoede wordt gedefinieerd als voornaamste doelstelling (bijlage 2). Dat er omtrent de MDG's een consensus op wereldschaal bestaat, is een groots gegeven. De MDG's houden verband met armoedebestrijding, de toegang tot basisonderwijs voor alle kinderen, het wegwerken van genderongelijkheid, het terugdringen van kinder- en moedersterfte, de strijd tegen aids en andere epidemieën, het nastreven van een duurzaam milieu en het gestalte geven aan een wereldpartnerschap voor ontwikkeling. Voor het eerst stelt de internationale gemeenschap zich op het gebied van ontwikkeling alomvattende en gemeenschappelijke doelstellingen die meer zijn dan alleen maar doelstellingen op het gebied van middelen, zoals met name de 0,7%-doelstelling van het BNP. 13

Tabel 1. De Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) Algemene doelstellingen Specifieke doelstellingen 1 Extreme armoede en honger bestrijden 1 Vóór 2015 het deel van de bevolking dat moet leven van minder dan één dollar per dag met de helft terugdringen 2 Vóór 2015 het deel van de bevolking dat honger lijdt, met de helft terugdringen 2 Basisonderwijs voor iedereen toegankelijk maken 3 De gendergelijkheid bevorderen en de positie van de vrouw verstevigen 3 Vóór 2015 aan alle kinderen, zowel jongens als meisjes, de middelen geven om een complete cyclus van het basisonderwijs af te maken 4 Genderongelijkheid in het basis- en het secundair onderwijs tegen 2005, en op alle onderwijsniveaus uiterlijk in 2015 wegwerken 4 De kindersterfte terugdringen 5 Vóór 2015 het sterftecijfer bij kinderen jonger dan 5 jaar met tweederde verlagen 5 De gezondheid van de moeder verbeteren 6 Vóór 2015 het sterftecijfer bij de moeders met drievierde verlagen 6 Hiv/aids, malaria en andere ziektes bestrijden 7 Vóór 2015 de verspreiding van hiv/aids een halt toeroepen en beginnen met de huidige trend te keren 8 Vóór 2015 malaria en andere ernstige ziektes onder controle krijgen, en beginnen met de huidige trend te keren 7 Zorgen voor een duurzaam milieu 9 De beginselen inzake duurzame ontwikkeling in de nationale beleidslijnen verwerken 10 Vóór 2015 het deel van de bevolking dat geen duurzame toegang heeft tot drinkwater, met de helft verminderen 11 Het leven van ten minste 100 miljoen sloppenwijkbewoners tegen 2020 aanzienlijk verbeteren 8 Een wereldpartnerschap voor ontwikkeling creëren 12 Verder werk maken van een billijk financieel en handelsstelsel 13 De specifieke noden van de minst ontwikkelde landen aanpakken 14 Tegemoetkomen aan de specifieke noden van niet aan zee grenzende en insulaire staten 15 Voor het schuldenprobleem een alomvattende aanpak uitwerken 16 Fatsoenlijke en productieve jobs voor jongeren creëren 17 Ervoor zorgen dat de belangrijkste geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden voorhanden en betaalbaar zijn 18 Ervoor zorgen dat de voordelen van de nieuwe technologieën binnen ieders bereik zijn 14

A. België en de MDG's België heeft de MDG's van meet af aan onderschreven. Het heeft te allen tijde het belang erkend van deze doelstellingen die in gemeenschappelijk overleg werden gedefinieerd als de stappen die moeten worden genomen op het gebied van armoedebestrijding. Ook ging België de verbintenis aan zijn deel van de taken te vervullen en nauw samen te werken met alle Europese landen, de andere donors en de partnerlanden. België ziet de MDG's als een instrument om de ontwikkelingsinspanningen van alle landen, arm en rijk, en van de internationale instellingen te coördineren. België is eveneens de mening toegedaan dat de MDG's de uitdrukking zijn van een meer solide en resultaatgerichte gemeenschappelijke aanpak. De wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking legt de gebieden vast die relevant zijn voor de verwezenlijking van de MDG's als prioritaire sectoren en transversale thema s: Prioritaire sectoren: - Basisgezondheidszorg, met inbegrip van de reproductieve gezondheid (MDG 4, 5, 6) - Onderwijs (MDG 2), - Basisinfrastructuur (MDG 7), - Landbouw en voedselzekerheid (MDG 1), - Conflictpreventie en maatschappijopbouw. Transversale sectoren: - Milieu (MDG 7), - Gender (MDG 3) - Sociale economie, - en, sinds kort, Eerbiediging van de rechten van het kind (MDG 4). In het belangrijkste juridisch instrument van de Belgische samenwerking zijn derhalve de gegevens verwerkt die als basis kunnen dienen voor een actie ten gunste van de MDG's. Het was voor België dan ook van bij de aanvang een eenvoudige zaak de MDG's in zijn beleid en zijn activiteiten te verwerken. De minister heeft in zijn beleidsnota trouwens duidelijk verklaard dat de MDG's de rode draad waren en het ijkpunt van het Belgische samenwerkingsbeleid. De keuze van internationale instellingen als partners van de multilaterale ontwikkelingssamenwerking, is op zich al een bewijs van het belang dat gehecht wordt aan de thema s die de MDG's bestrijken: bijvoorbeeld, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (UNESCO), het Ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties voor vrouwen (UNIFEM), het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF), het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), UNAIDS, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), enz. B. Wettelijke verplichting en structuur van het verslag Om de Belgische bijdrage aan de verwezenlijking van de MDG's zo goed mogelijk te kunnen opvolgen, hechtte België op 14 juni 2005 zijn goedkeuring aan een wet inzake de follow-up van de regeringsactie met betrekking tot de MDG's. Deze wet bepaalt dat de regering jaarlijks een verslag voorlegt aan het Parlement over de acties die België onderneemt om bij te dragen tot de verwezenlijking van de MDG's. 15

Overeenkomstig de wet bevat het verslag: - een eerste deel met de activiteiten die werden uitgevoerd door de vertegenwoordigers van België bij het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties; - een tweede deel met de analyse van de vooruitgang die de regering boekte ten aanzien van de verwezenlijking van de MDG's. Om aan deze wettelijke verplichting te voldoen, maakte de regering dit verslag op. Omdat eerst moest worden uitgezocht in welke vorm zodanig verslag moest worden gegoten, liepen de desbetreffende werkzaamheden enige vertraging op. Nadien was het zaak zich te verzekeren van de meerwaarde van dit verslag, vergeleken bij het groot aantal verslagen die daarnaast door de Belgische ontwikkelingssamenwerking moeten worden gemaakt. Het lijkt trouwens aangewezen de verscheidenheid aan deelverslagen te vervangen door één alomvattend verslag. In het verlengde hiervan mag worden verhoopt dat het Parlement op basis van dit eerste verslag, zal duidelijk stellen aan welke vorm- en inhoudvereisten het verslag over de bijdrage van België tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen in de toekomst moet beantwoorden. 16

III. Verwezenlijking van de MDG's: algemene evaluatie van de situatie 2 De afgelopen jaren wordt er intensiever over de MDG's gerapporteerd, zowel op internationaal als op nationaal en regionaal niveau. Verleden jaar maakten de Verenigde Naties een verslag over de vorderingen op het gebied van de MDG's, en dit in samenwerking met de gespecialiseerde agentschappen en de Wereldbank. Dit verslag is een zeer nuttige informatiebron om de algemene tendensen te kunnen inschatten. Het voorliggende Belgische verslag stoelt op de World Development Indicators 2006 van de Wereldbank en op de statistische gegevens van de instellingen van de Verenigde Naties. Sinds drie jaar publiceert de Wereldbank jaarlijks het Global Monitoring Report (GMR). Dit behandelt enerzijds een specifiek thema en maakt anderzijds een algemene balans van de invulling van de MDG's 3. Ter voorbereiding van de jaarlijkse vergadering van de Commissie Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties heeft de secretaris-generaal een voortgangsverslag gepubliceerd over de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling 4. Aan de hand van deze documenten schetsen we hieronder in grote lijnen de huidige stand en de voortgang op het gebied van de MDG's. 1. Voortgang op het gebied van de doelstelling inzake armoede (MDG 1) - Dankzij een sterke groei kon de armoede verder worden teruggedrongen maar de voortgang is ongelijk verdeeld. Globaal gezien verminderde de armoede weliswaar. Er waren 200 miljoen arme mensen minder en het armoedecijfer is tussen 1990 en 2002 van 28% tot 21% gedaald. De evolutie varieerde echter sterk naar gelang van de regio. De absolute armoede is in Oost-Azië spectaculair afgenomen en zal in Zuid-Azië sterker dalen dan verwacht, maar in Latijns-Amerika zijn de vorderingen veel minder positief. In Oost-Europa is de evolutie eerder negatief en in de Arabische landen is ze veel te traag. Het meest verontrustend is de situatie in sub-saharaans Afrika. - Tal van landen in sub-saharaans Afrika staan nog veraf van het gestelde doel: de productiemogelijkheden houden geen gelijke tred met de demografische ontwikkeling, de landbouw stagneert, de hiv/aids-epidemie kost vele mensenlevens, in het bijzonder onder jonge volwassenen in de meest productieve periode van hun leven. - De uiteenlopende ontwikkelingen per continent lijken erop te wijzen dat het beleid dat op nationaal niveau wordt gevoerd, meer de doorslag geeft voor (het gebrek aan) vorderingen, dan de economische situatie op wereldvlak. 2 3 4 Per 31 maart 2006 Zie Global Monitoring Report 2006: Strengthening Mutual Accountability Aid, Trade, and Governance. Où en est le développement durable: évaluation de la mise en oeuvre d Action 21, du Programme relatif à la poursuite de la mise en oeuvre d Action 21 et du Plan de mise en oeuvre de Johannesburg. Verslag van de Secretaris-generaal. Document: E/CN.17/2006/1. 17

Figuur 1. Armoedeniveau per regio, 1990 2002, en vooruitzichten tot 2015 Bron: Global Monitoring Report 2006 World Bank - Wat de honger in de wereld betreft, schat de FAO dat in de periode 2000-2002 852 miljoen mensen aan ondervoeding leden. Dit is 9 miljoen minder dan in de periode 1990-1992. Het percentage ondervoede volwassenen daalde in de ontwikkelingsregio s van 20% in 1990-1992 naar 17% in 2000-2002, hoofdzakelijk door de vorderingen in Oost- en Zuidoost-Azië. In andere ontwikkelingsregio s, met name in sub-saharaans Afrika en in Zuid-Azië, ging het aantal ondervoede personen weliswaar wat achteruit, maar het aantal mensen dat honger lijdt, steeg. In West-Azië nam de ondervoeding toe, zowel wat het aantal mensen als wat de graad van ondervoeding betreft. Hetzelfde uitgesproken fenomeen deed zich voor in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). - Het merendeel van de mensen dat honger lijdt, leeft in de ontwikkelingslanden in plattelandsgebieden. Toch komt honger ook vaker voor in de sloppenwijken waar heden ten dage meer dan 40% van de stadsbevolking van de ontwikkelingslanden woont. 2. Voortgang op het gebied van de MDG's 2-6 is onvoldoende Op regionaal niveau zijn er reële vorderingen op het gebied van de MDG's inzake onderwijs, gezondheid en gendergelijkheid, toch blijft dit een zorgwekkend thema. Niet alle regio s zullen er namelijk in slagen minstens een van deze doelstellingen te bereiken. De twee regio s met de grootste achterstand Zuid-Azië en sub-saharaans Afrika moeten nieuwe maatregelen treffen, op gevaar af van geen enkele van deze vijf doelstellingen te verwezenlijken. De meeste landen boeken niet de nodige vooruitgang om de kindersterfte en moedersterfte terug te dringen, hiv/aids zet zijn opmars voort. In tal van landen zijn nog veel inspanningen nodig opdat de ontwikkeling ook de armsten zou bereiken. Toch zijn er in alle 18

regio s ook hoopgevende tekens. Bovendien moet men voor ogen houden dat bepaalde doelen zeer hooggegrepen zijn, met name die inzake de vermindering van de kinder- en moedersterfte. Voor het halen van deze doelstellingen werd het nefaste effect van de aidspandemie immers niet ingecalculeerd. Onderwijs - Er zijn grote vorderingen wat het voltooien van de lagere onderwijscyclus betreft, in het bijzonder in Latijns-Amerika en de Caraïben, alsook in Zuidoost-Azië, waar meer dan 90% van de kinderen de cyclus beëindigt. In Oost-Azië voltooien alle kinderen de lagere school. Zuid-Azië en sub-saharaans Afrika moeten nog aanzienlijke inspanningen leveren, willen ze deze doelstelling in 2015 verwezenlijken. De schooluitval is bovendien zeer hoog (om en bij 50%) in sub-saharaans Afrika. - De ongelijkheid tussen jongens en meisjes in het basis- en secundair onderwijs vermindert eveneens systematisch, maar de streefdatum (2005) werd niet gehaald. Gezondheid - De sterfte bij kinderen onder de 5 jaar is sinds 1990 met 15% gedaald, maar dit cijfer blijft hoog in de ontwikkelingslanden waar nog 10 miljoen kinderen per jaar sterven. Ongeveer 70% van de kindersterfte houdt verband met acute luchtwegeninfecties, diarree, rodehond en malaria, een voor een ziekten die gemakkelijk te voorkomen zijn. - In de wereld hebben meer dan 50 miljoen vrouwen reproductieve gezondheidsproblemen. Ze hebben ernstige ziektes en lopen gezondheidsschade op door de zwangerschap. Elk jaar sterven meer dan 500.000 vrouwen ten gevolge van complicaties tijdens de zwangerschap of bij de bevalling. In Afrika is het sterfterisico het grootst. Naar schatting bedraagt het risico voor een vrouw om tijdens de zwangerschap of bij de bevalling te sterven 1 op 16 in sub-saharaans Afrika, tegen 1 op 3.800 in de ontwikkelde landen. Het percentage bevallingen onder begeleiding van geschoold gezondheidspersoneel is sterk gestegen in Oost-Azië, iets minder in Latijns-Amerika, en nauwelijks in sub-saharaans Afrika. - Sinds het eerste hiv/aidsgeval bekend werd, heeft de ziekte al aan meer dan 25 miljoen mensen het leven gekost (3,1 miljoen mensen alleen al in 2005). Het is een van de meest verwoestende epidemieën ooit. Men schat dat in totaal 40,3 miljoen mensen met hiv/aids besmet zijn, waarbij sub-saharaans Afrika de hardst getroffen regio is. De helft van de nieuwe hiv-besmettingen doet zich voor bij jongeren tussen 15 en 24 jaar. Het is bemoedigend vast te stellen dat er een betere toegang tot antiretrovirale middelen is en tot de gezondheidszorg en dat het aantal aidszieken dat behandeld wordt, van 1 naar 12% steeg tussen 2001 en 2004; in bepaalde landen met een hoge infectieprevalentie zoals Haïti, Uganda en Zimbabwe, zijn er tekenen dat het aantal nieuwe besmettingen daalt; een andere positieve vaststelling is dat hiv daadkrachtig wordt aangepakt getuige het gezamenlijke programma van de Verenigde Naties voor hiv/aids (UNAIDS). - Tropische ziektes veroorzaken ongeveer 5 miljoen sterfgevallen per jaar. Elk jaar zijn er wereldwijd minstens 350 miljoen malariagevallen. Meer dan één miljoen mensen sterft aan de ziekte, vooral kinderen onder de 5 jaar. Naar schatting slorpt de bestrijding van malaria tot 40% van alle overheidsuitgaven in de gezondheidssector op, uitgaven die in de meest getroffen landen al zeer ontoereikend zijn. In bepaalde landen houden 20 tot 50% van de ziekenhuisopnamen verband met deze ziekte. Over 19

de hele wereld doen zich de meeste sterfgevallen (89%) ten gevolge van malaria voor in Afrika, ongeveer 10% in de Aziatische landen en minder dan 1% op het Amerikaanse continent. - Het nationale en internationale beleid is er op verbeterd: er waren hervormingen voor meer transparantie op het gebied van gezondheid en onderwijs. Een grotere groep landen keurde de programma s goed voor de voorwaardelijke toekenning van middelen. - De globale programma s beginnen vruchten af te werpen, zoals het Fast Track Initiative Education For All (harmonisering op het gebied van onderwijs) en de Global Alliance for Vaccins and Immunization (GAVI herstructurering van de markt voor geneesmiddelen en vaccins). 3. Milieuduurzaamheid, water en sanitaire voorzieningen (MDG 7) - De millenniumevaluatie van de ecosystemen 2005 5 heeft de volgende ernstige problemen naar voren gebracht: de rampzalige toestand van tal van visbestanden in de wereld, de precaire situatie van 2 miljard mensen in aride gebieden ten gevolge van het verlies aan voorzieningen die op een ecosysteem berusten, zoals de watervoorziening, de stijgende bedreiging van de ecosystemen door de klimaatsveranderingen en de vervuiling. - De ontbossing, meestal om plaats te maken voor landbouwgrond, gebeurt naar rato van ongeveer 13 miljoen hectare per jaar. De aanplanting van nieuwe bossen, het herstel van het boslandschap en de natuurlijke groei reduceren dit nettoverlies tot iets meer dan de helft, zijnde 7,3 miljoen hectare per jaar tegen 8,9 miljoen hectare tussen 1990 en 2000. - Vruchtbare grond is de natuurlijke rijkdom waarvan de landelijke bevolking leeft. Deze dreigt te slinken door de verslechterde grondkwaliteit van 65% van de landbouwgronden. De kwaliteit van ongeveer een kwart van het akkerland over de hele wereld is fel achteruitgegaan omdat de bodemdegradatie in de afgelopen 50 jaar is versneld. In de ontwikkelingslanden daalde de productiviteit fors van ongeveer 20% van de landbouwgronden. - De achteruitgang en het uitsterven van soorten (verlies aan biodiversiteit) waren ook in 2004 zorgwekkend. Ongeveer 15.503 soorten waren bedreigd. - De slechte waterkwaliteit en het gebrek aan sanitaire voorzieningen zijn de oorzaak van bijna 40% van alle sterfgevallen (levensjaren gecorrigeerd met de ziektejaren), in de ontwikkelingslanden en zijn de eerste doodsoorzaak in India en in sub-saharaans Afrika. Zuid-Azië is de regio waar de grootste vooruitgang werd geboekt op het gebied van de drinkwatervoorziening: het dekkingspercentage steeg van 71 naar 84% tussen 1990 en 2002 en India maakte de indrukwekkendste vorderingen. Noord- Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben en Oost-Azië bereikten een dekkingspercentage van ongeveer 90%. De vorderingen in sub-saharaans Afrika zijn eveneens indrukwekkend: tussen 1990 en 2002 steeg het dekkingspercentage in de regio van 49 tot 58%. In Oceanië is de situatie tussen 1990 en 2002 niet fel verbeterd en haast de helft van de bevolking heeft nog steeds geen toegang tot zuiver 5 Millenniumbalans betreffende ecosystemen, Ecosystems and Human Well-Being: Biodiversity Synthesis Report (Washington D.C., Island Press, 2006). 20

drinkwater. Deze regio illustreert trouwens zeer duidelijk de tegenstelling tussen het landelijke en het stedelijke milieu waar respectievelijk 40% en 91% van de bevolking toegang heeft tot drinkwater. - In 1990 beschikte 49% van de wereldbevolking over sanitaire voorzieningen. Dit percentage steeg in 2002 tot 58%. In Oost-Azië verdubbelde dit percentage bijna, terwijl het in Zuid-Azië van 20% naar 37% steeg. Noord-Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben boekten ook vooruitgang. Toch hebben nog steeds ongeveer 2,6 miljard mensen geen toegang tot betere sanitaire voorzieningen. Indien de situatie niet snel verbetert, zal ongeveer een half miljard mensen de millenniumdoelstelling betreffende sanitaire voorzieningen niet halen tegen het streefjaar 2015. Rekening houdend met de groei van de wereldbevolking zou het aantal mensen zonder sanitaire voorzieningen, in 2015 even groot kunnen zijn als vandaag. 4. Concrete invulling van de toezeggingen inzake officiële ontwikkelingshulp (ODA), schulden en handel (MDG 8) In 2005 werden tal van nieuwe belangrijke verbintenissen aangegaan op het gebied van de ontwikkelingshulp en schuldkwijtschelding ten voordele van de landen met een laag inkomen. Vandaag bestaat de kans dat deze verbintenissen niet volledig worden nagekomen of dat de schuldkwijtschelding de hulp vervangt. De ODA-transfers moeten meer voorspelbaar en minder versnipperd zijn. Ze moeten meer worden afgestemd op de behoeften en gericht zijn op de niches waar de hulp echt productief kan zijn. 4.2. Toezeggingen inzake ODA In 2005 bedroeg de ODA van de OESO-landen naar schatting 106 miljard US dollar, dat is een gemiddelde van 0,33% van het BNI. Sinds 2000 is de dalende tendens van de jaren 1990 omgebogen. Het grootste deel van de verhoging van de ODA in 2005 hield verband met de kwijtschelding van de schulden van Irak en Nigeria. Vijf kleinere OESO-landen besteden meer dan 0,7% van hun BNI aan ontwikkelingshulp: de totale ODA van de 15 EU-lidstaten die deel uitmaken van het DAC, beloopt 0,44% van hun gezamenlijk BNI. De ODA van de andere landen van de G7 in het DAC (USA, Japan, Canada) schommelt rond de 0,20 0,30%. - In 2005 werden belangrijke toezeggingen geformuleerd die nu concreet moeten worden ingevuld. De follow-up van deze invulling is essentieel. - Voor de concrete invulling van de toezeggingen is een aanzienlijke versnelling van de uitbetalingen vereist. - In verband met de kwaliteit van de hulp is een rigoureuze uitvoering nodig van de Verklaring van Parijs over de efficiëntie van de ontwikkelingshulp. Daarin is er sprake van afstemming en harmonisatie. Het DAC schat dat de openbare ontwikkelingshulp in 2010 wereldwijd rond 0,35% van het BNI zal schommelen: 21

Figuur 2. Netto ODA van de DAC-leden, 1990 2005, en vooruitzichten voor 2006 en 2010 Bron: OESO 2006a, 2006c. Nota: De gegevens voor 2005 zijn voorlopige cijfers. Op Europees niveau zijn de vooruitzichten ook zeer beloftevol omdat de Raad van Ministers zich ertoe heeft verbonden de Europese officiële ontwikkelingshulp te verhogen volgens het onderstaande schema: - de 15 oude lidstaten moeten 0,7% bereiken tegen 2015 en 0,51% tegen 2010; - de 10 nieuwe lidstaten moeten 0,51% bereiken tegen 2015 en 0,1% tegen 2010. Wat de vooruitzichten voor 2006 betreft, betekent dit een verhoging met 20 miljard euro tegen 2010 en met 46 miljard euro tegen 2015. Er werd eveneens beslist dat 50% van de aanvullende middelen voor Afrika bestemd zijn, dus 23 miljard euro tegen 2015. De EU heeft dus een beslissende aanzet gegeven tot verbintenissen om de ontwikkelingshulp te verhogen. De EU-lidstaten zijn het op de Top van de Verenigde Naties in 2005 eens geworden over de doelstellingen van de ODA om op die manier gemeenschappelijk het percentage van 0,7% te halen. België besliste al enkele jaren eerder om dit doel al in 2010 te bereiken. De Europese ODA vertegenwoordigt meer dan de helft van de hulp op wereldvlak. De EU is dus een belangrijke speler en hopelijk kan zij de andere donors stimuleren om hetzelfde te doen. 4.3. Toezeggingen inzake schulden - In het kader van de HIPC initiative (Highly Indebted Poor Countries) over schuldverlichting hadden in juli 2006 29 landen het beslispunt bereikt (het land komt in aanmerking voor schuldverlichting en sommige donoren kennen de eerste tussentijdse verlichtingen toe) en van deze groep hadden 19 6 landen het eindpunt 6 Benin, Bolivia, Burkina Faso, Kameroen, Ethiopië, Ghana, Guyana, Honduras, Madagaskar, Mali, Mauritanië, Mozambique, Nicaragua, Niger, Rwanda, Senegal, Tanzania, Uganda, Zambia. 22

bereikt (onherroepelijke schuldverlichting). De 29 landen kregen een schuldverlichting van ongeveer 35 miljard US dollar. De verhouding schuld/fiscaal inkomen verminderde met de helft. De uitgaven voor de vermindering van de armoede stegen naar schatting van 6 miljard US dollar naar een kleine 11 miljard US dollar. - Het Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI G8-initiatief) moet tot een verdere schuldverlichting leiden van 50 miljard US dollar voor een veertigtal landen. De onderstaande grafiek toont aan dat in de 29 landen die het beslispunt bereikten, de uitgaven voor de vermindering van de armoede gevoelig stegen en de uitgaven voor de schuldendienst fors daalden. De uitgaven voor de vermindering van de armoede zijn over het algemeen bestemd voor het basisonderwijs, de eerstelijnsgezondheidszorg en de plattelandsontwikkeling. Figuur 3. Lagere schuldendienst, hogere uitgaven voor de vermindering van de armoede 1999-2006 (begunstigde landen van het HIPC-initiatief) Bron: IMF-World Bank 2005 and staff estimates. Nota: de gegevens voor 2005 zijn voorlopige cijfers; voor 2006 zijn het prognoses. Het is echter aangewezen de risico s door volgende maatregelen te beperken: Follow-up van de verbintenissen om te vermijden dat de MDRI-bijdragen in de plaats komen van de traditionele ODA; Voorkomen dat de landen opnieuw een schuld opbouwen, commerciële schulden inbegrepen, en de inspanningen in het kader van het HIPC en MDRI teniet worden gedaan. 4.4. Toezeggingen inzake handel Er zijn nog steeds knelpunten op het niveau van de multilaterale liberalisering, terwijl er steeds meer regionale overeenkomsten worden gesloten. In de OESO-landen blijft de bescherming van de landbouw groot, ondanks de hervormingen. De ontwikkelingslanden schermen hun markten ook sterk af en bouwen hun bescherming trager af. De handelsprestaties zijn eerder bemoedigend. De uitvoer van goederen uit sub-saharaans Afrika steeg met gemiddeld 27% in 2005. In de minst ontwikkelde landen steeg de uitvoer met 32%, terwijl er in de geïndustrialiseerde landen slechts een stijging van 9% was. 23

De handelssteun is blijven toenemen. Tussen 2002 en 2003 steeg de handelshulp van 3,6% naar 4,4% van de totale hulpverbintenissen; 25% werd besteed aan infrastructuur die de grondslag vormt van en een voorwaarde is voor de ontwikkeling van de handel. De handelsbeperkingen bij de landbouwproducten zijn nog steeds zeer groot en vormen een zeker nadeel voor de ontwikkelingslanden. De algemene index van de handelsbeperkingen (Overall Trade Restrictiveness Index) in de landbouwsector bedraagt 40%, tegenover 5% in de sector van de industriële producten (zie figuur 4). Figuur 4. Algemene index van de handelsbeperkingen in de landbouwsector en voor de industriële producten Bron: Global Monitoring Report 2006 Word Bank Staff estimates. OTRI: overall trade restrictiveness index. 24

IV. Vooruitgang inzake de MDG's: beoordeling van de toestand in de achttien partnerlanden van België Vooraf In dit deel wordt geschetst welke weg de achttien partnerlanden naar de verwezenlijking van de MDG's hebben afgelegd. Vooraleer een blik te werpen op de vooruitgang die de concentratielanden terzake hebben geboekt, is het nodig een algemeen beeld te schetsen van de situatie op het gebied van bevolkingsgroei, inkomsten en uitgaven, het aandeel van de sociale uitgaven in de begroting en de naleving van een aantal criteria inzake governance. In het deel dat handelt over de verwezenlijking van de 8 MDG's wordt per MDG bekeken welke resultaten de 18 partnerlanden de voorbije jaren hebben bereikt. Per MDG werden ter illustratie van de resultaten een of twee representatieve indicatoren gekozen. De onderzochte indicatoren zijn: - MDG 1 armoede: het deel van de bevolking dat met minder dan één dollar per dag moet rondkomen in verhouding tot de koopkracht en het percentage kinderen jonger dan 5 jaar met ondergewicht. - MDG 2 onderwijs: nettoscholingsgraad in het lager onderwijs. - MDG 3 gender: verhouding meisjes/jongens in het lager, het secundair en het hoger onderwijs. - MDG 4 kindersterfte: kindersterfte onder vijf jaar. - MDG 5 gezondheid van moeders: minder moedersterfte. - MDG 6: aids en andere ziekten: prevalentiepercentage, prevalentie van hiv bij zwangere vrouwen tussen 15 en 24 jaar, incidentiepercentage van tuberculose. - MDG 7 milieu: percentage van de bevolking dat duurzaam toegang heeft tot beter water en percentage van de bevolking dat toegang heeft tot betere sanitaire voorzieningen. - MDG 8: wereldpartnerschap: aantal computers en aantal internetgebruikers per 1000 inwoners. Tot slot is er een overzichtstabel die gebaseerd is op het Progress report. Aan de hand van kleuren wordt per MDG en per partnerland de algemene voortgang weergegeven (de doelstelling wordt gehaald, wordt waarschijnlijk gehaald, wordt moeizaam gehaald enz.). De tabel geeft per concentratieland van België een beknopt overzicht van de graad van verwezenlijking van de MDG's. Om een zo juist mogelijke beoordeling te garanderen, werden de cijfers en trends in de achttien landen per geografische regio samengebracht: de landen van Latijns-Amerika, Azië, de Arabische landen, de landen van sub-saharaans Afrika, beginnend bij West-Afrika en eindigend bij Zuid-Afrika. Deze indeling geeft een beter zicht op de prestatieverschillen, zelfs in vergelijkbare klimaatsomstandigheden en/of sociaal-economische voorwaarden. Om de kloof tussen Noord en Zuid nog aanschouwelijker te maken, werden in bepaalde gevallen ook de cijfers voor België vermeld. 25

1. Karakteristieken van de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking A. Bevolkingsgroei in de achttien partnerlanden Het is niet zonder belang om even de basiskenmerken van de 18 partnerlanden in kaart te brengen. Het bevolkingsaantal en de bevolkingsaangroei zijn cruciale parameters van de ontwikkelingsdynamiek. Uit de gegevens in tabel 2 blijkt dat enkele partnerlanden ook vandaag nog zeer hoge vruchtbaarheidscijfers hebben (in verschillende gevallen meer dan 5 geboortes per vrouw). Dit legt uiteraard een zeer zware last op de collectieve voorzieningen die nodig zijn om deze groeiende bevolking van de nodige diensten te voorzien. Tabel 2. Bevolkingsgroei en vruchtbaarheidsgraad: 1990-2004 voor de bevolkingsgroei en 1970/75-2000/05 voor de vruchtbaarheidsgraad; prognoses 2004-2020 Bevolking (miljoenen) Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsaangroei (in %) Vruchtbaarheidsgraad) (geboortes per vrouw) 1990 2004 1990-2004 2004-2020 1970-1975 2000-2005 Bolivia 6,7 9 2,1 1,6 6,5 4,0 Ecuador 10,3 13 1,7 1,3 6,0 2,8 Peru 21,8 27,6 1,7 1,4 6,0 2,9 Vietnam 66,2 82,2 1,5 1,2 6,7 2,3 Marokko 23,9 29,8 1,6 1,6 6,9 2,8 Algerije 25,3 32,4 1,8 1,4 7,4 2,5 Palestina 2 3,5 4,1 3,0 7,7 5,6 Senegal 8 11,4 2,5 2,1 7,0 5,0 Benin 5,2 8,2 3,3 2,8 7,1 5,9 Mali 8,9 13,1 2,8 2,9 7,6 6,9 Niger 8,5 13,5 3,3 3,2 8,1 7,9 DR Congo 37,8 55,9 2,8 3,0 6,5 6,7 Rwanda 7,1 8,9 1,6 2,1 8,3 5,7 Burundi 5,7 7,3 1,8 3,3 6,8 6,8 Uganda 17,8 27,8 3,2 3,7 7,1 7,1 Mozambique 13,4 19,4 2,6 1,7 6,6 5,5 Tanzania 26,2 37,6 2,6 1,7 6,8 5,0 Zuid-Afrika 35,2 45,5 1,8 0,3 5,5 2,8 Source: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report - UNDP B. Ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven in de achttien partnerlanden Ook de armoedegraad van de partnerlanden schommelt sterk. Zuid-Afrika is het rijkste partnerland van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en beschikt ook (samen met Algerije en Marokko) over het grootste aandeel eigen middelen via belastingen die ongeveer een kwart van het BNP bedragen. Vele andere partnerlanden bevinden zich heel laag in de armoederangschikking en beschikken over veeleer beperkte eigen (belastings-) middelen. Zie tabel 3. Het is duidelijk dat een succesvolle ontwikkelingssamenwerking moet werken aan het stimuleren van de economische groei en aan het opbouwen van eigen openbare financiële middelen ter ondersteuning van de Millenniumdoelstellingen. 26

Tabel 3. Ontwikkeling van het BNI, het BNP en het aandeel van de belastingen in het BNP BNI per capita (in USD) BNI koopkrachtpariteit per capita (in USD) Gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP Groeipercentage per capita (%) Aandeel van de belastingen in het BBP (%) 2000 2004 2002 2004 1990-2000 2000-2004 2001-2002 2003-2004 2000 2004 Bolivia 1.000 960 2.390 2.600 4,0 2,6 0,5 1,6 13,2 15 Ecuador 1.340 2.210 3.340 3.770 1,9 4,2 1,8 5,4 Peru 2.050 2.360 4.880 5.400 4,6 3,7 3,3 3,3 12,3 13,3 Vietnam 380 540 2.300 2.700 7,9 7,2 5,8 6,6 Marokko 1.220 1.570 3.730 4.250 2,3 4,7 1,6 0,7 23,5 21,9 Algerije 1.570 2.270 5.530 6.320 1,9 4,8 2,5 3,6 37,9 32 Palestina 1.750 1.120 3,4-13,3-22,5-5,6 Senegal 450 630 1.540 1.660 3,2 4,4-1,2 3,7 17,3 Benin 340 450 1.060 1.090 4,8 4,5 3,3-0,5 Mali 220 330 860 950 4,1 6,3 1,9-0,8 Niger 160 210 800 780 2,4 4,1-0,1-2,4 DR Congo 80 110 630 680-4,9 3,6 0,0 3,2 3,5 6,3 Rwanda 250 210 1.260 1.240-0,3 5,2 6,3 2,5 Burundi 120 90 630 660-2,6 2,7 1,7 1,9 15,4 Uganda 260 250 1.360 1.450 7,1 5,8 3,8 2,1 10,9 11,9 Mozambique 210 270 990 1.170 6,4 8,8 5,6 5,1 Tanzania 260 320 580 670 2,9 6,8 4,1 4,3 Zuid-Afrika 3.050 3.630 9.810 10.960 2,1 3,2 1,8 4,4 24 26 Source: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report - UNDP 27

Toch beschikken al de partnerlanden over een minimale budgettaire autonomie en moeten zij allemaal expliciete of impliciete beleidskeuzes maken over de verdeling van de lokale beschikbare middelen. Tabel 4 geeft een overzicht van de resultaten van die beleidskeuzes met betrekking tot drie gebieden: onderwijs, volksgezondheid en militaire uitgaven. Ter illustratie worden ook de cijfers van België vermeld. Tabel 4. Ontwikkeling van het aandeel in het BNP van de overheidsuitgaven voor de sociale en de militaire sector Aandeel overheidsuitgaven in het BBP (in %) Aandeel onderwijsuitgave n/bbp (in %) Aandeel uitgaven volksgezondheid/ BBP (in %) Aandeel militaire uitgaven/bbp (in %) 1995 2004 1990 2000/02 1990 2003 1990 2003 Bolivia 20,2 2,3 6,3 4,2 4,3 2,4 1,7 Ecuador 14,1 4,3 1,0 1,7 2,0 1,9 2,4 Peru 17,1 16,7 2,8 3,0 2,2 2,1 0,1 1,3 Vietnam 2,0 1,5 1,5 7,9... Marokko 27,6 5,3 6,5 1,5 1,7 4,1 4,2 Algerije 24,2 24,6 5.3... 3,2 3,3 1,5 3,3 Palestina Senegal 16,6 18 3,9 3,6 2,3 2,1 2,0 1,5 Benin 3,3 2,1 1,9 1,8 Mali 2,3 2,8 1,5 Niger 3,2 2,3 2,0 2,5 DR Congo 5,3 7,9 1,1 0,7 Rwanda 10,6 2,8 3,1 1,6 3,7 2,8 Burundi 19,3 3,4 3,9 0,7 3,4 5,9 Uganda 10,6 12,1 1,5 2,1 2,2 3,0 2,3 Mozambique 3,1 4,1 2,9 5,9 1,3 Tanzania 2,8 2,7 2,4 2,1 Zuid-Afrika 27,8 5,9 5,3 3,5 3,2 3,8 1,6 België 5,0 6,3 6,5 6,3 2,4 1,3 Source: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report UNDP 28

De hulpafhankelijkheid van de partnerlanden kan zeer sterk verschillen. In een aantal partnerlanden is deze zeer laag (met ontwikkelingsstromen die minder dan 1% van het BNP uitmaken) bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, Algerije, Ecuador, Peru, enz. In andere partnerlanden is de ontwikkelingshulp van levensbelang voor de lokale economie. Sommige partnerlanden zijn voor meer dan een kwart van die uitgaven afhankelijk van de buitenlandse donors (zie tabel 5). Tabel 5. Ontwikkeling van het belang van de schuldendienst, hulp per capita en hulpafhankelijkheid Totale schuldendienst (% BBP) Hulp per capita (in USD) Hulpafhankelijkheid (aandeel van de hulp in % BBP) 1990 2004 1999 2004 1999 2004 Bolivia 8,3 6,1 70 85 7 9,1 Ecuador 11,9 13 12 12 1 0,6 Peru 1,9 4,2 18 18 0,9 0,7 Vietnam 2,9 1,8 18 22 5 4,1 Marokko 7,2 6,1 24 23 2 1,4 Algerije 14,7 7,1 5 10 0,3 0,4 Palestina 182 324 10,2 Senegal 53 92 11,5 13,9 Benin 2,1 1,6 30 46 8,9 9,3 Mali 2,8 2,2 31 43 14 12,2 Niger 4,1 1,7 16 40 9,4 17,5 DR Congo 4,1 1,9 3 32 3,1 28,6 Rwanda 0,8 1,3 50 53 19,4 25,8 Burundi 3,8 13,7 12 48 10,6 54,6 Uganda 3,4 1,5 25 42 9,9 17,3 Mozambique 3,4 1,4 46 63 21,3 21,4 Tanzania 4,4 1,1 29 46 11,6 16,2 Zuid-Afrika 1,8 13 14 0,4 0,3 Source: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report UNDP C. Ontwikkeling van de indicatoren inzake governance Hoewel het volume van de hulpstromen belangrijk blijft, staat het buiten kijf dat de gemaakte beleidskeuzes uiteindelijk het meest bepalend zijn voor de ontwikkelingsdynamiek van onze partners. Er is de voorbije jaren gewerkt aan indicatoren die het mogelijk maken zich een beeld te vormen van het goede bestuur dat ten grondslag ligt aan de collectieve evolutie van de partnerlanden. Zo is er bijvoorbeeld het World Bank Institute dat uitgebreid onderzoek deed naar de verschillende dimensies van governance. Tabel 6 bevat de resultaten (de Worldwide Governance Indicators) die dit onderzoek heeft opgeleverd voor onze partnerlanden. 29

De cijfers in de tabel drukken het zogenaamde "governance percentile uit, met name het percentage landen dat minder goede resultaten kan voorleggen dan de landen in kwestie. Hoe hoger het cijfer, hoe beter het percentiel. Tabel 6. Ontwikkeling (1996-2000-2004) van de bestuursindicatoren van het World Bank Institute Governance 7 index (Governance Percentile) Voice and Accountability Political Stability Government Effectiveness Regulatory Quality Rule of Law Control of Corruption 1996 2000 2004 1996 2000 2004 1996 2000 2004 1996 2000 2004 1996 2000 2004 1996 2000 2004 Bolivia 56 57 47 37 36 29 35 39 30 81 75 54 39 40 29 22 30 25 Ecuador 55 46 41 23 15 23 23 13 20 49 37 25 29 28 37 56 14 27 Peru 27 52 45 18 32 27 53 46 32 76 73 57 40 39 32 25 58 45 Vietnam 12 7 7 60 62 52 57 43 44 25 22 28 34 25 36 31 27 27 Marokko 29 35 33 30 53 32 59 56 56 49 60 42 62 65 52 65 71 57 Algerije 16 13 24 1 5 65 19 22 37 23 19 18 31 22 28 39 32 42 Palestina Senegal 47 47 51 21 23 41 39 65 54 29 45 40 53 48 47 39 42 43 Benin 69 62 55 90 58 35 62 57 39 57 47 31 57 44 41 59 46 Mali 61 59 56 66 67 50 17 20 45 57 36 42 22 27 43 43 37 38 Niger 38 49 44 43 47 32 18 13 19 17 55 25 7 21 20 43 20 20 DR Congo 14 2 5 6 0 1 1 1 4 2 2 4 1 1 2 0 2 4 Rwanda 6 8 19 10 7 19 6 51 34 12 26 37 49 20 21 61 44 Burundi 13 4 16 5 3 3 12 10 9 7 16 7 25 14 4 3 6 Uganda 29 19 31 13 10 11 42 49 38 55 54 55 17 34 26 32 18 30 Mozambique 46 43 35 41 42 20 42 39 14 45 41 7 30 35 32 47 25 Tanzania 25 46 38 46 40 35 8 44 40 27 51 29 25 51 40 9 13 36 Zuid-Afrika 68 72 16 42 38 70 70 75 64 52 65 67 64 61 78 75 71 7 http://info.worldbank.org/governance/kkz2004/maps.html 30

2. Vooruitgang inzake de MDG's in elk van de partnerlanden Om de ontwikkeling van de Millenniumdoelstellingen te kunnen beoordelen, worden telkens een of meerdere indicatoren geselecteerd naar gelang van de beschikbaarheid van de gegevens. Dit leidt tot de volgende acht overzichten waarin per Millenniumdoelstelling de ontwikkeling in elk van de 18 partnerlanden wordt aangegeven. Alleen voor de milieusector werd een indicator toegevoegd, met name de ecologische voetafdruk. Deze geeft aan in welke mate het betreffende land minder of meer natuurlijke hulpbronnen verbruikt dan het volume waarover het beschikt op basis van de draagkracht van de aarde (biocapaciteit). Wereldwijd bedraagt de ecologische voetafdruk 2,2 hectare per persoon hetzij 0,4 ha/persoon meer dan de wereldwijd beschikbare biocapaciteit van 1,8 ha per persoon. MDG 1: Bestrijding van armoede en honger De cijfers over armoede en ondervoeding bewijzen hoe zorgwekkend de situatie is in West- Afrika, meer bepaald in Mali en Niger en in Centraal-Afrika. Er is een vrij groot verschil tussen de zeer arme partnerlanden en de andere landen. Tabel 7. Percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft (nationaal en internationaal) en percentage kinderen jonger dan 5 jaar met ondergewicht. National poverty line Population below the poverty line % national International poverty line Population below 1$ a day % Malnutrition prevalence, weight for age (% of children under 5) enquêtejaar enquêtejaar 1989-94 2000-03 Bolivia 1997 63,2 2002 23,2 15 Ecuador 1995 34,0 1998 15,8 17 Peru 1994 53,5 2002 12,5 11 7 Vietnam 1998 37,4 45 34 Marokko 1990-91 13,1 1999 <2 10 Algerije 1988 12,2 1995 <2 9 6 Palestina Senegal 1992 33,4 1995 22,3 22 23 Benin 1995 26,5 2003 30,9 35 23 Mali 1998 63,8 1994 72,3 31 33 Niger 1989-93 63 1995 60,6 43 40 DR Congo 31 Rwanda 1993 51,2 1999-00 51,7 29 24 Burundi 1990 36,4 1998 54,6 38 45 Uganda 1999-00 33,8 23 23 Mozambique 1996-97 69,4 1996 37,9 26 Tanzania 1991 38,6 2000-01 57,8 29 Zuid-Afrika 2000 10,7 Bron: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report - UNDP 31

MDG 2: Onderwijs De voor onderwijs gekozen indicator (nettoscholingsgraad in het basisonderwijs) toont aan dat een aantal partnerlanden dit onderwijsdoel reeds hebben gehaald. De landen in West- Afrika hebben flink wat vooruitgang geboekt maar in het gebied van de Grote Meren en Zuidoost-Afrika (Rwanda, Burundi en in mindere mate Uganda en Mozambique) kennen de vorderingen een terugval. Tabel 8. Ontwikkeling 1990-2004 van de nettoscholingsgraad in het basisonderwijs MDG 2: Onderwijs Primary completion rate, total (% of relevant age group) 1990 2000 2004 8 Bolivia 99 100 Ecuador 98 100 Peru 100 100 Vietnam 96 100-1 Marokko. 58 75 Algerije 81 83 94 Palestina 100 98 Senegal 42 36 45 Benin 18 35 49 Mali 10 28 44 Niger 15 17 25 DR Congo Rwanda 45 22 37 Burundi 41 25 33 Uganda 58 +1 57 Mozambique 25 16 29 Tanzania 46 53 +1 57 Zuid-Afrika 89 96-1 Bron: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report - UNDP 8 x +1 cijfers voor het komende jaar. x -1 : cijfers van het voorgaande jaar. 32

MDG 3: Gender In algemene termen is de indicator voor de MDG gender (verhouding meisjes/jongens in het basisonderwijs, het secundair en het hoger onderwijs) erop vooruitgegaan of althans gelijk gebleven. Wel vermeldenswaard is de terugval in Burundi en Palestina. Tabel 9. Ontwikkeling 1990-2004 van de verhouding meisjes/jongens in het basisonderwijs, het secundair en het hoger onderwijs. MDG 3: Gender Ratio of girls to boys in primary and secondary education (%) 1990 2000 2004 Bolivia 98 98 Ecuador 100 100 Peru 96,3 97,2 +1 100 Vietnam 93 94 Marokko 69,9 83 88 Algerije 82,9 97 +2 99 Palestina 104 103 Senegal 68,9 82 90 Benin 49,5 64 71 Mali 58,9 71 74 Niger 57,1 69 71 DR Congo 78,9 Rwanda 96 96 100 Burundi 81,8 82 79-1 Uganda 81,7 93 97 Mozambique 71,6 75 82 Tanzania 96,7 98,3 Zuid-Afrika 100 100 100 Bron: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report - UNDP 33

MDG 4: Kindersterfte Op het gebied van het terugdringen van de kindersterfte is er een merkelijke verbetering. Latijns-Amerika kan zeer goede resultaten voorleggen en Vietnam, Marokko en Algerije zijn op de goede weg. Als er al enige verbetering is in sub-saharaans Afrika, is ze toch minder uitgesproken dan in de andere regio s. In Centraal-Afrika en Zuid-Afrika is de situatie er niet op vooruit gegaan. Tabel 10. Ontwikkeling 1990-2004 van de kindersterfte MDG 4: Kindersterfte Mortality rate, under-5 (per 1,000) 1990 2000 2004 Bolivia 125 84 69 Ecuador 57 32 26 Peru 80 42 29 Vietnam 53 30 23 Marokko 89 54 43 Algerije 69 44 40 Palestina. Senegal 148 139 137 Benin 185 160 152 Mali 250 224 219 Niger 320 270 259 DR Congo 205 205 205 Rwanda 173 203 203 Burundi 190 190 190 Uganda 160 145 138 Mozambique 235 178 152 Tanzania 161 141 126 Zuid-Afrika 60 63 67 Bron: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report UNDP 34

MDG 5: Gezondheid van moeders Wat de indicator gezondheid van moeders betreft, zijn over moedersterfte alleen voor het jaar 2000 cijfers voorhanden. Deze cijfers tonen aan dat moedersterfte in West- en Centraal- Afrika een ernstig probleem blijft. Van alle partnerlanden heeft Niger met 1600 overlijdens per 100.000 geboorten de hoogste moedersterfte. Tabel 11. Raming van de moedersterfte MDG 5. gezondheid van moeders Maternal mortality ratio (modeled estimate, per 100,000 live births) 2000 Bolivia 420 Ecuador 130 Peru 410 Vietnam 130 Marokko 220 Algerije 140 Palestina Senegal 690 Benin 850 Mali 1200 Niger 1600 DR Congo 990 Rwanda 1400 Burundi 1000 Uganda 880 Mozambique 1000 Tanzania 1500 Zuid-Afrika 230 Bron: World Development Indicators- World Bank 35

MDG 6: Aids en andere ziekten De cijfers over de hiv-prevalentie bevestigen de algemene trend. In Zuid-Afrika en Centraal- Afrika neemt het aantal hiv-gevallen toe. Het aantal tuberculosegevallen stijgt in de meeste partnerlanden: een sterke stijging in de DRC, Rwanda, Burundi, Uganda, Mozambique, Tanzania en Zuid-Afrika en een lichte stijging in Senegal en Niger. Tabel 12. Ontwikkeling 1990-2004 van het algemene prevalentiepercentage, hiv-prevalentie bij zwangere vrouwen tussen 15 en 24 jaar, de incidentie van tuberculose MDG 6: Aids en andere ziekten Prevalence of HIV, total (% of population ages 15-49) HIV prevalence (%) in young pregnant women (15-24) in capital city Incidence of tuberculosis (per 100,000 people) 2003 2005 Jaar van 1990 2004 enquête Bolivia 0,1 0,1 295 217 Ecuador 0,3 0,3 207 131 Peru 0,5 0,6 394 178 Vietnam 0,4 0,5. 202 176 Marokko 0,1 0,1. 135 110 Algerije 0,1 0,1.. 54 37 Palestina 36 23 Senegal 0,8 0,9 2002 1,1 203 245 Benin 1,9 1,8 2002 2,3 79 87 Mali 1,9 1,7 2003 2,2 304 281 Niger 1,2 1,1 132 157 DR Congo 4,2 3,2 133 366 Rwanda 5,1 2002 11,6 135 371 Burundi 6,0 2002 13,6 125 343 Uganda 4,1 6,7 2001 10,0 161 402 Mozambique 12,2 16,1 2002 14,7 167 460 Tanzania 6,6 6,5 2002 7,0 179 347 Zuid-Afrika 15,6-1 18,8 2002 24,0 268 718 Bron: World Development Indicators- World Bank / Human Development Report UNDP/UNAIDS 36

MDG 7: Milieu Tabel 13 toont aan dat inzake drinkwatervoorziening meer vooruitgang is geboekt dan op het gebied van sanitaire voorzieningen. Niger scoort zeer laag met toegang tot sanitaire voorzieningen voor amper 13% van de bevolking. Burundi en Zuid-Afrika gaan licht achteruit. Ecuador echter scoort goed met sanitaire voorzieningen voor 89% van de bevolking en drinkwater voor 94%. Tabel 13. Evolutie 1990-2004 van het percentage van de bevolking dat duurzaam toegang heeft tot beter water en percentage van de bevolking dat toegang heeft tot betere sanitaire voorzieningen MDG 7: Milieu: drinkwater en sanitaire voorzieningen Improved water source (% of population with access) Improved sanitation facilities (% of population with access) 1990 2004 1990 2004 Bolivia 72 85 33 46 Ecuador 73 94 63 89 Peru 74 83 52 63 Vietnam 65 85 36 61 Marokko 75 81 56 73 Algerije 94 85 88 92 Palestina 92 73 Senegal 65 76 33 57 Benin 63 67 12 33 Mali 34 50 36 46 Niger 39 46 7 13 DR Congo 43 46 16 30 Rwanda 59 74 37 42 Burundi 69 79 44 36 Uganda 44 60 42 43 Mozambique 36 43 20 32 Tanzania 46 62 47 47 Zuid-Afrika 83 88 69 65 Bron: World Development Indicators- World Bank 37

Ecologische voetafdruk De cijfers in tabel 14 geven weer hoeveel natuurlijke rijkdommen een land gebruikt (ecologische voetafdruk) en hoeveel biocapaciteit het heeft. Een land waarvan de biocapaciteit groter is dan de ecologische voetafdruk heeft een ecologische reserve. In het omgekeerde geval heeft het een ecologisch tekort. De ecologische voetafdruk wordt uitgedrukt in hectaren. De tabel bevat de cijfers voor de 18 partnerlanden en, ter vergelijking, ook de cijfers voor België en Luxemburg. Wereldwijd is er een tekort van 0,4 ha/persoon. Tabel 14. Ecologische voetafdruk van de 18 partnerlanden van België (+ Luxemburg) en wereldwijd. Gegevens van de ecologische voetafdrukberekeningen per land uit 2005. 9 2002 Data Bevolking (Miljoenen) Totale ecologische voetafdruk (totale ha/persoon) Biocapaciteit (Totale ha/persoon) Ecologische Reserve / Tekort (Totale ha/persoon) Wereldwijd 6.225,0 2,2 1,8-0,4 Algerije 31,3 1,5 0,6-0,9 Benin 6,6 1,0 0,8-0,3 Bolivia 8,6 2,0 15,4 13,4 Burundi 6,6 0,7 0,6-0,1 DR Congo 51,2 0,6 1,5 0,9 Ecuador 12,8 1,4 2,3 0,9 Mali 12,6 0,8 1,3 0,4 Marokko 30,1 0,9 0,7-0,2 Mozambique 18,5 0,6 2,1 1,5 Niger 11,5 1,3 1,2-0,1 Uganda 25,0 1,1 0,8-0,2 Rwanda 8,3 0,7 0,6-0,1 Senegal 9,9 1,2 0,8-0,4 Tanzania 36,3 0,7 1,1 0,4 Vietnam 80,3 0,8 0,8 0,0 Zuid-Afrika 44,8 2,4 2,0-0,4 België & Luxemburg 10,7 5,2 1,2-3,9 9 http://www.footprintnetwork.org/gfn_sub.php?content=footprint_hectares 38

MDG 8: Wereldpartnerschap Voor MDG 8 is de indicator het aantal computers en internetgebruikers. Net als bij de andere MDGs, hebben ook voor deze doelstelling West- en Centraal-Afrika met de grootste achterstand te kampen. Zuid-Afrika, Latijns-Amerika en de Arabische landen daarentegen, doen het zeer goed. Tabel 15. Ontwikkeling 1990-2004 van het aantal pc s en het aantal internetgebruikers per 1000 inwoners Aantal pc s per 1000 inwoners Aantal internetgebruikers per 1000 inwoners 2000 2004 2000 2004 Bolivia 17 36 14 39 Ecuador 22 56 15 48 Peru 40 98 31 117 Vietnam 8 13 3 71 Marokko 13 21 7 117 Algerije 7 9 5 26 Palestina 48 12 46 Senegal 15 21 4 42 Benin 1 4 2 12 Mali 1 3 1 4 Niger 0 1 0 2 DR Congo Rwanda 1 4 Burundi 1 5 1 3 Uganda 2 4 2 7 Mozambique 3 6 1 7 Tanzania 3 7 1 9 Zuid-Afrika 66 82 55 78 Bron: World Development Indicators- World Bank 3. Vooruitzichten voor de partnerlanden Zoals hoger vermeld, hebben alle partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking een MDG-rapport. Het rapport wordt meestal door het UNDP opgemaakt maar soms is het de overheid van het land zelf die het schrijft. Aan de hand van 18 rapporten, hebben wij een schematisch overzicht gemaakt van de vooruitzichten die onze 18 partnerlanden hebben voor het verwezenlijken van de MDG's. Dit levert uiteraard geen eenduidig beeld op. Let wel, de prognoses berusten op historische trends en zijn in de meeste gevallen dan ook vrij optimistisch getint. De tabel is grotendeels tot stand gekomen op grond van de nationale rapporten van de 18 partnerlanden. Ingeval de gegevens te onvolledig of niet geloofwaardig genoeg waren, zijn in de plaats gegevens van de VN-instellingen gehanteerd. 39

Tabel 16. Progress report van de 18 partnerlanden voor het verwezenlijken van de MDG's Doelstellingen Bol. Equ. Per. Viet. Alg. Mar. Pal* Sen. Ben. Mali Nig. DRC Rwa. Bur. Ug. Tanz. Moz. Z-A MDG1 Armoede Armoede met de helft verminderen nauw nauw nauw ok ok missch nauw missch missch nauw nauw nauw missch nauw prob missch missch prob Honger met de helft verminderen missch missch missch ok nauw nauw nauw prob missch missch nauw missch missch nauw missch nauw nauw missch MDG2 Onderwijs Wereldwijd Basisonderwijs ok missch ok ok prob prob nauw prob prob missch nauw nauw prob prob prob prob nauw ok MDG3 Gender Gender Equality ok missch prob prob prob prob niet missch prob niet nauw prob prob prob missch prob nauw prob MDG4 Kinder Sterfte -5jaar 2/3 verminderen missch ok prob prob prob prob nauw missch missch nauw niet niet nauw nauw nauw nauw missch missch MDG5 Moeder Sterfte 3/4 verminderen missch missch prob prob geen prob nauw missch missch niet nauw nauw missch geen nauw niet missch nauw MDG6 Ziektes Hiv/aids ½ en rend keren prob nauw nauw nauw missch prob geen missch missch nauw missch missch missch nauw ok missch nauw nauw Andere ziektes ½ en trend keren prob nauw nauw prob missch prob missch missch missch nauw missch missch missch nauw ok prob missch prob MDG7 Leefmilieu Duurz ontwikk., nat. rijkdommen prob missch nauw prob missch prob nauw prob missch geen geen missch nauw geen missch missch nauw missch Bevolk zonder toegang water 1/2 missch missch prob ok nauw prob nauw missch missch prob nauw nauw missch missch prob prob nauw ok Bevolk zonder toeg. sanitatie 1/2 nauw missch nauw ok prob prob geen prob niet niet niet niet niet niet niet nauw nauw nauw *Palestina : trends ingeval de huidige politieke situatie aanhoudt; trends hoofdzakelijk toe te schrijven aan de politieke situatie. Groen: te verwezenlijken (ok) Lichtgroen: waarschijnlijk te verwezenlijken (prob) Geel : misschien te verwezenlijken (missch) Oranje : nauwelijks te verwezenlijken (nauw) Rood : zeer moeilijk/niet te verwezenlijken (niet) Geen gegevens (geen) 40

V. Actie die België voert met het oog op de verwezenlijking van de MDG's Deel 1. Actie die België voert via het IMF, de WB en het UNDP Dit deel bevat een overzicht van de activiteiten die België met het oog op de verwezenlijking van de MDG's onderneemt in het kader van de Wereldbank (WB), het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP). De in dit deel vervatte gegevens zijn ondermeer ingegeven door de verslagen die de vertegenwoordigers van België in deze fora maken. Deze verslagen gaan als bijlage. België binnen de WB, het IMF en het UNDP Uit de actie die België binnen multilaterale organisaties zoals het UNDP, de Wereldbank of het IMF voert, kan worden geconcludeerd dat België bijzonder veel belang hecht aan een betere samenwerking tussen de Wereldbank en het systeem van de Verenigde Naties (VN). De MDG's en de Strategische Kaders voor Armoedebestrijding (Poverty Reduction Strategy Papers PRSP) die door beide partners werden gepromoot, zijn dan ook het ideale aanknooppunt om voornoemde samenwerking 10 te intensiveren. 1. Internationaal Monetair Fonds - IMF De voornaamste bijdrage van het IMF aan de verwezenlijking van de MDGs is het promoten van de macro-economische en financiële stabiliteit, zijnde een randvoorwaarde voor het bewerkstelligen van groei en het bestrijden van armoede. Het IMF streeft ernaar deze doelstelling concreet in te vullen middels het formuleren van adviezen, capaciteitsopbouw en financiële bijstand. Het IMF ijvert er ook voor dat de landen voorzien in een doelmatig budgettair kader. Tabel 17. Bijstand van het IMF aan de lage-inkomenslanden (stand van zaken per 13 april 2006) Lidstaten van het IMF met een laag inkomen * 78, of 42% van het totale aantal leden Huidige PRGF-regelingen $3 miljard aan 28 landen Schuldverlichting die tot nog toe werd toegezegd in het $2,7 miljard (nominale waarde) kader van het HIPC-initiatief Schuldverlichting die tot nog toe werd toegestaan in het $3,4 miljard** kader van het MDRI Procent van het TA-fonds dat naar de lageinkomenslanden ging Ongeveer 52% in het begrotingsjaar 2005 Artikel IV-consultaties met lage-inkomenslanden 45 in het begrotingsjaar 2005 *Landen die in aanmerking komen voor concessionele leningen van het IMF. **Met inbegrip van $0,4 miljard gefinancierd met geoormerkte HIPC-middelen Bron: IMF website. 10 De vertegenwoordigers van België bij het IMF en de WB ressorteren onder de minister van Financiën maar de werkzaamheden worden gecoördineerd tussen Financiën en Ontwikkelingssamenwerking (tussen de beleidscellen en de administraties en met de Belgische vertegenwoordiger bij de WB). Op die manier kunnen voornoemde fora kennis nemen van de ontwikkelingsvraagstukken. 41

1.1. De PRGF-faciliteit (Poverty Reduction and Growth Facility) De in 1999 in het leven geroepen PRGF-faciliteit is het belangrijkste instrument dat het IMF hanteert om lage-inkomenslanden financiële bijstand te verlenen. Doel van voornoemde faciliteit is leningen aan arme landen vooral af te stemmen op armoedebestrijding en groei. In september 2005 kwamen 78 lage-inkomenslanden in aanmerking voor PRGF-bijstand. 1.2. Het HIPC-schuldeninitiatief (Landen met een grote schuldenlast /Heavily indebted Poor Countries) Het initiatief behelst een schuldverlichting waaraan middels een gecoördineerde actie van de internationale financiële gemeenschap (multilaterale instellingen en regeringen) uitvoering moet worden gegeven, teneinde de buitenlandse schuld van de landen met een grote schuldenlast tot een houdbaar niveau te brengen. In juli 2006 bereikten 29 landen het beslispunt (ze zijn aangemerkt als landen die in aanmerking komen voor schuldverlichting en er wordt een aanvang gemaakt met de tussentijdse schuldverlichting waarmee een aantal donors hebben ingestemd). Van de 29 voornoemde landen hebben er 19 het voltooiingspunt bereikt (definitieve schuldverlichting) 11. Aan deze 29 landen werd een schuldverlichting van ongeveer 35 miljard verleend. Per 31 januari 2006 bedroeg de totale bijdrage van België aan het PRGF-HIPC Trust Fund van het IMF 25,929 miljoen SDR, oftewel meer dan 30 miljoen euro. Zopas publiceerde de Independent Evaluation Group (IEG) van de Wereldbank een bijgewerkte versie van de evaluatie die hij in 2003 van het HIPC-initiatief maakte. Bedoeld document met de naam Debt Relief for the Poorest: An Evaluation Update of the HIPC Initiative, komt tot de bevinding dat de schuldenlast van 18 landen met 19 miljard USD daalde als gevolg van het versterkte HIPC-initiatief, wat de schuldratio met de helft deed afnemen. Toch is het zo dat voor 11 van de 13 landen die het voltooiingspunt voorbij zijn en waarvan de gegevens voorhanden zijn, de sleutelindicator voor de houdbaarheid van de buitenlandse schuld erop duidt dat de landen erop zijn achteruitgegaan sinds ze het voltooiingspunt bereikten. In acht van deze landen werd de gunstige impact van een grotere export en het gebruiken van inkomsten tenietgedaan door nieuwe leningen. Dat zes van deze landen allicht niet zullen bezwijken onder de druk van de schuldenlast, neemt niet weg dat alle desbetreffende landen gevoelig blijven voor onverwachte exportschommelingen. Ze hebben dan ook nog steeds nood aan hoge concessionele leningen en een versterkt schuldenbeheer. Een andere bevinding van de IEG is dat schuldvermindering als instrument niet volstaat om door te wegen op de verschillende factoren die verband houden met de houdbaarheid van de schuld. Daarnaast moet een en ander worden bijgestuurd met betrekking tot een gediversifieerde export, het fiscale beheer, de voorwaarden voor nieuwe financieringen alsmede op het gebied van de overheidsschuld. Soortgelijke maatregelen reiken verder dan het HIPC-initiatief. Het initiatief inzake de schuldverlichting beoogde een hulpmiddel te zijn bij het bestrijden van de armoede. Dat hiervoor een armoedebestrijdingsstrategie moest worden uitgestippeld en uitgevoerd, was een gunstig gevolg van het initiatief. Omdat het de monitoring behelsde van overheidsuitgaven die een uitwerking kunnen hebben op het bestrijden van de armoede, werd met het initiatief beoogd extra middelen toe te kennen aan de sociale sectoren. Door bijzondere aandacht te besteden aan de uitgaven, werden de Wereldbank en het IMF ertoe 11 Benin, Bolivia, Burkina Faso, Kameroen, Ethiopië, Ghana, Guyana, Honduras, Madagaskar, Mali, Mauritanië, Mozambique, Nicaragua, Niger, Rwanda, Senegal, Tanzania, Uganda, Zambia. 42

aangespoord de beheerssystemen van de overheidsuitgaven in de HIPC-landen bij te sturen. De resultaten van deze inspanningen waren veeleer bescheiden. 1.3. Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI) Om sneller vooruitgang te boeken op het stuk van de MDG's werd het HIPC-initiatief op grond van een beslissing van de G8 in Gleneagles in 2005, uitgebreid met het MDRIinitiatief. Dit behelst een volledige schuldkwijtschelding door drie multilaterale instellingen: het Internationaal Monetair fonds, de IDA en het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AOF) ten aanzien van de landen die het HIPC-proces hebben voltooid. Het initiatief heeft als doel een extra schuldverlichting toe te staan aan de landen die het voltooiingspunt van het HIPCinitiatief hebben bereikt of in de komende jaren zullen bereiken, en zodoende middelen vrij te maken om hen in de mogelijkheid te stellen de MDG's te verwezenlijken. Het aandeel van België in de financiering van het IDA-deel van het MDRI 12 wordt geraamd op 457,6 miljoen euro en loopt over 40 jaar, wat overeenkomt met de looptijd van de door de IDA toegestane kredieten. Deze looptijd van 40 jaar is opgesplitst in drie termijnen. De financiële middelen die nodig zijn om de door de IDA toegestane schuldkwijtschelding volledig te compenseren worden verdeeld over deze termijnen. Voor de eerste termijn (2007-2008) wordt de Belgische bijdrage geraamd op 10,08 miljoen euro. Deze bijdrage is berekend op basis van het traditionele aandeel van België in de IDA, zijnde 1,55%. De Belgische bijdrage wordt in twee schijven van 5 miljoen euro over 2007 en 2008 13 geboekt op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. In verband met dit initiatief vestigde de Belgische vertegenwoordiger bij het IMF de aandacht op drie punten: (i) de lage-inkomenslanden krijgen dezelfde behandeling (ii) de financiële verbintenissen moeten duidelijk zijn teneinde niet te raken aan de rol van het IMF ten aanzien van de lageinkomenslanden (iii) er moet op worden toegezien dat de vrijgemaakte middelen worden aangewend voor initiatieven die de armen ten goede komen. Tabel 18. Landen waarop het MDRI-initiatief van de IDA van toepassing is Landen die in mei 2006 in aanmerking komen Landen die het HIPC-voltooiingspunt voorbij zijn en die aanspraak kunnen maken op een schuldverlichting Landen die het HIPC-voltooiingspunt voorbij zijn maar die nog geen aanspraak kunnen maken op een schuldverlichting Benin, Bolivia, Burkina Faso, Kameroen, Ethiopië, Ghana, Guyana, Honduras, Madagaskar, Mali, Mozambique, Nicaragua, Niger, Uganda, Rwanda, Senegal, Tanzania, Zambia Mauritanië Landen die in aanmerking komen zodra ze het HIPC-voltooiingspunt hebben bereikt Burundi, Gambia, Guinee, Guinee-Bissau, Malawi, Congo Landen die het beslispunt voorbij zijn (R), Congo (DR), São Tomé-en-Principe, Sierra Leone, Tsjaad Landen die het HIPC-beslispunt nog niet hebben bereikt Nieuwe HIPC-kandidaten Bron: IDA Comoren, Ivoorkust, Liberia, Myanmar, Centraal-Afrikaanse Republiek, DVR Laos, Somalië, Sudan, Togo Eritrea, Haïti, Nepal, Republiek Kirgizië 12 13 International Development Association deel concessionele leningen van de Wereldbank. Zie communiqué van de Ministerraad van 17 februari 2006. 43

1.4. Instrument voor beleidsondersteuning (Policy Support Instrument - PSI) Het PSI is een instrument dat het IMF hanteert om het duurzaam economisch beleid van arme landen die geen betalingsbalansproblemen hebben, beter te kunnen steunen. Door middel van dit instrument kan het IMF zijn activiteiten in de arme landen herijken en de financiering op middellange termijn vervangen door adviezen inzake economische beleidsmaatregelen en technische bijstand. Dit initiatief heeft de steun van België. 1.5. De Faciliteit voor exogene schokken (Exogenous Shock Facility) Dit is een nieuw onderdeel van de PRGF-faciliteit. De ESF kan worden verleend aan een Staat waarvan de betalingsbalansproblemen hoofdzakelijk het gevolg zijn van een exogene schok waarover hij geen controle heeft. De steun die het IMF in deze vorm verleent helpt landen die met betalingsbalansproblemen hebben af te rekenen, de groei te herstellen en zodoende opnieuw werk te maken van armoedebestrijding. Dit initiatief heeft de steun van België. Standpunten die door de Belgische vertegenwoordiger worden verdedigd De voordelen van de globalisering zijn nog steeds ongelijk verdeeld, in en tussen de landen onderling. België toont zich binnen het IMF en elders een pleitbezorger van eerlijker handel, meer hulp, een verantwoord economisch en sociaal beleid en goed bestuur. Het is de bedoeling dat elk land zijn eigen plannen op het vlak van ontwikkeling en armoedebestrijding formuleert in het kader van een breed opgevat participatief en democratisch proces. Door de civiele samenleving en de vakorganisaties bij dit proces te betrekken, zal de nationale bewustwording toenemen. Meer ownership voor de civiele samenleving heeft tot gevolg dat het beleid op grotere schaal wordt uitgevoerd. België hecht er veel belang aan dat de landen werk maken van betere onderwijs- en gezondheidsstelsels. Ook is uit ervaring gebleken dat een stabiel financieel klimaat en sterke beursinstellingen alsmede de eerbiediging van de rechtsorde en goed bestuur bevorderlijk zijn voor het sparen, het investeren en het creëren van werkgelegenheid. Om duurzame groei te bewerkstelligen en de armoede te bestrijden volstaat het niet met de groeivoet per capita te stimuleren. België staat dan ook beleidsvormen voor die zijn toegespitst op gelijkheid en de eerbiediging van de internationale arbeidsnormen van de ILO zoals het verbod op discriminatie, dwangarbeid, kinderarbeid en de garantie van de vrijheid van vereniging voor werknemers. De laatste jaren heeft de Belgische uitvoerend directeur meermaals gewezen op de noodzaak de prioriteiten inzake de besteding voor de sectoren onderwijs en gezondheidszorg bij te stellen. Dit gebeurde tijdens gesprekken over de programmering en tijdens het overleg met landen zoals de DRC, Bolivia, Rwanda, Gambia, Venezuela, Sri Lanka, de Dominicaanse Republiek, Nigeria, Pakistan, Benin, China, Brazilië, Tsjaad en Senegal. 44

2. Wereldbank De voorbije vijf jaar heeft de Wereldbankgroep de MDG's geleidelijk verwerkt in zijn studies en acties. Dit deel schetst in welke mate de Wereldbank bij de verwezenlijking van de acht MDG's is betrokken, wat wordt geïllustreerd aan de hand van een project van de Wereldbank dat gefinancierd wordt door België. Nadien wordt een overzicht gegeven van de aard van de financiële bijdragen van België aan de Wereldbank. 2.1. De Wereldbank en de acht MDG's Bestrijding van armoede en honger MDG 1 De taak van de Wereldbank is gericht op duurzame armoedebestrijding. Om dit te verwezenlijken is de Wereldbank actief op twee strategische fronten: (1) het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor investeringen, werkgelegenheid en duurzame groei; (2) investeren in programma s die de arme bevolkingen ten goede komen. Door middel van de leningen die ze toestaat (22,3 miljard USD in 2005) heeft de Bank rechtstreeks en onrechtstreeks een gunstige impact op de armoedebestrijding. Toch is het moeilijk projecten die specifiek de verwezenlijking van de MDG armoedebestrijding beogen te bepalen. Het is wel zo dat in Bangladesh, Madagaskar en Nicaragua een aantal projecten werden uitgewerkt, die speciaal zijn afgestemd op voeding en voedselzekerheid. De Bank helpt landen waaraan leningen worden toegestaan, hun visie en strategie toe te spitsen op armoedebestrijding en te komen tot ontwikkelingsrelevante resultaten (bijvoorbeeld via de Strategische kaders voor armoedebestrijding / Poverty Reduction Strategy Papers - PRSP). De Wereldbank zet zich in voor armoedebestrijding middels leningen en schenkingen en middels analytische adviezen. Deze analyses voorzien in steun voor de monitoring van de armoede, ze analyseren de impact van de hervormingen op de sociale sectoren en de armoede, enz. In verband met de strijd tegen honger, publiceerde het Human Development Network van de Bank in maart 2006 het rapport Repositioning Nutrition as Central to Development A Strategy for Large-Scale Action. Hierin wordt opgeroepen meer te investeren in de programma s inzake voeding. Via het programma Belgian Poverty Reduction Partnership (BPRP - 6.000.000 euro voor de periode 2004-2006), steunt België de formulering en de uitvoering van de PRSP in zes landen: Burundi, Mali, Mozambique, Niger, de DRC en Rwanda. Hiermee wordt beoogt deze landen op basis van analyses en capaciteitsopbouw te helpen hun PRSP uit te stippelen en uit te voeren. (Zie Deel 2 hierna MDG 1). Basisonderwijs voor iedereen - MDG 2 Wat de verwezenlijking van MDG 2 betreft, verleent de Bank via haar onderwijsprogramma, en met name via het Fast Track Initiative - Education for All (FTI-EfA) waaraan België deelneemt, bijstand aan de landen. Wat de onderwijsprogramma s aangaat, kende de IBRD in het boekjaar 2005 leningen ten belope van 356 miljoen dollar toe ter ondersteuning van het voorschools en basisonderwijs, en 45

ten bedrage van 492 miljoen ten gunste van het secundair en het hoger onderwijs. De steun van de IDA bedroeg 297 miljoen dollar voor het voorschools en basisonderwijs en 294 miljoen voor het secundair en het hoger onderwijs. Wat het basisonderwijs betreft, werd het Fast Track Initiative speciaal in het leven geroepen om de MDG inzake onderwijs te verwezenlijken. Dit initiatief zag het licht in 2002 na de Internationale Conferentie over de financiering van ontwikkeling (Consensus van Monterrey) en naar aanleiding van een initiatief van de G7 inzake een wereldpartnerschap bestaande uit: de ontwikkelingslanden, de ontwikkelingsorganisaties en de donorlanden. Doel van het initiatief is sneller vooruitgang te boeken op het stuk van MDG 2, zijnde het afmaken van de lagere school wereldwijd. Het FTI promoot een meer doelmatige steun voor basisonderwijs, middels een zo groot mogelijke coördinatie, complementariteit en harmonisering tussen de donorlanden op het gebied van hulpverlening en door de transactiekosten voor de begunstigde landen te drukken. DGOS levert een bijdrage aan het Catalytic Fund van het FTI bij de Wereldbank. Deze jaarlijkse bijdrage bedraagt 1 miljoen euro over de periode 2004-2007. Zoals de naam aangeeft, heeft dit fonds als doel de inspanningen te katalyseren en de donors aan te moedigen bilaterale verbintenissen aan te gaan op het stuk van de financiering van de sectorale onderwijsplannen. Dat is ook het doel dat DGOS nastreeft. België werd gekozen om als niet- G8-land van 1 juli 2005 tot 30 juni 2006 het medevoorzitterschap van dit initiatief te voeren samen met G8-landen als Groot-Brittannië en nadien Rusland. Bevordering van gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen - MDG 3 De laatste twintig jaar besteedde de Wereldbank alsmaar meer aandacht aan het gendervraagstuk. De genderknelpunten werden opgenomen in de projecten van de Bank: gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen zijn transversale thema s die terug te vinden zijn in de landenstrategieën en in meer dan 80% van de projecten inzake onderwijs, hiv/aids en toegang tot financiële middelen. In 2004 en 2005 planden meer dan 60% van de Country Assistance Strategies (CASs) "gender-responsive"-acties. Tijdens het boekjaar 2005 verrichtten de diensten van de Wereldbank economische en sectorale studies naar de impact van genderongelijkheid op ontwikkeling, meer bepaald op innoverende gebieden zoals de overheidsuitgaven, de pensioenstelsels en de landbouwhervorming. De Bank verricht een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de genderongelijkheid. Daarnaast houdt ze alsmaar meer rekening met deze factor bij het ontwerpen van projecten die ze financiert, met name in de sectoren gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De kindersterfte terugdringen - MDG 4 In het huidige tempo waarin vooruitgang wordt geboekt, en indien de cijfers in verband met de kindersterfte van zuigelingen niet zichtbaar veranderen, ligt het in de lijn der verwachting dat slechts enkele landen er tegen 2015 in zullen slagen de MDG inzake het in vergelijking met 1990 met tweederde terugdringen van de kindersterfte, te halen. De leningen van de Wereldbank ten gunste van de kindergezondheid nemen alsmaar toe. In het boekjaar 2005 bedroeg het totale bedrag 174,4 miljoen dollar, waarvan 129 miljoen dienden voor de financiering van projecten in Zuid-Azië en in Afrika. De Wereldbank gaat verder met haar analytische werkzaamheden en voerde de politieke dialoog met de landen in kwestie nog op. Streefdoel van de Bank is van kindergezondheid een prioriteit te maken, de dienstverlening te verbeteren, de gezondheidsstelsels te versterken, de 46

privé-overheidpartnerschappen sterker te verankeren en de betrekkingen tussen de gezondheidssectoren te verbeteren. Een betere gezondheid voor moeders MDG 5 De Wereldbank rekent het terugdringen van moedersterfte tot de belangrijkste aandachtspunten. Ten behoeve van de gezondheidszorg voor de moeder en de reproductieve gezondheid, verstrekte de Bank 191,6 miljoen USD in het boekjaar 2005 (het grootste deel van dit bedrag ging naar Zuid-Azië en een aantal landen in Afrika). Daarnaast getroostte de Bank zich nog meer inspanningen om de gezondheidsstelsels en de financiering van de gezondheidszorg te verbeteren. Hiermee wil ze een oplossing bieden voor de vraagstukken inzake menselijke middelen en de capaciteitsopbouw inzake het beheer en de verlening van diensten bevorderen. De strijd aanbinden met hiv/aids, malaria en andere ziektes - MDG 6 HIV/aids. De laatste 5 jaar verleende de Wereldbank nog aanzienlijk meer steun voor de HIV/aidsprogramma s. In totaal bedragen de verbintenissen van de Bank nu meer dan 2,5 miljard USD. Dit bedrag heeft als doel in 67 landen de strijd aan te binden met deze ziekte. De actie van de Bank is erop gericht de landen in kwestie te helpen voorzien in betere preventie, medische verzorging, behandeling en adviesverlening. Ook moedigt de Bank initiatieven aan in het kader van wereldpartnerschappen, zoals met name het Gezamenlijk hiv/aidsprogramma van de Verenigde Naties dat door de Bank wordt medegefinancierd. Tuberculose. De Bank steunt de daadwerkelijke bestrijding van tuberculose via het Stop TB Partnership en middels de financiering van programma s in 22 landen. Malaria. In april 2005 zette de Bank een nieuw "malaria booster program" op. Bedoeling is malaria sneller en op grotere schaal onder controle te krijgen. Via het opleidingsorgaan van de Bank, het World Bank Institute, steunde België een proces dat ten doel had na te gaan hoe een betere coördinatie tussen de ministeries van gezondheid en die van financiën kon worden bewerkstelligd. Daarbij wordt vooral nader ingegaan op de macro-economische uitdagingen en de uitdagingen op het stuk van menselijke middelen, om de activiteiten inzake hiv/aids op te voeren. Zorgen voor een duurzaam milieu en voorziening van drinkwater - MDG 7 Milieu: In haar milieustrategie en andere initiatieven legt de Wereldbank al jarenlang de link tussen armoede, de kwaliteit van het milieu en gezondheid. De Bank bouwde een systeem van analyseactiviteiten en milieuadviezen uit, zoals de "country environmental analyses", de strategische milieuevaluaties, de studies over duurzame overheidsfinanciën, enz. Het milieu wordt alsmaar meer op transversale wijze geïntegreerd in de PRSP en de Country Assistance Strategies (CAS). Eind van het boekjaar 2005 bedroeg het totale aandeel van de projecten van de Bank met een milieucomponent ongeveer 10,7 miljard USD, zijnde 11,5% van het totaalbedrag van de actieve portefeuille van de Bank. Binnen de milieuprojecten nemen milieubeheer en de activiteiten inzake gezondheidsproblemen die verband houden met het milieu, het leeuwenaandeel voor hun rekening (34%). Zevenentwintig procent gaat naar waterbeheer. 47

Via de Wereldmilieu Faciliteit (Global Environment Facility (GEF) vervult de Bank ook een belangrijke rol op het gebied van internationale milieuvraagstukken, met name biodiversiteit, klimaatveranderingen, bodemdegradatie. De GEF is een onafhankelijke financiële instelling die hulp verstrekt aan ontwikkelingslanden zodat ze uitvoering kunnen geven aan hun verplichtingen op het gebied van het wereldmilieu en het promoten van een duurzame ontwikkeling van de lokale gemeenschappen. De gelden van de GEF zijn bestemd om projecten te steunen in verband met de biodiversiteit, de klimaatveranderingen, de internationale wateren, de bodemdegradatie, de ozonlaag en de persistente organische verontreinigende stoffen. De GEF wordt terzijde gestaan door drie uitvoeringsagentschappen: het UNDP, het UNEP en de Wereldbank. In 2005 werden 47 nieuwe GEF-projecten goedgekeurd. De GEF trok 264 miljoen USD uit en de Wereldbank verstrekte een aanvullende bijdrage van 571 miljoen USD. Sinds 2003 bedraagt de Belgische bijdrage aan de GEF 10.495.000 euro per jaar. Over de periode 2007-2011 zal de bijdrage van België jaarlijks 11.545.000 euro bedragen. Sanitaire voorzieningen en watervoorziening: De Wereldbank ging de verbintenis aan de MDG inzake sanitaire voorzieningen en watervoorziening te verwezenlijken. De bijstand van de Bank omvat vier sectoren: 1. uitbreiding van de diensten op het gebied van sanitaire voorzieningen en watervoorziening ten behoeve van de arme bevolkingen in de steden; 2. betere prestaties van de zijde van de operatoren; 3. meer duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen en watervoorziening in landelijke gebieden; 4. een beter waterbeheer. De portefeuille leningen inzake sanitaire voorzieningen en watervoorziening bedraagt meer dan 6 miljard USD. Na een terugval eind jaren 90, zijn de desbetreffende leningen toegenomen. De voorbije twee jaren keurde de Wereldbank per jaar ongeveer 1,5 miljard USD nieuwe leningen in de WSS-sector goed. De Wereldbank is tevens de grootste externe financier van de sector. Op het gebied van sanitaire voorzieningen, financiert België het Water Sanitation Program (1.200.000 euro voor de periode 2004-2006): dit programma verleent financiële steun voor de installatie van duurzame en gedecentraliseerde systemen voor de drinkwatervoorziening in plattelandsgebieden en de randstedelijke gebieden in de partnerlanden, met name de DRC en Rwanda. Partnerschap tussen de ontwikkelingsactoren MDG 8 Resultaatmeting De overeenkomst inzake de 14 e aanvulling van de middelen van de IDA (IDA14) maakt van de ontwikkelingsresultaten het kernthema van het actieprogramma van de IDA. Het resultaatmeetsysteem (Results Measurement System - RMS) dat in het leven werd geroepen heeft ten doel meer aandacht te besteden aan de resultaten op het gebied van ontwikkeling en de donors van de IDA te informeren in verband met de doelmatigheid van de door de IDA verstrekte hulp. Het RSM hanteert meer bepaald de aan de MDG getoetste indicatoren en de indicatoren die aan de eigen ontwikkelingsdoelstellingen van het partnerland worden getoetst. Opzet van het systeem is de vooruitgang op ontwikkelingsgebied op te volgen en de resultaten te linken aan de landenprogramma s en landenprojecten van de IDA. Zodoende kunnen de prestaties van de IDA en die van de partnerlanden beter worden geëvalueerd. 48

Voor de monitoring van de vooruitgang ten aanzien van de MDG's in het kader van het RMS, is een aangepaste statistische capaciteit een absolute vereiste. Door het verzamelen en het gebruik van de gegevens en het meten van de vooruitgang vervult de IDA via de Data Group van de Bank een sleutelrol bij de versterking van de statistische capaciteit in de landen. Hoewel de Belgische uitvoerend directeur bij de Wereldbank zich terdege bewust is van het nut van de resultaatmeting, heeft hij herhaaldelijk onder de aandacht van de donors gebracht dat absoluut werk moet worden gemaakt van de opbouw van de nodige capaciteit inzake resultaatmeting in de partnerlanden. Rapportage - Global Monitoring Report Sinds drie jaar publiceert de Wereldbank jaarlijks een Global Monitoring Report (GMR). Het rapport besteedt aandacht aan de manier waarop uitvoering wordt gegeven aan de beleidsmaatregelen en acties die de verwezenlijking van de MDG's ten doel hebben. Het GMR voorziet in een soort kader waarbinnen wordt gerapporteerd over de vooruitgang op het stuk van het internationale ontwikkelingsbeleid en waarvoor de MDG's als maatstaf worden gehanteerd. Met de GMR komen de Wereldbank en het IMF tegemoet aan de vraag van het Ontwikkelingscomité van september 2002 aan ontwikkelingslanden, ontwikkelde landen en multilaterale agentschappen om concreet strategieën en partnerschappen uit te werken met het oog op de verwezenlijking van de MDG's. Daarnaast moet worden voorzien in een kader om de vooruitgang terzake te meten, onverminderd de rol die de Verenigde Naties is toebedeeld. In 2003 werd dan ook een kader goedgekeurd voor een volledige jaarlijkse rapportage bij het Ontwikkelingscomité. Het GMR rapporteert niet alleen over de MDG's, maar buigt zich daarnaast elk jaar over een specifiek thema. Tot nog toe verschenen er drie GMR's: het laatste GMR, dat in april 2006 is verschenen, besteedde aandacht aan governance. De Belgische uitvoerend directeur wijst voortdurend op het belang van een monitoring inzake de wederzijdse verantwoordelijkheid van de sleutelactoren van ontwikkeling (donors, begunstigden en internationale financiële instellingen). 2.2. Voorbeelden van standpunten die België bij de Wereldbank verdedigd heeft De Belgische uitvoerend directeur stelde dat de HIPC-landen te allen prijze ernstig werk moeten maken van hervormingen die leiden tot een meer duurzame economische groei en tot armoedebestrijding. Ook wees hij erop dat een degelijk financieel beheer van het grootste belang is om de budgettaire steun en de budgettaire middelen die door de armoedebestrijding zijn vrijgekomen, aan te wenden ten gunste van de armen teneinde de MDG's te verwezenlijken. Hierop wordt dan permanent toezicht uitgeoefend aan de hand van de evaluaties van de overheidsuitgaven en de financiële verantwoordelijkheid. Het MDRI-initiatief werd gunstig onthaald door de Belgische uitvoerend directeur, die evenwel duidelijk stelde door welke beginselen het initiatief moet worden geschraagd. Voor de hulpontvangende landen zijn deze beginselen: transparantie, evenwicht en de scheiding der machten (checks and balances) en verantwoordelijkheid. Wat de donorlanden betreft, 49

omvatten deze beginselen de compensatie van de schuldvermindering. In het verlengde hiervan uitte de uitvoerend directeur zijn bezorgdheid over de financiële en operationele duurzaamheid van de IDA en over de gehele financiering ervan. Het is immers zo dat de donors nog niet de vaste verbintenis zijn aangegaan alle kosten te dekken die het MDRI in 40 jaar tijd met zich zal brengen. De mogelijkheid voor de landen waaraan leningen worden toegekend om nieuwe schulden aan te gaan, zal als gevolg van de volledige schuldkwijting drastisch worden gewijzigd. Het is dan ook zaak nauwlettend toe te zien op de bedragen en de voorwaarden van de nieuwe leningen die deze landen aangaan en uit te kijken voor (commerciële) free-riders. 2.3. Belgische financiële bijdragen aan de Wereldbank De financiële bijdragen van België aan de Wereldbank zijn tweeërlei: enerzijds, de verplichte en regelmatige bijdragen aan de instanties van de Wereldbankgroep 14 en, anderzijds, de vrijwillige bijdragen aan een aantal programma s van de Wereldbank. Voor België maakt het niet uit of het verplichte dan wel vrijwillige bijdragen betreft, zaak is dat ze worden aangewend om de MDG's te helpen verwezenlijken. Het grootste deel van de verplichte bijdragen gaat naar de IDA, het concessioneel orgaan van de Bank dat 1,6% van zijn middelen van België ontvangt. Deze middelen worden als concessionele leningen of schenkingen aan de armste landen toegekend. België checkt nauwgezet of de leningen of schenkingen die door de Raad van Bestuur van de Wereldbank worden toegekend, daadwerkelijk bijdragen tot de Millenniumdoelstellingen. Met name wanneer het gaat om de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, zien de Belgische vertegenwoordigers binnen de Raad van Bestuur en de samenwerkingsattachés in Washington en in de concentratielanden, erop toe dat de MDG's naar behoren worden meegewogen wanneer nieuwe projecten of programma s van de IDA ten gunste van deze landen, moeten worden goedgekeurd. Naast de verplichte regelmatige bijdragen betaalt België een bijdrage voor een aantal specifieke programma s die worden gefinancierd door Ontwikkelingssamenwerking en beheerd door de Wereldbank. Een aantal van deze bijdragen zijn rechtstreeks gekoppeld aan het verwezenlijken van de MDG's. Een geheel van trust funds die werden opgericht voor een welomlijnd domein en die een aanvulling vormen op de algemene middelen, worden ook beheerd door de IDA. In de drie laatste jaar werden de activiteiten van een aantal programma s medegefinancierd door DGOS, met name: - het Belgian Poverty Reduction partnership Program (BPRP): MDG 1 betreffende de bestrijding van armoede en honger; - de Fast Track Initiatie Education for All MDG 2 betreffende onderwijs; - het World Bank Institute (WBI): via welk België een studie financiert naar de impact van de macro-economische verplichtingen op de tenlasteneming van hiv/aids in Afrika MDG 6 betreffende de strijd tegen hiv/aids en andere ziektes. - het Water and Sanitation Program (WSP) MDG 7 betreffende het milieu. - het Multi Country Demobilization and Rehabilitation Program (MDRP): dit programma wordt gezamenlijk beheerd door de Wereldbank en het UNDP en het behelst de demobilisatie en de sociale reïntegratie van voormalige strijders (en hun gezinnen) in het Gebied van de Grote Meren. 14 Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBRD-IBHO), Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA-IOA), Internationale Financieringsmaatschappij (IFC), Multilateraal Agentschap voor Investeringsgarantie (MAIG): componenten van de Wereldbank Groep. 50

Samen met de Belgische vertegenwoordigers bij de Raad van Bestuur van de Wereldbank, verzekeren de attachés voor Ontwikkelingssamenwerking de follow-up van de Belgische vrijwillige bijdragen aan de initiatieven en trust funds van de Bank. Op jaarlijkse overlegvergaderingen worden ten behoeve van de Wereldbank en de Belgische autoriteiten richtlijnen vastgelegd inzake de planning en de toekenning van middelen aan de trust funds voor het volgende jaar. Tabel 19. Bijdragen van DGOS aan de Wereldbank Wereldbank (x EURO) 2000 2001 2002 2003 2004 2005 multilaterale en Europese programma's (D4) verplichte bijdragen vrijwillige bijdragen algemene bijdragen toegewezen bijdragen 61.861.167 64.587.997 61.142.275 12.214.190 81.666.667 152.333.333 54.920.149 54.920.150 54.920.150-74.166.667 148.333.333 6.941.019 9.667.847 6.222.125 12.214.190 7.500.000 4.000.000 - - - - - - 6.941.019 9.667.847 6.222.125 12.214.190 7.500.000 4.000.000 Afrika Belgian Poverty Reduction Partnership (BPRP) 1.000.000 2.000.000 Afrika Multilaterale Technische bijstand. 200.000 Afrika World Bank Institute - WBI 600.000 wereldwijd bijdrage HIPC 4.500.000 wereldwijd Education for All Fast Track Initiative (FTI). 1.000.000 1.000.000 wereldwijd Water and Sanitation Programme (WSP). 400.000 400.000 wereldwijd ABCDE Conference. 400.000 speciale programma's (D2) 1.115.521 - - - - - Noot: in 2005 betaalde België de nog verschuldigde jaarlijkse schijven in het kader van de wedersamenstelling van de middelen van de IDA. Het in 2003 te betalen bedrag van 74.166.667 euro, werd in 2005 gestort. 51

3. Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties - UNDP Het UNDP kreeg van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de opdracht werk te maken van de verwezenlijking van de MDG's. Deze nemen dan ook een grote plaats in in het mandaat en de strategie van het UNDP. De rol van het UNDP bij de verwezenlijking van de MDG's situeert zich op 3 niveaus: 1. politiek. Het is het UNDP dat de MDG-agenda op internationaal niveau en op het niveau van de landen voert. 2. Het UNDP heeft eveneens een mandaat voor een aantal welbepaalde MDG's: bestrijding van de armoede (MDG 1), hiv/aids (MDG 6) en milieu (MDG 7). In het kader hiervan spitst het UNDP zijn werkzaamheden toe op de strategieën en op de opbouw van de bestuurscapaciteit. 3. Het UNDP heeft ook een mandaat om ervoor te zorgen dat de basisvoorwaarden voor de verwezenlijking van de MDG's vervuld zijn. Het zijn net punten zoals democratisch bestuur, conflictpreventie en de wederopbouw van de maatschappij die ervoor zorgen dat op de verschillende terreinen vooruitgang wordt geboekt. In het kader van de Top van 2005, toonde het UNDP andermaal zijn leadership inzake het nastreven van de MDG's: - De millenniumcampagne die het UNDP voerde had tot gevolg dat de MDG's in Noord en Zuid als wezenlijke doelstellingen worden beschouwd. - Het werk van het millenniumproject (onder leiding van professor Sachs) verschaft een wetenschappelijke grondslag om meer en doelmatiger hulp af te dwingen. - De MDG-voortgangsrapporten (follow-up van de voortgang op internationaal, regionaal en nationaal niveau) worden erkend als instrumenten aan de hand waarvan politiek verantwoordelijken in Noord en Zuid rekenschap kan worden gevraagd over de bereikte resultaten. Te dien einde maakte het UNDP in samenwerking met UNICEF een statistisch programma dat de gegevens op inzichtelijke wijze weergeeft en door middel waarvan aan de hand van losstaande gegevens kan worden bepaald welke bevolkingsgroepen arm zijn. De Top 2005 besloot onder meer dat de ontwikkelingsstrategieën (met name de PRSP) moesten worden bijgestuurd om beter te worden afgestemd op de verwezenlijking van de MDG's. Voor het UNDP is dat een van de belangrijkste opdrachten in de toekomst. 3.1. Het UNDP en de verwezenlijking van de MDG's De tabel hieronder geeft een overzicht van de becijferde bijdrage van het UNDP aan de verwezenlijking van een aantal ontwikkelingsdoelstellingen. Het UNDP besteedt niet alleen aandacht aan de sectorale of thematische dimensie van de MDG's, maar het heeft ook oog voor punten zoals goed bestuur en wederopbouw. 52

Tabel 20. Programma van de uitgaven van het UNDP naar practice en service line 2004 en 2005 Programme Expenditure for 2004 - (USD millions) Programme Expenditure for 2005 - (USD millions) 1. Achieving MDGs and Reducing human poverty SL1.1 MDG country reporting and poverty monitoring 79 145 SL1.2 Pro-poor policy reform to achieve MDG targets 206 107 SL1.3 Local poverty initiatives, including microfinance 143 361 SL1.4 Globalization benefiting the poor 17 33 SL1.5 Private sector development 13 8 SL1.6 Gender mainstreaming 8 14 SL1.7 Civil Society empowerment 20 60 SL1.8 Making ICT work for the poor 32 33 SL1.9 Outcome Outside Service Lines 0.2 1 Subtotal 5 21 762 2. Fostering Democratic Governance SL2.1 Fostering democratic governance 43 102 SL2.2 Parliamentary development 20 32 SL2.3 Electoral systems and processes 25 364 SL2.4 Justice and human rights 70 86 SL2.5 E-governance and access to information 16.9 19 SL2.6 Decentralization, local governance and urban/rural 227 development 305 SL2.7 Public administration reform and anti-corruption 444 494 SL2.8 Outcome Outside Service Lines 1.7 1 Subtotal 1050 1403 3. Energy and environment for sustainable development SL3.1 Frameworks and strategies for sustainable 65 development 95 SL3.2 Effective water governance 21 36 SL3.3 Access to sustainable energy services 54 56 SL3.4 Sustainable land management to combat 13 desertification and land degradation 19 SL3.5 Conservation and sustainable use of biodiversity 79 92 SL3.6 National policy and planning to control emissions 25 of ozone-depleting substances 29 Subtotal 260 327 4. Crisis Prevention and Recovery SL4.1 Conflict prevention and peace-building 40 70 SL4.2 Recovery 139 97 SL4.3 Small arms reduction, disarmament and 15 demobilization 26 SL4.4 Mine action 32 30 SL4.5 Natural disaster reduction 27 53 SL4.6 Special initiatives for countries in transition 123 110 Subtotal 379 386 5. Responding to HIV/AIDS SL5.1 HIV/AIDS and Human Development 34 66 SL5.2 Governance of HIV/AIDS Responses 84 73 SL5.3 HIV/AIDS, Human Rights and Gender 29 22 Subtotal 148 160 Total 2360 3038 53

3.1.1. Het UNDP en armoedebestrijding (MDG 1) Het UNDP werkt samen met de autoriteiten van de ontwikkelingslanden om beleidsmaatregelen en initiatieven uit te stippelen en uit te voeren die aan de noden van de armen tegemoetkomen. Het UNDP helpt de landen de grondslag te leggen voor een economische groei ten gunste van de armen en steunt de inspanningen inzake het verwerven van de theoretische en praktische kennis en van de middelen die een duurzame vooruitgang op het stuk van armoedebestrijding kunnen bewerkstelligen. Handel is mogelijkerwijze een van de meest doeltreffende aandrijfkrachten van economische groei. Via het Geïntegreerd kader voor handelsgerelateerde technische bijstand zet het UNDP zich in om de landen te helpen op meer daadkrachtige wijze deel te hebben aan het multilaterale handelssysteem. 3.1.2. Het UNDP en de strijd tegen hiv/aids (MDG 6) Als ontwikkelingspartner en medefinancier van UNAIDS, het gemeenschappelijke hiv/aidsprogramma van de Verenigde Naties, zijn de inspanningen van het UNDP erop gericht de verspreiding van het virus tegen te houden en de impact van de ziekte te beperken. Het UNDP helpt de landen hiv/aids in te passen in hun nationale armoedebestrijdingsstrategieën, bevordert de tenuitvoerlegging van gecoördineerde en efficiënte middelen ter bestrijding van de pandemie en draagt bij tot de opbouw van de capaciteit in de landen om de rechten van mensen met hiv/aids te beschermen. Een van de belangrijkste bronnen waaruit kan worden geput voor de groots opgezette hiv/aidsprogramma s, preventie-, behandelings- en verzorgingsprogramma s, is het Global Fonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Gewapend met een uitgebreide ervaring inzake het beheer van fondsen en op het stuk van aankopen, geeft het UNDP uitvoering aan projecten die in 26 landen wereldwijd door het Global Fonds worden gefinancierd. Figuur 5. Het UNDP voert op alle fronten strijd tegen hiv/aids. De voor dit doel in 2005 gedane uitgaven werden besteed aan de opleiding leadership, aan inspanningen ten gunste van verandering en het uitstippelen van beleidslijnen. Bron: UNDP, jaarverslag 2006 54